NL2035729A - Verbinder voor bouwsysteem met houten prefab modulen. - Google Patents

Verbinder voor bouwsysteem met houten prefab modulen. Download PDF

Info

Publication number
NL2035729A
NL2035729A NL2035729A NL2035729A NL2035729A NL 2035729 A NL2035729 A NL 2035729A NL 2035729 A NL2035729 A NL 2035729A NL 2035729 A NL2035729 A NL 2035729A NL 2035729 A NL2035729 A NL 2035729A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
module
connector
modules
coupling
counter
Prior art date
Application number
NL2035729A
Other languages
English (en)
Inventor
Vincent Michiel
Willem Wim Sturris Hendrik
Beltman Gerrit
Original Assignee
Volkerwessels Intellectuele Eigendom Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Volkerwessels Intellectuele Eigendom Bv filed Critical Volkerwessels Intellectuele Eigendom Bv
Priority to NL2032082A priority Critical patent/NL2032082B1/nl
Priority claimed from NL2032082A external-priority patent/NL2032082B1/nl
Publication of NL2035729A publication Critical patent/NL2035729A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B1/00Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
    • E04B1/348Structures composed of units comprising at least considerable parts of two sides of a room, e.g. box-like or cell-like units closed or in skeleton form
    • E04B1/34815Elements not integrated in a skeleton
    • E04B1/34838Elements not integrated in a skeleton the supporting structure consisting of wood
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B1/00Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
    • E04B1/02Structures consisting primarily of load-supporting, block-shaped, or slab-shaped elements
    • E04B1/10Structures consisting primarily of load-supporting, block-shaped, or slab-shaped elements the elements consisting of wood
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B1/00Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
    • E04B1/62Insulation or other protection; Elements or use of specified material therefor
    • E04B1/74Heat, sound or noise insulation, absorption, or reflection; Other building methods affording favourable thermal or acoustical conditions, e.g. accumulating of heat within walls
    • E04B1/82Heat, sound or noise insulation, absorption, or reflection; Other building methods affording favourable thermal or acoustical conditions, e.g. accumulating of heat within walls specifically with respect to sound only
    • E04B2001/8254Soundproof supporting of building elements, e.g. stairs, floor slabs or beams, on a structure

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Conveying And Assembling Of Building Elements In Situ (AREA)

Abstract

Bouwsysteem voor de bouw van verblijfsruimten, zoals de woning— of utiliteitsbouw, bijvoorbeeld een 5 appartementencomplex, opgebouwd uit geprefabriceerde modulen, met een dragende constructie van hout, die elk een ruimtelijke cel bepalen. De modulen worden naast elkaar, achter elkaar en/of gestapeld op elkaar toegepast, zodat twee, drie, vier of meer verdiepingen kunnen worden lO gerealiseerd. Éen, twee of meer modulen naast en/of achter elkaar vormen een verblijfsruimte, bijvoorbeeld studio of meerkamer appartement. De volgende verbeteringen zijn voorgesteld: hijsvoorziening; verbinder horizontaal; verbinder verticaal; montage—geleiding; wisselen van 15 hijskom naar conus.

