NL7900528A

NL7900528A - Werkwijze en inrichting voor de behandeling van rioolafvalwater.

Info

Publication number: NL7900528A
Application number: NL7900528A
Authority: NL
Original assignee: Jet Aeration Co
Priority date: 1977-11-14
Filing date: 1979-01-23
Publication date: 1980-07-25
Also published as: CA1111779A; US4211655A

Description

V

D HO/Se/2.

! ! ! ! ; Jet Aeration Company te Cleveland, Ohio, Ver.Staten v. f : Amerika j

: ‘ I

j Werkwijze en inrichting voor de behandeling van rioolafval-? l i , I water. i

! ' I

f II 1^1· I — — , II· II· II· I·· I I I·· P· I—i» ; De uitvinding betreft een werkwijze en inrichting voor dè i verwerking of behandeling van rioolafvalwater en kan bijvoor- * beeld gebruikt worden bij een rioolsysteem op een plaats { : i = waar geen openbaar rioolnet aanwezig is. De uitvinding heeft

t I

5 ; met name betrekking op de constructie van een opstroomfilter t < · van een zodanig algemeen type, dat een handelaar slechts ; j i : êén type filter in voorraad behoeft te hebben en door het ! ! verwijderen van enkele delen uit de constructie en/of het j i : ) toevoegen van delen de filter verschillende funkties kan la-10 ! ten vervullen zodanig, dat het kan worden gebruikt op ver- | * i ‘ schillende plaatsen en in verschillende situaties.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 3.642.134 is een be- · ; paald type opstroomfilter bekend. Een ander type filter is I : beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.950.252.

t ,

I

£ : Deze laatstgenoemde publikatie onthult een type filter dat i enige gelijkenis vertoont met het onderhavige type met als ' uitzondering dat het beschreven filter niet gemakkelijk aan-: pasbaar is om verschillende funkties te laten uitvoeren en i ' het derhalve nodig is dat een handelaar een aantal typen j 20 filters in voorraad houdt. «

De onderhavige uitvinding verschaft een opstroomfilter en een werkwijze omvattende een houder waardoorheen een j wand zich uitstrekt zodanig, dat de houder in een eerste en’ een tweede filterkamer wordt verdeeld, waarbij de deelwand 25 in zijaanzicht nagenoeg L-vormig is en is voorzien van een vertikale opening die zich uitstrekt van de bovenrand naar - de bodem,-met_zijdelingse_-uitlaten-^- dia-.in ..verbinding-staan.

- 790 05 2 8 V * - 2- met de bodem van de filterkamers met de vertikale doorgang erin en waarbij een ander'deel van de deelwand langs bovenrand een leiding verschaft, die een doorgang vormt met verwijderbare delen daarin teneinde bij het verwijderen er-5 van waterkeringen te verschaffen voor het binnentreden van vloeistof uit de filterkamers in de doorgang en waarbij de houder verschillende andere verwijderbare delen bezit, zodanig, dat het filter kan funktioneren onder verschillende omstandigheden door het op selektieve wijze verwijderen van 10 delen waardoor een handelaar slechts ëin type constructie van het filter in voorraad hóeft te houden welke onder verschillende omstandigheden kan worden gebruikt.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een opstroomfilterconstructie en een werkwijze voor het gebruik I ' ..... , 15 ervan. Een ander doel van de uitvinding bestaat in hét ver- ,· schaffen van een opstroomfilterconstructie en een werkwijze I waardoor één filterconstructie gebruikt kan worden voor ver-: schillende funkties door het selektief verwijderen van delen uit het filter,, zodanig, dat het filter op verschillende ma-20 nieren kan funktioneren in afhankelijkheid van de gestelde eisen. Weer een ander doel van de uitvinding bestaat uit het verschaffen van een opstroomfilter omvattende een nagenoeg rechthoekige, gegoten , betonnen houder met een inlaat en : een uitlaat voor vloeistof, een open bovenzijde, een bodem 25 en vier zijwanden voorzien van een betonnen deelwand die , êên geheel vormt met en zich uitstrekt tussen overliggende wanden, waarbij een eerste en een tweede filterkamer wordt gevormd, en waarbij de deelwand eerste en tweede einddelen alsmede daartussen een tussendeel vertoont, waarbij het eer-30 ste einddeel en het tussendeel elk een bovenrand heeft die vertikaal gezien op een hoger niveau ligt, dan de bovenrand van het tweede einddeel en waarbij de deelwand nagenoeg L-vormig in zijaanzicht is en de bovenrand van het eerste einddeel en het tussendeel gelegen zijn op het hoogste deel 35 van de L en de bovenrand van het tweede einddeel ligt op het laagste deel van de L en waarbij een vertikale opening 790 05 28 * -¾ 3 en een aangrenzende in de deelwand gegoten put aanwezig is zich. uitstrekkend van de bovenrand van de deelwand naar de bodem van de houder en waarbij de vertikale opening eerste en tweede zijdelingse uitlaten vertoont, die in verbinding 5 staan met de bodem van de eerste en tweede filterkamers en voorzien van een kanaal dat integraal gevormd is aan de bovenrand van het tweede einddeel van de deelwand. waardoor een met een vloeistofuitlaat verbindbare doorgang is ver-. kregen en waarbij verschillende verwijderbare delen aanwezig 10 zijn in het filter, zodanig, dat het filter gebruikt kan worden onder verschillende omstandigheden.

De uitvinding wordt aan de hand van de bijgaande tekeningen verduidelijkt.

In de tekeningen toont: 15 Figuur 1 een zijaanzicht in doorsnede van een opstroom-.

filter volgens de uitvinding langs de lijn 1-1 uit fig.3,

Figuur 2 een eindaanzicht in doorsnede van het filter uit fig.l langs de lijn 2-2 uit fig.3 ,

Figuur 3 een bovenaanzicht van het filter volgens de 20 uitvinding,

Figuur 4 een doorsnede aanzicht langs het vlak van de lijn 4-4 uit fig.3 in de richting van de pijlen ,

Figuur 5 een aanzicht langs het vlak van de lijn 5-5 . uit. fig.l in de pijlrichting, waarbij de filterbedden zijn 2 5 weergegeven,

Figuur 6 een bovenaanzicht met weggebroken delen van een betonnen rooster volgens de figuren 2 en 4,

Figuur 7 een doorsnede-aanzicht langs het vlak van de lijn 7-7 uit fig.6 in de richting van de pijlen, 30 Figuur 8 een doorsnede zijaanzicht van een variant na de verwijdering van bepaalde delen van de filterwand, waarbij een terugspoelpomp en een opvoerpomp aangegeven zijn,

Figuur 9 een bovenaanzicht langs het vlak van de lijn 9-9 uit fig.8 in de richting van de pijlen, 35 Figuur 10 een doorsnede-aanzicht langs het vlak van de lijn 10-10 uit fig.9 gezien in de richting van de pijlen, 790 05 28 *- -t ' · " 4

Figuur 11 een doorsnede-zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van het filter,

Figuur 12 een doorsnede-aanzicht langs het vlak van de lijn 12-12 uit fig.ll gezien in de richting van de pijlen, 5 en

Figuur 13 een doorsnede-aanzicht langs het vlak van de lijn 13-13 uit fig.12 gezien in de richting van de pijlen.

In figuren 1 tot 7 is een opstroomfilter 10 getekend omvattende een nagenoeg rechthoekig gevormde betonnen houder 10 12, die op passende wijze gewapend kan zijn. De houder 12 is bij voorkeur als ëën geheel gegoten en vertoont een bodem 14 (fig.2) en zijwanden 16,18,20 en 22 (fig.3). De hou-: der bezit een betonnen, centrale deelwand 24 die bij voor-! keur ëën geheel vormt met en zich uitstrekt tussen twee 15 i overliggende zijwanden 16 en 18 waardoor een eerste en een ; tweede filterkamer 26 en 28 (fig.5) gevormd worden.

! Een betonnen· gegoten rooster 30 (fig.6· en 7) ligt in elk van de eerste·en tweede filterkamers 26 en 28. Elk rooster omvat in bovenaanzicht een nagenoeg rechthoekig orgaan met 20 een aantal openingen of sleuven 32. De sleuven 32 divergeren bij voorkeur in benedenwaartse richting, zoals.blijkt uit fig.7. Deze roosters rusten met hun randen op een schouder 34 (fig.1,2), die zich bij voorkeur volledig rond elk van de filterkamers 26,28 uitstrekken. De betonnen roosters die-25 nen om elk van de kamers 26,28 te verdelen in een bovenste deel 36 en een benedenste deel 38 (fig.2). Een laag filter-materiaal 40 ligt op het bovenoppervlak van elk van de poorten 30 over bij voorkeur het gehele oppervlak ervan, waarbij de filtermedia bij voorkeur gravel met een diameter 30 van ongeveer 0,6 tot 0,9 cm omvat.

Zoals blijkt uit fig.l is de deelwand 24 in zijaanzicht ongeveer L-vormig. De deelwand bezit een eerste einddeel en een tweede einddeel resp.44 en 46 en een tussendeel 48 (fig.5). Het eerste einddeel 44 en het tussendeel 48 hebben 35 in bovenaanzicht bij voorkeur een grotere afmeting in verge lijking met het tweede einddeel 46 waarbij het tweede eind- 790 0 5 28 5 - r * deel zich bevindt op het benedenste deel van de L.

Zoals blijkt uit de figuren 1 en 5 is een vertikale doorgang of opening 50 vrijgehouden in de deelwand en strekt zich uit door het eerste einddeel 44 van de bovenrand naar 5 de bodem van de houder. Onderin de opening 50 zijn eerste en tweede zijdelingse openingen 52,52a aangebracht, die in verbinding staan met de bodem van eerste en tweede folterkamers 28 en 26. Zoals blijkt uit fig.2 helt de bodem van elk van de folterkamers bij voorkeur naar de respektievelij-10 ke openingen 52,52a gezien in eindaanzicht.

Het. tussendeel 48 van de deelwand bezit een put of kamer 54 die zich uitstrekt van de bovenrand van het bovenste deel van de L naar de bodem van de houder (zie fig.l). Het binnen-oppervlak van de zijwanden van de put of de kamer 54 bezit-15 ten bij voorkeur vertikale gleuven 56. Zoals blijkt uit de figuren 1 en 5 hellen de zijwanden van de vertikale opening 50 en die van de put of de kamer 54 bij voorkeur naar bin-, nen in benedenwaartse richting beginnend nabij de bovenrand van de deelwand.

20 Een vloeistofinlaatopening 58 kan via een pijp het filter 10 verbinden met de uitlaat 60 van een septic-tank van b.v. een huisrioolinstallatie 62. Zoals blijkt uit fig.l os de inlaat 58 opgesteld beneden de bovenrand van de deelwand 64 van het eerstgenoemde einddeel 44 van de deelwand. De 25 * pijp 66 kan zich uitstrekken tot in de inlaat 58 en deze '.verbinden met de uitlaat 60 van de installatie 62. De pijp 66 kan op punt 66a verbonden worden met de wand 16 van de . houder.

Een vloeistofleiding 68 is aangebracht aan de bovenrand 30 van het tweede einddeel 46 van de deelwand , waarbij de vloeistofleiding een kanaal of gat 70 vormt voor het opnemen van vloeistof uit de eerste en tweede folterkamers.

Het kanaal 70 is in dwarsdoorsnede (zie fig.2) nagenoeg U-vormig. Het kanaal is voorzien van verwijderbare, relatief 35 dunne delen 72,72a nabij de tegenover elkander liggende ein den van het kanaal 70 in de zijwanden daarvan, teneinde bij 790 05 28 m- * - 6 het verwijderen in de zijwanden van het kanaal overlopen te verkrijgen, om een verbinding tot stand te brengen tussen de respektievelijke filterkamer en het kanaal wanneer het vloeistofniveau L (fig.2) in de filterkamer stijgt tot een 5 vooraf vastgesteld punt waardoor overloop plaatsvindt naar het kanaal.

In het kanaal 70 kunnen een paar houders 74 voor chemische middelen voor vloeistofbehandeling aanwezig zijn, welke buisvormige organen van b.v., kunststof, kunnen omvat-10 ten. Het chemische middel kan b.v. de vorm hebben van tablet ten van een desinfecterend materiaal bijvoorbeeld chloor, waarbij de tabletten gestapeld kunnen worden in de respek-, tievelijke houders, zodat de tabletten opgelost worden aan, de bodem van de houder tengevolge van het kontakt met de 15 ; vloeistof in. het kanaal en waarbij de tabletten onder invloed van de zwaartekracht automatisch omlaag naar de bodem van · de houder bewegen. Er zijn tabletten bekend onder de naam ' "Sanuril Tabletten” op de markt gebracht door Diamond j Shamrock Corporation, maar er zijn ook andere chemische 20 middelen bruikbaar voor dit doel.

Zoals blijkt uit fig.l is de bodem van elke houder bij voorkeur voorzien van een aantal op afstand van elkander geplaatste vertikale sleuven 76 die vingers' vormen en de tabletten die..; in de houder gestapeld zijn blootstellen aan 25 de vloeistof stroom in het kanaal 70. De bodem van de hou- ; der kan worden voorzien van een plaat 76a met een opening, die het chemische middel steunt en toch de vloeistof gemakkelijk door de plaat laat stromen in kontakt met het middel.

De boveneinden van de buizen kunnen worden voorzien van een 30 verwijderbare kap 78, die bij verwijdering de mogelijkheid opent het chemische middel in de houders te brengen. Koppelplaten 80 werken samen met de opstaande houders en koppelen deze en verschaffen voorts een vergrote stabiliteit van de . inrichting.

35 Zoals blijkt uit fig.l is de dwarswand 82 die de delen vormt tussen de put 54 en het kanaal 70 voorzien van een 790 05 28 • . t * ”7 vertikale sleuf 82a die geplaatst is op éên lijn met de houder 74 en een relatief dun verwijderbaar gedeelte 82b vertoont (fig.l en 4), hetwelk bij verwijdering een verbin-dingsopening tussen het kanaal 70 en de put 54 via de wand 5 82 vormt.

Een vloeistofuitlaat 84 is gevormd in de wand 18 van de houder waarbij deze uitlaat aanvankelijk gesloten is door een relatief dun verwijderbaar deel 84a dat als êën geheel gegoten is met de houder maar dat bij verwijdering het ka-X0 naai 70 in verbinding plaatst met de uitlaatopening 84.

Een pijp 86 kan op punt 86a verbonden worden met de uitlaat 84 om vloeistof vanuit het filter naar een_op afstand gelegen plaats te transporteren.

De eerder genoemde verwijderbare delen 72,72a en 82b en ; X5 84a verschaffen een.selektieve besturing van de vloeistof-' stroom vanuit de filterkamer 26,28 naar het kanaal 70 en ) i vandaar via de uitlaat 84 of naar de put 54.

De vloeistof uit de filterkamers wordt wanneer de vloeistof door de leiding of het kanaal 70 stroomt behandeld door 20 -- het .chemische middel in de houders 74 teneinde de vloeistof bijvoorbeeld voorafgaande aan de afvoer uit het filter te chloreren. Indien het verwijderbare·deel 84a in de uitlaat op zijn plaats wordt gelaten en in plaats daarvan het deel ; 82b uit de deelwand 82 wordt verwijderd, zal de vloeistof : 25 in het kanaal in plaats van door de uitlaat 84 weg te stromen vanuit het kanaal in de put 54 lopen. j

Indien de vloeistof die in het kanaal 70 stroomt naar de * put 54 moet worden gestuurd wordt in plaats van de verwijder— bare delen 72 het verwijderbare deel 72a verwijderd, zodat! 30 de vloeistofstroom uit de respektievelijke filterkamer door de overlopen aan het einde van het kanaal zal stromen en vandaar langs het vloeistof behandelende middel in de houder 74 loopt voorafgaande aan het weglopen in de put 54 in het tussengedeelte van de deelwand. Het bodemoppervlak van de 35 leiding of het kanaal 70 is vlak , zodat vloeistof in beide richtingen kan stromen afhankelijk van het feit, welk ver-.wijderbaardeel-van-het filter verwijderd-is teneinde-de- 790 05 28 * Λ . 8 " stroomrichting van de vloeistof te sturen.

De werking van het filter is als volgt: vloeistof dat de huisinstallatie 62vvia de pijp 66 verlaat komt de inlaat 58 van het filter binnen en beweegt onder invloed van de 5 zwaartekracht naar de vertikale opening 50 in het als eerste genoemde einddeel van de deelwand, van waar het via de zijdelingse openingen 52,52a loopt naar de respektieve-lijke filterkamers 28,26 via de bodemdelen ervan. Daarna . beweegt de vloeistof omhoog door de filtermedia 40, waar 10 vaste stoffen uitgefilterd worden en omlaag bewegen en achterblijven in het benedenste deel van de filterkamers.

, Zoals fig.2 toont hellen de binnenste bodemoppervlakken van de houder onder de filterroosters 30 die de filterbedden dragen, naar het vertikale langsmiddenvlak van het filter 15 ; zodanig, dat de stoffen de neiging hebben omlaag naar de zijdelings gerichte openingen te bewegen, die de filterkamers • I - 1 verbinden met de vertikale opening 50. Wanneer de vloeistof : omhoog stroomt door het betonnen, rooster hechten bacteriën zich aan de stenen in de filterbedden waardoor de stenen in 20 feite een biologisch filter vormen die de neiging hebben.om kleinere vaste stoffen uit te filteren en te absorberen.

' Het afvalwater uit de huisinstallatie wordt bij voorkeur op : een hoog niveau met opgeloste zuurstof gehouden om het filter aerobisch te houden, waarbij koolstofdioxide het belang-25 : rijkste nevenprodukt is, zodat een minimum aan stank ont- ! ..... · staat.

i De gefilterde vloeistof die door het bovenste deel van elk van de filterkamers loopt verlaat het filter dan door bijvoorbeeld over.de overlopen 52 aan het linker einde van 30 het kanaal 70 te stromen en vervolgens door het kanaal en de uitlaat 84, aangenomen, dat het dunne verwijderbare deel 84a uit de afvoeropening verwijderd is. Vandaar loopt, de vloeistof uit de uitlaatpijp 86 in de aarde. Tijdens de doorgang door het kanaal wordt de vloeistof door het middel 35 in de houders 74 behandeld.

-.......- Het is noodzakelijk op passende tijdstippen het filter 790 05 28 * Λ g volgens de uitvinding te reinigen en een van de voordelen van dit filter is dat dit op gemakkelijke wij2e kan plaatsvinden. Een onderhoudsindicator 90 kan aangebracht worden op de draagarm 92 op het filter omvattende een drijver 92a 5 die omlaag in de vertikale opening 50 in het einddeel 44 van de deelwand steekt, zodat in het geval dat .de filterbed-den 40 en/of de zijdelingse openingen 52,52a die de vertikale opening verbinden met de filterbedden, dichtslibben de vloeistof uit de septic-tank 62 zal ophopen tot een ni— 10 veau bereikt wordt waarop de drijver 92a wordt geaktiveerd en derhalve een signaal over de kabel 94 gestuurd wordt naar een niet getekend besturingspaneel om via een indikator op dat paneel aan te geven, dat het filter gereinigd moet worden. Het reinigen kan plaatsvinden door doorspoeling en 15 het harken van de filterbedden via de toegang die verkregen wordt door het deksel van het filter te verwijderen.

Een gegoten deksel 96 die op 96a ligt op de houder met ; een open bovenzijde dient om de houder af te sluiten. De afdekking bevat hetverwijderbare deel 98 waardoor direkt 20 toegang tot de onderhoudsindikator wordt verkregen alsmede tot het inwendige van de vertikale opening 50 in de deelwand teneinde te kunnen reinigen. Verwijderbare delen 98a en 98b dienen voor een selektieve toegang tot resp. de put 54 en het kanaal 70 met inbegrip van de houders 74 voor de.

25 chemische behandelingsmiddelen teneinde deze middelen te vervangen. De deksels verkeren bij voorkeur ongeveer op maai-veldniveau (zie fig.l).

Zoals fig.8 toont is in de vertikale opening 50 in het eerstgenoemde einddeel van de deelwand permanent een door— 30 spoelpomp 100 aanwezig, welke zo laag mogelijk geplaatst is.

De uitlaat van de onderdompelbare pomp is voorzien van een vertikaal zich uitstrekkende pijp 102 die omhoog steekt en dan zijdelings terug naar een voorbehandelingskamer 104 van de rioolinstallatie 62. Vaste delen die de zijdelingse door-35 gangen 52,52a blokkeren in de bodem van de tank zullen door de pomp opgezogen worden en door de pijp 102 teruggevoerd 790 05 28 10 worden naar de voorbehandelingskamer van de installatie teneinde nogmaals door het systeem te worden gevoerd. De pomp zorgt ervoor, dat de vloeistof in het'bovenste deel van de filterkamers omlaag door de filterbedden wordt getrokken 5 tot in het bodemgedeelte tijdens de terugspoelverrichting om de stenen of het materiaal van de bedden te reinigen van vast materiaal en bacteriegroeisels. De pomp 100 kan automatisch periodiek in werking worden gesteld (b.v. vier keer per 24 uur) door een automatisch werkend, tijdsbepalend or-10 ‘ gaan, dat automatisch de pomp inschakelt voor een vooraf vastgestelde tijdsduur en daarna afschakelt.

In fig.8 is het deel 82b in de wand 82 tussen de put 54 en het kanaal 70 verwijderd in plaats van het deel 84a dat ; de uitlaat 84 afsluit, zodat vloeistof uit de filterkamer ; 5 15 26,28 in het kanaal in de put 54 vloeit. De verwijderbare , . overloopdelen 72a ter rechter hand worden eveneens verwij-j ; derd, zodat vloeistof uit de filterkamer 26,28 stroomt in j het rechter einde van het kanaal 70, langs de houdmiddelen! 74 voor het chemische middel en dan door de opening 82b’ 20 die gevormd is door het verwijderen van de delen 82b in de deelwand 82.

Een onderdompelbare pomp 104 is opgesteld in de put 54 ; waarbij de inlaatpoort van de pomp zo laag mogelijk in de : put gelegen is. De pomp 104 is in staat de vloeistof in de1 25 put op te pompen in de pijp 106 die gekoppeld is met de uit- ; t " laatpoort van de pomp, naar de horizontale pijp 106a en van daar via een uitlaatopening 108 in het deksel 96 van het filter. De uitlaat 108 waardoor de horizontale pijp 106a zich uitstrekt kan worden gesloten door een verwijderbaar deksel 30 of een verwijderbaar deel 110 (fig.l en 2) dat êên geheel vormt met het deksel 96 en dat verwijderd of doorboord kan worden voor het verkrijgen van de uitlaatopening 108. De pomp 104 in de put 54 kan vloeistof uit het filter opporapen naar een hoger niveau in vergelijking met het niveau dat 35 zou bestaan indien het deel 84a van de uitlaat 84 in plaats daarvan verwijderd zou zijn. Pomp 104 kan automatisch inge--schakeld worden als reaktie op het bereiken-van een vooraf- * 790 05 2 8 11 vastgesteld vloeistofniveau in de put 54 en dan automatisch afgeschakeld worden als reaktie op het dalen van het vloeistofniveau tot een vooraf vastgesteld punt.

De figuren 11, 12 en 13 tonen een variant van het filter 5 volgens de uitvinding. Deze uitvoeringsvorm bezit een schoon- spoel of terugspoelpomp 100 in de vertikale opening of doorgang 50 in de scheidingswand op soortgelijke wijze en voor hetzelfde doel als bij het filter volgens fig.8 t/m 10.

In deze uitvoering nemen de gleuven in de zijwanden van de 10 put 54 een keerplaat 112 op, die in die gleuf kan glijden en zich uitstrekt tussen de zijwanden (fig.ll en 12) . De ; keerplaat 112 heeft tenminste ëën opening 114 nabij de bodem waarbij de vloeistof uit het behandelingskanaal 70 door de opening 82b* in de put 54 en dan door de opening 114 in de 15 keerplaat 112 loopt. Wanneer het vloeistofniveau in de put.

54 voldoende hoog is stroomt de vloeistof onder invloed van de zwaartekracht weg door de opening 116 in de zijwand van i de put 54. Een afvoerpijp 116a is met de opening 116 verbonden en loopt door de eindwand 18 van de houder, bijvoorbeeld 20 op punt 118 (fig.12).. De vloeistof komend uit het einddeel van de pijp 116a kan weglopen in de aarde. In dit verband wordt erop gewezen, dat het deel 84a dat de uitgang 84 blokkeert op zijn plaats wordt gelaten zodanig dat de vloeistof komend uit de kamers26,28 via de overloopopeningen 72a in 25 het kanaal 70 in de put 54 stroomt in plaats van weg te lo pen door de opening 84. De opening 116 is aanvankelijk gesloten door een deel 119 (fig.1,5 en 8), dat verwijderd wordt wanneer het filter aangepast wordt aan de uitvoering volgens de figuren 11-13.

30 Het delen van de put 54 door middel van de keerplaat 112 bevordert het in stand houden van een hoge concentratie van de behandelende chemische stof uit de houders 74 in het rechter einde (gezien in fig.ll) van de put, zodat wanneer de vloeistof uit de filterkamers langs de houders 74 komt 35 en in het rechter einddeel van de put vloeit, de vloeistof wordt onderworpen aan een aanzienlijke concentratie van het 790 05 28

Claims

2. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 verwijderbare middelen afbreekbare sluitorganen die als één geheel met de houder zijn gegoten omvat.
3. Filter volgens conclusie 2, met het kenmerk,dat de afsluitingen relatief dunne betonnen delen omvatten.
4. Filter volgens conclusie 1, gekenmerkt door een tweede 25 afvoer uit de houder gelegen op een ander niveau in verge lijking met de eerste afvoer en pompmiddelen in de put die vloeistof kunnen pompen van de put naar de andere afvoer.
5. Filter volgens conclusie 1, gekenmerkt door een pomp · in de vertikale opening voor het terugspoelen van het fil- 30 ter.
6. Filter volgens conclusie 1, gekenmerkt door een houder ' in de genoemde doorgang voor het opnemen van een hoeveelheid chemische behandelingsmiddelen.
7. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 35 eerste einddeel en het tussendeel een grotere breedte hebben dan het tweede einddeel van de deelwand. 790 05 28
8. Filter volgens conclusie 1, met het ken-merk, dat de put wordt gevormd door dwarswanden en langswanden, welke dwarswanden hoger gelegen zijn dan de langswanden en waarbij in het geval van een blokkering van de zijdelingse af- 5 voeropening de vloeistof vanuit de inlaat naar de eerstge noemde vertikale opening over de dwarswand van de put zal stromen zonder in de filterkamers te komen.
9. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bodemoppervlak van de put en het bodemoppervlak van de eerst- 10. genoemde opening op ongeveer hetzelfde niveau liggen en op een lagere hoogte dan het bodemoppervlak van de doorgang.
10. Filter volgens conclusie 5, gekenmerkt door een pomp : in de. put om vloeistof weg te pompen als reaktie op een voor-. af vastgesteld vloeistofniveau in de put. I !
11. Filter volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat de | pomp besturingsmiddelen voor het automatisch in werking stel— ; len ervan omvat. j i
12. Filter volgens conclusie 1, gekenmerkt door een dek-, ' sel. voor het afsluiten van de houder.
13. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dab de put gedeeltelijk begrensd wordt door dwarswanden die zich . uitstrekken tussen langswanddelen van de deelwand, waarbij het verst.stroomafwaarts gelegen dwarswandgedeelte van de , put de put scheidt van de doorgang, waarbij de verwijderba-25 : re middelen die. samenwerken tussen de put en de leiding een ; relatief dun betonnen deel omvatten in het verst stroomafwaarts gelegen dwarswandgedeelte na verwijdering een verbin-. ding tot stand brengt tussen de put en de doorgang en waarbij de verwijderbare middelen die samenwerken tussen de pijp 30 en de uitlaat op soortgelijke wijze een relatief dun beton nen deel omvatten, dat de uitlaat van de pijp scheidt.
14. Filter gekenmerkt door een houder, een deelwand in de houder voor het vormen van eerste en tweede filterkamers, welke deelwand eerste en tweede einddelen en een tussen-35 gedeelte bezit, welk eerst einddeel van de deelwand een ver tikale opening bezit die zich uitstrekt van een bovengedeel— - te naar- een benedengedeelte en is -voorzien - van afvoerope- 790 05 28 < + 15 ningen die in verbinding staan met de eerste en tweede folterkamers en de benedenste gedeelten ervan, een vloeistof inlaat in de houder die in verbinding staat met de vertika-le opening, in elk van de eerste en tweede folterkamers aan-5 gebrachte foltermiddelen welke elke kamer in een boven en een beneden gedeelte verdeelt , een vloeistofafvoer uit de houder, pijpmiddelen aan het bovengedeelte van het tweede eindgedeelte van de deelwand voor het vormen van een vloei-stofdoorgang, verwijderbare middelen in de pijpmiddelen 10 voor het verschaffen van toegang voor vloeistof uit de eer ste en tweede kamers in die doorgang, waarbij het tussen-deel van doe deelwand een vertikale put vertoont die zich-uitstrekt tot een niveau dat lager is dan dat van de doorgang, verdere verwijderbare middelen die samenwerken met de 15 . pijpmiddelen en de put en tussen de pijpmiddelen en de uit laat, waarbij de doorgang selektief verbonden kan worden hetzij direkt met de put of direkt met de uitlaat en waar- ; bij het verwijderen van tenminste bepaalde van de verwijderbare middelen, het mogelijk maakt vloeistof te laten stromen 20 van de eerste en tweede kamers naar de doorgang en dan naar hetzij de put of de uitlaat.
15. Filter volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de pijpmiddelen eerst en tweede einddelen bezit en de als eer- ste genoemde verwijderbare middelen zich bevinden in elk van 25 de eerste en tweede einddelen van de pijpmiddelen, terwijl ' voorts chemische behandelmiddelen in de pijpmiddelen tussen de eerstgenoemde verwijderbare middelen in de eerste en tweede einddelen van de pijpmiddelen aanwezig zijn en waarbij het verwijderen van de als eerste genoemde verwijderbare 30 middelen op het eerste eindgedeelte van de pijpmiddelen en het verwijderen van de andere verwijderbare middelen tussen de pijpmiddelen en de put het mogelijk maken dat vloeistof stroomt vanuit de filterkamers en langs de chemische behan-delingsmiddelen direkt naar de put, waarbij de verwijdering 35 van de eerstgenoemde verwijderbare middelen op het tweede eindgedeelte van de pijpmiddelen en het verwijderen van de 790 05 28 16 ' andere verwijderbare middelen tussen de pijpmiddelen en de afvoer het mogèlijk maakt dat vloeistof stroomt uit de folterkamers en langs de chemische behandelmiddelen, direkt naar die uitlaat.
16. Filter volgens conclusie 14, gekenmerkt door een an dere uitlaat uit de houder op een ander niveau dan de eerstgenoemde uitlaat en waarbij pompmiddelen in de put aanwezig zijn en vloeistof kunnen pompen vanuit de put naar de andere uitlaat.
17. Filter volgens conclusie 14, gekenmerkt, door een pomp in de vertikale opening voor het schoonspoelen van het filter.
18. Filter volgens conclusie 14, gekenmerkt door houdmid-delen in de doorgang, welke houdmiddelen een hoeveelheid 15 chemisch behandelingsmiddel kunnen opnemen.
19. Filter volgens conclusie 17 gekenmerkt door een pomp in.de put voor het wegpompen van vloeistof als reaktie op het bereiken van een. vooraf vastgesteld niveau van de vloeistof in de put. ^ M mt ^ * ™ ^ ·* “ «* · «· mm mm mm ·· I. 790 05 28