NL7902960A - Kast voor het bewaren van brandbare stoffen of dergelijke. - Google Patents

Description

t \i

Lx 5kkQ Octrooifaureau Lux

Drs· J.H. Mommaerts

Aanvrager : Verhoogls Handelsonderneming B.V., te Amsterdam Titel s Kast voor het bewaren van brandbare stoffen of dergelijke.

Brandbare materialen worden dikwijls in een kast bewaard, die van isolerende wanden en een of meer isolerende deuren is voorzien , die het inwendige van de kast gedurende een voorgeschreven tijd tegen temperatuurverhoging kunnen afschermen. In laboratoria 5 worden dikwijls brandbare stoffen, en in het bijzonder vluchtige vloeistoffen, in een dergelijke kast bewaard, teneinde te voorkomen, dat de daarin bewaarde stoffen door temperatuurverhoging gaan verdampen, en dan de brand versterken of tot een ontploffing leiden.

Be afschermingstijd moet voldoende zijn om het aanwezige personeel 10 in staat te stellen om, wanneer met de plaatselijke blusmiddelen de brand niet kan worden onderdrukt, de laboratoriumruimten zonder gevaar te verlaten. Voorts worden dergelijke kasten dikwijls op een afzuigkanaal aangesloten, teneinde daarin aanwezige dampen af te zuigen, en daardoor te voorkomen, dat deze onder normale omstandig-1^ heden in de aangrenzende ruimte terechtkomen, waar dikwijls door de aanwezigheid van brandende Bunsenbranders of dergelijke brandgevaar aanwezig is. Bij brand moet echter worden voorkomen, dat de brandbare dampen in het afzuigkanaal terechtkomen, en dan tot uitbreiding van de brand aanleiding zouden kunnen geven.

20 Be voor dit doel bekende kasten omvatten een dubbele sta len wand met daartussen aangebracht isolatiemateriaal en op dezelfde wijze uitgevoerde deuren, welke deuren zelfsluitend zijn uitgevoerd, terwijl grendelmiddelen aanwezig zijn om deze deuren in de geopende stand vast te houden, teneinde het onder normale omstandigheden mo-25 gelijk te maken voorwerpen zoals flessen met twee handen in of uit te nemen. Deze grendelmiddelen zijn met een warmtetaster of brandmelder gekoppeld, waarmede de geopende deuren bij het vaststellen van brand kunnen worden gesloten. Hiertoe kan bijvoorbeeld naar de oudere aanvrage 72 02 1^2 worden verwezen. Hierin zijn zelfsluiten-30 de deuren met elektromagnetische vergrendeling beschreven, welke deuren van luchttoevoerdoorgangen zijn voorzien, teneinde ook in de gesloten toestand de door het afzuigkanaal afgezogen lucht aan te 7 9 0 2 ÜT6 δ * 2 ▼uilen en een luchtstroom door de kast in stand te houden· Ook het afzuigkanaal is van een elektromagnetisch vergrendelde klep voorzien, die bij brand wordt gesloten· Er zijn ook kasten bekend, waarbij de vergrendeling in de geopende stand langs mechanische weg met 5 behulp van een bimetaalelement of. dergelijke kan worden ontgrendeld.

Deze bekende kasten hebben verschillende bezwaren. Afgezien van het feit, dat de beveiligingsmiddelen dikwijls zeer ingewikkeld zijn, is de bescherming, die dergelijke kasten verschaffen, onvoldoende. Immers de door de deuren af te sluiten opening vormt 10 een verstoring van de samenhang van de kast,-zodat bij* verhitting · de deurkozijnen en de deuren kunnen kromtrekken. Er ontstaan dan tussen de deuren en de kozijnen kieren, waardoorheen de brandbare dampen naar buiten kunnen lekken en/of waardoorheen hete lucht, verbrandingsgassen of vlammen naar binnen kunnen dringen. Dit kan tot 15 ontploffing leiden, en wel nog binnen de voornoemde geëiste afscher-mingsperiode, gedurende welke tijd in de aangrenzende ruimte nog personeel aanwezig kan zijn, dat bijvoorbeeld poogt de brand te blussen.

