NL7808107A - Handgranaat. - Google Patents

Description

i I - i - VO 5687

Oregon Etablissement fur Patentverwertung Mauren

Liechtenstein Titel: Handgranaat.

De uitvinding heeft betrekking op een handgranaat met een splinterlichaam en een ontsteekkop, waarvandaan een óntsteekbuis met de detonator tot in de benedenste helft van de met springstof gevulde binnenruimte van het splinterlichaam reikt.

5 Het splinterlichaam van een handgranaat is in de regel of een gietijzerlichaam of een kunststoflichaam met ingebedde metaaldelen.

Als gevolg van de detonatie van de in het inwendige van het splinterlichaam van de handgranaat aangebrachte springlading wordt het splinterlichaam uiteengeslagen en de splinters resp. de in het splin-10 terlichaam ingebedde metaaldelen verstrooid. Het uiteenslaan van het i splinterlichaam resp. de aan de splinters of aan de in het kunststof ingebedde metaaldelen meegedeelde energie is in de regel niet gelijkmatig over het splinterlichaam verdeeld. Een bij benadering gelijkma-| tige verstrooiing van de splinters resp. de metaaldeeltjes zou men 15 J met een bolvormig splinterlichaam kunnen bereiken, indien de detonatie van de springlading in het middelpunt van de kogel zou beginnen, derhalve indien het kogelmiddelpunt ook tegelijk het detonatieontsteek-punt zou zijn. In dit geval zou de van het detonatie-ontsteekpunt i ; uitgaande detonatiegolf met zijn bolvormig golffront alle plaatsen van 20 het bolvormige binnenvlak van het splinterlichaam gelijktijdig bereiken en daar gelijkmatig over het bolvlak van het splinterlichaam zijn I energie omzetten, hetgeen tot een gelijkmatige verstrooiing van de j splinters resp. metaaldelen naar alle richtingen zou voeren.

| In de praktijk zijn echter handgranaten meestal niet bolvormig 25 | doch eivormig uitgevoerd, omdat deze vorm bij een groter volume handi- j ger is dan de bolvorm. In het bijzonder bij dergelijke ongeveer eivor- i _ 7808107 - 2- mige handgranaten bevindt het detonatieontsteekpunt zich niet in het midden van de met springstof gevulde binnenruimte van het splinterlichaam, doch meestal in de van de ontsteekkop afgelegen benedenhelft ; van de inwendige ruimte van de handgranaat, aangezien daar is in de j 5 ; met de ontsteekkop verbonden ontsteekbuis de detonator van de handgranaat geplaatst.

Vanuit deze detonator geschiedt de ontsteking van de springlading. In een dergelijke handgranaat reikt het bolvormige golffront van de detonatiegolf, waarvan het centrum (detonatie-ontsteekpunt) zich 10 in de benedenhelft van de binnenruimte van de handgranaat bevindt, eerst het benedengedeelte van het splinterlichaam, zodat dit benedengedeelte van het splinterlichaam eerder uiteengeslagen wordt, terwijl in het bovengedeelte van het splinterlichaam in het bijzonder in het halsgebied resp. het schoudergebied rondom de ontsteekkop, splinters 15 resp. metaaldelen met een geringere energie worden verstrooid.

De uitvinding heeft derhalve tot opgave een handgranaat te verschaffen, waarvan het splinterlichaam bij de detonatie van de springlading zo gelijkmatig mogelijk uiteen wordt geslagen, zodat een over het gehele oppervlak van het splinterlichaam gelijkmatige ver-20 strooiing van splinters resp. metaaldelen wordt verkregen, hetgeen tenslotte tot een verbetering van het splinterdoorslagvermogen van de handgranaat voert.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de binnenruimte van de handgranaat in twee gedeelten is onderverdeeld, waarvan de 25 benedenste deelruimte zich tenminste over de helft van de hoogte van de inwendige ruimte uitstrekt en in gelijke zin gebogen zijwanden heeft die met hun bovenrand in de vorm van een ringvormige ribbe naar binnen uitsteken, waarbij de ringvormige ribbe tussen de benedenète -en bovenste deelruimten een insnoering van de binnenruimte vormt.

