NL7903159A - Werkwijze voor het schoonhouden van resp. maken van verwarmingspijpen en inrichting geschikt voor het uitvoeren van deze werkwijze. - Google Patents

Description

-1- - 20648/CV/tl *

Vs_

Aanvraeer: Harm Dinand Eshuis, Cornells Mourik, Cornells Martinus Alouisius van Veldhoven, Ir. Jan Sjouke Sipkema en Egbert Geluk, handelende als toekomstige bestuurders van en namens de vennootschap onder firma Renofalt i.o. te Utrecht.

5 Korte aanduiding: Werkwijze voor het schoonhouden, resp. maken"van verwarmings- pijpen en inrichting geSchikt voor het uitvoeren van deze werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het schoonhouden resp .maken van verwarmingspijpen,die zijn aangebracht in een inrichting voor het verwerken van asfalthovdende materialen,waarbij de 10 asfalthoudende materialen door een cilindrische roterende trommel in de lengterichting van de trommel worden verplaatst en gelijktijdig worden verwarmd met behulp van een verwarmingsfluic"um,dat wordt gevoerd door de zich in de lengterichting van de trommel in de trommel uitstrekkende verwarmingspijpen.

15 Een dergelijke werkwijze wordt bijvoorbeeld benut voor het voor op nieuw gebruik gereedmaken van de materialen,welke zich bevinden in oude asfaltbetonblokken,die worden verkregen bij het opbreken van wegdekken en dergelijke. De daarbij verkregen asfaltbrokken worden verwerkt tot een voor opnieuw gebruik in wegbedekkingen of dergelijke geschikt pro-20 duet door deze asfaltbrokken te verhitten tot - 150° C met behulp van door de verwarmingspijpen gevoerd verwarmingsfluidum,waarbij door deze wijze van verwarming wordt vermeden,dat het asfaltproduct voor de verhitting rechtstreeks met vlammen in contact moeten komen,hetgeen veelal leidt tot de vorming van ongewenste bijproducten.

25 Tot nu toe heeft boven omschreven werkwijze echter slechts betrek kelijk weinig succes gehad,doordat hierbij het probleem optreedt ,dat as-faltdelen vastkoeken op de verwarmingspijpen,waardoor daar ter plaatse de temperatuur sterker optreedt,waardoor een omzetting van dé desbetreffende asfaltdelen in aan de pijp hechtende cokesdelen wordt veroorzaakt 30 met alle nadelige gevolgen vandien,terwijl er tot nu toe geen doelmatige oplossing is gevonden om een dergelijke aangroeiing op de verwarmingspijpen te voorkomen resp. op te heffen.

Volgens de uitvinding kan dit nu op effectieve wijze worden bewerkstelligd doordat op eventueel aan de buitenzijde van de verwarmings-35 pijpen hechtende materie langs mechanische weg een schraapwerking wordt ut geoefend.

Q

\ 790 3 1 59 -2- - 20648/CV/tl 'Zt

In de praktijk is gebleken,dat juist door het langs mechanische weg een schraapwerking op de pijpen uitoefenen ook de taaie asfalt-delen op effectieve wijze van de pijpen kan worden verwijderd.

Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een 5 inrichting voor het verwerken van asfalthoudende materialen,voorzien van een cilindrische tijdens bedrijf om zijn lengteas draaibare trommel,met in de trommel aangebrachte zich in de lengterichting van de trommel uit-strekkende verwarmingsbuizen en middelen voor het doorvoeren van een ver-warmingsfluidum door de pijpen.

10 Volgens de uitvinding zijn daarbij om de pijpen schraaporganen aan gebracht, die langs de pijpen heen en weer verschuifbaar zijn. Door toepassing van dergelijke schraaporganen kan op effectieve wijze een ongewenste aankoeking van materialen op de pijpen worden voorkomen.

Volgens een verder aspect van de uitvinding kan op effectieve wijze 15 een aankoeking van vreemde materialen op de pijpen worden tegengegaan, door de inrichting zodanig uit te voeren,dat de pijpen ten opzichte van de trommel om de lengteas van de trommel verdraaibaar zijn. Indien men de pijpenbundel ten opzichte van de trommel in draaiing brengt zullen de zich in de trommel bevindende asfaltbrokken een schraapwerking op de pijpen 20 uitoefenen en zodoende eventueel aan de pijpen hechtende delen van de pijpen verwijderen.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.