Voorts hebben de bekende kasten het bezwaar, dat de afzui-20 ging ook bij geopende deuren onvoldoende kan zijn, daar meestal slechts een gering aantal afzuigopeningen aan de bovenzijde aanwezig is. Onder de legborden van de kast hangende dampen worden dan dikwijls onvoldoende afgezogen. In NI-A 72 02 142 zijn weliswaar opengewerkte legborden beschreven, waarmede de doorstroming kan worden ver-25 beterd, doch de daarop geplaatste flessen e.d. sluiten de doorstro-mingsopeningen weer af, waardoor het effekt wordt verminderd, in het bijzonder in het geval van zware dampen.

De uitvinding beoogt een kast voor deze doeleinden te verschaffen, die deze nadelen niet bezit, en die wordt gekenmerkt door 50 in de kieren tussen een deur en het naburige kozijngedeelte en eventueel tussen naburige deurgedeelten aangebracht materiaal, dat bij verwarming opschuimt of opzwelt, en door van buitenaf te bedienen grendelmiddelen, waarmede de deur of deuren in de gesloten stand zodanig kunnen worden vergrendeld, dat bij het kromtrekken ervan >5 een aanmerkelijke vergroting van de kieren wordt verhinderd.

Op deze wijze wordt verzekerd, dat bij verhoging van de 7902960 * * Ί> omgevingstemperatuur vanzelf alle luchtdoorgangen worden afgesloten, terwijl de bijkomende grendelmiddelen verhinderen, dat de aldus verkregen dichting door het kromtrekken van de deuren wordt verbroken.

Doordat dit dichtingsmateriaal zich achter de deuren bevindt, wordt 5 verhinderd, dat het door rechtstreekse vlaminwerking wordt beschadigd.

Wanneer de kast is voorzien van een afzuigaansluiting, die met een afzuigleiding dient te worden verbonden, wordt tenminste een deel van de kieren zodanig uitgevoerd, dat deze bij gesloten deuren als luchttoevoeropening voor het instandhouden van een lucht-10 doorstroming kunnen·werken. In het bijzonder wordt eendergelijke -kast voorzien van een verhoogde bodem, waarbij dan in het op een deur aansluitende onderkozijn of aansluitend bodemgedeelte lucht-aanzuigopeningen worden aangebracht, die in de ruimte onder de verhoogde bodem uitmonden, zodat dan de lucht wordt afgezogen uit het 1^ onder deze bodem gelegen en van de omgeving afgeschermde gedeelte.

Daarbij kan verder in een vaste wand, en in het bijzonder de achterwand, een afzuigkanaal worden aangebracht, dat zich over althans nagenoeg de volle hoogte van het inwendige van de kast uitstrekt, en door middel van openingen met het inwendige van de kast HO in verbinding staat om over de gehele hoogte, en in het bijzonder tussen legborden, dampen te kunnen afzuigen, waarbij de verdeling van de openingen zodanig is, dat de afzuiging overal althans nagenoeg even sterk is.

De grendelmiddelen voor het gesloten houden van de of elke 25 deur omvatten daarbij in het bijzonder onder veerspanning staande grendelschoten, die zodanig licht zijn uitgevoerd, dat deze bij het bereiken van de gesloten stand onmiddellijk met een naburig kozijn-gedeelte in aangrijping kunnen komen, voordat de deur bij het met kracht bereiken van de sluitstand tegen het kozijn terugstuit, waar-50 bij de koppeling tussen de grendelschoten en een uitwendig bedienings-middel daarvoor niet aanmerkelijk tot de massa van deze schoten bijdraagt. In het bijzonder wordt deze koppeling gevormd door tussen de schoten en het bedieningsmiddel aangebrachte buigzame trekkabels.

