NL7905522A - Werkwijze en inrichting voor het positioneren van een eerste onderdeel ten opzichte van een tweede onderdeel. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het positioneren van een eerste onderdeel ten opzichte van een tweede onderdeel. Download PDF

Info

Publication number
NL7905522A
NL7905522A NL7905522A NL7905522A NL7905522A NL 7905522 A NL7905522 A NL 7905522A NL 7905522 A NL7905522 A NL 7905522A NL 7905522 A NL7905522 A NL 7905522A NL 7905522 A NL7905522 A NL 7905522A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
component
guide element
attached
alignment
piston
Prior art date
Application number
NL7905522A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Nl Industries Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nl Industries Inc filed Critical Nl Industries Inc
Publication of NL7905522A publication Critical patent/NL7905522A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B41/00Equipment or details not covered by groups E21B15/00 - E21B40/00
    • E21B41/0007Equipment or details not covered by groups E21B15/00 - E21B40/00 for underwater installations
    • E21B41/0014Underwater well locating or reentry systems
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B33/00Sealing or packing boreholes or wells
    • E21B33/02Surface sealing or packing
    • E21B33/03Well heads; Setting-up thereof
    • E21B33/035Well heads; Setting-up thereof specially adapted for underwater installations
    • E21B33/038Connectors used on well heads, e.g. for connecting blow-out preventer and riser
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L1/00Laying or reclaiming pipes; Repairing or joining pipes on or under water
    • F16L1/26Repairing or joining pipes on or under water
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L37/00Couplings of the quick-acting type
    • F16L37/002Couplings of the quick-acting type which can be controlled at a distance
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T29/00Metal working
    • Y10T29/49Method of mechanical manufacture
    • Y10T29/49826Assembling or joining
    • Y10T29/49895Associating parts by use of aligning means [e.g., use of a drift pin or a "fixture"]
    • Y10T29/49899Associating parts by use of aligning means [e.g., use of a drift pin or a "fixture"] by multiple cooperating aligning means
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T29/00Metal working
    • Y10T29/53Means to assemble or disassemble
    • Y10T29/53657Means to assemble or disassemble to apply or remove a resilient article [e.g., tube, sleeve, etc.]
    • Y10T29/53665Well protector to sucker rod

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Automatic Assembly (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Jigs For Machine Tools (AREA)
  • Actuator (AREA)