25 Fig. 1 toont schematisch een langsdoorsnede over een inrichting vol gens de uitvinding.

“ i

Fig. 2 toont een zijaanzicht op fig.l,gezien in de richting volgens pijl' II in fig.l.

Fig. 3 toont op grotere schaal schematisch een dwarsdoorsnede over 30 fig.l,gezien volgens de lijn III - III in fig.l.

Fig. 4 toont op grotere schaal de opstelling van een schroefspil en de deze schroefspil omgevende afschermbuizen.

Fig. 5 toont op grotere schaal een detail van een aan een steun-schot bevestigd schraaporgaan.

35 Fig. 6 toont een zijaanzicht op fig.5.

De in fig.l schematisch weergegeven inrichting omvat een trommel 1, \ 7903159 -3- . 20648/CV/tl ? i ♦ welke met behulp van niet nader weergegeven aandrijfmiddelen om zijn tijdens bedrijfe^n kleine hoek met de horizontaal insluitende hartlijn 2 verdraaibaar is. Aan een uiteinde van de trommel is een branderkamer 3 aangebrachtjwaarin niet nader weergegeven branders zijn ópgesteld.

5 Nabij de branderkamer is op het uiteinde van de trommel 1 een laadme- chanisme ^bijvoorbeeld zoals omschreven in de Nederlandse octrooiaan- van vrage 7608404,aangebracht voor het toevoeren/asfaltbrokken aan het inwendige van de trommel 1.

Verder is de trommel 1 omgeven door een zich concentrisch om de 10 trommel 1 uitstrekkende mantel 5,welke aan zijn van de verbrandingskamer 3 afgekeerde uiteinde is afgesloten door een zich loodrecht op de hartlijn 2 uitstrekkende eindwand 6,die op afstand van en evenwijdig aan de het van de verbrandingskamer 3 afgekeerde uiteinde van de trommel 2 afsluitende wand 7 is gelegen.

^ In de trommel 1 zijn een groot aantal in fig.l ter wille van de overzichtelijkheid van deze figuur niet nader weergegeven ,zich in de lengterichting van de trommel uitstrekkende verwarmingspijpen 8 aangebracht, welke bij voorkeur een vierkante doorsnede hebben. Deze verwarmingspijpen 8 vormen een doorvoer voor de rookgassen,welke zodoende uit 20 de verbrandingskamer 3 door de verwarmingspijpen 8 naar de tussen de wanden 6 en 7 gelegen kamer 9a kunnen stromen en van daar door de ringvormige ruimte 9,die is gelegen tussen de trommel 1 en de trommel 5 naar een nabij het toevoermechanisme 4 gelegen afvoerkanaal 10.

Op regelmatige afstand van elkaar zijn in de trommel 1 een drietal 25 steunschotten 11,12 en 13 in de trommel aangebracht voor het ondersteunen van de pijpen 8 en wel zodanig,dat deze schotten 11, 12 en 13 in de lengterichting van de trommel 1 ten opzichte van de trommel 1 en de pijpen 8 verschuifbaar zijn.

Zoals blijkt uit fig.3 hebben de steunschotten min of meer de vorm 30 van een diabolo,zodat aan weerszijden van ieder steunschot een vrij grote open ruimte aanwezig is voor de doorvoer van het te verwerken materiaal in de lengterichting van de trommel. Daarbij zijn opeenvolgende steunschotten,zoals eveneens uit fig.3 blijkt,over 90° verdraaid ten opzichte van elkaar opgesteld. Verder zijn in de schotten nog doorstroomgaten 35 12A aèngebracht. '

De schotten 11,12 en 13 zijn onderling verbonden door een viertal buizen 14 waarvan de afgesloten linker einden in de plaat 13 zijn gelegen, • \ 7903159 *' -4- 20648/CV/tl f Λ terwijl in de in fig.1 weergegeven stand de rechter uiteinden van deze buizen 14 nabij de wand 7 van de trommel zijn gelegen.

