NL7811193A - Inrichting voor het toevoeren van gas naar een gasmasker. - Google Patents

Description

1 r' ·, 4 .

» i J 1 ^ * | ________^ 1 ri,in + N.O. 26.943 1

The Secretary of State for Defence in Her Britannic Majesty's Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland te Londen, Engeland en

Waldemar Emil VOSS,Middlesex; Engeland.

- Inrichting voor het toevoeren van gas naar een gasmasker -

De uitvinding heeft betrekking op een hoofddeksel dat gedragen wordt door personeel voor bescherming tegen onaangename of vergiftigde stoffen in een plaatselijke omgeving, zoals radioaktieve, chemische en/of bakteriën bevattende stoffen. Daar het fundamenteel is voor een derge- $ lijke hoofddeksel dat veilig kan worden geademd, wordt het hoofddeksel volgens de uitvoering hierna gasmasker genoemd.

De samenhangende Britse octrooiaanvrage nr.20135/76 beschrijft een gasmasker voor bescherming tegen ongewenste stoffen in een plaatselijke atmosfeer en heeft de vorm van 10 een kap bevattend een bekapping en een vizier, die beide vervaardigd zijn uit materiaal dat ondoordringbaar is voor de ongewenste stof, en die aan elkaar zijn bevestigd op een ondoordringende wijze voor de ongewenste stof en geschikt zijn om te passen bij het hoofd van een drager en dit nauw- 15 sluitend te omhullen, waarbij middelen aanwezig zijn om het aan een drager mogelijk te maken om aanvaardbare lucht en/ of zuurstof in te ademen, middelen voor het handhaven van een gasdruk binnen de kap die groter is dan de. druk van de plaatselijke omgeving en afdichtmiddelen om te verhinderen 20 dat atmosfeer van buitenaf het inwendige van de kap via de halsopening daarvan bereikt.

Door de uitvinding wordt een inrichting voor het toe— voeren van inadembaar gas naar een gasmasker, zoals beschreven is in de samenhangende Britse octrooiaanvrage 25 nr. 20135/76, verschaft.

Volgens de uitvinding bevat een inrichting voor het Ύ J. Q- 7811193 * 2 * toevoeren van gas naar een gasmasker van het type bevattend een kap met een bekapping en een vizier die ten minste het gelaat van een gebruiker omringt en een masker voor het afleveren van inadembare lucht en zuurstof naar de gebruiker, middelen voor het handhaven van een gasdruk bin- 5 nen de kap maar buiten het masker, die groter is dan de druk buiten de kap en middelen voor het verhinderen van het beslaan ('’misting") van een viziergedeelte daarvan, bevat een regeleenheid en kanalen, waarbij de kanalen geschikt zijn voor verbinding tussen de eenheid en het gas- 10 masker, terwijl de regeleenheid een normale toevoerinrich-ting heeft naar de holte van de kap, een normale toevoer-inrichting voor het inadembare gas naar het masker en gemonteerd kan worden op de persoon op afstand van het gasmasker. v 15

In een eenvoudige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, om bijvoorbeeld gebruikt te worden door de vliegtuig-bemanning op lage hoogte zoals de bemanning van een hef-schroefvliegtuig, kan de regeleenheid eenvoudig een splitsing van een inadembare gastoevoer verschaffen, zoals bij- 20 voorbeeld gefiltreerde lucht geblazen uit een plaatselijke omgeving in een toevoerkanaal naar een holte in de kap en een toevoerkanaal voor het masker. Zoals beschreven in de samenhangende Britse octrooiaanvrage nr. 20135/76 kan de gastoevoer naar de holte in de kap worden gericht door ge- 25 schikte schoepen of een diffusor om te spoelen over het inwendige van het vizier voor het verwijderen van de aanslag ("demisting"), waarbij dit tegelijkertijd dient,om een druk binnen de holte van de kap te waarborgen die- groter'is dan de omgevingsdruk daar buiten, maar kleiner dan 30 drukken die worden ondervonden binnen het masker tijdens het uitademen.