Description

Λ - 1 - Ν.Ο. 28011 NL Industries, Inc·, te New York Ν·Υ·, Ver, St.v. Amerika·
Werkwijze en inrichting voor het positioneren van een eerste onderdeel ten opzichte van een tweede onderdeel·
De uitvinding heeft betrekking op een werk- ; wijze en een inrichting voor het positioneren van een eerste onderdeel ten opzichte van een corresponderend 5 tweede onderdeel van een inrichting en voor het aansluiten van deze onderdelen· t i
Veelvuldig moeten industrieele en andere j handelingen uitgevoerd worden op afgelegen plaatsen of in een vijandige omgeving· Veel projecten op het gebied van 10 de minerale exploratie en produktie worden bijvoorbeeld uitgevoerd op een aanzienlijke diepte onder de waterspiegel.
Bij dergelijke operaties is het soms noodzakelijk om bij elkaar behorende delen van een inrichting op deze afgelegen plaatsen los te koppelen respectievelijk aan elkaar 15 vast te maken. Op het terrein van de olieproduktie bijvoorbeeld kan op de zeebodem een eruptie-afsluiter aan-gebracht zijn. In het algemeen wordt een beweegbare aan-sluiteenheid gekoppeld met de reuptie-afsluiter voor het afdichten van de bron onder bepaalde omstandigheden· ïïy- 20 draulische leidingen en andere soorten leidingen verbinden de beweegbare aansluiteenheid met aan de oppervlakte aanwezige apparatuur behorend bij de bron. In sommige omstandigheden is het echter noodzakelijk om de oppervlakte-apparatuur los te koppelen van de eruptie-afsluiter. Indien 25 er bijvoorbeeld een storm opsteekt dan kan het nodig zijn om de betreffende apparatuur los te koppelen om beschadi_ ging in de verbinding tussen de onderzeese delen en de bovenzeese delen van de inrichting te voorkomen· Het is dan ook bij dergelijke inrichtingen gebruikelijk om middelen 30 7905522 -I- % 2 aan te brengen voor bet loskoppelen van de beweegbare aansluiteenheid van de eruptie-afsluiter. Ook in andere industrieën doen zich dergelijke situaties voor waarbij beschadigingsgevaar op afgelegen plaatsen ontstaat en bet noodzakelijk is om delen van een inrichting los te 5 koppelen respectievelijk vast te maken.
Op een later tijdstip zal bet dan weer nood-zaMjjk zijn de apparatuur te koppelen en daarbij is bet van wezenlijk belang dat de te koppelen componenten zorgvuldig worden uitgelijnd voprdat de componenten contact met el- ΊΟ kaar. maken. Bij misuitlijning kan bet gebeuren dat de verbindingen tussen de betreffende delen van de inrichting niet op de juiste wijze worden gekoppeld. In bet geval van een eruptie-afsluiter en een beweegbare aansluiteenheid bijvoorbeeld moet een aantal hydraulische leidingen tussen 15 de betreffende componenten worden gekoppeld. Verder kan bet gewicht van de te koppelen onderdelen een aanzienlijke beschadiging van de componenten opleveren indien er geen juiste uitlijning wordt bereikt voordat de gescheiden componenten met elkaar in contact worden gebracht. 20
Het is vaak moeilijk of niet wenselijk om personeel op de betreffende afgelegen plaatsen in te zetten teneinde met. de hand de genoemde componenten ten opzichte van elkaar uit te lijnen en met elkaar te verbinden.
Het is derhalve noodzakelijk om de een of andere vorm van 25 automatische en op afstand plaats vindende uitlijning en verbinding van de component te realiseren. Er zijn reeds diverse vormen van dergelijke middelen voor het automatisch uitlijnen en koppelen bekend. In de tak van industrie die zich bezig houdt met de onderzeese olieproduktie bijvoor- 30 beeld wordt veelal een combinatie van sonar- en televisie-stelsels gebruikt teneinde bij benadering de afzonderlijke componenten ten opzichte van elkaar te positioneren. Bij deze techniek worden een televisie camera en een sonar-zender gemonteerd op een van de te koppelen inrichtings- 35 componenten, bijvoorbeeld op de eruptie-afsluiter, waarmee 790 55 22 3 # Λ signalen worden uitgezonden naar de oppervlakte waar operateurs de aan te sluiten onderdelen, zoals bijvoorbeeld een pijpstreng, kunnen manipuleren teneinde de nog niet gekoppelde componenten te positioneren ten opzichte van de bijbehorende onderzeese component, in dit geval de 5 eruptie-afsluiter.
Sodra de afzonderlijke componenten op deze wijze bij benadering zijn uitgelijnd wordt een centreerpen-of -conus of een voor een overeenkomstige functie bestemd orgaan dat gemonteerd is op een van de componenten in 10 contact gebracht met een gedeelte van de tweede component dat bestemd is voor ontvangst van dit orgaan, waardoor een axiale uitlijning van de twee componenten wordt bereikt. Nadat deze axiale uitlijning echter tot stand is gekomen moeten de componenten vaak nog worden geroteerd 15 om de juiste rotationele oriëntatie van de ene component ten opzichte van de andere te verkrijgen zodanig dat de componenten op de juiste wijze met elkaar kunnen worden gekoppeld.
In een bekende inrichting wordt deze rota- 20 tionele uitlijning verkregen met behulp van een orgaan dat bekend staat onder de benaming grendelstootkop. In deze techniek wordt een vertikale groef aangebracht in een. cylindrisch element dat bevestigd is aan een van de componenten van de inrichting, terwijl de tweede component 25 van de inrichting voorzien is van een corresponderende onder veerspanning staand sleutelorgaan. Na de initiële uitlijning men behulp van sonar en televisie waarmee een uitlijning in axiale richting wordt verkregen wordt de te koppelen component, zoals bijvoorbeeld de beweegbare aan- 30 sluiteenheid, geroteerd rond de vertikale as door het roteren van de aangesloten inrichting, zoals bijvoorbeeld een pijpstreng, aan het oppervlak. Wanneer de onder veerspanning staande sleutel de aangebrachte groef ontmoet dan springt de sleutel in de groef en is de eerste compo- 35 nent, bijvoorbeeld de beweegbare aansluiteenheid, ten op- 790 5 5 22 4 zichte van de tweede, bijvoorbeeld de eruptie-afsluiter, in rotationele zin uitgelijnd. De componenten kunnen dan naar elkaar toe worden bewogen zodanig dat de hydraulische en andere verbindingen tussen de twee componenten tot stand kunnen komen. In een andere soortgelijke inrichting 5 wordt, nadat de eerste en tweede componenten in axiale zin uit gelijnd zijn de bovenste component opnieuw geroteerd door het roteren van de daarop aangesloten onderdelen aan het oppervlak. Een onder veerspanning staande pen is aangebracht aan een van de componenten. Wanneer de compo- 10 nenten hun juiste rotationele uitlijnstand hebben bereikt dan valt de onder veerspanning staande pen in een corresponderende opening aangebracht in de tweede component waardoor de twee componenten in de juiste rotationele positie worden vergrendeld. 15 Iét de in het bovenstaande beschreven inrichtingen is het mogelijk om de gewenste axiale en rotationele uitlijning te realiseren tussen twee bij elkaar behorende en met elkaar te koppelen onderdelen van een inrichting. Deze bekende inrichtingen hebben echter een aan- 20 tal nadelen. Toor het bedrijf van de betreffende inrichtingen is bijvoorbeeld een rotatie van de bijbehorende onderdelen, zoals een pypstreng, aan het oppervlak op het zeeniveau boven de eruptie-afsluiter noodzakelijk waardoor voorzieningen moeten worden getroffen om deze be- 25 treffende apparatuur op de genoemde wijze te kunnen roteren terwijl verder aan de oppervlakte vermogen leverende middelen aanwezig moeten zijn om de rotationele kracht te leveren. Omdat hierbij een aanzienlijke hoeveelheid apparatuur geroteerd moet worden kunnen de kosten nodig voor 30 het realiseren van dit stelsel aanzienlijk zijn. Het verdient derhalve de voorkeur om een stelsel te verschaffen voor het uitlijnen en koppelen van de genoemde componenten waarbij geen rotatie van de inrichting aan het oppervlak noodzakelijk is en waarmee een automatische rotationele 35 uitlijning wordt verkregen zonder dat er vermogen leverende 790 5 5 22 4 5 middelen aan het oppervlak noodzakelijk zijn. In het bijzonder verdient de voorkeur een inrichting waarin gebruik wordt gemaakt van de zwaartekracht voor het realiseren van de rotationele uitlijnfunctie.
De uitvinding heeft nu ten doel een nieuwe 5 en verbeterde inrichting en werkwijze te verschaffen voor het automatisch uitlijnen van een eerste component van een inrichting ten opzichte van een corresponderende tweede component van deze inrichting.