Description

Verbinder voor bouwsysteem met houten prefab modulen.
De uitvinding betreft een bouwsysteem voor de bouw van verblijfsruimten, zoals de woning- of utiliteitsbouw, bijvoorbeeld een appartementencomplex. Het gebouw wordt opgebouwd uit geprefabriceerde modulen, bijvoorbeeld met een dragende constructie van hout en/of houtachtig materiaal, die elk een ruimtelijke cel (ook wel genoemd: doos of box) bepalen, Het voor de dragende constructie gebruikte hout, zgn. constructiehout, is massief of gelamineerd en balkvormig (zoals draagkolommen en liggers) en/of plaatvormig (zoals multiplex of OSB of HSB of CLT, ook genoemd kruislaaghout, of LVL) en bij voorkeur zacht hout of naaldhout, bijvoorbeeld vuren of grenen. De houtlagen van het laminaat zijn bij voorkeur door, bij voorkeur water- en/of weervaste en/of kookvaste, lijm permanent op elkaar gelamineerd. De soortelijke massa van het toegepaste constructiehout bedraagt bij voorkeur minimaal 400 of 420 of 460 of 490 en/of maximaal 460 of 480 of 530 of 560 kilogram per kubieke meter.
Het plaatvormige constructiehout van vloer en/of plafond van CLT is een laminaat met één of meer van het volgende: van minimaal 2 of 3 of 4 of 5 houtlagen; iedere houtlaag is minimaal 15 millimeter dik; het laminaat is minimaal 60 of 70 millimeter dik voor het plafond en minimaal 100 of 110 millimeter dik voor de vloer; van de buitenste- of oppervlaktelaag aan het boven- en ondervlak, met een dikte bij voorkeur minimaal 25 millimeter en/of 25% of 5 millimeter groter dan andere of alle andere houtlagen, strekken zich minimaal 80 of 90% van de houtvezels evenwijdig aan de breedterichting van de module uit; van minimaal 1 of 2 of 3 houtlagen, bij voorkeur allemaal binnenste houtlagen, bij voorkeur hebben al deze houtlagen een gelijke dikte, strekken zich minimaal 80% of 90% van de houtvezels evenwijdig aan de lengterichting van de module uit.
Het plaatvormige constructiehout van de zijwand van
CLT is een laminaat met bij voorkeur één of meer van het volgende: minimaal 100 of 120 millimeter dik; bestaat uit minimaal 3 of 4 of 5 houtlagen; van minimaal twee houtlagen, bij voorkeur van meer dan 50% van alle houtlagen, bij voorkeur van minimaal de buitenste en de binnenste oppervlaktelaag, strekt minimaal 80% of 90% van de houtvezels zich evenwijdig aan de hoogterichting van de module uit; van minimaal 1 of 2 of 3 houtlagen, bij voorkeur allemaal binnenste houtlagen, bij voorkeur hebben al deze houtlagen een gelijke dikte, strekt minimaal 80% of 90% van de houtvezels zich evenwijdig aan de lengterichting van de module uit; van alle houtlagen is de dikte minimaal millimeter; van minimaal 2 houtlagen, bijvoorbeeld de binnenste en de buitenste oppervlaktelaag, is de dikte minimaal 25 millimeter.
Hier hebben de op oriëntatie betrekking hebbende 15 begrippen, zoals “binnenste”, “buitenste”, “bovenste”, “onderste”, “onder”, “boven”, “horizontaal” en “verticaal”, betrekking op de rechtopstaande gebruikstoepassing van de module in het gebouw, dus met de zijwanden verticaal, de vloer beneden en het plafond verticaal erboven. In de tekening gegeven maten zijn in millimeter.
De modulen worden naast elkaar, achter elkaar en/of gestapeld op elkaar toegepast, zodat minimaal twee, drie, vier, vijf, zes of zeven verdiepingen of bouwlagen kunnen worden gerealiseerd. Één, twee of meer modulen naast en/of achter elkaar vormen een verblijfsruimte, bijvoorbeeld studio of meerkamer appartement.
Een module heeft bij voorkeur een rechthoekig grondvlak, een vloer (die een vloerplaat en/of vloerliggers omvat) en vanaf de vloer zich opwaarts uitstrekkende draagkolommen en/of wandplaten die het plafond (die een plafondplaat en/of plafondliggers omvat) van de module dragen. De plafondligger en/of de, bij voorkeur prismatische, draagkolom, ook kolom genoemd, is bij voorkeur van gelamineerd type waarbij bij voorkeur de dikte van alle houtlagen minimaal 10 of 15 millimeter bedraagt en/of van alle of minimaal 80% of 90% van de houtlagen de richting van de houtvezels volledig of voor minimaal 80% of
90% in lengterichting van de plafondligger of kolom, dat is de lengterichting respectievelijk de hoogterichting van de module, zich uitstrekken. Van de kolom is de stapelrichting van alle houtlagen volgens de lengte- of breedterichting van de module.
Een module is bijvoorbeeld één of meer van: lengte minimaal 5 of 7,5 en/of maximaal 10 of 12 of 15 meter; breedte minimaal 2 of 3 of 3,5 en/of maximaal 4 of 6 meter; hoogte minimaal 2 of 2,5 en/of maximaal 4 meter; één of beide kopse kanten is afgedicht met kopse wanden met ramen en/of deuren; één of beide zijwanden zijn dicht of open.
Bij voorkeur hebben de zijwanden een constructieve functie en zijn daartoe dicht. Bij een open zijwand kan een niet- constructieve vulling of ruimtescheiding zoals een gipswand aanwezig zijn in de plaats van de constructieve zijwand, terwijl de constructieve zijwand is vervangen door een vloer- respectievelijk plafondligger op vloer- en plafondniveau en verticale, ruimtelijk geplaatste kolommen die de liggers op verticale afstand van elkaar houden, welke liggers en kolommen de zijdelingse begrenzing van de module verschaffen. De vloer- en/of plafondligger is bij voorkeur prismatisch en/of continu doorlopend over de gehele lengte van de module, dus zonder onderbreking in de lengterichting.
Bij een open zijwand is bij voorkeur één of meer van het volgende van toepassing: minimaal 3 of 4 kolommen toegepast waarbij alle kolommen een tussenruimte houden met de kolommen aan weerszijden van minimaal 1000 of 1500 millimeter; een kolom aan ieder uiteinde van de module en één daartussen, bijvoorbeeld halverwege de lengte van de module en/of twee daartussen; een kolom op een afstand minimaal 2,5 of 3 en/of maximaal 3,5 of 4 meter van een kolom aan het uiteinde van de module; op de locatie van iedere kolom is de module uitgerust met een verbinder en/of contra-verbinder; de kolomnen die geplaatst zijn tussen de kolommen aan de uiteinden van de module houden een wederzijdse afstand van minimaal 2 of 3 of 4 meter. Bij voorkeur is dit patroon van de, bijvoorbeeld minimaal acht, verbinders en/of contra-verbinders eveneens toegepast. voor de ene of beide constructieve zijwanden van een module, zodat modulen met geen, één of twee constructieve zijwanden willekeurig onderling verticaal en horizontaal gekoppeld kunnen worden.
Bij voorkeur nadat alle modulen zijn geplaatst wordt de buitenwand van het gebouw geplaatst. Eventueel zijn de modulen aan één of beide kopse kanten uitgerust met een geveldeel met bijvoorbeeld beglazing en/of toegangsdeur.
Bij voorkeur is één of meer van het volgende van toepassing: per verdieping staan minimaal vijf of tien modulen parallel naast elkaar; naast elkaar staande en/of op elkaar gestapelde modulen staan in lijn met elkaar; de draagkolommen en/of zijwanden van op elkaar gestapelde modulen staan in lijn; de modulen zijn gelijkvormig en identiek van afmeting; in een stapeling hebben alle modulen dezelfde oriëntatie van de lengte; bij twee of drie direct naast elkaar staande modulen ontbreekt de zijwand aan de naar elkaar gekeerde zijden, zodat zij een gezamenlijke ruimte omsluiten met een breedte gelijk aan de gezamenlijke breedte van de twee, respectievelijk drie, modulen.
Relevante stand van de techniek openbaren bijvoorbeeld
EP2543783A1, EP2617912B1, GB1455300A, WO2013110617A1 en
WO2017193179A1 en DE 10 2019 112303 Al.
Het doel van de uitvinding is een verbeterd bouwsysteem van het in de inleiding beschreven type. De verbetering betreft bijvoorbeeld één of meer van: een kortere bouwtijd op de bouwplaats; op de bouwplaats snel gereed maken van de op zijn definitieve plaats in het gebouw geplaatste module voor constructief koppelen met de module ernaast en/of erboven; ongevoeligheid voor harde wind tijdens het in het gebouw plaatsen van de modulen, waardoor bijvoorbeeld tijdens wind een snelle bouwtijd verzekerd is; een maattolerantie van maximaal 10 millimeter in de positionering van naast elkaar geplaatste modulen; veilig werken op grote hoogte tijdens het bouwen op de bouwplaats, zoals tijdens het op elkaar stapelen van de modulen; betrouwbare bescherming tegen het door de wind van de onderliggende module aftillen van een module; zoveel mogelijk werkzaamheden aan de module kunnen uitvoeren in de 5 fabriekshal; eenvoudige demontage van het gebouw, ook na langdurig gebruik van bijvoorbeeld minimaal 20 jaar, waarbij alle modulen zonder het toebrengen van schade aan de draagconstructie kunnen worden verenkeld en constructief gezien direct weer individueel inzetbaar zijn voor toepassing in een volgend gebouw dat wordt samengesteld uit individuele modulen naast en op elkaar. Door de maattolerantie van maximaal 10 millimeter kan bijvoorbeeld flink worden bespaard op de hoeveelheid afdichtkit die moet worden gebruikt om de modulen kierdicht op elkaar aan te sluiten.
Daartoe worden één of meer van de volgende verbeteringen nr. 1 t/m 5 voorgesteld: 1. hijsvoorziening; 2. verbinder horizontaal; 3. verbinder verticaal, in het bijzonder anti-opwaai; 4. montage-geleiding, zoals door conus + verticale pen; 5. wisselen van hijskom naar conus.