Meer komplexe uitvoeringsvormen volgens de uitvinding, bijvoorbeeld uitvoeringsvormen die geschikt zijn om gebruikt te worden op zodanige hoogten dat zuurstof ver- 35 eist is om ademhalingslucht toe te voegen of te vervangen, 7811193 ' ' ' 3 ' ' .

* kunnen ook een inrichting voor toevoer van zuurstof hebben en deze inrichting kan worden aangebracht om een nood-adem-halingsgastoevoerinrichting en een nood-toevoerinrichting naar de holte in de kap te verschaffen.

Het verdient de voorkeur dat een maximum van twee 5 aparte kanalen leiden vanaf de regeleenheid naar het gasmasker. De zuurstoftoevoerinrichting kan dus een buis bevatten ingesloten binnen een kanaal dat een deel vormt van de toevoerinrichting naar het masker, terwijl de nood-toevoerinrichting naar de holte in de kap een buis kan bevat- 10 ten ingesloten binnen een kanaal, dat een gedeelte vormt van de normale toevoerinrichting naar de holte in de kap.

Daar het gewoonlijk de voorkeur verdient, dat adem-halingszuurstof wordt toegevoerd met een konstante hoeveelheid en met een druk die enigszins ligt boven de omringen- 15 de kabine, maakt de afstand van de regeleenheid vanaf het gasmasker het makkelijk mogelijk dat de kanalen voor adem-halingsgas voldoende capaciteit heeft voor het opslaan van zuurstof tussen inademingen. Deze capaciteit kan volgens een kenmerk van de uitvinding maximaal worden gemaakt voor 20 een minimaal volume van de kanalen, wanneer de regeleenheid een verdeelstuk bevat met een inlaat voor zuivere lucht, een gasuitlaat voor de holte in de kap en een uitlaat voor de ademingslucht, zodat ademhalingslucht ook het gas in de holte van de kap vormt en de buis voor de adem- 25 halingszuurstof voert in het volume gevormd door het verdeelstuk en het toevoerkanaal naar het masker. De zuurstof-buis kan juist worden geëindigd stroomopwaarts van de verbinding van het toevoerkanaal naar het masker, waardoor tijdens het niet-inademen gedeelten van een ademhalings- 30 cyclus van een gebruiker zuurstof tijdens het gebruik terug kan stromen naar het toevoerkanaal van het masker en zelfs in het verdeelstuk- Dit waarborgt dat tijdens elke inademing de beschikbare zuurstof eerst wordt genomen dan de longen bereikt. Dit arrangement heeft als verder voor- 35 deel, dat in verlengde niet-inademing opbouw van zuurstof- 7811103 ♦ 4 druk kan worden verhinderd door de zuurstof die kan worden meegenomen in het gas van de kapholte.

Een geschikt volume van het toevoerkanaal van het masker en het luchtverdeelstuk van de regeleenheid in kom-binatie is ongeveer 150 ml, en een dergelijk volume kan 5 makkelijk worden verschaft in flexibele, gegolfde kanalen wanneer het samenstel zodanig is opgesteld dat de regeleenheid kan worden gemonteerd in het gebied van de borst van de gebruiker.

Het gastoevoerkanaal naar de kapholte heeft bij voor- 10 keur een kleinere diameter dan het toevoerkanaal naar het masker. Dit, samen met het plaatsen van een terugslagklep, die onder een kleine voorspanning gesloten wordt, in de drukuitlaat van het verdeelstuk van het gasmasker, het plaatsen van de diffusors, het normale volume van de ruim- 15 te van het vizier en het onder voorspanning sluiten van de uitlaatklep van de kap, is bedacht om de relatieve gastoe-voerhoeveelheden naar de kap en het masker te regelen, om het handhaven van een druk in de kap groter dan buiten de kap te waarborgen, om een continue, te onderscheiden van 20 een intermitterende, doorstroming van lucht voor het verwijderen van de aanslag op het vizier zelfs bij hoge ademhal ingsniveaux te waarborgen en om de gegeven veiligheids-druk in de kompensatie van de uitlaatklep van het masker in te stellen. Beide kanalen kunnen worden gevormd van 25 flexibel, gegolfd, verstrekt butylrubber. Koorden kunnen worden toegepast tussen de ademhalingsverbindingen en de uitlaten van de regeleenheid om te verhinderen dat de kanalen te overbelast of teveel uitgerekt worden.