Verder heeft de uitvinding ten doel een 10 dergelijke uitlijninrichting en -werkwijze te verschaffen welke eveneens kan worden gebruikt voor het koppelen en ontkoppelen van de ene component ten opzichte van de ander waarbij beschadiging of hechting van de componenten wordt voorkomen. 15
Verder heeft de uitvinding ten doel een werkwijze en inrichting te verschaffen voor het uitlijnen van twee componenten ten opzichte van elkaar waarbij een coaxiale uitlijning en rotationele uitlijning ten opzichte van een longitudinale as van de componenten wordt gerea- 20 liseerd.
revens heeft de uitvinding ten do.el een uitlijninrichting- en werkwijze te verschaffen waarin gebruik wordt gemaakt van de zwaartekracht voor het bereiken van de uitlijning van de componenten en de koppeling 25 ervan.
Aan deze doelstelling wordt bij een uitlijninrichting voor het positioneren van een eerste component ten opzichte van een tweede component volgens de uit. vinding voldaan doordat een eerste cylindrisch geleidings- 30 element en een tweede cylindrisch geleidingselement worden toegepast. Het eerste cylindrische geleidingselement is bevestigd aan de eerste component en definieert aan een uiteinde ervan een eerste oppervlak zodanig dat de omtrekshoek tussen het oppervlak en de longitudinale as 35 van het eerste geleidingselement constant is. Hev tweede 7905522 6 6 geleidingselement is gemonteerd aan de tweede component en definieert aan een uiteinde het tweede oppervlak dat in hoofdzaak identiek is aan het genoemde eerste oppervlak. Wanneer de geleidingselementen axiaal zijn uitgelijnd en er een longitudinale kracht wordt uitgeoefend 5 teneinde de eerste en tweede oppervlakken naar elkaar toe te bewegen dan resulteert dit in een rotationeel moment dat uitgeoefend wordt op het eerste geleidingselement ten opzichte van het tweede geleidingselement waardoor de eerste component ten opzichte van de tweede component zal 10 roteren naar een vooaf bepaalde rotationele positie.
In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de omtrekshoek tussen het eerste oppervlak en de longitudinale as van het eerste geleidingselement zodanig klein gemaakt dat de aantrekkingskracht van de aar- 15 de voldoende is om de eerste en tweede oppervlakken samen te brengen en een voldoende rotationeel moment op te leveren om het eerste geleidingselement ten opzichte van het tweede geleidingselement te doen roteren wanneer de longitudinale as van het eerste geleidingselement in 20 hoofdzaak vertikaal staat.
In een verdere uitvoeringsvorm is een uitlijnelement bevestigd aan het tweede geleidingselement en voorzien van een uitstekend gedeelte bestemd voor ontvangst van het eerste geleidingselement zodanig dat de 25 axiale uitlijning van de eerste en tweede geleidings elementen mogelijk is vooafgaand aan het uitvoeren van de rotationele uitlijning.
In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het uitlijnelement gemonteerd binnen het tweede 30 geleidingselement en steekt naar buiten door het tweede oppervlak waarbij het uitstekende gedeelte van het uitlij-hingselement bestemd is om te verlopen door het eerste oppervlak en te worden ontvangen door het eerste geleidingselement. In een alternatief uitvoeringsvorm van het gelei- 55 dingselement is het element voorzien van een geleidings- 790 5 5 22 7 * huls die bevestigd is aan de buitenzijde van het tweede geleidingselement en die rond en voorbij het tweede oppervlak uitsteekt waarbij het uitstekende gedeelte van de huls bestemd is voor ontvangst van een aan het eerste ge-leidingselement bevestigde structuur waardoor een axiale 5 uitlijning van de geleidingselementen tot stand komt en een bescherming wordt geboden voor de oppervlakken van de geleidings elementen.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een uitlijn- en koppelinrichting verschaft 10 voor het positioneren en koppelen van een eerste component met een tweede component, voorzien van een onderste cylindrisch geleidingselement dat bevestigd is aan de eerste component, welk onderste geleidingselement voorzien is aan zijn bovenuiteinde van zijn onderste schroeflijn- 15 vormig oppervlak opgebouwd uit een half rechts schroeflijnvormig verlopend oppervlak en een half links schroeflijnvormig verlopend oppervlak. Een bovenste cylindrisch geleidingselement is aan zijn andere uiteinde voorzien van een bovenste schroeflijnvormig oppervlak dat in hoofdzaak 20 identiek is uitgevoerd als het onderste schroeflijnvormig oppervlak. Een axiaal uitlijnelement is bevestigd aan en steekt uit vanaf het onderste geleidingselement en is bestemd om samen te werken met het bovenste geleidingselement dusdanig dat de bo-venste en onderste geleidingselementen 25 worden uitgelijnd. Een cylinder is bevestigd aan de tweede component terwijl een zuiger bevestigd is aan het bovenste geleidingselement en verplaatsbaar gepositioneerd is binnen de cylinder en bestemd is om inwaarts of uitwaarts te bewegen afhankelijk van het selectief genereren van een 30 fluïdumdruk in de cylinder. Op deze wijze kan het verbinden van de eerste en tweede component worden bestuurd.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm wordt een uitlyninrichting verschaft voor het positioneren van een eerste component ten opzichte van een tweede compo_ 35 nent voorzien van een onderste cylindrisch geleidings- 790 5 5 22 * 8-.
c element bevestigd aan de eerste component en aan zijn bovenuiteinde voorzien van een onderste schroeflijnvormig oppervlak opgebouwd uit een half rechts schoeflijnvormig oppervlak en een half links schroeflijnvormig oppervlak.
Een bovenste cylindrisch geleidingselement is bevestigd 5 aan de tweede component en bezit aan zijn onderste uiteinde een bovenste schroeflijnvormig oppervlak dat in hoofd zaak identiek is aan het onderste schroeflijnvormig oppervlak. Een cylinder is bevestigd aan de tweede component en een zuiger is beweegbaar gemonteerd in de cylinder en 10 kan inwaarts of uitwaarts bewegen afhankelijk van het selec tief aanbieden van een fluïdumdruk in de cylinder. De zuiger is verder bestemd om samen te werken met het onderste geleidingselement en daardoor de bovenste en onderste geleidingselementen axiaal uit te lijnen* 15
Een werkwijze volgens de uitvinding voor het positioneren van de eerste component ten opzichte van de tweede component bevat het bevestigen van een eerste cy-lindriscn geleidingselement gan de eerste component, welk geleidingselement aan een uiteinde een eerste schroef- 20 lijnvormig oppervlak bezit 2) het bevestigen van een tweede cylindrisch geleidingselement aan de tweede component, welk geleidingselement aan een uiteinde een tweede schroeflijnvormig oppervlak in hoofdzaak identiek aan het eerste schroeflijnvormig 25 oppervlak bezit, 3) het longitudinaal uitlijnen van het eerste geleidingselement ten opzichte van het tweede geleidingselement, en 4) het uitoefenen van een kracht in longitudinale richting teneinde ervoor te zorgen dat de eerste en tweede 30 oppervlakken met elkaar in contact komen en ten opzichte van elkaar roteren totdat de eerste en tweede oppervlakken volledig op elkaar aansluiten waarbij de eerste component ten opzichte van de tweede component uitgelijnd is.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm bevat de 35 werkwijze volgens de uitvinding de volgende stappen: 7905522 Λ 9 1) het bevestigen van een eerste cylindrisch geleidings-element aan de eerste component, welk geleidingselement aan een uiteinde voorzien is van een eerste schroef lijnvormig oppervlak, 2) het verplaatsbaar aanbrengen van een tweede cylindrisch 5 geleidingselement aan de tweede component, welk geleidings element aan een uiteinde een tweede schroef lijn vormig opper vlak bevat in hoofdzaak identiek aan het eerste schroeflijnvormige oppervlak, 3) het longitudinaal uitlijnen van het eerste geleidings- 10 element ten opzichte van het tweede geleidingselement, 4) het uitoefenen van een kracht in longitudinale richting zodanig dat het eerste oppervlak in contact komt met het tweede oppervlak en de oppervlakken ten opzichte van elkaar roteren totdat de oppervlakken elkaar volledig raken 15 waarby de eerste component ten opzichte van de tweede component uitgelijnd is en 5) het terugtrekken van heo tweede geleidingselement waar door de eerste component wordt gekoppeld met de tweede component. 20