Bij voorkeur zijn de verbeteringen 2 +3 of 2 + 3 + 4 gecombineerd, bij voorkeur geïntegreerd, bijvoorbeeld op een locatie en/of lengtepositie aan de module, en daaraan zijn eventueel de verbetering 1 en/of 5 toegevoegd. Bij voorkeur zijn minimaal 50 of 80 of 100% van de modulen van een gebouw aan de plafond- en/of vloerzijde op een locatie, bij voorkeur twee of meer, zoals minimaal vier of zes of acht, langs de module-lengte en/of breedte verspreide locaties, zoals op de hoekpunten en/of op afstand tussen de hoekpunten langs de longitudinale zijranden van de module, uitgerust met één of meer van de verbeteringen 1 t/m 5. 1. HIJSVOORZIENING
De hijsvoorziening is een metalen deel en is door mechanische bevestigingsmiddelen verankerd aan de module en heeft bijvoorbeeld een omhoog uitstekend kogelkop anker, of ander aangrijpingspunt voor de hijskabel, dat tijdelijk kan worden vast gehaakt aan de hijskabel van de hijskraan.
Bij voorkeur is de hijsvoorziening schadevrij demontabel, bijvoorbeeld door schroefmontage, en/of uitwisselbaar met een element, zoals verticale stang, voor aan elkaar vastzetten van aangrenzende modulen. 2. VERBINDER HORIZONTAAL
Deze is permanent gemonteerd en bij voorkeur van metaal zoals aluminium of ijzer of staal, met bij voorkeur één of meer naar opzij uitstekende, geïntegreerde verbindingslippen die uitsteken in de richting van de naastliggende module. Bij voorkeur is één of meer van het volgende van toepassing: de lippen zijn horizontaal georiënteerd; aan de ene modulezijde een enkele lip en aan de tegenover gelegen modulezijde een lippenpaar met een tussenruimte ter breedte van de enkele lip; lippen zodanig in aantal en positionering dat bij twee reglementair naast elkaar geplaatste modules de lippen van de ene module nauwpassend past tussen de lippen van de andere module; de lippen uitgerust met montagegaten waarin verticaal georiënteerde verbindingspennen, zoals bouten, passen; de lippen deel uitmakend van één of meer van de hijsvoorziening; verbinder horizontaal; verbinder verticaal; montage-geleiding; wisselen van hijskom naar conus. 3. VERBINDER VERTICAAL en/of 4. MONTAGE-GELEIDING
Bij voorkeur zijn toegepast een verbinder, bijvoorbeeld aan de plafondzijde en een contra-verbinder, bijvoorbeeld aan de vloerzijde. Bij voorkeur is één of meer van het volgende van toepassing: de verbinder omvat een verticaal omhoog uitstekende koppelpen of pen, bij voorkeur met conische basis; de contra-verbinder omvat een verticale boring, bij voorkeur conisch die aan het ondervlak uitmondt; de positie van koppelpen of pen en boring is uitgelijnd. 5. WISSELEN VAN HIJSKOM NAAR CONUS
Dit is een voorziening, bijvoorbeeld gat met inwendige schroefdraad, een zgn. getapt gat, voor losneembare bevestiging van een hijsvoorziening en/of verbindingsmiddel.
Afzonderlijk van en/of in combinatie met het voorgaande is bij voorkeur één of meer van het volgende van toepassing: 1. één of meer van het volgende is van toepassing: een module is uitgevoerd als rechthoekige koker met gesloten zijwanden (of één of beide zijn open), vloer en plafond van bijv. plaatmateriaal, bijvoorbeeld van hout zoals CLT (Cross Laminated Timber) of kruislaaghout, met een dikte bijv. minimaal 100 millimeter; bij een open zijwand zijn daarin verticale kolommen en horizontale liggers toegepast; de kolommen staan op de hoekpunten en eventueel daartussen verspreid langs de lengte, zoals halverwege de lengte van de zijwand of op twee plaatsen langs de lengte en de liggers bevinden zich aan het boven- en ondervlak; in plaats van hout kan de zijwand gemaakt zijn van ander bouwmateriaal. 2. van het gebouw is minimaal 50 of 80 of 100% van de modulen bij voorkeur aan zijn bovenvlak op een locatie, bij voorkeur twee of meer langs de module-lengte en/of breedte verspreide locaties, zoals aan de twee in de lengte lopende randen op minimaal twee of vier of zes of acht posities op afstand van elkaar, bijvoorbeeld telkens op de hoekpunten en halverwege de lengte of op twee posities langs de lengte tussen de hoekpunten, uitgerust met een voorziening (hierna genoemd: “verbinder”) voor één of meer van: hijsen van de module; horizontaal koppelen met direct naastgelegen module; verticaal koppelen met de module direct recht erboven; montage-geleiding met de module direct recht erboven; wisselen van hijsmiddel (bijvoorbeeld hijskom of kogelkop anker) naar montagemiddel (bijvoorbeeld verticale koppelpen of conus met draadeind). 3. van het gebouw is minimaal 50 of 80 of 100% van de modulen bij voorkeur aan zijn ondervlak op een locatie,
bij voorkeur twee of meer langs de module-lengte en/of breedte verspreide locaties, zoals aan de twee in de lengte lopende randen op minimaal twee of vier of zes of acht posities op afstand van elkaar, bijvoorbeeld telkens op de hoekpunten en halverwege de lengte of op twee posities langs de lengte tussen de hoekpunten, uitgerust met een contra-voorziening (hierna genoemd: “contra-verbinder”), bij voorkeur voor samenwerken met de samenvallende verbinders van een module direct recht daaronder (of de fundering direct recht onder de onderste module), voor één of meer van: horizontaal koppelen met direct naastgelegen module; verticaal koppelen met de module direct recht eronder; montage-geleiding met de module direct recht eronder.
4. de posities van de of alle verbinders van de ene module corresponderen bij voorkeur met de posities van de of alle contra-verbinders van de er bovenop geplaatste module.
5. voor de verbinder en/of contra-verbinder is bij voorkeur één of meer van het volgende van toepassing: vanaf de verbinder strekken zich minimaal één of twee rechte borgpennen verticaal neerwaarts uit over een lengte van minimaal 100 of 200 of 400 millimeter; deze borgpennen zijn over hun gehele lengte onder de verbinder opgenomen in het hout (van plaat of kolom) van de zijwand van de module; de zijwand is uitgerust met een verticale boring waarin de borgpen is gestoken; de borgpennen zijn gefixeerd aan het hout van de module, ofwel doordat ze zijn vastgelijmd (=chemische hechting) in de boringen, ofwel door een mechanische verankering; de mechanische verankering is bereikt door de zijwand uit te rusten met een blind borggat waarin de boringen uitmonden en waarin de vrije uiteinden (=ondereinden) van de borgpennen uitsteken; op deze vrije uiteinden wordt een overmaatse moer of een borgplaat of dergelijke separate verdikking, groter dan de diameter van de boring, gefixeerd, zoals geschroefd, zodat deze verdikking voorkomt dat de borgpen zich uit de zijwand omhoog laat trekken; het borggat verschaft toegang tot de vrije uiteinden van de borgpennen, teneinde met de hand de verdikkingen aan te brengen; de met het hout gefixeerde borgpennen waarborgen de verticale fixatie van de verbinder met het hout van de module; een module met een gewicht van bijvoorbeeld vijfduizend kilo kan veilig aan de aanwezige, bijvoorbeeld minimaal zes, verbinders worden opgehangen om door een hijskraan op zijn definitieve positie in het gebouw te worden gehesen; nadat de module op zijn definitieve positie in het gebouw is gehesen, heeft de hijsvoorziening, zoals het kogelkop anker, geen functie meer voor het hijsen; de hijsvoorziening wordt gemodificeerd, bijvoorbeeld wordt er een omhoog uitstekende cilindrische stomp omheen geplaatst, die een opname vormt voor een cilindrisch uitsteeksel met conisch ondereinde dat uitsteekt onder uit het ondervlak van de zijwand van de er bovenop te stapelen module; de samenwerking van stomp en uitsteeksel verschaft een hoge nauwkeurigheid van wederzijds horizontaal positioneren van direct op elkaar gestapelde modulen; de horizontale lippen van twee direct naast elkaar staande modulen worden aan elkaar gefixeerd door de afzonderlijke horizontale koppelplaat, waardoor de wederzijdse positionering van direct naast elkaar geplaatste modulen horizontaal wordt gefixeerd; de hijsvoorziening, zoals het kogelkop anker, is demontabel en wordt eventueel vervangen door alternatief element, bijvoorbeeld een koppelpen, bijvoorbeeld nadat de module op zij definitieve plaats in het gebouw is gehesen; de koppelpen vergemakkelijkt het proces van het op hun definitieve plaats in het gebouw op elkaar stapelen van de modulen en maakt deel uit van het verticaal wederzijds verankeren van op elkaar gestapelde modulen (bijvoorbeeld borging tegen opwaaien}; de verbinder is uitgerust met minimaal één koppelpen; een rechte koppelpen, die verticaal recht omhoog steekt over een lengte van minimaal 100 of 200 of 300 millimeter vanaf de verbinder; aan het vrije uiteinde van de koppelpen bevindt zich een separate koppelverdikking; deze koppelverdikking wordt pas geplaatst nadat een volgende module er bovenop is geplaatst; de koppelverdikking heeft dezelfde functie als de borgverdikking op de borgpen; de borgverdikking en/of de koppelverdikking verschaft een haakrand die hakend samenwerkt met het materiaal van de zijwand rondom de boring en wordt bijvoorbeeld verschaft door een opsluitring die nauwpassend op de borgpen respectievelijk koppelpen wordt gestoken (of geschroefd} en door een vervolgens opgeschroefde moer wordt tegen gehouden; de koppelpen steekt door een verticale boring in de contra-verbinder en/of loopt vanaf de contra-verbinder over een lengte van minimaal 100 of 200 of 300 millimeter verder verticaal omhoog door een boring in het hout van de gestapelde module erboven; de verbinder en contra-verbinder bevinden zich in het gebouw verticaal boven elkaar en hebben eventueel een tussenruimte van maximaal 50 of 100 millimeter, bij voorkeur steunen zij rechtstreeks op elkaar, eventueel