Wanneer een gasmasker op hoogte moet worden gebruikt 30 verdient het de voorkeur dat een mengsel van lucht en zuurstof wordt toegevoerd, die zodanig varieert, dat de gedeeltelijke zuurstofdruk op grondniveau ten minste wordt gehandhaafd. In vliegtuigen is het normaal om de inade-mingslucht uit de kabine te nemen, die op zijn beurt ge- 35 voed wordt vanaf een kompressor van een luchtvaartmotor en 7811193 « 5 daarbij een buffer voor dergelijke lucht vormt. De luchtdruk in de kabine wordt zodanig geregeld dat deze daalt met de hoogte vanaf een normale grondniveaudruk tot een hoogte van ongeveer een-derde van de buitendruk, tot een zeker minimum. Gasmaskers volgens de uitvinding worden daarom met 5 voordeel aangebracht om een mengsel van lucht en zuurstof toe te voeren, die varieert volgens de hoogte van de kabine. en om te zorgen voor verlies aan kabinedruk bij grote hoogte. Voor dit doel kan een filtreer/ventilatieeenheid worden aangebracht om zuivere, adembare lucht bij een kon- 10 stant drukverschil ten opzichte van de omgevende druk van de kabine toe te voeren. Zuurstof wordt gewoonlijk vanaf een zuurstoftank met konstante druk toegevoerd.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding kan daarom de zuurstoftoevoerbuis een beperking of smoorplaats be- 15 vatten voor het doseren van de zuurstoftoevoer, waardoor de verhouding van zuurstof in het gas dat beschikbaar is voor de gebruiker voor het ademhalen met de hoogte zal toenemen. Dit maakt ook bij verlies aan kabinedruk, grote hoogte, mogelijk om bediend te worden door een barometri- 20 sche schakelaar, die de toevoer van zuivere ademhalings-lucht zodanig regelt, dat het gehele volume van deze toevoer, dat is het volume van het luchtverdeelstuk van de re-geleenheid, het toevoerkanaal naar het masker dat het ver-deelstuk en het masker verbindt, en het kanaal vanaf de 25 ademhalingsluchttoevoer naar het verdeelstuk, dan beschikbaar zou kunnen komen voor het opslaan van zuurstof vanaf de zuurstoftoevoer. De verbonden drukval in dat toevoer-volume van ademhalingslucht zou verhoging van de zuurstof-stroming door de doserende beperking of smoorplaats ver- 30 hogen. Het binnenkomen van zuurstof in het normale toevoerkanaal naar de kapholte kan worden weerstaan door het voorspannen van de terugslagklep in de toevoeruitlaat naar het verdeelstuk van de kapholte.

Het is duidelijk dat een plotseling verlies van toe- 35 voer van ademhalingslucht tengevolge van misschien de wer- 7811193 m 6 king van een barometrische schakelaar, waarschijnlijk zal resulteren in een snel beslaan van het vizier. Het aanbrengen van een nood-zuurstoftoevoer naar de kapholte, die een buis verbonden via een regelaar op de regeleenheid met de zuurstoftoevoer kan bevatten en kan binnenkomen in het 5 toevoerkanaal naar de kapholte stroomafwaarts van de terugslagklep in de uitlaat van het verdeelstuk, kan worden aangebracht om daar voor te zorgen. De nood-toevoerstroom naar de kapholte kan op het noodzakelijke minimum worden gehouden door middel van een beperker of smoorinrichting. 10