In het bovenstaande zijn slechts voorbeelden van de belangrijkste kenmerken van de uitvinding opgesomd als basis voor de in het onderstaande gegeven gedetailleer de. beschrijving van uitvoeringsvorme$an de uitvinding.
Verdere kenmerken van de uitvinding, die in het onder- 25 staande nog tex- sprake zullen komen, zijn neergelegd in de volgconclusies.
Verdere doelstellingen, kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen in het volgende duidelijk worden aan de hand van een gedetailleerde beschrijving van 30 een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan die wordt beschreven aan de hand van de begeleidende figuren waarbij overeenkomstige referentie-aanduidingen in de verschillende figuren alaan op overeenkomstige elementeu.
figuur 1 toont een gedeeltelijk opengewerkt 35 zijaanzicht ter illustratie van een uitvoeringsvorm van de 790 55 22 - * « 10 uitvinding toegepast toy twee corresponderende, met elkaar te koppelen componenten van een inrichting.
Figuur 2 toont een gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
De figuren 3-7 illustreren in zijaanzicht 5 de configuratie van de uitvinding volgens figuur 2 met een schematische weergave van de met elkaar te koppelen componenten tijdens diverse stappen in de uitlijn- en koppe-lingsoperatie.
Figuur 8 illustreert een zijaanzicht van een 10 andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 9 toont een zijaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de pitvinding wordt toegepast 15 in een bepaalde omgeving. In figuur 1 ifeÈet referentie-cijfer 10 in zijn algemeenheid een eruptie-afsluiter aangeduid, die zich bevindt op de (niet getoonde) zeebodem.
Een beweegbare aansluiteenheid 12 is geïllustreerd boven de eruptie-afsluiter 10 en in positie teneinde te worden 20 uitgelijnd en gekoppeld met de eruptie-afsluiter. De beweegbare aansluiteenheid wordt over het algemeen vanaf het oppervlak naar deze positie gebracht met behulp van sonar- en televisiehulpmiddelen gemonteerd op de eenheid.
De diverse delen van de uitljjninrichting 25 volgens de uitvinding zijn bevestigd aan de eruptie-afsluiter 10 en de beweegbare aansluiteenheid 12. He componenten van de uitlijninrichting zyn bevestigd aan de betreffende delen voordat de eruptie-afsluiter werd geïnstalleerd en zijn verder zodanig gepositioneerd dat aan het einde van 30 de uitlijnprocedure de eruptie-afsluiter 1o en de beweegbare aansluiteenheid 12 op de juiste wijze zijn gepositioneerd en met elkaar zijn gekoppeld. Een onderste cylindrisch geleidingselement 14 dat voorzien is aan zijn bovenuiteinde van een onderste schroeflijnvormig oppervlak 16 is 35 bevestigd aan de eruptie-afsluiter 10. Het bovenste 790 5 5 22 ¢- 11 *· cylindrisch geleidingselement 18, dat aan het andere uiteinde voorzien is van een bovenste schroef lijnvormig oppervlak 20 is bevestigd aan de beweegbare aansluiteenheid 12.
£en zuiger 22 is verschuifbaar gepositioneerd binnen een cylinder 24, welke cylinder stevig bevestigd is aan de 5 beweegbare aansluiteenheid 12. Aan het onderuiteinde van de zuiger 22 bevindt zich een geleidingshuls 26. Tijdens het neerlaten van de beweegbare aansluiteenheid 12 in de richting van de eruptie-afsluiter 10, waarbij de zuiger 22 door bediening van geschikte (niet getoonde) hydrau- 10 lische middelen uitsteekt buiten de cylinder 24, verschaft de geleidingshuls 26 een geschikt middel voor het axiaal uitlijnen van de eruptie-af sluiter en de beweegbare aansluiteenheid. Nadat de geleidingshuls 26 zich op zijn plaats bevindt op de eruptie-afsluiter 10 worden de hydrau- 15 lische middelen geactueerd waardoor de zuiger 22 wordt teruggetrokken zodat het gewicht van de aansluiteenheid 12 ervoor zorgt dat het bovenste schroeflijnvormige oppervlak 20 van het bovenste cylindrische geleidingselement 18 in contact komt met het onderste schroeflijnvormig 20 oppervlak 16 van het onderste cylindrische geleidingselement 14. Zodra de bovenste en onderste oppervlakken met elkaar in «ontact komen zorgt de op het schuin verlopende contactpunt inwerkende zwaartekracht voor een rotatie-moment dat bij stilstaande eruptie-afsluiter 10 wordt uit- 25 geoefend op de beweegbare aansluiteenheid 12. Dit rotatie-moment zorgt ervoor dat de beweegbare aansluiteenheid 12 roteert totdat de aansluiteenheid op de juiste wijze rota-tioneel ten opzichte van de eruptie-afsluiter 10 is uitgelijnd, zoals tevoren is bepaald door de oriëntatie van 30 de geleidingselementen 14 en 18 op de eruptie-afsluiter 10 respectievelijk de beweegbare aansluiteenheid 12. Op dit moment bevinden de bovenste koppelelementen 28 en 50 op de aansluiteenheid 12 zich in de juiste positie om samen te werken met corresponderende onderste koppelele- 35 menten 52 en 3^ op de eruptie-afsluiter 10. Geschikte 7905522 12 hydraulische stuurmiddelen kunnen nu worden geactiveerd om ervoor te zorgen dat de bovenste koppelelementen 28 en 30 bewegen in de richting van de onderste koppelelementen 32 en 34· teneinde daarmee een koppeling te vormen.
Op deze wijze kunnen de eruptie-afsluiter 10 5 en de beweegbare aansluiteenheid 12 op afstand worden uitgelijnd en gekoppeld zonder dat het noodzakelijk is om aan de oppervlakte een rotationeel uitlijnmoment op te wekken. De omvangrijke hulpmiddelen, de kosten en de gecompliceerde bewerking nodig bij het uitlijnen en koppelen volgens de stand der techniek kunnen dus aanzienlijk worden gereduceerd door gebruik te maken van de uitlijninrichting volgens de uitvinding. Alhoewel het geïllustreerde uitvoerings voor beeld in het bijzonder betrekking heeft op produktie- en exploratie-operaties op de zeebodem zal het duidelijk zijn voor de deskundige dat de uitvinding binnen een breed kader voor allerlei potentiële toe-pas-singen kan worden gebruikt, en niet beperkt is tot de olie-industrie of tot operaties onder water, het is bijvoorbeeld mogelijk om de uitvinding met voordeel toe te 20 passen bij oceanografisch onderzoek en exploratie van de wereldruimte.
In figuur 2 is een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding in detail getoond aan de hand van een gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht. Met deze uitvoerings- 25 vorm is het niet alleen mogelijk om de twee corresponderende componenten van. de apparatuur uit te lijnen maar is het verder mogelijk om de componenten met elkaar in contact te brengen teneinde alle noodzakelijke koppelingen uit te voeren. In deze uitvoeringsvorm wordt een onderste 30 cylindrisch geleidingselement 14 voorzien van een onderste schroeflijnvormig oppervlak 16 bevestigd aan de onderste component van de twee met elkaar te koppelen componenten. In deze uitvoeringsvorm vormt verder het bovenste cylindrisch geleidingselement 18 voorzien van een boven- 35 ste schroefüjnvormigóppervlak 20 het: onderste deel van een 790 5 5 22 4.
13 zuiger 22 die beweegbaar gepositioneerd is binnen een cylinder 24. De bovenste en onderste geleidingselement-structuren zijn voorzien van geschikte bevestigingspunten voor het koppelen van de bovenste en onderste componenten, bijvoorbeeld de punten 36 respectievelijk 38. Zoals in het 5 bovenstaande reeds werd opgemerkt zijn de onderdelen van de uitlijninrichting bevestigd aan de te koppelen componenten met een zodanige oriëntatie dat de genoemde componenten op de juiste wijze zowel in axiale als in rotatio-nele zin uitgelijnd zijn wanneer de bovenste en onderste 10 geleidingselementen op elkaar aansluiten.
Het bovenste schroeflijnvormige oppervlak 20 definieert een belangrijk oppervlak dat verloopt onder een constante hoek. Dat wil zeggen dat de omtrekshoek, dat wil zeggen de hoek die in het raakvlak aan het cy- 15 lindrische geleidingselement 18 wordt gemeten tussen het oppervlak 20 en de longitudinale as van het geleidingselement constant is voor ieder punt op dit oppervlak.
Verder is het oppervlak 20 verdeeld in een eerste half oppervlak 40 en een tweede half oppervlak 42. De omtreks- 20 hoek tussen het eerste half oppervlak 40 en de longitudinale as van het geleidingselement 18 is positief ter_ wyi de omtrekshoek tussen het half oppervlak 42 en de longitudinale as van het bovenste geleidingselement 18 negatief is, waarbij de absolute waarde van de twee hoeken 25 gelijk is aan dezelfde constante. Op deze wijze definieert het bovenste schroef lijnvormige oppervlak 20 een halve rechts verlopende schroeflijn en een halve links verlopende schroeflijn. Het onderste schroeflijnvormige oppervlak 16 is in vorm identiek aan het bovenste schroeflijnvormige 30 oppervlak 20. Wanneer de twee schroef lijn vormige oppervlakken dus tegenover elkaar staan en in axiale zin zijn uit-gelijnd dan is er slechts een rotationele positie van het bovenoppervlak ten opzichte van het onder oppervlak waarbij de twee oppervlakken volledig op elkaar aansluiten. Dit 35 kenmerk zorgt ervoor dat het met de uitlijninrichting vol- 790 5 5 22 14 gens de uitvinding mogelijk is om op eenduidige wijze een uitlijnpositie binnen een rotatiehoek van 3^0° te bepalen.