onder tussenkomst van een tussenlaag, bijvoorbeeld oplegvilt of dergelijk akoestisch dempend materiaal; de verticaal omhoog uit de verbinder aan het bovenvlak van de onderste module stekende koppelpen is uitgelijnd met een rechte verticale boring in de contra-verbinder aan het ondervlak van de te stapelen module, welke boring verticaal recht verder loopt in de zijwand van de module en eindigt in een blind koppelgat; de koppelpen van de onderliggende module wordt gefixeerd aan het hout van de module die erbovenop is gestapeld, ofwel doordat ze is vastgelijmd (=chemische hechting) in de boring, ofwel door een mechanische verankering; de mechanische verankering is bereikt door de zijwand uit te rusten met een blind koppelgat waarin de boring uitmondt en waarin het vrije uiteinde (=boveneinde) van de koppelpen uitsteekt; op dit vrije uiteinde wordt een overmaatse moer of een borgplaat of dergelijke separate verdikking, groter dan de diameter van de boring, gefixeerd, zoals geschroefd, zodat deze verdikking voorkomt dat de koppelpen zich uit de zijwand neerwaarts laat trekken; het koppelgat verschaft toegang tot het vrije uiteind van de koppelpen, teneinde met de hand de verdikking aan te brengen; de met het hout gefixeerde koppelpen waarborgt de verticale fixatie van de verbinder met het hout van de bovenliggende module; de boring in de contra-verbinder bezit een conische gatverruiming over een eerste lengtedeel, vanaf het ondereinde, voor het vergemakkelijken van het insteken van de koppelpen; de koppelpen bezit aan zijn op de verbinder aansluitende basis een conische verdikking die gelijkvormig is met de conische gatverruiming van de boring in de contra-verbinder, om nauw in elkaar te passen; zodra alle, bijvoorbeeld de zes of acht, koppelpennen van de onderste module steken in de boringen in de contra-verbinders van de erboven zwevende module (hangend aan de hijskraan) helpen de koppelpennen, door hun buigstijfheid, de zwevende module onbeweeglijk te houden in horizontale richting, hetgeen het nauwkeurig stapelen van de modulen ook bij hoge windsnelheden vergemakkelijkt; de contra-verbinder bevindt zich aan het ondervlak van een module; een sjoroog is aanwezig aan de contra-verbinder om de module vast te zetten op de laadvloer van een vrachtwagen, voor veilig transport van de fabriek naar het bouwterrein; in een blind koppelgat mondt van onderaf een verticale, rechte boring uit die vanaf het ondervlak van de contra-verbinder, en dus vanaf het ondervlak van de module, verticaal recht omhoog loopt binnenin de zijwand; in een blind borggat mondt van bovenaf een verticale, rechte boring uit die vanaf het bovenvlak van de verbinder, en dus vanaf het bovenvlak van de module, verticaal recht neerwaarts loopt binnenin de zijwand; bezit een horizontale plaat, bijvoorkeur van metaal zoals staal, met bij voorkeur een enkele of dubbele, opzij uit de zijwand van de module stekende, horizontale verbindingslip en eventueel één of meer van: een voorziening, zoals getrapt gat, voor het, eventueel uitwisselbaar, bevestigen van een hijskom en/of koppelpen; minimaal één, twee of drie parallelle rijen van garen,
bijvoorbeeld per rij minimaal drie of vier of vijf, met in ieder gat een bevestigingsmiddel, zoals schroef, gestoken, welke schroeven in de module zijn vastgeschroefd en bestemd zijn horizontale krachten tussen de modulen over te brengen; in de tussenruimte van een dubbele horizontale verbindingslip past precies de enkele verbindingslip van een andere verbinder; van twee naast elkaar geplaatste en aan elkaar te koppelen modulen wordt de ene met de enkele en de andere met de dubbele verbindingslip uitgerust,
wederzijds gepositioneerd zodat de enkele verbindingslip tussen de dubbele verbindingslip valt; de verbindingslippen worden vervolgens aan elkaar vast geschroefd door de separate horizontale verbindingsplaat; een hijskom met een centraal geplaatst kogelkop anker; onder uit de basis van de hijskom steekt een draadeind dat in het verlengde van het kogelkop anker loopt; met dit draadeind kan de hijskom tijdelijk aan de verbinder worden bevestigd, door het draadeind in het getapte gat van de verbinder te schroeven; is een separaat onderdeel dat bij voorkeur door bevestigingsmiddelen is gemonteerd aan de module; is van metaal, zoals staal; is plaatvormig; is gemonteerd in een uitsparing of verdieping in de module, bij voorkeur minimaal 5 of 10 millimeter diep; is rechthoekig in bovenaanzicht; een verbinder en/of contra-verbinder op een afstand minimaal 1 of 2,5 of 3 en/of maximaal 3,5 of 4 meter van een hoekpunt of longitudinaal uiteinde of verbinder respectievelijk contra-verbinder aan het uiteinde van de module en die bij voorkeur een wederzijdse afstand houden van minimaal 2 of 3 of 4 meter.
6, Voor de verbinder is het volgende van toepassing: is in bovenaanzicht T-vormig en/of minimaal 5 millimeter dik; heeft een dik en een minimaal 2 of 5 of 10 millimeter dunner dun deel, ieder rechthoekig in bovenaanzicht; het dikke deel bevindt zich dichter bij de geassocieerde zijrand van de module dan het dunne deel; een deel, zoals het dikke deel, is minimaal 50 of 100 millimeter breed en/of ingericht voor het dragen van de conus, welke ook kan worden genoemd “kegeldeel” of “taps deel”; een deel met een breedte van minimaal 50 of 100 millimeter en/of een lengte van minimaal 100 of 200 of 300 millimeter, bijvoorbeeld het dikke deel, bevindt zich recht en/of volledig boven de zijwand of de kolom en is daaraan bij voorkeur vast gezet door bij voorkeur mechanische bevestigingsmiddelen zoals schroeven; een deel met een breedte van minimaal 50 of 100 of 150 millimeter en/of een lengte van minimaal 50 of 100 millimeter, bijvoorbeeld het dunne deel, bevindt zich recht en/of volledig boven de plafondplaat en is daaraan bij voorkeur vast gezet door bij voorkeur mechanische bevestigingsmiddelen, zoals schroeven; heeft een oppervlakte minimaal 5.000 of 10.000 vierkante millimeter; het deel boven de plafondplaat is met minimaal 10 mechanische bevestigingsmiddelen, zoals schroeven, aan de plafondplaat geschroefd, welke steken in individuele gaten in dit deel. 7. Twee modules direct naast elkaar zijn aan elkaar gekoppeld door een separaat koppeldeel van bij voorkeur plaatmateriaal zoals plaatmetaal dat aangrijpt op de twee conussen van de zich naast elkaar bevindende verbinders van de twee definitief naast elkaar geplaatste modules, waartoe het koppeldeel bij voorkeur horizontaal is en/of is uitgerust met twee gaten waarin de conussen nauwpassend zijn gestoken, bijvoorbeeld is de diameter van de gaten 57 millimeter en/of maximaal 2 of 3 of 4 of 5 millimeter groter dan de grootste diameter, bijvoorbeeld 54 millimeter, van de conussen.
Dit staat snel en nauwkeurig werken op de bouwplaats toe.
Het koppeldeel overbrugt beide modules en ligt op de verbinder van de beide modules.
Het koppeldeel bevat bij voorkeur een akoestische ontkoppeling die bijvoorbeeld een akoestisch dempend materiaal omvat, bijvoorbeeld bestaat het koppeldeel uit twee delen of helften, ieder geassocieerd met één van de twee modulen, en aan elkaar gefixeerd door de akoestische ontkoppeling, zodat de via het koppeldeel aan elkaar gefixeerde modulen wederzijds akoestisch ontkoppeld zijn.
8. Bijvoorbeeld ten behoeve van veilig werken tijdens de bouw, is voor het blinde borggat en/of het blinde koppelgat één of meer van het volgende van toepassing: vanaf de binnenzijde en/of binnenruimte van de module toegankelijk; mondt uit aan de zijde van de omringende wand of kolom welke gekeerd is naar de tegenover gelegen wand of kolom van dezelfde module; mondt uit aan de binnenzijde en/of binnenruimte van de module; is gemaakt in de wand of kolom door het uitvoeren van een materiaal of hout verwijderende bewerking over de gehele omvang van het borg- of koppelgat vanaf de zijde van de wand of kolom die bestemd is om naar de binnenruimte van de module te zijn gekeerd. 9, Voor de ligger op het niveau van de vloerplaat van de module is één of meer van het volgende van toepassing: loopt over de gehele lengte van de module ononderbroken door; het ondervlak van de kolom rust op het, bij voorkeur gelijk in breedte uitgevoerde, bovenvlak van de ligger; is gemaakt van gelamineerd hout waarvan de houtlagen verticaal en/of in hoogterichting van de module en de ligger zijn geplaatst; het aantal houtlagen minimaal 30 of 50 of 60 bedraagt; de breedte van de ligger neemt aan de naar de binnenruimte van de module toe gekeerde zijde sprongsgewijze toe hetgeen een sponning verschaft met een hoogte bij voorkeur gelijk aan de dikte van de vloerplaat en waardoor de vloerplaat met zijn langsrand wordt afgesteund door de ligger; het bovenvlak van de vloerplaat en de ligger zich op gelijk niveau bevinden; tegen het ondervlak van de ligger is de contra-verbinder geplaatst; door verticale en/of in hoogterichting van de module zich in het hout uitstrekkende schroeven of dergelijke bevestigingspennen zijn de kolom, ligger en/of contra- verbinder duurzaam aan elkaar gefixeerd; de dikte van alle houtlagen is maximaal 6 of 5 of 4 millimeter; er zijn houtlagen, bij voorkeur minimaal 65% of 70% of 40 of 45 van alle houtlagen, de zgn. lengthlagen, waarvan alle of minimaal 80% of 90% van de houtvezels zich in de lengterichting van de ligger, en dus in lengterichting van de module, uitstrekken; er zijn houtlagen, de zgn. crosslagen, bij voorkeur minimaal 15% of 20% of 10 of 15 van alle houtlagen, waarvan alle of minimaal 80% of 90% van de houtvezels zich in de hoogterichting van de ligger en dus in de hoogterichting van de module, uitstrekken; tussen twee crosslagen bevinden zich minimaal 8 of 9 of 10 lengthlagen; de cross- en lengthlagen vormen een zich in breedterichting van de ligger minimaal 3 of 4 of 5 keer herhalend patroon, waarbij een patroon bijvoorbeeld bepaald is door minimaal 10 of 12 of 15 houtlagen, te weten minimaal 8 of 10 of 11 lengthlagen met aan weerszijden telkens minimaal 1 of 2 crosslagen; de sponning heeft een hoogte minimaal 100 of 110 en/of maximaal 120 millimeter en/of gelijk aan de dikte van de vloerplaat; de sponning heeft een breedte, gemeten evenwijdig aan de breedte van de ligger, gelijk aan minimaal 10 of 15% of 30 of 40 millimeter en/of maximaal 25% van de breedte van de ligger of 60 millimeter.