Voor gebruik door vliegtuigbemanningen die normaal gezeten zijn in schietstoelen, kunnen de toevoerkanalen van de zuurstof en de ademhalingslucht voeren vanaf een persoonlijke uitrustingsverbindingseenheid gemonteerd op de schietstoel. Kenmerkend gaan alle verbindingen tussen 15 een bemanningslid en een vliegtuig, bijvoorbeeld elektrische leidingen voor de onderlinge verbindingen, anti-G en vloeistofkonditioneringsleidingen, en kanalen voor adem-halingslucht en zuurstof via een persoonlijke uitrustingsverbindingseenheid gemonteerd op de schietstoel. De een- 20 heid kan bevatten een vliegtuiggedeelte, een op de stoel gemonteerd gedeelte en een gedeelte gemonteerd op het bemanningslid, waarbij het vliegtuiggedeelte alle toevoeren naar het stoelgedeelte draagt en losneembaar is van het stoelgedeelte bij het ejekteren van de stoel uit het vlieg- 25 tuig, terwijl het gedeelte van het bemanningslid losneembaar is van het stoelgedeelte bij de scheiding van het bemanningslid van de stoel. Een dergelijk systeem maakt het mogelijk dat een nood-zuurstoftoevoer op de stoel wordt gedragen, verbonden is in het persoonlijke stoelgedeelte van 30 de uitrustingsverbinding en aangebracht is om beschikbaar te zijn bij het losmaken van het vliegtuiggedeelte. In een voorkeursuitvoering volgens de uitvinding gaan het toevoerkanaal van de ademhalingslucht en het toevoerkanaal van de zuurstof, die ingangen vormen naar de regeleenheid via de 35 persoonlijke uitrustingsverbindingseenheid, met de zuur- 7811193 * 7 stoftoevoer gemonteerd op de stoel beschikbaar voor het zuurstoftoevoerkanaal.

Zoals het normaal het geval zal zijn bij het in noodgevallen verlaten van het vliegtuig in de lucht, b.v. door ejekteren, zal het toevoerkanaal van de ademingslucht open 5 worden naar de atmosfeer, dat wil zeggen dat in de hiervoor genoemde voorkeursuitvoering het losmaken het vliegtuig-gedeelte van de persoonlijke uitrustingsverbinding van het stoelgedeelte en van het gedeelte van de man daarvan het genoemde kanaal niet zal worden afgesloten, waarbij het 10 wenselijk kan zijn om middelen aan te brengen voor het waarborgen, dat de drager van de eenheid bij het komen in het water, b.v. de zee, geen water opzuigt door de ademha-lingstoevoerkanalen.

Volgens nog een ander kenmerk volgens de uitvinding 15 bevat de inrichting middelen om verdrinking tegen te gaan, waardoor het toevoerkanaal van het masker, samen met het koord dat spanningen tegengaat en de toevoerbuis voor ademhal ingszuurstof, wanneer deze zich daarin bevindt, met de hand kan worden ontkoppeld van het masker bij de inlaat 20 van het masker. Dit kan worden verkregen met een bajonet-sluiting of een snel-start schroefdraad-fitting, geschikte afdichtingen en nippels, en misschien een beslagring die het koord en de buisuitlaat voor ademhalingszuurstof verankert. 25

Om gebruikt te worden door een bemanningslid van een vliegtuig op de grond, bijvoorbeeld wanneer hij van en naar. zijn vliegtuig gaat, kan e^n door een draagbare batterij aangedreven luchtfiltreer-ventilatoreenheid worden gebruikt, die kan worden losgenomen en worden verbonden in de inrich- 30 ting volgens de uitvinding bij bijvoorbeeld de ademhalings-luchtinlaat van de regeleenheid of de persoonlijke uitrustingsverbinding .

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader verduidelijkt. 35

Fig. 1 geeft schematisch een inrichting volgens de 7811193 8 uitvinding weer.

Pig. 2 geeft schematisch een detail van een regel-eenheid van de inrichting weer.

Fig. 3 geeft schematisch een inrichting weer om verdrinking tegen te gaan. 5

Fig. 4 geeft schematisch een persoonlijke uitrus-tingsverbinding voor de inrichting volgens de uitvinding verbonden met een schietstoel weer.

Fig. 5 geeft schematisch een beschermingsinrichting voor het hoofd van een bemanningslid weer. 10

Fig. 1 toont een deel van een gasmasker bevattend een kap 10 met een gezichtsplaat/vizierorgaan 11 dragend een mond-neusmasker 12, Het gasmasker heeft een gasinlaat 13 voor de holte van de kap 10 met een bijbehorende diffu-sor 14 voor het richten van het gas en een gasinlaat 15 15 voor het masker 12, die geregeld wordt door een terugslagklep 16. Het masker 12 heeft een uitademingsuitlaat geregeld door een terugslagklep 17 gekompenseerd door inlaat-druk en door een uiteindelijke terugslagklep 18, die onder lichte voorspanning gesloten is. Het vizierorgaan 11 draagt 20 een terugslagklep 19 voor de kapuitlaat, die zodanig onder voorspanning gesloten wordt, dat een waarneembare positieve druk binnen de kap 10 tijdens het gebruik wordt gehandhaafd.

Het gasmasker is verder praktisch als beschreven in de samenhangende Britse octrooiaanvrage 20135/76. 25

De inrichting voor het toevoeren van gassen naar het gasmasker bevat een regeleenheid 20, die hoofdzakelijk bestaat uit een luchtverdeelstuk met een inlaat voor ademha-lingslucht en een uitlaat voor lucht in de kapholte en een andere uitlaat voor lucht in het masker 12. Een toevoer- 30 kanaal 21 voor de kapholte (kapslang of -buis) verbindt de eenheid 20 de inlaat 13 van het gasmasker, terwijl een toe-voerkanaal 22 naar het masker 12 (maskerslang of -buis) de eenheid 20 met de inlaat 15 van het masker 12 verbindt.

Stroming vanaf de kapslag 21 in het luchtverdeelstuk wordt 35 verhinderd door een terugslagklep 23. - - - - 7811193 9

De eenheid 20, zie fig. 2, bevat ook een zuurstofverdeelstuk met een inlaat voor zuurstof onder druk, een uitlaat voor ademhalingszuurstof en een uitlaat voor nood-zuur-stof voor de kapholte. Een flexibele toevoerbuis 24 voor inademingszuurstof is verbonden met de uitlaat van het ver- 5 deelstuk voor ademhalingszuurstof en bevindt zich binnen de maskerslang 22 met een open einde juist voor de inlaat 15 van het masker 12. Aan de uitlaat van het verdeelstuk bevat de buis een beperking of smoorplaats 25. Een nood-toevoerbuis 26 voor de kapholte verbindt de toevoeruitlaat 10 van de kapholte van het zuurstofverdeelstuk via een kraan 27 en een beperking of smoorplaats 28, waarbij de kapslang 21 zich stroomafwaarts van de terugslagklep 23 bevindt.Een filter 29 verdeelt het zuurstofverdeelstuk en beschermt beide smooropeningen. Een oor 30 wordt gebruikt om de een- 15 heid 20 op een kledingsstuk in het gebied van de borst van de drager te monteren.

Een luchttoevoerslang 31, zie fig. 1, is verbonden met de inlaat van het luchtverdeelstuk, terwijl een zuurst of toevoerslang 32 verbonden is met de inlaat van het 20 zuurstofverdeelstuk. De slangen 21, 22 en 31 zijn vervaardigd uit gegolfd, versterkt rubber, terwijl koorden 33 zich uitstrekken tussen verankeringen aan de inlaten van het gasmasker en de uitlaten van de eenheid 20 om overbelasting van de slangen 21 en 22 te verhinderen. De kapslang 21 25 heeft een kleinere boring dan de maskerslang 22.

Zoals in het bijzonder in fig. 3 is weergegeven, bevat het apparaat een inrichting om verdrinking tegen te gaan door het een drager mogelijk te maken om opzuigen van water door de toevoer van ademhalingslucht tegen te gaan 30 wanneer hij zich in het water bevindt. Gelegen bij de inlaat 15 van het masker 12 bevat deze inrichting een veilig-heidsmoer 40, die ingrijpt op een meervoudige schroefdraad met grote spoed gevormd op het inlaatgedeelte 15 en aangebracht om een uitlaatfitting op de slang 22, een draagor- 35 gaan 41 en geschikte afdichtingen vast te houden. Het or- 7811193 10 gaan 41 draagt een beslagring, die het open einde van de toevoerbuis 24 van de ademhalingszuurstof ondersteunt en een verankering voor het koord 33 verschaft.

De toevoerslangen 31 en 32 voor lucht en zuurstof zijn verbonden aan toevoeren van deze gassen via een per- 3 soonlijk uitrustingsverbindingsgedeelte 50 (zie fig. 4), dat alle verbindingsleidingen voor het vliegtuig/de vlieg-tuigbemanning draagt, bevattend eveneens toevoeren voor konditioneervloeistof en anti-G en onderlinge verbindingsleidingen. Zoals weergegeven is in de fig. 1 en 4 is het 10 verbindingsstuk 50 een losneembaar gedeelte van een persoonlijke uitrustingsverbindingseenheid, die eveneens een op een stoel gemonteerd stoelgedeelte 51 en een vliegtuig-gedeelte 52 bevat. Een noodzuurstoftank 53 is gemonteerd op de stoel en verbonden in de zuurstoftoevoer via het 15 stoelgedeelte 51· Het gedeelte 51 draagt een niet-weergege-ven kraan, die met de hand kan worden bediend, waarbij nood-zuurstoftoevoer kan worden vervangen voor normale. De luchttoevoer wordt onttrokken uit de kabine van het vliegtuig door een filter 54- en een ventilatoreenheid 55 "be- 20 stuurd door een regelaar 56 om de lucht toe te voeren bij een druk die enigszins boven de druk in de kabine van het vliegtuig is, waarbij het verschil praktisch konstant is.

De ventilatoreenheid 55 bevat een barometrische schakelaar die de toevoer stopt wanneer de druk in de kabine beneden 25 een voorafbepaalde waarde daalt. De zuurstoftoevoer is afkomstig van in het vliegtuig gemonteerde tanks en gaat via een kraan 571 ©en. stroomtaster 58 en een drukmeter 59 naar het luchtvaartgedeelte 52 van de verbindingseenheid.

Zoals hiervoor is beschreven, vormt de persoonlijke 30 verbindingseenheid van de uitrusting niet zelf een deel van de uitvinding. Eveneens vormt het gasmasker afgebeeld in fig. 5 niet zelf een deel van de uitvinding, daar dit het onderwerp is van de samenhangende Britse octrooiaanvrage 20135/76. Deze delen zijn hier echter kort beschre- 35 ven om de uitvinding beter te kunnen begrijpen. Het gas- 781 1193 11 masker "bevat de neopreen kap 10 aangebracht om een hoofd van een gebruiker nauw te omsluiten, waarbij bet vizier-orgaan 11 op de kap is afgedicht en nauwsluitend het gehele gelaat van de gebruiker bedekt, terwijl het neus-mond-masker 12 door het vizier 11 wordt gedragen. Het gasmasker 5 heeft een halsafdichting 60 en een overhangend randgedeel-te 61 en past beneden een standaardhelm 62 van de vlieg-tuigbemanning.

Voor het werken van de hiervoorbeschreven inrichting wordt iemand van de vliegtuigbemanning in een schietstoel 10 van een vliegtuig geplaatst. De eenheid 20 wordt gemonteerd op zijn kleding in het gebied van zijn borst door het oor 30 en de verbindingseenheid 50, 51, 52 wordt bedrijfsklaar gemonteerd. Tijdens het bedrijf wordt lucht toegevoerd via het filter 5^ en de verbindingseenheid 50,51,52 en de lucht- 15 toevoerslang 31 naar het luchtverdeelstuk van de regeleenheid 20. Zuurstof wordt toegevoerd via de kraan 57, de taster 58, de meter 59, de verbindingseenheid 50,51,52 en de zuur-stofslang 32 naar het zuurstofverdeelstuk van de regeleenheid 20. Terwijl de lucht wordt toegevoerd door de venti- 20 lator 55 onder regeling van de eenheid 56, bij een druk die varieert met de druk in de kabine van het vliegtuig maar met een konstant positief drukverschil ten opzichte daarvan, wordt de zuurstof toegevoerd met een konstante positieve druk (die wordt gereduceerd tot de druk vereist voor 25 het ademhalen door de smoorsplaats 25).

Vanaf het luchtverdeelstuk gaat lucht langs de kap-slang 21 en de inlaat 13 naar het kapcompartiment, wordt gericht door de diffusor 14-, waar de lucht het vizier ontdoet van de aanslag voor de ogen van de drager terwijl te- 30 zelfdertijd, door de halsafdichting 60 en het voorspannen van de uitlaatklep 19 van de kap een positief drukverschil wordt gehandhaafd tussen het inwendige van de kap 10 en zijn uitwendige. Lucht gaat ook vanaf het verdeelstuk langs de maskerslang 22 tijdens de inademingsfase van de 35 ademhalingscyclus van de drager.

7811193 12

Vanaf het verdeelstuk van de zuurstof gaat zuurstof, die big 29 wordt gefiltreerd, via de smoorplaats 25 en de buis 2Pr om in de inlaat 15 van het masker te gaan guist voor de terugslagklep 16. Tigdens niet-inademingsgedeel-ten van de ademhalingscyclus verplaatst de zuurstof, waar- 5 van de aflevering door de smoorplaats 25 alleen wordt veranderd door het drukverschil tussen lucht in het verdeelstuk en de zuurstoftoevoer en daarom met de hoogte toeneemt, lucht langs de maskerslang 22 en in het luchtver-deelstuk van de eenheid 20, Op dat tigdstip gaat alle lucht 10 langs de kapslang 21. Wanneer de gebruiker begint in te ademen en de klep 16 opengaat is het eerste gedeelte van het ingeademde volume gas praktisch geheel zuurstof,slechts dan gevolgd door lucht bevattend gedoseerde zuurstof. Behalve het waarborgen dat het grootste gedeelte van de zuur- 15 stof de longen van de gebruiker bereikt is het nut van een bufferruimtesysteem op deze wigze om intermitterende en noodzakeligke variërende vraag van een constante stroming mogeligk te maken ook dat het drukvariaties binnen de inlaat van het masker 12 tot een minimum terugbrengt, zodat 20 de compensatie naar de uitlaatklep 1? van het masker 12 niet nadelig varieert.

Uitgeademde gassen verlaten het masker 12 via de kleppen 17 en 18.

In geval van verlies van cabinedruk op hoogte, wan- 25 neer de druk daalt tot de druk buiten en beneden de voorgeschreven grens, stopt de werking van de barometrische schakelaar op de ventilatoreenheid 56 de luchttoevoer, zodat de gebruiker zoals gewenst 100% zuurstof kan ademen. /

Daar dit hoogst waarschijnlijk snel aanslag op het vizier 50 teweegbrengt, zal werking van de noodregelaar 27 om de aanslag te verwig’deren gedoseerde hoeveelheid zuurstof in de kapslang 21 brengen.

De terugslagklep 23 van de kapslang 21 maakt, behalve fiat waarborgen dat de noodzuurstof voor het verwijderen 35 van de aanslag zijn juiste bestemming bereikt, samen met de 7811193 13 diffusor 14, dat de kapslang 21 een bufferruimte verschaft om de druk in het gasmasker en drukvariaties van de toevoer van gas voor het verwijderen van de aanslag tijdens de ademhalingscyclus, te verminderen.

Wanneer er een fout ontstaat in de luchttoevoer kan 5 de gebruiker de regelaar 56 van de ventilator afschakelen en 100% zuurstof aanzuigen. Wanneer normaal zuurstoftoevoer zou zijn gestoord kan hij met de hand de kraan van het persoonlijke uitrustingsverbindingsgedeelte 51 bedienen om noodzuurstof vanaf de op de. stoel gemonteerde toe- 10 voer 53 aan te zuigen.

In het geval van en tijdens ejectie wordt het vlieg-tuiggedeelte 52 van de persoonlijke uitrustingsverbinding automatisch losgemaakt van het gedeelte 51 , waarbij door deze actie een klep in de leiding 53 vanaf de op de stoel 15 gemonteerde noodzuurstoftoevoer 53 wordt bediend en tegelijkertijd de normale zuurstofinlaat naar het gedeelte 51 wordt afgesloten. Deze noodzuurstoftoevoer zorgt voor de eisen van het ademhalen en het verwijderen van de aanslag, terwijl het bemanningslid aan zijn stöel is bevestigd, ge- 20 durende een periode die duurt totdat hij een hoogte heeft bereikt waarop er inadembare lucht, bezien vanaf het standpunt van de gedeeltelijke zuurstofdruk daarin, aanwezig is.

Bij het scheiden van de man van de stoel wordt het verbindingsgedeelte 50 automatisch losgemaakt van het ge- 25 deelte 51 en ademt de drager via de luchttoevoerslang 31 atmosferische lucht in,waarbij de zuurstofslang 32 automatisch bij het gedeelte 50 wordt afgesloten. Bij voorkeur met de kraan 27 voor het in noodgevallen verwijderen van de aanslag afgesloten, kan de drager een zekere mate van 30 stroming voor het verwijderen van de aanslag verkrijgen door het samendrukken en uittrekken van de kapslang 21 door werking in overeenstemming met terugslagkleppen 19 en 23.

Wanneer hij in water landt is het waarschijnlijk dat 33 de eenheid '20, zoal niet het gedeelte 50, onder water zal 781 1193

Claims (10)

1. Inrichting voor het toevoeren van gas naar een gasmasker van het type met een kap met een bekapping en een vizier, dat ten minste het gelaat van een gebruiker omringen en een masker voor het afleveren van inadembare lucht 50 en zuurstof naar de gebruiker, met middelen voor het handhaven van de gasdruk binnen de kap maar buiten het masker groter dan de druk buiten de kap en met middelen voor het - verhinderen van het aanslaan van een gedeelte van het vizier daarvan, gekenmerkt door een regeleen- 55 heid (20), een normale toevoerkanaal (21) voor de kapholte, 7811193 een normaal toevoerkanaal (22) voor inadembaar gas naar bet masker (12), waarbij de eenheid (20) kan worden gemonteerd op de gebruiker op afstand van het gasmasker,

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een toevoerinrichting (24) van ademhalingszuur- 5 stof.

3. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt door middelen (25) voor de toevoer van een mengsel van lucht en zuurstof dat varieert met de hoogte van de cabine. . 10

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een filtreer/ventila-toreenheid (54,55).

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een gecompenseerde 15 uitlaatklep (17) voor het masker (12), een terugslagklep (23) die door een kleine voorspanning wordt gesloten, een diffusor (14) en een uitlaatklep (19) van de kap (10), die onder kleine voorspanning wordt gesloten, die allen samen met het volume van het vizier zijn aangebracht om een druk 20 binnen.de kap te handhaven die groter is dan de druk aan de buitenkant, om een continue doorstroming van lucht voor het verwijderen vanaanslag op het vizier te waarborgen en om een gegeven in te stellen voor de compensatie van de klep (17)· . 25

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een noodtoevoerinrich-ting (26,27,28) van zuurstof naar de kapholte.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ‘de kanalen (21,26), 30 zijn vervaardigd uit flexibel, gegolfd, versterkt butyl-rubber en dat koorden (33) zijn aangebracht tussen de gas-maskerverbindingen en de uitlaten van de regeleenheid om te verhinderen dat de kanalen overbelast worden of te ver worden uitgerekt. 35

8. Inrichting volgens eén van de voorgaande conclu- 7811193 sies, gekenmerkt door een inrichting (40,41) om verdrinking tegen te gaan.

'9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een persoonlijke uitrust ings verb inding (50) van een schietstoel. 5

10. Inrichting volgens conclusie 95 gekenmerkt door een noodzuurstoftoevoer (53) gemonteerd op een stoel. 7811193