Een oppervlak met een enkele rechts verlopende schroeflijn (of links verlopende schroeflijn) voor een volledige rotatiehoek van 360° verschaft eveneens een eenduidige uit- 5 lijnpositie ten opzichte van een as en moet eveneens beschouwd worden als te liggen binnen het kader van de uitvinding. De geïllustreerde uitvoeringsvorm echter maakt gebruik van een halve rechts verlopende, schroeflijn en een halve links verlopende schroeflijn, hetgeen een voorkeurs- 10 uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt.
Alhoewel schroeflijnvormige oppervlakken voor de cilindrische geleidingselementen volgens de uitvinding de voorkeur verdienen zal het duidelijk zijn dat ook andere vormen binnen het kader van de uitvinding toegepast kunnen 15 worden. In het algemeen kan het bovenoppervlak een wille-kurige curvie lineaire vorm bezitten zodanig, dat er een rotationele kracht of èen rotationeel moment wordt opgewekt wanneer het bovenste geleidingselement in contact wordt gebracht met het onderste geleidingselement dat een 20 identiek of nagenoeg identiek gevormd oppervlak bezit. uet is bijvoorbeeld denkbaar dat in bepaalde toepassingen de omtrekshoek van het oppervlak zodanig varieert dat het door de met elkaar in contact komende oppervlakken :·· opgewekte varieert afhankelijk van de relatieve rotationele 25 positie van de twee geleidingselementen. Dergelijke uitvoeringsvormen worden eveneens beschouwd als te liggen binnen het kader van de uitvinding alhoewel, zoals reeds werd opgemerkt, in de voorkeursuitvoeringsvorm van.de uitvinding gebruik wordt gemaakt van schroeflijnvormig uit- 30 gevoerde oppervlakken.
Zoals verder in figuur 2 valt te zien is een uitlijnelement in de vorm van een uitlijnconus 44 uitstekend bevestigd aan het onderste cilindrische geleidingselement 14. Deze uitlijnconus zorgt voor de initiële axiale 35 uitlijning tussen het onderste cylindrische geleidings- 790 5 5 22 * 15 element 14 en het bovenste cylindrische geleidingselement 18 vooraat de rotationele uitlijning wordt uitgevoerd zoals in meer detail nog wordt beschreven aan de hand van de figuren 3-7.
De inrichting uit figuur 2 is verder voor- 5 zien van de fluïdumaansluitingen 46 en 48 die verbinding geven met de cylinder 24 en via welke een hydraulisch fluïdum kan worden bestuurd voor het inwaarts respectievelijk uitwaarts bewegen van de zuiger 22. De werking van de hydraulische inrichting voor het inwaarts respeotie- 10 velijk uitwaarts bewegen van de zuiger 22 is op zichzelf conventioneel en wordt derhalve niet in detail beschreven.
De sleutelelementen 50 zijn bevestigd aan een binnency-linder 52 die op zijn beurt stevig bevestigd is aan de cylinder 24. De sleutelelementen 50 verlopen in sleuven 15 54 aangebracht in de binnenwand van de zuiger 22. Op deze wijze wordt een relatieve .rotatie tussen de zuiger 22 en de cylinder 24 voorkomen. Wanneer de cylinder 24 bevestigd is aan de bovencomponent van de inrichting dau wordt dus op deze wijze een relatieve rotatie tussen het bovenste 20 sc hr oef lijnvormige oppervlak 20 en de uit te lijnen bovencomponent voorkomen zodat de uitlijning van de componenten direct gerelateerd is aan de uitlijning van de schroef lijnvormige oppervlakken.
Voor een beter begrip van de werking van de 25 inrichting en de werkwijze volgens de uitvinding wordt in het volgende verwezen naar de figuren 3-7 waarin stap voor stap de werking van de uitlijninrichting volgens figuur 2 voor het axiaal en rotationeel positioneren van een onderste component te^ opzichte van een bovenste component en 30 voor het koppelen van deze componenten is getoond. In figuur 3 is allereerst het onderste geleidingselement 14 getoond bevestigd aan een schematisch weergegeven onderste component 56, welke op zijn beurt de onderste koppel-elementen 58 en 60 draagt. Het bovenste cylindrische ge- 35 leidingselement 18 is bevestigd aan een bovenste component 790 5 5 22 •6 16 62 die slechts schematisch is weergegeven en die de bovenste koppelelementen 64 en 66 draagt die respectievelijk moeten samenwerken met de onderste koppelelementen 58 en 60. In figuur 3 is de bovenste component 62 bij benadering uitgelijnd ten opzichte van de onderste component 56 en 5 bevindt zich op enige afstand boven de onderste component.
De bovenste component kan op deze wijze worden gepositioneerd en uitgelijnd gebruikmakend van televisie- en sonar-zenders gemonteerd op de bovenste component, waarmee signalen worden uitgezonden naar het oppervlak waar opera- 10 teurs de aan de bovenste component bevestigde oppervlakte-apparatuur zodanig kunnen manipuleren dat de bovenste component 62 en het daaraan bevestigde bovenste geleidings-element 18 bij benadering in de geïllustreerde positie ten opzichte van de onderste component 56 en het daaraan beves -13 tigde onderste geleidingselement 14 worden gebracht.
De zuiger 22 bevindt zich aanvankelijk in de buitenwaartse positie. Zodra het bovenste geleidingselement 18 op deze wijze bij benadering is gecentreerd boven het onderste geleidingselement 14 wordt de bovenste com- 20 ponent 62 verder neergelaten zoals geïllustreerd is in figuur 4 totdat de uitlijnconus 44 aanrust tegen het inwendige van het bovenste cylindrische geleidingselement 18 Daarbij zorgt de uitlijnconus 44 voor het axiaal uitlijnen van de bovenste en onderste componenten met betrekking 25 tot de longitudinale as van de geleidingselementen 18 en 14.
Zoals figuur 5 toont wordt de bovenste component 62 met het daaraan bevestigde geleidingselement 18 verder neergelaten totdat het bovenste schroeflijnvormige 30 oppervlak 20 in contact komt men het onderste schroef lijnvormige oppervlak 16. kis gevolg van de gehoekte confi_ guratie van de schroeflijnvormige oppervlakken zal dit contact in samenwerking met de zwaartekracht, vertegenwoordigd door het gewicht van de bovenste component 62 een 35 rotatiemoment opwekken dat invloed uitoefent op het hoven- 79055 22 ac 17 ste geleidingselement 18 en de daaraan bevestigde bovenste component 62 ten opzichte van het onderste geleidingselement 14 en de bijbehorende onderste component 56. Vanwege dit rotatiemoment zal de bovenste component 62 ten opzichte van de onderste component 56 gaan roteren zoals 5 aangegeven is met de pijl 68. De hoek van de schroeflijnvormige oppervlakken moet voldoende steil zijn om ervoor te zorgen dat de zwaartekracht de wrijvingscoëfficient tussen de schroef lijnvormige oppervlakken 16 en 20 kan overwinnen. Het is in een bepaalde uitvoeringsvorm van 10 de uitvinding gebleken dat een hoek van ongeveer 16° vanaf de horizontaal (equivalent met een hoek van ongeveer 74° met betrekking tot de longitudinale as van de gelei-dingselementen 14 en 18) resulteert in een correcte wer_ king van de inrichting onder invloed van de zwaartekracht. 15 Eet op deze wijze opgewekte rotationele moment zorgt ervoor dat de bovenste component 62 ten opzichte van de onderste component 56 blijft roteren totdat de bovenste en onderste oppervlakken 20 en 1b volledig op elkaar aansluiten zoals geïllustreerd is in figuur 6. De 20 positie waarin het bovenste geleidingselement 18 bevestigd is agn de bovenste component 62 en de positie waarin het onderste geleidingselement 14 bevestigd is aan de onderste component 56 zijn zodanig gekozen dat bij een volledige aansluiting tussen de boven- en onderoppervlakken 20 en 16 25 de bovenste koppelelementen 64 en 66 op de juiste wijze direct gepositioneerd zijn boven de corresponderende onderste koppelelementen 58 en 60 zoals geïllustreerd is in .figuur 6. Tot op dit tijdstip in de uitlijnprocedure is de zuiger 22 in de buitenwaartse positie ten opzichte van de 30 cylinder 24 gehandhaafd. Vanwege deze buitenwaartse posi- tie blijven de bovenste koppelelementen gescheiden van de onderste koppelelementen zodat de positionering van de bovenste en onderste componenten kan worden uitgevoerd door een relatieve rotatie van deze componenten zonder 35 dat de koppelelementen in contact komen en er eventueel 790 55 22 18 beschadiging zou kunnen optreden.