De uitvinding heeft tevens betrekking op iedere combinatie en permutatie van de bovenstaande individuele uitvindingen.
Bierna wordt de uitvinding toegelicht aan de hand van de beschermingsomvang niet-beperkende uitvoeringsvoorbeelden. Getoond is in:
Fig. 1-5 in perspectief een algemeen beeld van modulen en de toepassing ervan in een gebouw;
Fig. 6-7 een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding in een weergave in perspectief;
Fig. 8 het horizontale koppelstuk van het eerste uitvoeringsvoorbeeld, in een uiteengetrokken weergave in perspectief;
Fig. 9 het verticale koppelstuk van het eerste uitvoeringsvoorbeeld, in een uiteengetrokken weergave in perspectief;
Fig. 10-19 een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding in een weergave in perspectief;
Fig. 18 een schematische weergave van een detail van het tweede uitvoeringsvoorbeeld tijdens stapelen van modulen, in perspectief;
Fig. 19-21 fotografische weergaven van details van het tweede uitvoeringsvoorbeeld;
Fig. 22-23 een detail van fig. 4 of 5;
Fig. 24-30 een alternatief voor de verbinder 6 van fig. 20; en
Fig. 31-32 een zelfstandige woning binnen het gebouw, met een bruto vloeroppervlak van 91 en een gebruiksoppervlak van 81 vierkante meter.
Betekenis van de verwijzingscijfers in de tekening: vloerplaat 2; plafondplaat 3; zijwand 4; verbinder 6; gipswand 7; contra-verbinder 8; kolom 9; ligger 10; raam- of deuropening 11; borgpen 12; borgverdikking 13; koppelpen 14; blind borggat 16; blind koppelgat 18; kogelkop anker of alternatief hijspunt 22; cilindrische stomp 23; uitsteeksel 24; horizontale verbindingslip 25; horizontale koppelplaat 26; koppeldeel 27; gat 28; akoestische ontkoppeling 29; boring 30; conische verdikking of alternatieve conus 31; sjoroog 32; getapt gat 34; bevestigingsschroeven 35.
Fig. 1 toont een gebouw van twee verdiepingen, met per verdieping een enkele laag van vijf parallel vlak naast elkaar geplaatste modulen. Iedere module is uitgevoerd als rechthoekige koker met gesloten wanden met een dikte van minimaal 100 millimeter, vloer en plafond van CLT (Cross
Laminated Timber). De zijwand 4 is 140, de vloerplaat 2 is 120 en de plafondplaat 3 is 80 millimeter dik. Van de vloerplaat 2 zijn het boven- en ondervlak gevormd door een 30 millimeter dikke houtlaag, daartussen bevinden zich drie houtlagen ieder 20 millimeter dik. Van de plafondplaat 2 zijn het boven- en ondervlak gevormd door een 30 millimeter dikke houtlaag, daartussen bevinden zich twee houtlagen ieder 20 millimeter dik. De houtvezels van de dunne houtlagen lopen evenwijdig aan de lengterichting en van de dikke houtlagen evenwijdig aan de breedterichting van de module.
Fig. 2 toont een enkele laag van twee parallel en vlak naast elkaar geplaatste paren van in het verlengde achter elkaar geplaatste modulen van fig. 1. Fig. 3 toont een detail op grotere schaal van fig. 2. Iedere module is aan zijn bovenvlak aan de twee in de lengte lopende randen op in totaal zes posities op afstand van elkaar, te weten telkens op de hoekpunten en halverwege de lengte (enkele van deze posities zijn aangegeven met een pijl in fig. 2) uitgerust met een voorziening 6 (hierna genoemd: “werbinder”) voor één of meer van: hijsen van de module; horizontaal koppelen met direct naastgelegen module; verticaal koppelen met de module direct recht erboven; montage-geleiding met de module direct recht erboven; wisselen van hijsmiddel (bijvoorbeeld hijskom of kogelkop anker} naar montagemiddel (bijvoorbeeld verticale koppelpen of conus met draadeind). Het ondervlak is op in totaal zes posities, die verticaal zijn uitgelijnd en/of corresponderen met de zes posities aan het bovenvlak, uitgerust met een contra-voorziening 8 (hierna genoemd: “contra-verbinder”)} voor samenwerken met de samenvallende verbinders 6 van een module direct recht daaronder (of de fundering direct recht onder de onderste module), voor één of meer van: horizontaal koppelen met direct naastgelegen module; verticaal koppelen met de module direct recht eronder; montage-geleiding met de module direct recht eronder. Ook zijn de posities aangegeven van de blinde borggaten 16 en de blinde koppelgaten 18. Merk op dat de blinde borggaten 16 respectievelijk de blinde koppelgaten 18 uitmonden aan het naar de buitenzijde respectievelijk naar de binnenzijde van de module gekeerde oppervlak van de zijwand 4. In een alternatief (niet getoond) is de module uitgerust met acht verbinders 6 en contra-verbinders 8, bijvoorbeeld in een patroon zoals getoond in fig. 5.
Fig. 4 toont een module in een rechthoekige kokervorm met open zijwanden door gebruik van kolommen 9 en liggers
10. De kolommen 9 staan op de hoekpunten en halverwege de lengte en de liggers 10 bevinden zich aan het boven- en ondervlak. De zes verbinders en contra- verbinders (niet getoond) bevinden zich op dezelfde posities als bij de modulen van fig. 2 en valt samen met de locatie van de kolommen 9.
Fig. 5 toont een module met één open en één door constructiehout gesloten zijwand. Bij de open zijwand is gebruik gemaakt van kolommen 9 en liggers 10. Door het direct naast elkaar plaatsen van twee of meer modulen met één of beide zijwanden open, kan een leefruimte met een breedte van twee, drie of meer modulen worden gemaakt, bijvoorbeeld een woonkamer. De locatie van de acht verbinders 6 is schematisch aangegeven in fig. 5 en valt samen met de verdeling van de acht kolommen 9 over de lengte van de module. De locatie van de acht contra- verbinders 8 is verticaal uitgelijnd met die van de verbinders 6.
De kolommen 9 zijn uitgerust met blinde borggaten 16 en blinde koppelgaten 18. De blinde borggaten 16 respectievelijk de blinde koppelgaten 18 monden uit aan het naar de buitenzijde respectievelijk naar de binnenzijde van de module gekeerde oppervlak van de kolom 9.
De prismatische kolom 9 meet 180 millimeter in de breedterichting en 280 millimeter in de lengterichting van de module.
Fig. 6-9 tonen van een eerste uitvoeringsvorm de bevestiging van de verbinder 6 aan de module en ook hoe met de verbinder 6 twee modulen, die zich direct naast elkaar bevinden, aan elkaar worden gekoppeld zodat deze modulen in horizontale richting ten opzichte van elkaar onbeweeglijk worden gehouden. Fig. 6-9 tonen bijvoorbeeld het gebied dat in fig. 2-3 is aangeduid met de pijl A, en deze weergave is van toepassing voor alle zes posities (zie de pijlen in fig. 2) aan het bovenvlak van een module, waar zich de verbinder 6 bevindt. Daartoe strekken zich vanaf de verbinder 6 twee rechte borgpennen 12 verticaal neerwaarts uit over een lengte van minimaal 100 millimeter (in de praktijk in de orde van 400 of 600 millimeter of meer) vanaf de verbinder 6. Deze borgpennen 12 zijn over hun gehele lengte onder de verbinder 6 opgenomen in het hout van de zijwand 4 van de module. Daartoe is de zijwand 4 uitgerust met twee verticale boringen. De borgpennen zijn gefixeerd aan het hout van de module, ofwel doordat ze zijn vastgelijmd (=chemische hechting) in de boringen, ofwel door een mechanische verankering 13. De mechanische verankering is bereikt door de zijwand 4 uit te rusten met een blind borggat 16 (zie fig. 7) waarin de boringen uitmonden en waarin de vrije uiteinden (=ondereinden) van de borgpennen 12 uitsteken. Op deze vrije viteinden wordt een overmaatse moer of een borgplaat of dergelijke separate verdikking 13, groter dan de diameter van de boring, gefixeerd, zoals geschroefd, zodat deze verdikking 13 voorkomt dat de borgpen 12 zich uit de zijwand 4 omhoog laat trekken. Het borggat 16 verschaft toegang tot de vrije uiteinden van de borgpennen 12, teneinde met de hand de verdikkingen 13 aan te brengen. Aldus waarborgen de met het hout gefixeerde borgpennen 12 de verticale fixatie van de verbinder 6 met het hout van de module. Zodoende kan een module met een gewicht van bijvoorbeeld vijfduizend kilo veilig aan de zes verbinders 6 worden opgehangen om door een hijskraan op zijn definitieve positie in het gebouw te worden gehesen.
Fig. 8-9 tonen de verbinder 6, zoals gebruikt in fig. 6-7, meer in detail. Nadat de module op zijn definitieve positie in het gebouw is gehesen, heeft het kogelkop anker 22 geen functie meer voor het hijsen. Dan wordt er een omhoog uitstekende cilindrische stomp 23 omheen geplaatst, die een opname vormt voor een cilindrisch uitsteeksel 24 met conisch ondereinde dat uitsteekt onder uit het ondervlak van de zijwand 4 van de te stapelen module. De samenwerking van stomp 23 en uitsteeksel 24 verschaft een hoge nauwkeurigheid van wederzijds horizontaal positioneren van direct op elkaar gestapelde modulen. De horizontale lippen 25 worden aan elkaar gefixeerd door de horizontale koppelplaat 26, waardoor de wederzijdse positionering van direct naast elkaar geplaatste modulen horizontaal wordt gefixeerd.
Fig. 10-19 hebben betrekking op een tweede uitvoeringsvorm van de verbinder 6, De belangrijkste afwijkingen ten opzichte van de eerste uitvoeringsvorm (zie fig. 6-9) zijn dat het kogelkop anker 22 demontabel is en wordt vervangen door een koppelpen 14 nadat de module op zij definitieve plaats in het gebouw is gehesen. De koppelpen 14 vergemakkelijkt het proces van het op hun definitieve plaats in het gebouw op elkaar stapelen van de modulen en maakt deel uit van het verticaal wederzijds verankeren van op elkaar gestapelde modulen (bijvoorbeeld borging tegen opwaaien).
Fig. 10 en 11 tonen vanuit verschillende kijkrichtingen een gedeelte van twee modulen die op hun definitieve plaats in het gebouw naast elkaar zijn gehesen en aan elkaar zijn verankerd via de verbinders 6. De kogelkop ankers 22 bevinden zich nog op hun plaats.
Fig. 12 toont in de weergave van fig. 10 een volgende fase tijdens de bouw, waarbij de kogelkop ankers 22 zijn vervangen door rechte koppelpennen 14, die verticaal recht omhoog steken over een lengte van minimaal 100 millimeter vanaf de verbinder 6. In fig. 12 bevinden zich aan de vrije uiteinden van de koppelpennen 14, separate koppelverdikkingen 15. In werkelijkheid worden deze koppelverdikkingen 15 pas geplaatst nadat een volgende module er bovenop is geplaatst. Deze koppelverdikkingen 15 hebben dezelfde functie als de borgverdikkingen 13 op de borgpennen 12.
De borgverdikking 13 en de koppelverdikking 15 verschaffen een haakrand die hakend samenwerkt met het materiaal van de zijwand 4 rondom de boring 30 (zie bijv, fig. 19) en worden bijvoorbeeld verschaft door een opsluitring die nauwpassend op de borgpen 12 respectievelijk koppelpen 14 wordt gestoken en door een vervolgens opgeschroefde moer wordt tegen gehouden.
De voltooide bouwfase van het op een definitief geplaatste module stapelen van een volgende module is getoond in fig. 15-17. Een eerder moment tijdens het stapelen van een volgende module is schematisch getoond in fig. 18.
Fig. 13-14 tonen van een gestapelde module alleen de contra-verbinder 8; het overige deel van de gestapelde module is weggelaten. De koppelpen 14 is door een verticale boring (zie bijv. fig. 18) in de contra-verbinder 8 gestoken en loopt vanaf de contra-verbinder 8 over een lengte van minimaal 100 millimeter verder verticaal omhoog door een boring in het hout van de gestapelde module,
Fig. 15 toont in een vooraanzicht in perspectief van een gebouw het gebied dat is aangeduid met de pijl B in fig. 1. In dit gebied komen de hoeken bij elkaar van vier naast en op elkaar geplaatste modulen. Fig. 16-17 tonen hiervan een schuiner perspectief vanuit twee kijkrichtingen. In fig. 17 zijn de zijwanden 4 van de onderste twee modulen gedeeltelijk weggelaten om de borgpennen 12 te tonen,
Fig. 16-17 tonen de blinde koppelgaten 18 die een functie hebben zoals die van de blinde borggaten 16 (van de blinde borggaten 16 is er in fig. 16 ééntje deels te zien).
Merk op dat de blinde borggaten 16 respectievelijk de blinde koppelgaten 18 uitmonden aan het naar de buitenzijde respectievelijk naar de binnenzijde van de module gekeerde oppervlak van de zijwand 4. De contra-verbinder 8 is uitgerust met een sjoroog 32 waarmee de module kan worden vestgezet aan het laadvlak van een vrachtwagen.
De verbinder 6 en contra-verbinder 8 bevinden zich in het gebouw verticaal boven elkaar en hebben een tussenruimte van maximaal 50 of 100 millimeter, bij voorkeur steunen zij rechtstreeks op elkaar, eventueel onder tussenkomst van een tussenlaag, bijvoorbeeld oplegvilt of dergelijk akoestisch dempend materiaal.
Fig. 18 toont een moment tijdens de fase van het stapelen van een module. De verticaal omhoog uit de verbinder 6 aan het bovenvlak van de onderste module stekende koppelpen 14 is uitgelijnd met een rechte verticale boring 30 in de contra-verbinder 8 aan het ondervlak van de te stapelen module, welke boring 30 verticaal recht verder loopt in de zijwand 4 van de module en eindigt in een blind koppelgat 18. De boring 30 bezit een conische gatverruiming over een eerste lengtedeel, vanaf het ondereinde, voor het vergemakkelijken van het insteken van de koppelpen 14. De koppelpen 14 bezit aan zijn op de verbinder 6 aansluitende basis een conische verdikking 31 die gelijkvormig is met de conische gatverruiming van de boring 30, om nauw in elkaar te passen. Zodra de zes koppelpennen 14 van de onderste module steken in de boringen 30 van de erboven zwevende module (hangend aan de hijskraan) helpen de koppelpennen 14, door hun buigstijfheid, de zwevende module onbeweeglijk te houden in horizontale richting, hetgeen het nauwkeurig stapelen van de modulen ook bij hoge windsnelheden vergemakkelijkt.
Fig. 19 toont een foto van een blind koppelgat 18, waarin van onderaf de boring 30 uitmondt die vanaf het ondervlak van de contra-verbinder 8, en dus vanaf het ondervlak van de module, verticaal recht omhoog loopt binnenin de zijwand 4. Het blinde borggat 16 is vergelijkbaar uitgevoerd, echter komt bij het blinde borggat 16 de rechte, verticale boring van bovenaf.
Fig. 20 toont van de verbinder 6 een horizontale staalplaat met een enkele, opzij uit de zijwand 4 van de module stekende, horizontale verbindingslip 25, een getapt gat 34 voor het uitwisselbaar bevestigen van een hijspunt 22 of koppelpen 14, en drie parallelle rijen van ieder zeven gaten met in ieder gat een schroef 35 gestoken, welke schroeven 35 in de module zijn vastgeschroefd en bestemd zijn horizontale krachten tussen de modulen over te brengen.
Fig. 21 toont in afwijking van fig. 20 een dubbele horizontale verbindingslip 25 en in de tussenruimte past precies de enkele verbindingslip 25 van fig. 20. Van twee naast elkaar geplaatste en aan elkaar te koppelen modulen wordt de ene met de enkele en de andere met de dubbele verbindingslip 25 uitgerust, wederzijds gepositioneerd zodat de enkele verbindingslip tussen de dubbele verbindingslip valt. De verbindingslippen 25 worden vervolgens aan elkaar vast geschroefd door de horizontale verbindingsplaat 26 (zie bijv. fig. 14 of 15).
De verbinder 6 in fig. 20 en 21 is verzonken doordat deze is geplaatst in een van bovenaf in de module gemaakte uitsparing zodat het bovenvlak van de verbinder 6 op gelijk niveau ligt met het bovenvlak van het omringende hout van de module.
Fig. 22 en 23 tonen in detail in perspectief en kops aanzicht de aansluiting van de kolom 9 en de ligger 10 op het niveau van de vloerplaat 2 van de module van fig. 4 en 5. De ligger loopt over de gehele lengte van de module ononderbroken door en het ondervlak van de kolom 9 rust op het bovenvlak van de ligger 10. De breedte van de ligger 10 neemt aan de naar de binnenruimte van de module toe gekeerde zijde sprongsgewijze toe hetgeen een sponning verschaft met een hoogte gelijk aan de dikte van de vloerplaat 2 en waardoor de vloerplaat 2 met zijn langsrand wordt afgesteund door de ligger 10, terwijl het bovenvlak van de vloerplaat 2 en de ligger 10 zich op gelijk niveau bevinden. Tegen het ondervlak van de ligger 10 is de contra-verbinder 8 geplaatst. Door verticale en/of in hoogterichting van de module zich in het hout uitstrekkende schroeven of dergelijke bevestigingspennen zijn de kolom 9, ligger 10 en contra-verbinder 8 duurzaam aan elkaar gefixeerd.
Fig. 24-50 tonen een alternatieve verbinder 6. Het horizontale separate koppeldeel 27 is aangebracht nadat de aan elkaar te koppelen modulen definitief zijn geplaatst.
In de gaten 28 zijn de conussen 31 nauwpassend gestoken.
Het koppeldeel 27 bestaat uit twee helften die door een akoestische ontkoppeling 29 aan elkaar zijn gefixeerd.
Fig. 31-32 tonen in bovenaanzicht respectievelijk gedeeltelijk weggebroken perspectief een zelfstandige woning binnen het gebouw. De woning is verschaft door twee modulen die in register naast elkaar zijn geplaatst, waarbij de naar elkaar gekeerde zijden van de modulen open zijn zodat de vloer en het plafond tussen de modulen doorlopen en de binnenruimte van de twee modulen een ononderbroken leefruimte vormen ter breedte van twee modulen. In die leefruimte staan op de scheiding tussen de twee modulen de kolommen 10 (zie fig. 4-5). Met behulp van gipswanden 7 is de leefruimte onderverdeeld in afgescheiden verblijfsruimten, bijvoorbeeld een slaapkamer, woonkamer, badkamer, toilet, bergkast. Telkens bevinden zich twee kolommen 10 direct naast elkaar, van de ene en de andere module. Tussen de modulen ontbreekt dus de constructieve zijwand 4. In de voor- en achterwand bevinden zich raam en deuropeningen.
De hierin geopenbaarde maatregelen kunnen individueel in ieder andere denkbare combinatie en permutatie worden samen genomen om een alternatief van de uitvinding te verschaffen. Omvat zijn ook technische equivalenten en genussen of generalisaties van de geopenbaarde maatregelen.
Een maatregel van een voorbeeld is ook algemeen toepasbaar binnen het kader van de uitvinding. Een hierin geopenbaarde maatregel, bijvoorbeeld van een voorbeeld, kan zonder meer veralgemeniseerd worden voor opname in een algemene definitie van de uitvinding, bijvoorbeeld te vinden in een octrooiconclusie.

Claims (7)

CONCLUSIES
1. Bouwsysteem met prefab modulen.
2. Gebouw samengesteld uit prefab modulen.
3. Appartementengebouw dat is opgebouwd uit houten prefab modulen met een dragende constructie van hout zoals naaldhout, die elk een ruimtelijke cel {ook wel genoemd: doos of box) bepalen, waarbij het voor de dragende constructie gebruikte hout bijvoorbeeld van CLT (dit is de afkorting van Cross Laminated Timber) type is, dat wil zeggen massief en gelamineerd en plaatvormig is, met een plaatdikte bij voorkeur van minimaal 10 centimeter; en met bij voorkeur één of meer van: — het gebouw heeft uitwendig een rechthoekige blokvorm; ~ iedere module is uitgevoerd als rechthoekige langwerpige koker met gesloten zijwanden; -— iedere ruimtelijke cel verschaft een verblijfsruimte; — de modulen zijn naast elkaar en gestapeld op elkaar toegepast, zodat drie of meer verdiepingen zijn gerealiseerd, waarbij twee of meer modulen direct naast elkaar een woonkamer vormen; — iedere module heeft een rechthoekig grondvlak, een rechthoekige vloerplaat van CLT en vanaf de vloer zich opwaarts uitstrekkende rechthoekige zijwanden van CLT die de rechthoekige plafondplaat van CLT van de module dragen; — iedere module is tussen 7,5 en 10 meter lang, tussen 2 en 3 meter breed en tussen 2,5 en 4 meter hoog; — per verdieping staan minimaal tien modulen naast elkaar; — de zijwanden van op elkaar gestapelde modulen staan wederzijds in lijn; ~ de modulen zijn gelijkvormig en identiek van afmeting; — iedere module is spiegelsymmetrisch; —- alle modulen hebben dezelfde oriëntatie van de lengte; — alle modulen zijn aan het bovenvlak telkens op de vier hoekpunten en bijvoorbeeld halverwege de lengte van de respectieve zijwand, dus op minimaal vier of zes ruimtelijke posities, uitgerust met een in het hout van de dragende constructie ingebedde, separate stalen voorziening (hierna genoemd: “werbinder”) waarin één of meer van de volgende functies zijn geïntegreerd: hijsen van de module; horizontaal koppelen met de direct naastgelegen module; verticaal koppelen met de module direct recht erboven; leveren van een montage-geleiding met de module direct recht erboven; wisselen van hijsmiddel (bijvoorbeeld hijskom of kogelkop anker) naar montagemiddel (bijvoorbeeld verticale koppelpen of conus met draadeind); — alle modulen zijn aan het ondervlak telkens op de vier hoekpunten en bijvoorbeeld halverwege de lengte van de respectieve zijwand, dus op minimaal vier of zes ruimtelijke posities, uitgerust met een in het hout van de dragende constructie ingebedde, separate stalen contra- voorziening {hierna genoemd: “contra-verbinder”), voor samenwerken met de samenvallende verbinders van een module direct recht daaronder, waarin één of meer van de volgende functies zijn geïntegreerd: horizontaal koppelen met de direct naastgelegen module; verticaal koppelen met de module direct recht eronder; leveren van montage-geleiding met de module direct recht eronder; -— de posities van alle minimaal vier of zes verbinders van de ene module corresponderen met de posities van alle minimaal vier of zes contra-verbinders van de direct er bovenop geplaatste module.
4. Complex volgens conclusie 3, waarbij voor de verbinder respectievelijk de contra-verbinder één of meer van het volgende van toepassing is: — vanaf de verbinder strekken zich twee rechte borgpennen verticaal neerwaarts uit over een lengte van minimaal 200 millimeter; deze borgpennen zijn over hun gehele lengte onder de verbinder opgenomen in het hout van de zijwand van de module; de zijwand is uitgerust met twee verticale boringen in elk waarvan één van de twee borgpennen is gestoken; de borgpennen zijn gefixeerd aan het hout van de module door een mechanische verankering; de mechanische verankering is bereikt door de zijwand uit te rusten met een blind borggat waarin de boringen uitmonden en waarin de vrije uiteinden (=ondereinden) van de borgpennen uitsteken; op deze vrije uiteinden is een overmaatse moer als separate verdikking, groter dan de diameter van de boring, gefixeerd, nl. geschroefd, zodat deze verdikking voorkomt dat de borgpen zich uit de zijwand omhoog laat trekken; het borggat verschaft toegang tot de vrije uiteinden van de borgpennen, teneinde met de hand de verdikkingen aan te brengen; de met het hout gefixeerde borgpennen waarborgen de verticale fixatie van de verbinder met het hout van de module; een module met een gewicht van vijfduizend kilo kan veilig aan alleen de minimaal vier of zes verbinders worden opgehangen om door een hijskraan op zijn definitieve positie in het gebouw te worden gehesen; — de verbinder is uitgerust met een rechte koppelpen, die verticaal recht omhoog steekt over een lengte van minimaal 200 millimeter vanaf de verbinder; aan het vrije uiteinde van de koppelpen bevindt zich een separate koppelverdikking; deze koppelverdikking wordt pas geplaatst nadat een volgende module er bovenop is geplaatst; de koppelverdikking heeft dezelfde functie als de borgverdikking op de borgpen; — de borgverdikking en de koppelverdikking verschaft een haakrand die hakend samenwerkt met het materiaal van de zijwand rondom de boring; — de koppelpen steekt door een verticale boring in de contra-verbinder en loopt vanaf de contra-verbinder over een lengte van minimaal 200 millimeter verder verticaal omhoog door een boring in het hout van de gestapelde module erboven; — de koppelpen vergemakkelijkt het proces van het op hun definitieve plaats in het gebouw op elkaar stapelen van de modulen en maakt deel uit van het verticaal wederzijds verankeren van op elkaar gestapelde modulen voor het verschaffen van borging tegen opwaaien; — de verbinder en contra-verbinder bevinden zich in het gebouw verticaal boven elkaar en steunen rechtstreeks op elkaar, eventueel onder tussenkomst van een tussenlaag van oplegvilt als akoestisch dempend materiaal; — de verticaal omhoog uit de verbinder aan het bovenvlak van de onderste module stekende koppelpen is uitgelijnd met en steekt in een rechte verticale boring in de contra- verbinder aan het ondervlak van de gestapelde module erboven, welke boring verticaal recht verder loopt in de zijwand van de module en eindigt in een blind koppelgat; de koppelpen van de onderliggende module is gefixeerd aan het hout van de module die erbovenop is gestapeld, door een mechanische verankering; de mechanische verankering is bereikt door de zijwand uit te rusten met een blind koppelgat waarin de boring uitmondt en waarin het vrije uiteinde (=boveneinde) van de koppelpen uitsteekt; op dit vrije uiteinde is bijvoorbeeld een overmaatse moer, groter dan de diameter van de boring, gefixeerd, nl. geschroefd,
zodat deze verdikking voorkomt dat de koppelpen zich uit de zijwand neerwaarts laat trekken; het koppelgat verschaft toegang tot het vrije uiteinde van de koppelpen, teneinde met de hand de verdikking aan te brengen; de met het hout gefixeerde koppelpen waarborgt de verticale fixatie van de verbinder met het hout van de bovenliggende module; de boring in de contra-verbinder bezit een conische gatverruiming over een eerste lengtedeel, vanaf het ondereinde, voor het vergemakkelijken van het insteken van de koppelpen; de koppelpen bezit aan zijn op de verbinder aansluitende basis een conische verdikking die gelijkvormig is met de conische gatverruiming van de boring in de contra-verbinder, om nauw in elkaar te passen; zodra alle, bijvoorbeeld de zes, koppelpennen van de onderste module steken in de boringen in de contra-verbinders van de erboven zwevende module (hangend aan de hijskraan) helpen de koppelpennen, door hun buigstijfheid, de zwevende module onbeweeglijk te houden in horizontale richting, hetgeen het nauwkeurig stapelen van de modulen ook bij hoge windsnelheden vergemakkelijkt; — de contra-verbinder bevindt zich aan het ondervlak van een module;
— in een blind koppelgat mondt van onderaf een verticale, rechte boring uit die vanaf het ondervlak van de contra- verbinder, en dus vanaf het ondervlak van de module, verticaal recht omhoog loopt binnenin de zijwand;
— in een blind borggat mondt van bovenaf een verticale,
rechte boring uit die vanaf het bovenvlak van de verbinder, en dus vanaf het bovenvlak van de module, verticaal recht neerwaarts loopt binnenin de zijwand; ~ de verbinder bezit een horizontale plaat van staal, met eventueel een enkele of dubbele, opzij uit de zijwand van de module stekende, horizontale verbindingslip en met bij voorkeur één of meer van: een getapt gat of gat met inwendige schroefdraad voor het uitwisselbaar bevestigen van een hijskom en koppelpen; minimaal twee parallelle rijen van gaten, met per rij minimaal drie gaten, met in ieder gat een bevestigingsmiddel, zoals schroef, gestoken, welke schroeven in het CLT hout van de module zijn vastgeschroefd en bestemd zijn horizontale krachten tussen de modulen over te brengen;
- de verbindingslippen zijn horizontaal georiënteerd, aan de ene modulezijde bevindt zich aan de verbinder een enkele verbindingslip en aan de tegenover gelegen modulezijde bevindt zich aan de verbinder een verbindingslippenpaar met een tussenruimte ter breedte van de enkele verbindingsliplip, de verbindingslippen zijn zodanig in aantal en positionering dat bij twee reglementair naast elkaar geplaatste modulen de lippen van de ene module nauwpassend past tussen de lippen van de andere module, en de verbindingslippen zijn uitgerust met montagegaten waarin verticaal georiënteerde bouten steken;
— de verbindingslippen steken uit in de richting van de naastliggende module;
— in de tussenruimte van een dubbele horizontale verbindingslip past precies de enkele verbindingslip van een andere verbinder; — van twee naast elkaar geplaatste en aan elkaar gekoppelde modulen is bij de staalplaat van de naast elkaar gelegen verbinders de ene met de enkele en de andere met de dubbele verbindingslip uitgerust, wederzijds gepositioneerd zodat de enkele verbindingslip tussen de dubbele verbindingslip valt; de verbindingslippen zijn vervolgens aan elkaar vast geschroefd door een separate horizontale verbindingsplaat, waardoor de wederzijdse positionering van direct naast elkaar geplaatste modulen horizontaal is gefixeerd; — de verbinder is een separaat onderdeel dat door bevestigingsmiddelen is gemonteerd aan de module; is van staal; is plaatvormig; is gemonteerd in een uitsparing of verdieping in de module; is rechthoekig in bovenaanzicht.
5. Module bestemd voor het complex volgens conclusie 3 of 4, uitgerust met verbinders en contra-verbinders en eventueel respectieve koppelpennen en/of borgpennen en/of verbindingslippen, bijvoorbeeld zoals gespecificeerd in conclusie 3 of 4.
6. Werkwijze voor het samenstellen van het complex volgens conclusie 3 of 4, waarbij modulen volgens conclusie 5 naast en op elkaar worden geplaatst, waarbij tijdens de werkwijze een te stapelen module wordt gestapeld bovenop een reeds definitief geplaatste module, waarbij de te stapelen module aan alleen de minimaal vier of zes verbinders hangt aan de hijskabel van de hijskraan, waarbij van de minimaal vier of zes verbinders van de reeds definitief geplaatste module de hijsvoorziening wordt vervangen door de koppelpen, door uit- resp. inschroeven uit/in hetzelfde getapte gat in de verbinders, waardoor zes koppelpennen verticaal omhoog uit de reeds definitief geplaatste module steken en van de aan de hijskabel hangende te stapelen module worden de contra-verbinders uitgelijnd met de verbinders van de reeds definitief geplaatste module en vervolgens laat men de te plaatsen module zakken waardoor alle koppelpennen van de reeds definitief geplaatste module steken in de boringen in de contra-verbinders van de erboven hangende, te plaatsen module en zodoende helpen de koppelpennen, door hun buigstijfheid, de hangende, te plaatsen module onbeweeglijk te houden in horizontale richting, terwijl men de te plaatsen module steeds verder laat zakken, hetgeen het nauwkeurig stapelen van de modulen ook bij hoge windsnelheden vergemakkelijkt, en daarna worden de verbinders aan elkaar gefixeerd, bijvoorbeeld worden de verbindingslippen aan de verbinders van twee direct naast elkaar definitief geplaatste modulen aan elkaar vast geschroefd door een separate horizontale verbindingsplaat, waardoor de wederzijdse positionering van deze direct naast elkaar geplaatste modulen horizontaal is gefixeerd.
7. Prefab module voor één van de voorgaande conclusies,
NL2035729A 2021-06-04 2022-06-06 Verbinder voor bouwsysteem met houten prefab modulen. NL2035729A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2032082A NL2032082B1 (nl) 2021-06-04 2022-06-06 Verbinder voor bouwsysteem met houten prefab modulen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2028396 2021-06-04
NL2032082A NL2032082B1 (nl) 2021-06-04 2022-06-06 Verbinder voor bouwsysteem met houten prefab modulen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2035729A true NL2035729A (nl) 2023-11-16

Family

ID=82258178

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2035729A NL2035729A (nl) 2021-06-04 2022-06-06 Verbinder voor bouwsysteem met houten prefab modulen.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP4098819A1 (nl)
NL (1) NL2035729A (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1030721B1 (nl) * 2022-07-18 2024-02-12 Cdm Stravitec Verbindingssysteem voor gebouwmodules

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2209872A1 (nl) 1972-12-08 1974-07-05 Benedetti Pierre
JPH06346515A (ja) * 1993-04-16 1994-12-20 Daiwa House Ind Co Ltd ユニット建物
JP2000045392A (ja) * 1998-05-22 2000-02-15 Sekisui Chem Co Ltd 壁パネル間の接合構造、柱の接合構造、建物ユニット及び建物構造
FR2977611B1 (fr) 2011-07-06 2013-08-16 Laurent Riscala Module de batiment comprenant au moins un mur de refend en panneau structurel isolant, et batiment realise par assemblage de tels modules
EP3098359B1 (en) 2012-01-23 2020-09-23 Vastint Hospitality B.V. Prefabricated module to be included in a building
EP3455422A4 (en) 2016-05-13 2020-02-12 Lendlease Manufactured Products Pty Limited Prefabricated building module
DE102019112303A1 (de) 2019-05-10 2020-11-12 Timber-Homes GmbH & Co. KG Raum-Modul, aus Raum-Modulen hergestelltes Gebäude, sowie jeweils ein Herstellverfahren hierfür

Also Published As

Publication number Publication date
EP4098819A1 (en) 2022-12-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7251920B2 (en) Lateral force resisting system
JP6441240B2 (ja) モジュラービルディングユニット、並びに、これの建設及び搬送方法
US4727701A (en) Building panel
US3979863A (en) Modular precast concrete wall panels in building construction
NL2035729A (nl) Verbinder voor bouwsysteem met houten prefab modulen.
AU2013302214A1 (en) A wall assembly and a building structure including the wall assembly
US7797907B2 (en) Lateral force resisting system
US20050282644A1 (en) Pool table improvements
NL2032082B1 (nl) Verbinder voor bouwsysteem met houten prefab modulen.
WO2003016645A1 (en) Wall construction
JPS61146946A (ja) 床又は天井のプレハブユニツト
EP1816271A2 (en) Improvements in or relating to joists and floor panels containing same
EP3868967A1 (en) Assembled structure system and application thereof
AU2017203885B2 (en) Transfer of racking forces through a truss in a wall plane
RU97752U1 (ru) Строительный модуль
CN210562642U (zh) 立体仓储式箱型房
CN105971279A (zh) 一种高低跨单面模支撑体系
Golledge et al. Racking performance of plasterboard-clad steel stud walls
EP4321708A1 (en) Reinforcing equipment
KR102394778B1 (ko) 창호 시공방법
CN203559486U (zh) 低矮轻型木结构房屋门式钢架系统
JP2022165489A (ja) 塀構造及び塀材
CN112998557A (zh) 浴室底座及浴室装置
GB2617916A (en) Adjustable bracing apparatus and a method of use thereof
Considine et al. Protecting Temporary Exhibitions from Earthquakes: Jean-Antoine Houdon: Sculptor of the Enlightenment