Deze grendelschoten worden in die punten aangebracht, waar 55 op de meest doeltreffende wijze het wijken door kromtrekken kan worden tegengegaan, hetgeen bij deuren, die uit scharnierend met elkaar 7902960 k verbonden panelen bestaan, waarvan een deel door een glijgeleiding met het kozijn verbonden blijft, in het bijzonder nabij de van de glijgeleidingen verwijderde scharnierverbindingen tussen twee panelen het geval is· 5 Ce grendelmiddelen voor het in de geopende stand vasthou den van de deur of deuren omvatten in het bijzonder een onder veer-spanning staande grendelpal, waarvan de veerspanning juist voldoende is om de sluitkracht van de betrokken deur te weerstaan, zodat de deur ook weer door het uitoefenen van een geringe druk kan worden 10 gesloten, t erwi j1 de ze grendelpal 'door Jiet voor =de temperatuur-ge-^ voelige middel kan worden gelicht om de deur bij temperatuurverhoging vrij te geven en te doen sluiten.

Voorts kan in de kast nog een bijkomende binnenkast worden aangebracht, waarin bijvoorbeeld zeer vluchtige stoffen kunnen wor-15 den bewaard, welke binnenkast van een bijkomende deur en van lucht-afzuigopeningen is voorzien, welke deur onder handhaving van een luchtdoorgangsspleet op de hulpkast aansluit, in welke spleet bij verwarming opschuimend of zwellend materiaal is aangebracht, terwijl in de afzuigopening van bij verwarming werkzaam wordende afsluit-20 middelen kan zijn voorzien.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 een vooraanzicht van een kast volgens de uitvinding met een geopende en een gesloten deur; 25 fig· 2 een doorsnede volgens de lijn II-II van fig. 1; fig. 3 oen vereenvoudigde schematische voorstelling van een samenstel voor het in de geopende stand vasthouden van de deuren; fig. k een deeldoorsnede op grotere schaal volgens de lijn IV-IV van fig. 1; en 30 fig. 3 en 6 een deeldoorsnede resp. achteraanzicht van een in een dergelijke kast aan te brengen en afzonderlijk af te sluiten hulpkast.

Ce in fig. 1 en 2 afgebeelde kast omvat een verstijvend raamwerk 1 uit profielbalken, waartussen wanden zijn aangebracht, 33 die uit twee staalplaten met tussengelegen isolatiemateriaal bestaan, waarvan in fig. 2 een achterwand 2, een bovenwand 3 en een bodem 4 7902960 % £ 5 zichtbaar zijn. Be bodem h bevindt zich op enige afstand van de vloer 5· Ia deze kast zijn enige legborden 6 aanwezig, waarop flessen e«d* met de te bewaren brandbare stoffen kunnen worden geplaatst·

In de achterwand 2 is een doorgang 7 uitgespaard, die aan 5 de binnenzijde wordt begrensd door een binnenwandgedeelte 8, dat bijvoorbeeld door een afzonderlijke plaat kan zijn gevormd, en dat van een aantal regelmatig verdeelde gaten 9 is voorzien· In het afge-beelde geval heeft dit wandgedeelte 8 een driehoekige vorm met het breedste gedeelte aan de onderzijde· Be gaten 9 vormen een verbin-10 ding tussen het inwendige van de kast en da doorgang 7,"welke laatste ' anderzijds met een aansluitstuk 10 op de bovenwand 3 in verbinding staat, welk aansluitstuk op een afzuigkanaal dient te worden aangesloten. Aldus wordt lucht uit het inwendige van de kast afgezogen, waarbij de verdeling van de gaten 9 zodanig is gekozen, dat de af-15 zuiging over de gehele hoogte van de kast en tussen de legborden 6 gelijkmatig geschiedt· Aldus worden in de kast aanwezige dampen, en in het bijzonder ook zware dampen, overal weggezogen, en wordt voorkomen, dat deze dampen in de omgevende laboratoriumruimte terechtkomen· 20 Beze kast kan aan de voorzijde worden gesloten door mid del van deuren 10, die eveneens dubbelwandig zijn uitgevoerd, en van tussengelegen isolatiemateriaal zijn voorzien. In het afgebeelde geval zijn deze deuren uitgevoerd als dubbele vouwdeuren met panelen 11 en 11’, waarbij de panelen 11 door middel van scharnieren 12 met 25 het kozijn 1 zijn verbonden, terwijl tussen de panelen 11 en 11’ scharnieren 121 aanwezig zijn. Deze panelen sluiten in de gesloten toestand goed aan op de het deurkozijn vormende profielbalken 1, waarbij aan de onderzijde een ruime kier 13 tussen de deur 10 en de aangrenzende bodem k aanwezig is, terwijl in de naburige balk 1 30 of het aansluitende bodemgedeelte doorgangen 14 zijn aangebracht, die met de ruimte onder de bodem 4 in verbinding staan. Aan de achterzijde kunnen nog openingen 15 aanwezig zijn, zodat bij gesloten deuren lucht uit de omgeving naar het inwendige van de kast wordt gezogen uit een punt, dat zo ver mogelijk van de ruimte voor de 35 kast verwijderd is, zodat bij brand het rechtstreeks aanzuigen van vlammen zoveel mogelijk wordt vermeden.

7902960 6 /· ·♦·

Aan de boven- en onderzijde van de deuren zijn op de aangrenzende balken van bet raamwerk 1 leigoten 16 aangebracbt, waarin leirollen of pennen 1? nabij de vrije rand van de buitenpanelen 11 * steken, waarmede deze panelen 11 * worden geleid.

5 Aangrenzend aan de tussenruimte 13 en de overeenkomstige ruimte 131 aan de bovenzijde van de deuren 10 zijn stroken 18 uit een materiaal aangebracht, dat bij verwarming opzwelt of opschuimt, en wel zodanig, dat de gehele tussenruimte van de kier met dit materiaal wordt gevuld, waardoor de luchtdoorgang door de kier wordt f'T 10 /afgesloten. Dergelijke- stroken rzijn-rookroprde:^i^rairdec^/van^de·?:pa^-r;"*,.yrr r. nelen 11 en 11' aangebracht, waar deze met elkaar of met de zijbalken van het raamwerk 1 in aanraking komen, zodat bij gesloten deuren alle kieren worden gesloten, wanneer de omgevingstemperatuur boven een bepaalde waarde stijgt. Zonodig kunnen ook de openingen 13 14 en 13 van dergelijk materiaal worden voorzien. Ook in het kanaal 7 nabij de afzuigaansluiting 8 kan dergelijk materiaal in de vorm van een rooster 19 zijn aangebracht, zodat bij voldoende tempera-tuurverhoging het afzuigkanaal wordt afgesloten. Daardoor wordt voorkomen, dat na het afsluiten van de aanzuigopeningen in de kast 20 een onderdruk ontstaat, terwijl ook het afzuigen van brandbare dampen, die tot uitbreiding van de brand zouden kunnen leiden, wordt voorkomen.

Daar het laboratoriumpersoneel met twee handen flessen e.d. in de kast moet kunnen plaatsen of daaruit moet kunnen wegnemen, 23 dienen de deuren in de geopende stand te kunnen worden vergrendeld, welke vergrendeling echter bij verhoging van de temperatuur dient te worden opgeheven· De scharnieren 12 en 12* van de deurpanelen zijn van in de sluitzin werkende veren voorzien, teneinde bij het opheffen van de vergrendeling de deuren te sluiten, waarbij overi-30 gens ook andere soorten deurdringers kunnen worden gebruikt.

In fig. 3 is een uitvoeringsvoorbeeld van een dergelijke vergrendeling schematisch weergegeven. Deze omvat een grendelschoot 20, die met een veer 21 is belast, die met een drukpen 22 is verbonden. De kracht van de veer 21 is groter dan de door de sluit-35 veren van de deur 10 op de schoot 20 uitgeoefende kracht, zodat de schoot de deuren kan vasthouden. Wanneer echter met de hand een 7902960 * ,® 7 kracht op de deur in de sluitzin wordt uitgeoefend, kan de veerkracht worden overwonnen, zodat dan de deur vanzelf sluit. De schoot 20 is in het bijzonder van een dubbele afschtiining voorzien.

De pen 22 rust anderzijds tegen een wig 23, die op een 5 stang 2b is bevestigd. Ook aan het andere einde is een stang 2b van een gelijkgerichte wig 23 voorzien, die met de niet. afgeheelde grendelschoot voor de andere deur 10 samenwerkt. De stang 2b is bij 23 gekoppeld met een stang 26, die onder inwerking van een veer 2? staat, doch in de gespannen toestand van deze veer kan worden vast-10 gehouden door een nok 28, die op een bimetaalelement ‘29 is bevestigd^ * dat door een stelschroef 30 kan worden versteld. Zodra de omgevingstemperatuur zodanig stijgt, dat door kromming van het element 29 de nok 28 voldoende wordt gelicht om de stang 26 vrij te geven, wordt deze en dus ook de stang 2b door de veer 27 naar rechts gedre-15 ven, zodat de veer 21 wordt ontspannen. Daardoor wordt de kracht van de deurveren niet meer overwonnen, zodat de schoot 20 wordt weggedrukt en de deur 10 wordt gesloten· Om de grendelschoten 20 veer werkzaam te maken, bijvoorbeeld na het beproeven van de beveiliging, is de stang 26 voorzien van een heugel 31, die met een.rond-20 sel 52 in aangrijping is, dat van buitenaf met een handwiel -33 of dergelijke kan worden bediend, een en ander zodanig, dat bij draaiing van het wiel over niet meer dan een halve slag de veer 27 wordt gespannen en vergrendeld.

De beschreven beveiliging zal echter onwerkzaam worden, 25 wanneer de panelen 11 en 11* en eventueel de balken 1 bij verhitting kromtrekken, zodat dan de schuimlagen geen voldoende dichting meer kunnen verschaffen, en eventueel ook door rechtstreekse vlaminverking worden beschadigd. Om dit te vermijden zijn nabij de tussenscharnie-ren 12* in de panelen 11 of 11· grendels aangebracht, die bij het 30 dichtvallen van de deuren vanzelf in werking komen, teneinde de deurpanelen ten opzichte van de naburige balken 1 te vergrendelen.

De panelen 11' worden, zoals vermeld, aan het andere einde geleid door de rollen of pennen 17, zodat de bijkomende vergrendeling nabij de scharnieren 12' al voldoende is om de gehele deur goed vast 55 te houden. Ook wanneer dan de panelen nog enigszins kromtrekken, blijft de breedte van de tussenruimten13 en 13* in hoofdzaak dezelfde, 7902960 8 ¥' ^ zodat de dichting niet wordt verstoord, terwijl ook de kieren tussen de vertikale paneelranden niet aanmerkelijk wijder worden.

In fig. is een dergelijke grendel 3½ op grotere schaal weergegeven. Deze kan met de onderste leigoot 16 in aangrijping ko-3 men, terwijl aan de'bovenzijde van het paneel een overeenkomstige grendel is aangebracht, die met de bovenste goot 16 kan samenwerken. Deze grendels zijn bij 35* in de sluitzin afgeschuind, en staan onder de invloed van een drukveer 3.6· Om te vermijden, dat de deur tengevolge van de betrekkelijk grote sluitkracht tegen het kozijn terug-10 stuit, alvorensvde ^end¥lSÏ^#^^zhaM-^'jn-gew5®d'en^^!3;jjt:dezêi: li; ^ grendels zeer licht uitgevoerd, zodat deze zeer snel in aangrijping kunnen komen.

De grendels 3^ zijn in het afgebeelde geval door middel van trekkabels 3? met een deurkruk 38 gekoppeld, teneinde de deur 13 van buitenaf te kunnen openen. Deze kruk 38 bevindt zich in het afgebeelde geval nabij het tussenscharnier 12', zodat, wanneer aan deze kruk wordt getrokken, tevens de beide aangrenzende panelen 11 en 11' naar buiten worden getrokken, hetgeen het openen vergemakkelijkt. Door het gebruik van buigzame kabels kan echter de deurkruk 20 38 ook in andere punten worden aangebracht· Inplaats van kabels kunnen echter ook trekstangen worden gebruikt, mits deze met een zekere vrije slag met de grendel 3** worden verbonden, zodat de grendels vrij van de koppelstangen kunnen bewegen, en de stangen niet tot de trage massa van de grendels bijdragen. Het verdient voorts 23 aanbeveling de in de deurpanelen aangebrachte grendelonderdelen door verwijderbare stroken 39 af te dekken, zodat storingen gemakkelijk kunnen worden verholpen.

Het verdient soms aanbeveling zeer vluchtige stoffen in een bijkomend afgesloten gedeelte van een dergelijke kast te plaat-30 sen, welk gedeelte ook bij geopende deuren 10 gesloten is. Fig. 5 en 6 tonen een voor dit doel geschikte en bijkomend beveiligde hulpkast, die in de kast van fig. 1 en 2 kan worden opgehangen of op een legbord kan worden bevestigd.

De afgebeelde hulpkast bestaat uit wanden ko uit isolerend 35 materiaal, dat echter niet vlaravast behoeft te zijn. In een van de wanden, bijvoorbeeld de achterwand, zijn afzuigopeningen Ifi aange- 7902960 9 bracht, die met een schuif 42 kunnen worden afgesloten, welke schuif met behulp van een smeltveiligheid 43 in de geopende stand wordt gehouden· Deze schuif wordt geleid door pennen 44 in gleuven 45, welke gleuven naar boven toe enigszins zijn versmald, zodat in de 5 laagste stand een zekere klemming ten opzichte van de pennen kk optreedt· De smeltveiligheid 43 is zodanig gekozen, dat deze bij een geringe temperatuurverhoging boven de normale temperatuur doorsmelt, waarna de schuif onder het eigen gewicht naar beneden valt.

Aan de voorzijde is een deur 46 aangebracht, die aan de 10 boven- en onderzijde van groeven 47 is vooïzien, die' breder zijn dan de dikte van de naburige wand, zodat deze wand met ruime speling daarin past· De benedenwend is van een lijst 48 voorzien, die de ruimte van de naburige groef 4? opvult, zodat alleen aan de bovenzijde een aanzuigopening vrijblijft, die weer van een strook .uit 15 bij verwarming zwellend of opschuimend materiaal kan zijn voorzien·

Door de symmetrische uitvoering van de deur kan deze zonder verplaatsing van de scharnieren door het omkeren ervan links- of rechts-draaiend worden gemaakt. Inplaats van de schuif 42 kunnen uiteraard ook weer schuimstofroosters of dergelijke worden gebruikt.

20 Het zal duidelijk zijn, dat binnen het kader van de uit vinding nog vele wijzigingen mogelijk zijn. Zo kan bijvoorbeeld in plaats van het samenstel van figo 3 ook worden gewerkt met op een afstand van de kast geplaatste warmtetasters of brandmelders· Het samenstel van fig· 3 Is echter zeer doeltreffend gebleken, en heeft 25 het voordeel van een eenvoudige opbouw· De instelling kan zodanig worden gekozen, dat de deuren reeds bij een geringe stijging boven de normale temperatuur worden gesloten, hetgeen een voldoende beveiliging verschaft.

Het zal verder duidelijk zijn, dat een dergelijke kast ook 30 kan worden gebruikt voor het tegen rechtstreekse brand-inwerking beschermen van dokumenten, instrumenten e.d. In dat geval behoeft uiteraard de afzuigaansluiting 10 niet met een afzuigkanaal te worden verbonden, terwijl ook de doorgang 7 geheel kan worden weggelaten. Anderzijds kan in het geval van een kast voor het bewaren van ver-35 dampende stoffen inplaats van met een rooster 19 uit opzwellend of opschuimend materiaal ook met een van een smeltveiligheid voorziene 7902960 V- t- 10 worden gewerkt·