Zodra de juiste axiale en rotationele uitlening is gerealiseerd zoals geïllustreerd is in figuur 6 worden conventionele hydraulische middelen geactueerd voor het terugtrekken van de zuiger 22 in de cylinder 24. Door 5 dit terugtrekken van de zuiger in de cylinder maken de bovenste koppelelementen 64 en 66 contact met de respectievelijke onderste koppelelementen 58 en 60 zoals geïllus-teerd is in figuur 7· De geïllustreerde verbindingspunten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit koppelingen voor hydrauli- 10 sche leidingen die verlopen tussen de oppervlakte-appara-tuur en de eruptie-afsluiter waartoe de onderste component 56 kan behoren. Op deze wijze worden,' zoadra de zuiger 22 hydraulisch wordt bediend en teruggetrokken in de cylinder 24 de bovenste en onderste koppelingelementen automatisch 15 fluïdumdicht met elkaar gekoppeld.
De inrichting volgens figuur 2 maakt het verder op geschikte en betrouwbare wijze mogelijk om vervolgens de gekoppelde onderste en bovenste componenten 62 en 56 los te koppelen op zodanige wijze dat een bescha- 20 diging aan de koppelelementen zoals de onderste en bovenste koppelelementen. in de figuren 3-7 wordt vermeden.
Voor het loskoppelen van de componenten wordt de zuiger 22 hydraulisch bediend zodanig dat ze buitenwaarts uit de cylinder 24 beweegt.' Als de zuiger de buitenwaartse 25 positie heeft bereikt dan is de bovenste component 62 op_ getild van de onderste component 56 waarbij de bovenste koppelelementen 64 en 66 vrij komen van de onderste koppelelementen 58 en 60. Zodra de zuiger 22 zijn meest buitenste positie heeft bereikt dan zullen de onderste en boven- 30 ste componenten geheel losgekoppeld zijn en kan de bovenste component 62 naar het oppervlak worden opgehesen zonder dat er vanwege enig contact tussen de bovenste en de onderste component beschadigingen kunnen ontstaan.
Figuur 8 toont een alternatieve uitvoerings- 35 vorm van het bovenste cylindri=;3che geleidingselement 18 7905522 19 volgens de uitvinding, ontworpen met liet doel een extra bescherming te bieden voor de bovenste en onderste gelei, dings element en en schroeflijnvormige oppervlakken. In deze uitvoeringsvorm is een telescopische geleidingshuls 70 bevestigd aan de bovenste geleidingselementstructuur rond 5 het uitwendige van de cylinder 24 en rond het bovenste cylindrische geleidingselement 18 en het bovenste schroef-iijnvormige oppervlak 20. ie telescopische geleidingshuls 70 biedt dus een bescherming voor het bovenste cylindrische geleidingselement en het bovenste schroeflijnvormige 10 oppervlak tegen beschadiging als gevolg van contact met andere voorwerpen. De huls 70 is opgebouwd uit telescopische elementen 72 die door middel van contactpennen 74 met elkaar zijn gekoppeld. Wanneer een bovenste component, waaraan het geleidingselement is bevestigd, wordt neer- 15 gelaten op een onderste component, dan maakt de telescopische constructie van de huls 70 het mogelijk dat de huls wordt samengedrukt wanneer de schroeflijnvormige oppervlakken van de geleidingselementen met elkaar samenwerken voor het uitvoeren van de rotationele uitlening. De huls 20 70 kan verder zodanig uitgevoerd zijn dat ze een uitlijnfunctie vervult zoals de uitlijnconus 44 in de in figuur 2 geïllustreerde uitvoeringsvorm.
Teneinde het bovenste geleidingselement uit te lijnen ten opzichte van een (in figuur 8 niet getoond) 25 . onderste geleidingselement worden aan de telescopische geleidingshuls 70 dusdanige afmetingen gegeven dat deze samenwerkt met de uitwendige structuur van het onderste geleidingselement waardoor de axiale uitlening tussen de bovenste en onderste geleidingselementen mogelijk wordt 30 voordat de bovenste en onderste schroeflijnvormige oppervlakken met elkaar in contact worden gebracht voor het uitvoeren van de rotationele positionering.
Figuur 9 toont een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding. Deze correspon- 35 deert met de uitvoeringsvorm uit figuur 1 in samenwerking 790 55 22 t 20 met eeru. deel van de apparatuur waarbij de inrichting kan worden toegepast. In deze uitvoeringsvorm is een onderste cylindrisch geleidingselement 14 voorzien van een onderste schroeflijnvormig oppervlak 16 bevestigd aan de onderste component van de twee met elkaar te koppelen 5 componenten. Een bovenste cylindrisch geleidingselement 18 voorzien van eer. bovenste schroeflijnvormig oppervlak 20 is vast bevestigd aan de bovenste component. Een cylinder 24 is eveneens bevestigd aan de bovenste component en is voorzien van een zuiger 22 welke door middel van 10 een hydraulische bekrachtiging in en uit de cylinder kan worden bewogen. In de uitvoeringsvorm van figuur 9 is de zuiger 22 aan zijn onderste uiteinde voorzien van een uit-iijnring 76 welke gebruikt wordt voor het axiaal uitlijnen van de bovenste en onderste cylindrische geleidingselemen- 15 ten voorafgaand aan de rotationele positionering.
Teneinde bij deze uitvoeringsvorm van de uitvinding de bovenste component ten opzichte van de onderste component te positioneren wordt het bovenste cylindrische geleidingselement 18 allereerst bij benadering .gepositio- 20 neerd boven het onderste cylindrische geleidingselement 14 gebruikmakend van televisie en sonar of andere uit de stand der techniek bekende positioneringswerkwijzen. De zuiger 22 steekt daarbij uit buiten de cylinder 24. Met de zuiger in de buitenwaartse positie wordt de bovenste com- 25 ponent neergelaten totdat de uitlijnring 76 samenwerkt met het uitwendige oppervlak van het onderste cylindrische geleidingselement 14. Op deze wijze wordt de uitlijnring 76 gebruikt voor het axiaal uitlijnen van de bovenste en onder ste cylindrische geleidingselementen. De zuiger 22 wórdt 30 vervolgens in de cylinder 24 getrokken waardoor het bovenste schroef lijnvormige oppervlak 20 in contact komt met het onderste schroeflijnvormige oppervlak 16. Zodra het contact met het onderste schroef lijn vormige oppervlak 16 tot stand komt zorgt de zwaartekracht gerepresenteerd door 35 het gewicht van de bo.enste component voor het optreden 79055 22 2Ί van een rotationeel moment op de bovenste component ten opzichte van de onderste component. Door dit rotationele moment wordt de bovenste component ten opzichte van de onderste component geroteerd totdat de bovenste en onderste schroeflijnvormige oppervlakken volledig op elkaar aan- 5 sluiten op welk moment de bovenste en onderste componenten exact zijn uit gelijnd.
In de uitvoeringsvorm van figuur 9 heeft ae uitlijninrichting geen voorziening voor het automatisch doen aansluiten van de koppelelementen van' ae bovenste en ίο onderste componenten. Hadat de uitlijninrichting dus gebruikt is voor het axiaal en rotationeel positioneren van de bovenste en onderste component moeten met andere geschikte middelen de verbindingen tussen de bovenste en onderste component tot stand worden gebracht. Deze ver- Ί5 bindingen kunnen bijvoorbeeld op telescopische, hydraulisch bediende wijze tot stand worden gebracht nadat de uitlijninrichting volgens figuur 9 gebruikt is voor het exact positioneren van de bovenste component ten opzichte van de onderste component. 20
Alhoewel kenmerkende uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn geïllustreerd en beschreven zal het voor de deskundige duidelijk zijn dat er diverse andere uitvoeringsvormen van de inrichting en de werkwijze volgens de uitvinding mogelijk zijn. De bovenstaande beschrijving is 25 dan ook bedoeld om aan de deskundige de wijze van constructie van de inrichting en de wijze van uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding duidelijk te maken. Het zal duidelijk zijn dat de beschreven en geïllustreerde uitvoeringsvormen beschouwd moeten worden als voorkeursuitvoe- 30 ringsvormen. Diverse wijzigingen kunnen in de configuratie, afmetingen en rangschikking van diverse delen worden uitgevoerd zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. Equivalente elementen kunnen bijvoorbeeld voor de geïllustreerde elementen in de plaats treden, verbindings- 35 elementen kunnen worden omgewisseld en deelkenmerken van 790 5 5 22