30 De bij de ontsteking van de handgranaat door de detonator aan het benedeneinde van de ontsteekbuis uitgaande detonatie van de springlading die zich in de binnenruimte van de handgranaat tussen de ontsteekbuis en het splinterlichaam bevindt, bewerkstelligt in de benedenste deelruimte de verbreiding van een detonatiegolf, die zich althans 35 bij benadering loodrecht op de binnenwand van het splinterlichaam in 7 8 0 8 1 07 - 3 — het gebied van de onderste deelruimte voortplant, en tot een intensieve verstrooiing van de splinters resp. metaaldelen van het splin-terlichaam in het gebied van de benedenste deelruimte leidt. Voor de beschreven verbreiding van de detonatiegolf in de benedenste deel- j 5 ruimte is het doelmatig, wanneer de diameter van de benedenste deelruimte ongeveer dezelfde waarde als de hoogte van de benedenste deelruimte heeft.

Door de onderverdeling van de binnenruimte van de handgranaat in twee deelruimten volgens de uitvinding, resp. door de, de twee 10 deelruimten scheidende ringvormige ribbe, wordt in samenwerking met het mantelvlak van de onstekingsbuis de detonatiegolf zodanig beïnvloed, dat ook in de deelruimte boven de ringvormige ribbe zich een golffront vormt dat zich zoveel mogelijk loodrecht op de binnenwand van het handgranaatlichaam (splinterlichaam) voortplant. De detonatie-15 golf gaat daarbij uit van het detonatie-ontsteekpunt in het gebied van het slaghoedje, wordt op de a.h.w. als golfvormer werkende ringvormige ribbe tussen de bovenste en benedenste deelruimten van de inwendige ruimte van de handgranaat gereflecteerd en door de ontsteek-buis tegen de binnenwand van de bovenste deelruimte van de handgranaat 20 geworpen, waardoor ook het rondom het ontsteeklichaam liggende gebied (hals- resp. schoudergebied) van het splinterlichaam uiteen wordt geslagen en de splinters resp. metaaldelen van dit gebied intensief j worden verstrooid.

Het effect van de uitvinding wordt in het bijzonder door de 25 hoogteafmeting van de benedenste deelruimte ten opzichte van de totale hoogte van de binnenruimte resp. in verhouding tot de hoogteafïneting van de bovenste deelruimte beïnvloed. Bijzonder gunstige resultaten worden bereikt, wanneer de benedenste deelruimte ongeveer 2/3 resp. de bovenste deelruimte ongeveer een derde van de totale hoogte van de 30 binnenruimte beslaat.

Een verdere invloed op het effect van de uitvinding, in het bijzonder op de voortplanting van de detonatiegolf in de bovenste s deelruimte wordt ook uitgeoefend door de vorm van de ringvormige ribbe die de bovenste deelruimte van de onderste deelruimte van de binnen-35 ruimte van de handgranaat scheidt. Doelmatig is het, wanneer de ribbe 7 8 0 8 1 07 _____ i -h - een ongeveer driehoekige dwarsdoorsnede heeft. De driehoekige dwarsdoorsnede van de ringvormige rihhe is hij voorkeur symmetrisch met betrekking tot het seheidingsvlak tussen de bovenste en benedenste deelruimten, en heeft derhalve de vorm van een gelijkbenige driehoek.

5 De naar de benedenste en bovenste deelruimten gekeerde flanken van de ribbe zijn bij voorkeur concaaf.

Verder is het voor de gewenste voortplanting van de detonatie-golf in de bovenste deelruimte gunstig, wanneer de door de ringvormige ribbe gevormde insnoering een diameter heeft, die groter is dan de 10 : helft van de binnendiameter van de bovenste resp. benedenste deel ruimte, waardoor niet slechts wordt bereikt, dat de voortplanting van : de detonatiegolf van benedenaf in de bovenste deelruimte niet wordt ' gehinderd, doch (in combinatie met het kenmerk van de driehoekige doorsnede van de ringvormige ribbe) ook een te sterke massa concentra-! 15 tie in het gebied van de ringvormige ribbe en daardoor een ongelijk- j matige splinterverstrooiing vermeden wordt. j i

Tenslotte beïnvloedt ook de vorm van de ontsteekbuis het effect i ! van de uitvinding. Gunstig is het, wanneer de ontsteekbuis in het ge- j bied van de bovenste deelruimte conisch is uitgevoerd, en wel zodanig, j 20 dat de buitendiameter van de ontsteekbuis naar boven wijder uitloopt, j

Het kenmerk van de uitvinding, dat de benedenste deelruimte in \ | gelijke zin gebogen zijwanden heeft, heeft tot doel te verhinderen, ! dat de detonatiegolf op de zijwanden van de benedenste deelruimte wordt verstrooid. Kleine afwijkingen van de zijwanden ten opzichte van i 25 de in gelijke zin gebogen uitvoering, zoals b.v. gietnokken voor de spuitgietvervaardiging van het splinterlichaam, mogen echter aanwezig ; i zijn. j

Het effect van de uitvinding treedt bijzonder duidelijk op bij ! een handgranaat, waarvan het splinterlichaam uit een veelvoud van af- ! 30 zonderlijke metaaldelen bestaat, welke bij voorkeur in een uit kunst- j stof bestaande dragerlaag zijn ingebed. J

De uitvinding zal nader worden toegelicht met verwijzing naar de tekening van een uitvoeringsvoorbeeld. ’

De enkele figuur toont een handgranaat, waarbij de ontsteekkop j 35 en de ontsteekbuis in zijaanzicht, het handgranaatlichaam echter in 7 8 0 8 1 0 7 - 5 - verticale langsdoorsnede is afgebeeld.

De in de tekening afgebeelde handgranaat heeft een ontsteekkop I waaraan een veiligheidsbeugel 2 is bevestigd die door een pen 3 is geborgd. De veiligheidsbeugel 2 houdt een in de tekening niet zicht- 5 bare slagpen in gespannen toestand. Door een schroefverbinding is met de ontsteekkop 1 een ontsteekbuis 4 verbonden, die van boven naar beneden gaande een ontsteektablet, een vertragingsas en een door warmte ontsteekbare detonator bevat.

Het in doorsnede afgebeelde handgranaatlichaam bestaat uit een 10 buitenste huiswand 5 van slagvaste kunststof, b.v. polyethyleen en een splinter lichaam 6 van kunststof, b.v. polystyrol, met daarin ingebedde metaaldelen. De binnenruimte van het splinterlichaam 6 is met springstof, b.v. TNT, PETN, of dergelijke gevuld.

Volgens de uitvinding is de binnenruimte van de handgranaat in 15 twee delen 7, 8 verdeeld. De benedenste deelruimte 7 heeft in gelijke zin gebogen, in hoofdzaak gladde zijwanden. Dit geldt bij het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld ook voor de bovenste deelruimte 8. De scheiding van de twee deelruimten 7 en 8 geschiedt doordat de zijwanden van de benedenste deelruimte 7 "bij Hun bovenrand in de vorm van 20 een ringvormige ribbe 9 naar binnen uitsteken.

Bij het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld strekt de benedenste deelruimte 7 zich uit over 2/3 van de hoogte van de binnenruimte. Dientengevolge bedraagt de hoogteafmeting van de bovenste deelruimte een derde van de hoogte van de binnenruimte van de handgranaat. De 25 ringvormige ribbe 9 die de benedenste deelruimte 7 scheidt van de bovenste deelruimte 8 heeft bij het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld een ongeveer driehoekige dwarsdoorsnede, waarbij de naar de benedenste deelruimte 7 en de bovenste deelruimte 8 toegekeerde zijvlakken 10 en II een weinig concaaf gebogen zijn.

30 De ontsteekbuis b reikt met zijn benedenste, het slaghoedje be vattende deel in de benedenste deelruimte 79 zodat het detonatieont-steekpunt zich ongeveer in het midden van de benedenste deelruimte 7 bevindt. In het gebied van de bovenste deelruimte 8 heeft de ontsteekbuis 1+ uitwendig een conische vorm die verkregen wordt door een op de 35 overigens cilindrische ontsteekbuis U opgeschoven, zich van boven naar 7 8 0 8 1 0 7 - 6- beneden verjongend conusdeel 12 van hout of kunststof, h.v. polyethyleen.

Gebleken is, dat met een handgranaat volgens het uitvoerings-v-orbeeld als gevolg van het in de inleiding beschreven technische 5 effect het splinterdoorslagvermogen in vergelijking met een handgranaat van de gebruikelijke constructie bij een gelijke springlading en een gelijk aantal in het splinterlichaam ingebedde metaaldelen met meer dan 10% wordt verhoogd.

| j i i t i 7808107

Claims (8)

1. Handgranaat met een splinterlichaam en een ontsteekkop waarvandaan een ontsteekbuis met de detonator tot in de benedenste helft , van de met springstof gevulde binnenruimte van het splinterlichaam reikt, met het kenmerk, dat de binnenruimte van de handgranaat in 5 twee delen (7,8) is verdeeld, waarvan de benedenste deelruimte (7) zich tenminste over de helft van de hoogte van de binnenruimte uitstrekt en in gelijke zin gebogen zijwanden heeft, die bij hun bovenrand in de vorm van een ringvormige ribbe (9) naar binnen uitsteken, waarbij de ringvormige ribbe (9) tussen de benedenste en bovenste J 10 deelruimten een insnoering van de binnenruimte vormt. '

2. Handgranaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bene- ! denste deelruimte (7) zich over ongeveer 2/3 van de hoogte van de ! i binnenruimte uitstrekt. j

3. Handgranaat volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat de 15 diameter van de benedenste deelruimte (7) ongeveer dezelfde afmeting heeft als de hoogte ervan. l·. Handgranaat volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de ringvormige ribbe (9) die de benedenste deelruimte (7) scheidt van de bovenste deelruimte (8), in dwarsdoorsnede de vorm van een bij voor-20 keur gelijkbenige driehoek heeft.

5. Handgranaat volgens conclusies 1-U, met het kenmerk, dat de naar de benedenste en bovenste deelruimten (7) toegekeerde zijvlakken (10,11) van de ringvormige ribbe (9) licht concaaf gebogen zijn.

6. Handgranaat volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de 25 door de ringvormige ribbe (9) gevormde insnoering een diameter heeft, die groter is dan de helft van de binnendiameter van de bovenste resp. ; benedenste deelruimte (7,8).

7. Handgranaat volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de ontsteekbuis (U) in het gebied van bovenste deelruimte (8) conische is 30 uitgevoerd, waarbij de buitendiameter van de ontsteekbuis (h) naar boven wijder uitloopt.

8. Handgranaat volgens conclusie 7» met het kenmerk, dat de conisch gebied van de ontsteekbuis (U) wordt gevormd door een op de overigens 78 0 8 1 0 7 - 8- cilindrische ontsteekbuis opgestoken conisch kunststofdeel (12). ι

9. Handgranaat volgens conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het splinterlichaam (6) zowel in het gebied van de benedenste deelruimte ! (7) als in het gebied van de bovenste deelruimte (8) uit een veelvoud ! 5 van afzonderlijke metaaldelen bestaat die bij voorkeur in een uit kunststof bestaande dragerlaag zijn ingebed. i ! i ! i i __________________I 78 0 8TÖ7 i