Het zal verder duidelijk zijn, dat in plaats van vouwdeuren ook schuifdeuren kunnen worden gebruikt, en dat het sluiten ook met behulp van gewichten kan worden bewerkstelligd· Het is voorts 5 pok mogelijk vouwdeuren met meer dan twee panelen te gebruiken, en deze panelen bijv. in het midden ten opzichte van de kozijnen te geleiden. In plaats van een op de kast geplaatst bimetaalonderdeel voor het ontgrendelen van de geopende deuren kan ook een op een grotere afstand geplaatste warmtetaster of brandmelder worden ge-10 bruikt, die bijv. langs- elektrischa-weg-met de- vergrendeling "i-s ges*· * koppeld. Binnen het kader van de- uitvinding zijn nog vele andere· - wijzigingen mogelijk.

Dergelijke kasten kunnen in het bijzonder worden vervaardigd door eerst een buitenkast uit staalplaat en zo nodig profiel-15 balken samen te stellen , en dan tegen de binnenzijde, event, na het daarop aanbrengen van een isolatielaag, een mengsel van een cementspecie en versterkingsvezel, i.h.b· glasvezels, aan te brengen, hetgeen ook met een spuitpistool kan geschieden· Een dergelijke binnenwand is uiterst warmtevast, terwijl deze wijze van aanbrengen 20 zeer eenvoudig is, daar geen vormen of bekistingen vereist zijn·

Een dergelijke bekleding kan de vormvastheid van de kast bovendien aanmerkelijk verbeteren# Desondanks zijn de bijzondere grendels in de deuren nodig om deze onder alle omstandigheden gesloten te houden, i.h.b· omdat de stroken opzwellend of opschuimend materiaal 25 een druk in de openingszin kunnen uitoefenen.

7902960

Claims (12)

1. Kast voor het bewaren van brandbare stoffen of der gelijke, omvattende isolerende wanden en een of meer isolerende deuren, die het inwendige van de kast gedurende een voorgeschreven tijd tegen temperatuurverhoging kunnen af schermen, gekenmerkt door in de 5 kieren tussen een deur en het naburige kozijngedeelte' en eventueel tussen naburige deurgedeelten aangebracht bij verwarming opschuimend of opzwellend materiaal, en door van buitenaf te bedienen grendel- middelen, waarmede de deurin de gesloten stand- zodanig kan worden ..... vergrendeld, dat bij kromtrekken een.aanmerkelijke vergroting van 10 de kieren wordt verhinderd. 2» Kast volgens conclusie 1, voorzien van een met een afzuig» leiding te verbinden afzuigaansluiting, met het kenmerk, dat tenminste een deel van de kieren tussen de deur of deuren en het kozijn als luchtaanzuigopening is uitgevoerd, en dat het aldaar 15 aangebrachte materiaal voldoende kan opzwellen of opschuimen om deze openingen af te sluiten.

3· Kast volgens conclusie 2, voorzien van een verhoogde bodem, met het kenmerk, dat in het op een deur aansluitende onder-kozijn of aangrenzende bodemgedeelte luchtaanzuigopeningen zijn 20 aangebracht, die in de ruimte onder de verhoogde bodem uitmonden. km Kast volgens conclusie 2 of 3* met het kenmerk, dat een vaste wand, en in het bijzonder de achterwand, van een afzuig-kanaal is voorzien, dat zich over althans nagenoeg de gehele hoogte van het inwendige van de kast uitstrekt, en door middel van openingen 23 met het inwendige van de kast in verbinding staat om over de gehele hoogte, en in het bijzonder tussen legborden, dampen te kunnen afzuigen, waarbij de verdeling van de openingen zodanig is, dat de afzuiging overal althans nagenoeg even sterk is.

5· Kast volgens een van de conclusies 2..*f, met het ken-30 merk, dat het afzuigkanaal nabij de afzuigaansluiting van bijkomende middelen is voorzien, waarmede de doorgang van het kanaal bij temperatuurstijging kan worden afgesloten.