Claims (13)

1. Inrichting voor het positioneren van een 5 eerste component ten opzichte van een tweede component, gekenmerkt door een eerste cylindrisch ge-leidingselement bevestigd aan de eerste component, welk eerste geleidingselement aan een uiteinde ervan voorzien is van een eerste curvie lineair oppervlak, een tweede 10 cylindrisch geleidingselement bevestigd aan de genoemde tweede component, welk tweede geleidingselement aan een uiteinde ervan voorzien is van een tweede oppervlak dat in hoofdzaak.identiek is met het genoemde eerste oppervlak, een en ander zodanig dat wanneer de genoemde ge- 15 leidingselementen axiaal zijn uitgelijnd en een longitudinale kracht wordt uitgeoefend teneinde de genoemde eerste en tweede oppervlakken naar elkaar toe te brengen een moment wordt uitgeoefend op het eerstgenoemde geleidings-. element ten opzichte van het tweede geleidingselement, 20 waardoor de inrichting de eerste component ten opzichte van de tweede component zal doen roteren.
2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het genoemde eerste oppervlak zodanig uitgevoerd is dat de omtrekshoek tussen het ge- 25 noemde oppervlak en de longitudinale as van het genoemde eerste geleidingselement constant is.
3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het eerste oppervlak opgebouwd is uit een eerste half oppervlak zodanig dat de omtreks- 30 hoek tussen het genoemde half oppervlak en de longitudinale as van het eerste geleidingselement positief is en een tweede half oppervlak zodanig dat de omtrekshoek tussen het genoemde oppervlak en de longitudinale as van het eerste geleidingselement negatief is. 35
4. Inrichting volgens conclusie 1, 7905522 gekenmerkt door een cylinder bevestigd aan de genoemde eerste component en een in deze cylinder verschuifbaar gepositioneerde xuiger welke kan samenwerken met het tweede geleidingselement, welke zuiger in en uit de cylinder kan worden bewogen zodanig dat de 5 axiale uitlijning tussen de genoemde geleidingselementen tot stand komt met buitenwaarts uitstekende zuiger en de rotatie van de eerste component ten opzichte van de tweede component plaats vindt wanneer de zuiger wordt teruggetrokken. 10
5· Inrichting volgens conclusie 1, g e -kenmerkt door een cylinder bevestigd aan de genoemde eerste component, een in deze cylinder verschuifbaar gepositioneerde zuiger bevestigd aan het eerste geleidingselement, welke zuiger in en uit de cylinder kan 15 worden bewogen, waarbij rotatie van de genoemde eerste component ten opzichte van de genoemde tweede component mogeiyk is wanneer de zuiger zich in de buitenwaartse positie bevindt en de eerste component in contact komt met de tweede component wanneer de zuiger wordt terug- 20 getrokken.
6. Inrichting volgens conclusie 5> g 6 -kenmerkt door een uitlijnelement bevestigd aan het genoemde tweede geleidingselement en voorzien van een uitstekend gedeelte dat wordt ontvangen door het eerste 25 geleidingselement waardoor een axiale uitlijning tussen het eerste en tweede geleidingselement tot stand komt.
7· Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat het genoemde uitlijnelement gemonteerd is binnen het genoemde tweede geleidingselement 30 en door het genoemde tweede oppervlak steekt, waarbij het uitstekende gedeelte van het genoemde element bestemd is om door het eerste oppervlak te steken en te worden ontvangen in heü eerstgenoemde geleidingselement.
8. Inrichting volgens conclusie 6, m e t 35 het kenmerk, dat het genoemde uitlijnelement voorzien is van een geleidingshuls bevestigd aan de buiten- 7905522 zijde van liet genoemde tweede geleidingselement en verlopend rond en voorbij het genoemde tweede oppervlak, waarbij het uitstekende gedeelte van de genoemde huls bestemd is voor ontvangst van de genoemde cylinder waardoor de axiale uitüjning van de genoemde geleidingselementen tot 5 stand komt en tevens de genoemde oppervlakken worden beschermd.
9. Inrichting voor het uitlijnen, positio neren en koppelen van een eerste component en een tweede component, gekenmerkt door een onderste cy- iO lindrisch geleidingselement bevestigd aan de genoemde eerste component, welk onderste geleidingselement aan de bovenzijde voorzien is van een onderste schrpeflijnvormig oppervlak, welk oppervlak opgebouwd is uit een half rechts draaiend schroeflijn oppervlak en een half links draaiend 15 schroeflijnoppervlak, een bovenste cylindrisch geleidingselement aan het onderuiteinde voorzien van een bovenste schroeflijnvormig oppervlak dat in hoofdzaak identiek is aan het genoemde onderste schroeflijnvormige oppervlak, een axiaal uitlijnelement bevestigd aan en uitstekend van- 20 af het genoemde onderste geleidingselement, welk uitlijnelement in contact komt met het bovenste geleidingselement en daarbij de genoemde geleidingselementen in axiale richting uitlijnt, een aan de tweede component bevestigde cylinder, een aan het bovenste geleidingselement beves- 25 tigde zuiger die verschuifbaar gepositioneerd is binnen de genoemde cylinder, welke zuiger inwaarts of buitenwaarts kan worden bewogen.
10. Inrichting voor het positioneren en uitlijnen van een eerste component ten opzichte van een 30 tweede component, gekenmerkt door een onderste cylindrisch geleidingselement bevestigd aan de genoemde eerste component, welk onderste geleidingselement aan het bovenuiteinde voorzien is van een onderste schroeflijnvormig oppervlak, welk oppervlak voorzien is van een half 35 rechts draaiend schroeflijnvormig oppervlak en een half 7905522 links draaiend schroef lijnvormig oppervlak, een bovenste cylindrisch geleidingselement bevestigd aan de genoemde tweede component, welk bovenste geleidingselement aan het onderuiteinde voorzien is van een bovenste schroeflijnvormig oppervlak in hoofdzaak identiek aan het genoemde 5 onderste schroeflijnvormig oppervlak, een cylinder bevestigd aan de genoemde tweede component, en een zuiger die beweegbaar gepositioneerd is binnen de genoemde cylinder en inwaarts of buitenwaarts kan worden bewogen waarbij de zuiger verder samenwerkt met het onderste geleidingsele- 10 ment en daarbij zorgt voor axiale uitlijning van de bovenste en onderste geleidingselementen.
11. Werkwijze voor het positioneren van een eerste component ten opzichte van een tweede component, gekenmerkt door de volgende stappen: het be- 15 vestigen van een eerste cylindrisch geleidingselement aan de eerste component, welk geleidingselement aan het uiteinde ervan een eerste schroeflijnvormig oppervlak bezit, het bevestigen van een tweede cylindrisch geleidingselement aan de tweede component, welk geleidingselement aan 20 een uiteinde ervan een tweede schroeflijnvormig oppervlak bezit in hoofdzaak identiek aan het eerstgenoemde schroeflijnvormige oppervlak, het longitudinaal uitlijnen van het eerste geleidingselement ten opzichte van het tweede geleidingselement, het aanbieden van een kracht in longi- 25 tudinale richting zodanig dat de eerste en tweede oppervlakken met elkaar in comtact komen en ten opzichte van elkaar roteren totdat de eerste en tweede oppervlakken volledig op elkaar aansluiten, waarbij de. uitlijning van de eerste componenten ten opzichte van de tweede component 50 is bereikt.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, m e t het kenmerk, dat de genoemde kracht de zwaartekracht is.
15· Werkwijze voor het positioneren en met 55 elkaar in contact brengen van een eerste en tweede compo- 790 55 22 > 26 nent, gekenmerkt door de volgende stappen; het bevestigen van een eerste cylindrisch geleidings-element aan de eerste component, welk geleidingselement aan een uiteinde ervan een eerste schroeflijnvormig oppervlak bezit:,, het verplaatsbaar monteren van een tweede 5 cylindrisch geleidingselement aan de genoemde tweede component, welk geleidingselement aan een uiteinde ervan voorzien is van een tweede schroeflijnvormig oppervlak in hoofdzaak identiek aan het eerste schroe flijnvormig oppervlak, het longitudinaal uitlijnen van het eerstgenoemde 10 geleidingselement ten opzichte van het tweede geleidingselement, het uitoefenen van een kracht in longitudinale richting teneinde ervoor te zorgen dat het eerste en tweede oppervlak contact met elkaar maken en ten opzichte van elkaar worden geroteerd totdat de oppervlakken volle- 15 dig op elkaar aansluiten waarna de eerste component ten opzichte van de tweede component uitgelijnd is en het terugtrekken van het tweede geleidingselement waardoor de eerste component in contact komt met de tweede component. *********** 2o 7905522
NL7905522A 1978-07-17 1979-07-16 Werkwijze en inrichting voor het positioneren van een eerste onderdeel ten opzichte van een tweede onderdeel. NL7905522A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US92551578 1978-07-17
US05/925,515 US4209891A (en) 1978-07-17 1978-07-17 Apparatus and method for positioning one part relative to another part

