NL7905370A - Schraaparm voor een betonmolen of dergelijke. - Google Patents

Description

♦

Gaston Grandmenil, te Le Mans (Sarthe), Frankrijk Schraaparm voor een betonmolen of dergelijke

De uitvinding heeft betrekking op een schraapann, in het bijzonder voor betonmolens.

De uitvinding heeft ook betrekking op alle soorten schraap-platen of emmerkettingen of dergelijke toestellen, voorzien van 'een 5 ketting zonder einde, met daaraan bevestigde elementen, welke het vrije oppervlak schrapen van een hoop van aggregaten of andere losgestortte produkten teneinde deze aggregaten te transporteren naar een vat of reservoir.

Een betonmolen kan aldus zijn voorzien van een aantal IQ schraaparmen, welke een zelfde centraal vat voeden met aggregaten van verschillende soorten. De werking van de schraaparmen wordt bijvoorbeeld bestuurd door een weegtoestel. Wanneer de schraaparm in het vat een vooraf bepaald en aangetoond gewicht van aggregaten van een bepaalde aard heeft gestort, verplaatst men de schraaparm van de ene hoop aggregaten j£> naar de andere cm over te gaan naar een andere categorie van aggregaten.

Volgens een bekende techniek laat men de ketting zonder einde van de schraaparm werken terwijl deze zijwaarts wordt verplaatst van een hoop naar een andere, aangezien anders de te leveren kracht voor het zijwaarts verplaatsen van de schraaparm veel te groot zou zijn.

20 Wanneer de ketting zonder einde van de schraaparm slechts kan worden bewogen in een enkele richting, hetgeen bijvoorbeeld het geval is wanneer de schraapelementen worden gevormd door emmers, ziet men dat de schraaparm doorgaat met het storten van de aggregaten in het vat wanneer men de arm zijwaarts verplaatst. Gedurende deze overgangsperiode 25 levert de schraaparm dus in het vat een mengsel van verschillende aggregaten, waardoor het wegen foutief is. Dit is des te gevoeliger naarmate de hopen verder van elkaar zijn verwijderd.

Men heeft getracht dit nadeel op te heffen door schraaparmen uit te voeren met kettingen, welke in twee richtingen kunnen lopen.

30 Aldus keert men tijdens de overgangsperioden overeenkomend met de zij- 790 53 70

.'V

2 waartse verplaatsingen van de schraaparm, de looprichting van de ketting zonder einde om en de schraapelementen worden over de aggregaathopen verplaatst zonder het vat te laden. Evenwel eindigt elke beweging ondanks alles in een bepaald mengsel van aggregaathopen en het nadeel blijft be-5 staan, vooral wanneer de aggregaathopen zeer dichtbij elkaar zijn gelegen, terwijl gedurende een korte achterwaartse loopperiode alle schraapelementen niet de tijd hebben om zich te ontdoen van de aggregaten, welke zij bevatten.

De uitvinding heeft tot doel om een schraaparm te maken, 10 welke op efficiënte wijze elke menging vermijdt van aggregaten of van verschillende hopen van losgestor^te produkten, waardoor een goede nauwkeurigheid van de wegingen wordt verkregen.

Een schraaparm volgens de uitvinding omvat een ketting zonder einde welke op intervallen is voorzien van schraapelementen en welke 15 in een vertikaal vlak rondloopt volgens een bepaald verloop, een steun waarop de ketting rolt en een meeneeminrichting voor het rondlopen van de ketting, terwijl deze inrichting wordt gekenmerkt doordat organen zijn aangebracht voor het heffen van de schraaparm boven de grond zodanig dat de schraapelementen buiten werking blijven wanneer men de schraaparm zij-20 waarts verplaatst.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding zijn organen aanwezig voor het vertikaal heffen van het bovenste uiteinde van de schraaparm, dat wil zeggen zijn vaste uiteinde.

Volgens een variant van de uitvinding zijn organen aan-25 gebracht voor het heffen van het vrije uiteinde van de schraaparm, dat wil zeggen zijn uiteinde voorzien van een wagen, welke wordt verplaatst over de grond met behulp van wielen, waarvan de assen nauwkeurig horizontaal en evenwijdig aan het vertikale vlak van de ketting zijn.

Volgens een andere variant van de uitvinding zijn organen 30 aanwezig voor het tegelijk heffen van de twee uiteinden van de schraaparm.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding omvatten de organen voor het heffen van de schraaparm tenminste een vijzel met vertikale as.

35 Volgens een verdere variant van de uitvinding omvatten de 790 5 3 70 > 3 organen gebruikt voor het heffen van de schraaparm, tenminste een kabel welke in terugwaartse richting loopt over een riemschijf met vaste as, en is voorzien van een uiteinde, dat is verankerd aan de steun van de schraaparm en een uiteinde, opgerold op de trommel van een lier.

5 Volgens een andere variant van de uitvinding is het boven einde van de schraaparm gemonteerd op te draaien om een horizontale as, terwijl organen zijn aangebracht voor het heffen van de schraaparm boven de grond door deze te doen draaien om deze horizontale as.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening in het vol-1q gende nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont in perspectief een betonmolen uitgerust met een schraaparm volgens de uitvinding.

Figuren 2 tot 7 zijn zijaanzichten van verschillende schraaparmen volgens de uitvinding met verscheidene varianten.

-|£j In figuur 1 is een betonmolen van bekende soort aangegeven, welke is voorzien van een centraal vat 1, waaromheen verscheidene hopen 2, 3 en b van aggregaten zijn geplaatst van verschillende categorien, dat wil zeggen variërende korrelgrootte. Elk van deze hopen is geplaatst volgens een sector, terwijl een schraaparm 5 volgens de uitvinding is aan-2o gebracht om te worden verplaatst van de ene hoop naar de andere en om in het vat 1 aggregaten te storten, afgenomen van de verschillende hopen.

Zoals men in figuur 2 ziet, welke een schraaparm van een bekende soort aangeeft, omvat een schraaparm in het algemeen een ketting 6 zonder einde, op intervallen voorzien van schraapelementen 7 en rond-25 lopend in een vertikaal vlak rond een steun 8. Aan zijn boveneinde is de steun 8 bevestigd aan de rand van het vat 1 teneinde te kunnen draaien rond een vertikale as 9· Aan zijn vrije ondereinde vormt de steun 8 een geheel met een wagen 10, voorzien van wielen 11, waarvan de rotatie-assen nauwkeurig horizontaal en evenwijdig aan het vertikale vlak van de 30 ketting 6 zijn. Een motor 12 is gemonteerd op de wagen 10 om de wielen 11 te kunnen draaien en aldus de zijwaartse verplaatsingen van de schraap-am te verzorgen, terwijl de motor 13, welke de ketting 6 zonder einde laat bewegen, is geplaatst aan het bovenste deel van de steun 8.

In figuur 3 is een schraaparm volgens de uitvinding aan-35 gegeven. Deze schraaparm omvat dezelfde elementen als hij die van figuur 7905370 f’ k 2, met het extra kenmerk dat het boveneinde van de steun 8 vertikaal kan schuiven ten opzichte van het vaste vat 1 onder besturing van een hydraulische vijzel lU.

De werking is als volgt.

5 Wanneer men aggregaten wil afnemen van een van de hopen voor het storten in het vat 1, laat men de steun 8 in de lage stand, dat wil zeggen dat de hydraulische vijzel 1¾ teruggetrokken blijft. De schraaparm is dan precies in dezelfde stand als die van figuur 2.

Wanneer men aggregaten wil afnemen van een andere hoop, 10 trekt men de hydraulische vijzel 1U uit en de steun 8 wordt tegelijk met de ketting zonder einde geheven. In deze stand is de schraaparm weergegeven in figuur 3. Het stelsel is zo uitgevoerd dat in dit geval de schraapelementen 7 blijven boven de grond op een afstand van de hoop, zodat deze elementen zich niet meer verzetten tegen zijwaartse verplaatsing 15 van de schraaparm, terwijl zij buitendien voorlopig buiten werking zijn wat betreft het transport van de aggregaten.

Volgens een variant in figuur k is het het ondereinde van de steun 8, dat vertikaal kan schuiven en niet het boveneinde. Aldus wordt het ondereinde van de steun 8 gemonteerd voor vertikaal schuiven 20 op de wagen 10 onder besturing van een hydraulische vijzel 15·

Hier is ook, wanneer de hydraulische vijzel 15 is teruggetrokken, de stand van de schraaparm exact dezelfde als die, aangegeven in figuur 2. Figuur k toont de stand van de schraaparm wanneer de vijzel 15 is uitgetrokken, dat wil zeggen wanneer de steun 8 in zijn hoge stand 25 is. Men ziet dat de schraapelementen 7 boven de grond blijven, op een afstand van de hoop van aggregaten.

Volgens een andere variant in figuur 5 kunnen de twee uiteinden van de schraaparm vertikaal schuiven, onder de besturing van hydraulische vijzels 1U en 15· De werking is weer identiek.

30 Bij een andere variant volgens figuur 6 heeft de schraap arm geen wagen 10 en zijn boveneinde vormt een geheel met een horizontale draaias 16, welke zelf is gemonteerd op een beugel 17, die draaibaar is om de vertikale as 9· Een hydraulische vijzel 18 veroorlooft het doen kantelen van de steun 8 naar boven rond de draaias 16. De stand volgens 35 figuur 6 komt overeen met de uitgetrokken stand van de hydraulische 7905370

Claims (7)

1. Schraaparm voorzien van een ketting zonder einde en op intervallen voorzien van schraapelementen en rondlopend in een vertikaal 20 vlak volgens een vooraf bepaalde baan rond een steun, motorinrichtingen aangebracht om enerzijds het rondlopen van de ketting te verzorgen en anderzijds de zijwaartse verplaatsingen van de schraaparm uit te voeren, met het kenmerk, dat organen aanwezig zijn voor het heffen van de steu-n uitgaande van tenminste êên van zijn uiteinden en om aldus de schraap-25 elementen buiten werking te stellen door deze van de grond te verwijderen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat organen zijn aangebracht voor het vertikaal heffen van het boveneinde van de steun, dat wil zeggen het uiteinde van de steun, dat wordt gedragen door het vat voor ontvangst van te transporteren produkten.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat organen aanwezig zijn voor het vertikaal heffen van het ondereinde van de steun, dat wil zeggen het uiteinde van de steun dat een geheel vormt met een wagen voorzien van draagwielen waarvan de assen nauwkeurig horizontaal en evenwijdig aan het vertikale vlak van de ketting zijn. 35 1». Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 790 53 70 organen aanwezig zijn voor het gelijktijdig heffen van de twee uiteinden van de steun.

5. Inrichting volgens êén van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de organen voor het heffen van de steun zijn voor- 5 zien van tenminste een hydraulische vijzel met vertikale as.

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de organen voor het heffen van de steun zijn voorzien van tenminste een lier met kabel en een trommel waarop de kabel wordt opgerold, welke kabel naar boven loopt vanaf de trommel om terug- 10 waarts te lopen over een riemschijf waarvan de vaste rotatie-as horizontaal is, waarna de kabel neerwaarts loopt om met zijn vrije einde te zijn bevestigd aan de steun.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat organen aanwezig zijn voor het heffen van de steun door deze te laten 15 draaien naar boven om een horizontale as in verbinding met zijn boveneinde.

8. Inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 7905370