6. Kast volgens een van de conclusies 1..3, met het kenmerk, dat de grendelmiddelen voor het gesloten houden van de of 33 elke deur onder veerspanning staande grendelschoten omvatten, die 7902960 'f' <· zodanig licht zijn uitgevoerd, dat deze bij het met kracht sluiten van de betrokken deur onmiddellijk met een naburig kozijngedeelte in aangrijping kunnen komen, voordat de deur tegen het kozijn terugstuit, en dat de koppelmiddelen tussen deze grendelschoten en een 5 uitwendig bedieningsonderdeel voor het vrijmaken daarvan niet aanmerkelijk tot de massa van deze schoten bijdraagt·

7· Kast volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de koppeling tussen de grendelschoten en het bedieningsonderdeel door buigzame trekkabels wordt gevormd.

8. Kast volgens conclusie 6 of 7, m et h e t ' k« n m e r- k, dat z-. ;* het bedieningssamenstel voor de grendelschoten in een van buitenaf toegankelijke ruimte van de deur is aangebracht.

9· Kast volgens een van de conclusies 6..8, waarbij de of elke deur door middel van een geleiding ten opzichte van de in de 15 bewegingsrichting van de deur gerichte kozijnen is geleid, met het kenmerk, dat de grendelschoten elk met de bijbehorende geleiding samenwerken. 10« Kast volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de of elke deur uit tenminste twee scharnierend met elkaar verbonden 20 panelen bestaat, waarvan het eerste scharnierend met het deurkozijn is verbonden, terwijl het tweede paneel en eventueel volgende panelen in de geleiding is resp. zijn geleid, en dat de grendelschoten in tenminste een van de panelen nabij een niet geleid scharnierpunt zijn aangebracht.

11. Kast volgens conclusie 9 of 10, voorzien van middelen voor het met kracht naar de gesloten stand drijven van de deur of deuren, en grendelmiddelen voor het in de geopende stand vasthouden daarvan, welke grendelmiddelen met een voor de temperatuur gevoelig middel zijn gekoppeld, waarmede deze grendelmiddelen bij het overschrijden 30 van een bepaalde temperatuur kunnen worden gelost, met het kenmerk, dat deze grendelmiddelen voor elke deur een onder veerspan-ning staande grendelpal omvatten, waarvan de veerspanning juist voldoende is om de sluitkracht van de deur te weerstaan, welke pal door het voor de temperatuur gevoelige middel kan worden gelicht om de 35 deur vrij te geven.

12. Kast volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de 7902960 veer van elke grendelpal door een steunwig wordt tegengehouden, welke wig, eventueel samen met overeenkomstige wiggen van andere deuren, met een trekstang is verbonden, die met het voor de temperatuur gevoelige middel is gekoppeld. 5 13· Kast volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de trekstang door middel van een grendel onder veerspanning kan worden gehouden, welke grendel door het voor de temperatuur gevoelige middel kan worden gelost. 1½. Kast volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de 10 trekstang met een terugstelknop is verbonden, waarmede de trekstang in een handbeweging in de gespannen toestand kan worden gebracht.

15· Kast volgens een van de conclusies 1 ..1^, gekenmerkt door een in het inwendige aan te brengen afzonderlijke binnenkast, die van een bijkomende deur en van luchtafzuigopeningen is voorzien, 15 welke deur onder handhaving van een luchtdoorgangsspleet op de hulpkast aansluit, in welke spleet bij verwarming opschuimend of opzwellend materiaal is aangebracht, terwijl de afzuigopening van bij verwarming werkzaam wordende afsluitmiddelen is voorzien.

16. Kast volgens conclusie 15» met het kenmerk, dat de 20 afsluitmiddelen voor de afzuigopening een klep of schuif omvatten, die door een bij een bepaalde temperatuurverhoging smeltend onderdeel wordt opengehouden.

17· Werkwijze voor het vervaardigen van een kast volgens een van de conclusies 1..16, met het kenmerk , dat een buitenkast 25 uit metaalplaat en event* bijkomende profieldelen wordt samengesteld, en dat tegen de binnenwand daarvan, event, na het aanbrengen van een isolerende laag, een cementspecie met versterkingsvezel wordt aangebracht, en i.h.b. met een pistool wordt opgespoten. 7902960