In de buizen^4Uzi^n/l)uizeifni5 gelegen,die zijn gevoerd door de ruimte 9a en over een zekere afstand voorbij de van de wand 7 afgekeer-5 de zijde van de wand 6 uitsteken. Daarbij zijn gezien in fig.4 de rechter uiteinden bevestigd aan aan de uiteinden van pijpen 16 bevestigde platen 17. Iedere een buis 15 omgevende pijp 16 strekt zich vanaf de desbetreffende flens 17 uit door de wand 6 en tot aan de wand 7 en is daarbij vastgezet aan deze wanden 6 en 7,zodat zodoende ook een vaste ondersteu-10 ning voor de desbetreffende buis 15 is verkregen.

Zoals verder uit fig.l blijkt strekt de buis 14 zich in de in fig.l weergegeven stand van de steunschotten uit tot de wand 7 en het uiteinde van de buis 15. Daarbij is de uitvoering zodanig,dat de buis 14 telescopisch verschuifbaar is ten opzichte van en . tussen de buizen 15 15 en 16>.

In de door de buizen 14 omsloten ruimtes zijn aan het steunschót 11 moeren 18 bevestigd. In deze moeren 18 zijn schroefspindels 19 geschroefd,welke zich door de buizen 14 en 15 uitstrekken tot voorbij de flens 17. Aan de door de flenzen 17 gevoerde en zodoende buiten 20 de buis 16 uitstekende uiteinden van de schroefspindels 19 zijn ketting-wielen 20 bevestigd.

Zoals schematisch in fig.2 is weergegeven zijn deze kettingwielen onderling gekoppeld door een ketting 21,terwijl op een van de schroef-spindels 19 naast het kettingwiel 20 een kettingwiel 23 is bevestigd, 25 dat met behulp van een ketting 24 is gekoppeld met een hydromotor 24a, die op de hartlijn 2 van de trommel is opgesteld en daarbij bevestigd aan een steunplaat 25 of dergelijke,die op niet nader .weergegeven wijze bijvoorbeeld met de flenzen 17 is verbonden.

De lengtes van de schroefspindels 19 zijn zodanig,dat in de in 30 fig.l weergegeven stand de uiteinden van de schroefspindels ter hoogte vanhet middelste schot 12 zijn gelegen.

Zoals verder nog in de fig.5 en 6 is weergegeven zijn aan de schotten schraappijpen 26 bevestigd,die aan weerszijden van het schot over een betrekkelijk kleine afstand buiten het desbetreffende steunschót 35 uitsteken en zijn voorzien van afgeschuinde randen 27.

Het zal duidelijk zijn,dat door de motor 24 in de ene of de andere Λ 79031 59 ft» -5- > 20648/CV/tl * Ί richting te verplaatsen de onderling met elkaar gekoppelde steunschot-ten 11 - 13 in de lengterichting van de trommel heen en weer kunnen worden geschoven waarbij de schrapers 26 langs de verwarmingsbuizen 8 zullen bewegen en eventueel aan deze buizen hechtende materialen van 5 de buizen zullen afschrapen. Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden kan men deze heen en weergaande beweging van de steunschotten continu of intermitterend doen plaatsvinden.

Doordat de door de verwarmingspijpen gezien in fig.l naar rechts gevoerde verbrandingsgassen langs de buitenomtrek van de roterende 10 mantel 1 worden teruggevoerd zal ook een effectieve verwarming langs de buitenomtrek van de trommel worden bewerkstelligd,hetgeen bijdraagt tot het handhaven van een regelmatig temperatuurverloop over de dwarsdoorsnede van de trommel en daarbij de wand van de trommel op een geschikte temperatuur houdt om ook hier een aangroeiing op de binnen- 15 wand van de trommel zoveel mogelijk tegen te gaan.

*

Een andere mogelijkheid om eventuele aangroeisels langs mechanische weg van de buitenomtrek van de verwarmingspijpen 5 te verwijderen is het zodanig uitvoeren van de inrichting,dat. de schroefspindels en de beschermingsbuizen van de schroefspindels worden weggelaten en de 20 steunplaten zijn bevestigd aan een zich in de lengterichting van de trommel uitstrekkende as,waarvan de hartlijn samenvalt met de hartlijn van de trommel 2 en die met een uiteinde buiten de trommel uitsteekt.

Op deze wijze is deze as met behulp van een geschikt aadrijforgaan te-samen met de aan deze as bevestigde steunplaten Al -.13 en de op geschikte 25 wijze door ten opzichte van de trommelwand 1 draaibaar aangebrachte wanden ondersteunde verwarmingsbuizen ten opzichte van de trommel 1 verdraaibaar. Hen kan dan op gewenste tijdstippen de verwarmingsbuizen om de draaiingsas 2 ten opzichte van de trommelwand 1 en zich in de trommel bevindend materiaal in beweging brengen,waardoor deze zich in 30 de trommel bevindende asfaltbrokken een stotende en slijpende werking zullen uitoefenen op eventueel aan de buitenomtrek van de pijpen 8 hangende materiaal,zodat ook zo een effectieve reiniging van de pijpen 8 is te bewerkstelligen.

35 790 3 1 59

Claims (9)

1. Werkwijze voor het schoonhouden resp.maken van verwarmingspijpen, die zijn aangebracht in een inrichting voor het verwerken van asfalt-höudende materialen,waarbij de asfalthoudende materialen door een cilindrische roterende trommel in de lengterichting van de trommel ver-5 plaatst en gelijktijdig worden verwarmd met behulp van een verwarmings-fluidum,dat wordt gevoerd door de zich in de lengterichting van de trommel in de trommel uitstrekkende verwarmingspijpen,met het kenmerk,dat op eventueel aan de buitenzijde van de verwarmingspijpen hechtende materialen langs mechanische weg een schraapwerking wordt uitgeoefend.

2. Werkwijze volgens conclusie l,met het kenmerk,dat langs de verwar mingspijpen in de lengterichting van de pijpen schraaporganen heen en weer worden bewogen.

3. Werkwijze volgens conclusie l,met het kenmerk,dat de verwarmingspijpen dwars op hun lengerichting ten opzichte van zich in de trommel 15 bevindend materiaal worden verplaatst.

4. Inrichting voor het verwerken van asfalthoudende materialen voorzien van een cilindrische,tijdens bedrijf om zijn lengteas draaibare trommel met in de trommel aangebrachte zich in de lengterichting van de trommel uitstrekkende verwarmingsbuizen en middelen voor het door- 20 voeren van een verwarmingsfluidum door de pijpen,met het kenmerk,dat om de pijpen schraaporganen zijn aangebracht,die langs de pijpen heen en weer verschuifbaar zijn.

5. Inrichting volgens conclusie 4,met het kenmerk,dat de schraaporganen zijn bevestigd aan een de pijpen ondersteunend,zich dwars op de 25 lengterichting van de trommel uitstrekkend schot.

6. Inrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk,dat meerdere onderling met elkaar verbonden,in de lengterichting van de trommel achter elkaar gelegen en van schraaporganen voorziene- schotten" zijn aangebracht .

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6,met het kenmerk,dat een schot verplaatsbaar is met behulp van enige schroefspindels,die samenwerken met aan het desbetreffende schot bevestigde moeren,terwijl de schroef-spindels zijn omgeven door telescopisch ten opzichte van elkaar ver- schuifbare buizen.

8. Inrichting voor het verwerken van asfalthoudende materialen voorzien van een"tijdens bedrijf om zijn lengteas draibare trommel aangebrachte zich ..*·:· v--· 7903159 -7- _ 20648/CV/tl ? in de lengterichting van de trommel uitstrekkende verwarmingsbuizen en middelen voor het doorvoeren van een verwarmingsfluïdum door de pijpen,met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht om de pijpen onafhankelijk van de trommel om de hartlijn van de trommel in draai-5 ing te brengen.

9. Inrichting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk,dat de trommel is omgeven door een mantel,welke aan een uiteinde in open verbinding staat met de verwarmingsbuizen en op de mantel aan het uiteinde,dat van het met de verwarmingsbuizen in verbinding 10 staande uiteinde is afgekeerd, een afvoer voor het verwarmingsfluidum is aangebracht. . 7903159