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7905522A true NL7905522A (nl) 1980-01-21

Family

ID=25451840

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7905522A NL7905522A (nl) 1978-07-17 1979-07-16 Werkwijze en inrichting voor het positioneren van een eerste onderdeel ten opzichte van een tweede onderdeel.

Country Status (15)

Country Link
US (1) US4209891A (nl)
JP (1) JPS5916637B2 (nl)
AR (1) AR223491A1 (nl)
AT (1) AT368245B (nl)
BR (1) BR7904526A (nl)
CA (1) CA1118200A (nl)
DE (1) DE2928888A1 (nl)
DK (1) DK298079A (nl)
FR (1) FR2441093A1 (nl)
GB (1) GB2025491B (nl)
IT (1) IT1196900B (nl)
MX (1) MX149188A (nl)
NL (1) NL7905522A (nl)
NO (1) NO792224L (nl)
SE (1) SE441377B (nl)

Families Citing this family (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2552156B1 (fr) * 1983-09-15 1985-11-15 Elf Aquitaine Pied de colonne de production et procede pour sa mise en oeuvre
US4609209A (en) * 1983-11-07 1986-09-02 T. D. Williamson, Inc. Precise alignment adapter flange
JPS60129927U (ja) * 1984-02-10 1985-08-31 株式会社 川口技研 サウナバスの熱制御装置
CA1252384A (en) * 1985-04-04 1989-04-11 Stephen H. Barkley Wellhead connecting apparatus
US4771830A (en) * 1987-05-01 1988-09-20 Schlumberger Technology Corp. Apparatus for positioning well tools in deviated well bores
US4802861A (en) * 1987-06-15 1989-02-07 Boeing Vertol Company Self-aligning electrical connector
US5052353A (en) * 1990-05-18 1991-10-01 Outboard Marine Corporation Marine propulsion device cowl assembly
US5503230A (en) * 1994-11-17 1996-04-02 Vetco Gray Inc. Concentric tubing hanger
FR2775439B1 (fr) * 1997-10-14 2000-04-14 Air Liquide Procede de construction d'une structure interieure de confinement de fluide allongee, de grandes dimensions, et entouree d'une structure exterieure
US6231265B1 (en) * 1999-02-26 2001-05-15 Schlumberger Technology Corporation Self-aligning subsea latch mechanism
US6626466B1 (en) 1999-08-05 2003-09-30 Victaulic Company Of America Anti-mismatch or near-sized coupling segments
US6874219B2 (en) * 2003-05-22 2005-04-05 Hitachi Global Storage Technologies Netherlands B.V. System, method, and apparatus for preventing rotation of a disk clamp while being assembled to the hub of a spindle motor in a hard disk drive and fastener centering features
DE102007060573B4 (de) * 2007-12-15 2010-02-25 Lumberg Connect Gmbh Steckverbinder für Photovoltaikanschlusskabel
US20090291001A1 (en) 2008-05-22 2009-11-26 Baker Hughes Incorporated Centering coupling for electrical submersible pump splined shafts
US20090291003A1 (en) * 2008-05-22 2009-11-26 Baker Hughes Incorporated Centering coupling for electrical submersible pump splined shafts
US8720578B2 (en) * 2010-05-11 2014-05-13 Schlumberger Technology Corporation Telescoping orientation joint
GB2496700B (en) * 2012-01-30 2013-10-16 Balltec Ltd A connector
WO2013186553A1 (en) 2012-06-11 2013-12-19 Ftl Subsea Ltd. Subsea connector
JP5990120B2 (ja) * 2013-03-19 2016-09-07 矢崎総業株式会社 コネクタ装置
KR102614823B1 (ko) * 2016-12-13 2023-12-18 에이치엘만도 주식회사 와이어 커넥터 및 이를 갖는 댐퍼용 피스톤 조립체
CN110709660B (zh) * 2017-04-12 2022-04-19 乔治洛德方法研究和开发液化空气有限公司 用于构造冷箱模块的方法和所得设备
EP3784876B1 (en) * 2018-04-26 2023-05-31 FMC Technologies, Inc. Systems, devices and methods for orienting a production outlet of a subsea production tree

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3105035A (en) * 1961-10-02 1963-09-24 Sterling J Weems Construction of nuclear fuel elements
US3485051A (en) * 1963-11-29 1969-12-23 Regan Forge & Eng Co Double tapered guidance method
US3688840A (en) * 1971-02-16 1972-09-05 Cameron Iron Works Inc Method and apparatus for use in drilling a well
US3741296A (en) * 1971-06-14 1973-06-26 Hydril Co Replacement of sub sea blow out preventer packing units
GB1527900A (en) * 1974-12-12 1978-10-11 Bunker Ramo Hermaphroditic electrical connector assembly
US4031544A (en) * 1975-08-11 1977-06-21 Edo Western Corporation Sonar/television system for use in underwater exploration
US4077472A (en) * 1976-07-26 1978-03-07 Otis Engineering Corporation Well flow control system and method

Also Published As

Publication number Publication date
IT1196900B (it) 1988-11-25
ATA491479A (de) 1982-01-15
IT7924434A0 (it) 1979-07-17
DE2928888A1 (de) 1980-02-07
US4209891A (en) 1980-07-01
SE441377B (sv) 1985-09-30
GB2025491B (en) 1982-08-04
SE7906104L (sv) 1980-01-18
FR2441093A1 (fr) 1980-06-06
JPS5536591A (en) 1980-03-14
GB2025491A (en) 1980-01-23
AT368245B (de) 1982-09-27
MX149188A (es) 1983-09-20
CA1118200A (en) 1982-02-16
BR7904526A (pt) 1980-03-25
JPS5916637B2 (ja) 1984-04-17
DK298079A (da) 1980-01-18
NO792224L (no) 1980-01-18
AR223491A1 (es) 1981-08-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL7905522A (nl) Werkwijze en inrichting voor het positioneren van een eerste onderdeel ten opzichte van een tweede onderdeel.
CN101356693B (zh) 用于水下服务线路的连接装置
US11015400B2 (en) Apparatus for transmitting torque through a work string
US4188050A (en) Remote-controlled flowline connector
US3459442A (en) Subsea pipe coupling apparatus
US5333691A (en) ROV installable junction plate and method
US5314024A (en) Angular and radial self-aligning coupling
NO313232B1 (no) Frigjörbart fortöyningssystem
US11920411B2 (en) Tool coupler with sliding coupling members for top drive
US5433482A (en) Weldless pipe repair apparatus and method
EP0480766A1 (en) Subsea connection system and a mobile connector utilized in said system
US20020109352A1 (en) Junction plate assembly for undersea hydraulic couplings
EP3613941A1 (en) Hydraulic connector and method for achieving a hydraulic conection
GB2412415A (en) Junction plate assembly
US4294471A (en) Subsea flowline connector
US3575446A (en) Quick-connect coupler
US7219932B2 (en) Junction plate for subsea hydraulic couplings
US8668230B2 (en) Apparatus and methods for splicing conduits and hoses subsea
US3830526A (en) Apparatus and method for making sub-sea connections
GB2163822A (en) Remotely operable flowline connector
US4350371A (en) Subsea pipe connector
JP2016017600A (ja) 伸縮可撓継手及びその取り付け方法
US20190323640A1 (en) Sliding high pressure pipe connection
US4074540A (en) Tool system for submergible chamber
GB2372303A (en) Apparatus for varying the spacing between first and second manifold plates

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable