NL2031585B1 - Draageenheid - Google Patents

Draageenheid Download PDF

Info

Publication number
NL2031585B1
NL2031585B1 NL2031585A NL2031585A NL2031585B1 NL 2031585 B1 NL2031585 B1 NL 2031585B1 NL 2031585 A NL2031585 A NL 2031585A NL 2031585 A NL2031585 A NL 2031585A NL 2031585 B1 NL2031585 B1 NL 2031585B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
supporting
floor
carrying unit
carrying
unit according
Prior art date
Application number
NL2031585A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2031585A (nl
Inventor
Bernardus Pieter Van De Waart Jacobus
Original Assignee
Nedarco B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nedarco B V filed Critical Nedarco B V
Priority to NL2031585A priority Critical patent/NL2031585B1/nl
Publication of NL2031585A publication Critical patent/NL2031585A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2031585B1 publication Critical patent/NL2031585B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B75/00Carriers for supporting persons when working in the field, e.g. while thinning beet
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D46/00Picking of fruits, vegetables, hops, or the like; Devices for shaking trees or shrubs
    • A01D46/24Devices for picking apples or like fruit
    • A01D46/243Accessories specially adapted for manual picking, e.g. ladders, carts

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Body Structure For Vehicles (AREA)
  • Handcart (AREA)

Abstract

Beschreven wordt een draageenheid voor losmaakbare bevestiging op een voertuig, omvattende een draagframe dat profielen omvat die gezamenlijk de ribben van een denkbeeldige 5 balkvorm vormen, waarbij de balkvorm een binnenruimte definieert die is uitgevoerd voor het dragen en/of transporteren van personen en/of goederen; een koppelelement aan een achterzijde van het draagframe, voor koppeling aan een draagelement van een voertuig; en een vloer aan een onderzijde van het draagframe, omvattende een of meer parallel aan elkaar liggende constructieve plaatelementen die de afstand tussen twee horizontaal tegenover elkaar liggende ribben dragend 10 overspannen. Verder wordt beschreven een samenstel omvattende een voertuig met een draageenheid en een werkwijze voor het dragen en/of vervoeren van goederen en/of personen door middel van een draageenheid. [Fig. 3]

Description

DRAAGEENHEID
Beschreven wordt een draageenheid voor het dragen van personen en/of goederen, waarbij de draageenheid losmaakbaar te koppelen is met een zelfrijdend of voortgetrokken voertuig.
Tevens wordt beschreven een samenstel van een dergelijk voertuig en een dergelijke draageenheid en een werkwijze voor het dragen van personen en/of goederen door middel van een dergelijke draageenheid.
In de afgelopen decennia is het gebruik van plattelandsgebieden steeds diverser geworden.
Naast de traditionele agrarische activiteiten zijn bijvoorbeeld agrotoerisme, evenementen, de verkoop van streekproducten, en allerlei bebouwing van meer of minder tijdelijke aard steeds nadrukkelijker aanwezig. Veel locaties in plattelandsgebieden zijn echter nog steeds lastig toegankelijk voor voetgangers en voor voertuigen die daar niet speciaal voor zijn toegerust.
Het betreden van landwegen, erven en velden door voetgangers is vaak moeilijk, zwaar, vies, of riskant voor die voetgangers. Andersom is er het risico dat een argeloze voetganger schade aanricht aan gewassen. Het laten begeleiden van groepen bezoekers te voet door een deskundige is slechts een gedeeltelijke oplossing, en biedt geen soelaas voor mensen die slecht ter been zijn of andere beperkingen hebben aan de beweging of zintuigen.
Het vervoer van personen of goederen over een ongelijke of instabiele zand- of kleigrond is vaak zeer bewerkelijk indien gebruik wordt gemaakt van niet speciaal toegeruste voertuigen, en erven zijn vaak niet ingericht om er veilig en efficiënt met een niet speciaal toegerust voertuig rond te rijden.
Vervoer van personen of goederen per trekker is mogelijk, maar een trekker heeft op zichzelf weinig laadcapaciteit. Daarom zijn er voor trekkers vele verschillende soorten aanhangers beschikbaar. Het voorttrekken van een aanhanger is echter bewerkelijk omdat het zo gevormde samengestelde voertuig groter wordt, en dus op meer plekken de ondergrond belast en moeilijker stuurbaar wordt. Verder is het lastig om bezoekende personen vanuit een aanhanger goed zicht en een prettige ervaring te bieden. Bovendien is het aanhouden van een verzameling gespecialiseerde voertuigen of aanhangers kapitaal- en ruimte-intensief.
Dit alles beperkt de mogelijkheden om in plattelandsgebieden bezoekers te ontvangen en rond te leiden, goederen te vervoeren, en constructies op te tuigen. Vergelijkbare problemen spelen in andere gebieden waar sectorspecifieke, zware vervoermiddelen nodig zijn, zoals bouwplaatsen, distributiecentra, en natuurgebieden.
Het is een doel om ten minste een van bovenstaande of andere problemen ten minste gedeeltelijk te verminderen.
Het is een verder doel om een veilige manier te verschaffen om personen en/of goederen te dragen en/of te vervoeren in moeilijk toegankelijke gebieden.
Het is een verder doel om een makkelijke manier te verschaffen om personen en/of goederen tijdens het dragen te vervoeren via een voortgetrokken of zelfrijdend voertuig, 1n het bijzonder via een trekker of soortgelijk landbouwvoertuig.
Het is een verder doel om een manier te verschaffen om personen te dragen en/of te 53 vervoeren met goed zicht en een prettige ervaring.
Het is een verder doel om op een flexibele en modulaire manier voertuigen en constructies voor specifieke doeleinden te verschaffen.
Volgens een eerste aspect wordt ten minste een van bovenstaande doelen ten minste gedeeltelijk bereikt in een draageenheid voor het dragen van personen en/of goederen, waarbij de draageenheid losmaakbaar te koppelen is met een zelfrijdend of voortgetrokken voertuig, de draageenheid omvattende: een draagframe omvattende een aantal staande en liggende profielen die gezamenlijk de ribben van een denkbeeldige balkvorm vormen; - een ten minste op twee van de liggende profielen rustende vloer voor het dragen van personen en/of goederen; waarbij het draagframe is uitgevoerd om de denkbeeldige balkvorm een binnenruimte te laten vormen die geschikt is voor het daarin volledig opnemen van de te dragen personen en/of goederen, wanneer het draagframe aan het voertuig gekoppeld is; - een aan het draagframe bevestigd of gevormd koppelelement ingericht voor een losmaakbare koppeling van het draagframe en/of de vloer aan een ophangingselement dat aan het zelfrijdend of voortgetrokken voertuig voorzien is; waarbij de vloer een of meer aan de genoemde twee van de liggende profielen bevestigde constructieve plaatelementen omvat en waarbij de plaatelementen de afstand tussen de genoemde twee van de liggende profielen dragend overspannen.
De profielen kunnen hierbij kunststof profielen, aluminium profielen of, bij voorkeur, metalen profielen (bijvoorbeeld stalen profielen) zijn.
Een dergelijke draageenheid is licht van gewicht en gemakkelijk voor of achter op een zelfrijdend landbouwvoertuig zoals een trekker aan te brengen. Hij houdt de breedte van het voertuig acceptabel voor gebruik op de openbare weg, en is in de diepte beperkt genoeg van formaat om het samengestelde voertuig (d.w.z. het voertuig met de daaraan gekoppelde draageenheid) niet topzwaar te maken. De uitvoering van de draageenheid met een balkvormige kooistructuur draagt bij aan de stevigheid alsmede aan de veiligheid voor de binnenin deze kooiconstructie aanwezige personen en/of goederen.
In bepaalde uitvoeringsvormen is het koppelelement ingericht voor in aan het voertuig gekoppelde toestand volledig dragen van de massa van het draagframe met de daaraan bevestigde vloer. In sommige uitvoeringen hangt de draageenheid in zijn geheel via dit koppelelement aan het voertuig. Omdat de draageenheid volledig aan/door één enkel koppelelement opgehangen/gedragen wordt, staat de draageenheid dus in beginsel los van de ondergrond. De draageenheid vormt in gekoppelde toestand als het ware één geheel met het voertuig, zodat de ondergrond niet belast wordt met één of meer extra wielafdrukken en verder een goed hanteerbaar samenstel van voertuig en draageenheid verschaft wordt. Doordat een dergelijke draageenheid bij het dragen van de personen en/of goederen en/of bij het vervoeren daarvan niet direct op de ondergrond steunt, is dus kans op beschadiging van de ondergrond Kleiner en beter beheersbaar.
In bepaalde uitvoeringen is het koppelelement ingericht voor het ten opzichte van het gekoppelde voertuig in een vaste positie en oriëntatie houden van de draageenheid, bijvoorbeeld door het koppelelement geschikt te maken om gekoppeld te worden aan (en volledig gedragen te worden) voor een in de landbouw op zich bekende en vaak toegepaste driepuntskoppeling (ook wel driepuntsbevestiging genoemd). In gekoppelde toestand kan de draageenheid bijvoorbeeld gefixeerd zijn op een positie vóór of achter het voertuig. Het voertuig en de draageenheid vormen dan één, vast geheel.
In bepaalde uitvoeringen is het koppelelement voorzien aan een zijkant van het draagtrame voor het op vooraf bepaalde afstand achter het voertuig dragen van de draageenheid, waarbij de vooraf bepaalde afstand bij voorkeur ten minste 20 cm of ten minste 50 cm bedraagt. In verdere uitvoeringen bevindt de afstand zich binnen een bereik van 10 cm tot 100 cm of zelfs binnen een bereikt van 20 cm tot 50 em.
De hierin beschreven draageenheid kan voor verschillende doeleinden worden ingezet. Het vervoer van personen of goederen is mogelijk, en kan nog gemakkelijker worden gemaakt door het verschaffen van verschillende soorten opbouwen. Personen die met een dergelijke draageenheid voor of achter op een trekker worden vervoerd bevinden zich relatief hoog en kunnen van vrijwel ongehinderd zicht op de omgeving worden voorzien. Ze ondervinden weinig last van een eventuele ongelijke ondergrond.
Een dergelijke draageenheid kan ook worden ingezet in combinatie met andere soorten dragende voertuigen, zoals magazijn-, bouw-, of terreinvoertuigen, zo lang deze zijn voorzien van een draagelement dat verenigbaar is met het koppelelement van de draageenheid. Door de symmetrische uitvoering kan een dergelijke draageenheid bovendien vanaf de zijkant van een oplegger of stellage op die oplegger of stellage worden geplaatst, waarbij de breedte wezenlijk hetzelfde is als tijdens koppeling aan een voertuig.
Verder is het mogelijk om de draageenheid op min of meer vaste wijze van installaties te voorzien, zoals boerderij-automaten, pompen of aggregaten, om deze installaties verplaatsbaar te verspreiden in een gebied met gebrekkige permanente infrastructuur. Ook is het mogelijk om een dergelijke draageenheid van een dak en/of wanden te voorzien, waardoor de draageenheid als bouwmodule dienst kan doen voor bijvoorbeeld noodvoorzieningen, uitbouwen, bouwketen of evenementenlocaties.
In bepaalde uitvoeringen omvat de draageenheid ten minste een zetel, bijvoorbeeld een stoel, bank of tribune, die is gekoppeld aan of integraal gevormd is met de vloer en/of het draagframe voor het dragen van één of meer personen.
In bepaalde uitvoeringen omvat de draageenheid bevestigingselementen voor ten minste één rolstoel, waarbij bij voorkeur de bevestigingsmiddelen twee parallelle vanaf de vloer opstaande richels omvatten, waartussen een rij wielen van één of meer rolstoelen kan worden geplaatst.
In bepaalde uitvoeringen is de hoogte van de binnenruimte van de denkbeeldige balkvorm groot genoeg om personen staand in de binnenruimte op te nemen.
In bepaalde uitvoeringen liggen de afmetingen van elke dimensie uit hoogte, breedte en diepte van de denkbeeldige balkvorm, gemeten tussen de respectievelijke omtreksranden van het draagframe, tussen de 2 en 3 m, bij voorkeur tussen de 2,4 en 2,6 m, bij meer voorkeur tussen de 2,475 en 2,525 m.
In bepaalde uitvoeringen ontlopen de afmetingen van elke twee dimensies uit hoogte, breedte en diepte van de denkbeeldige balkvorm, gemeten tussen de respectievelijke omtreksranden van het draagframe, elkaar met niet meer dan 5% van de afmeting van de grootste dimensie, bij voorkeur niet meer dan 2%, bij meer voorkeur niet meer dan 1%.
In bepaalde uitvoeringen worden de linkerzijde en de rechterzijde van het draagframe elk gevormd door vier L-vormige profielen die in een rechthoek aan elkaar zijn bevestigd, bij voorkeur door middel] van lasverbindingen.
In bepaalde uitvoeringen omvat elk van de vier L-vormige profielen van de linkerzijde en de rechterzijde een naar buiten het draagframe gerichte flens, waarbij de naar buiten gerichte flenzen zich bij voorkeur aan de buitenste omtreksrand van de respectievelijke zijde bevinden.
In bepaalde uitvoeringen omvat elk van de zich tussen de linkerzijde en de rechterzijde van het draagframe uitstrekkende profielen een naar binnen het draagframe gerichte flens.
In bepaalde uitvoeringen omvat de draageenheid elk van de zich tussen de voor, achter, linkerzijde, en rechterzijde van het draagframe uitstrekkende metalen profielen een naar binnen het draagframe gerichte flens.
In bepaalde uitvoeringen liggen de hoogte en breedte van elk van de profielen van het draagframe tussen de 5 en 15 cm, bij voorkeur tussen de 7 en 13 cm, bij meer voorkeur tussen de 90 en 110 mm.
In bepaalde uitvoeringen omvatten de constructieve plaatelementen van de vloer hoofdzakelijk kunststof. De constructieve plaatelementen van de vloer kunnen bijvoorbeeld kanalen omvatten, waarbij die kanalen over hoofdzakelijk de gehele lengte van de constructieve plaatelementen tussen de voorzijde en achterzijde van het draagframe lopen.
In bepaalde uitvoeringen bevat ten minste één kanaal van ten minste één constructief plaatelement van de voer een verstevigingsprofiel waarvan twee tegenover elkaar liggende uiteinden op het draagframe rusten, bij voorkeur een in doorsnee M-vormig verstevigingsprofiel dat met een zijkant van de M-vorm naar beneden gericht is aangebracht. 5 In bepaalde uitvoeringen omvat de draageenheid constructieve plaatelementen die zijn uitgevoerd om de afstand tussen de onderste ribben aan de achterzijde en de voorzijde dragend te overspannen.
In bepaalde uitvoeringen omvat de draageenheid ten minste één dwarsverbindingselement dat is bevestigd tussen twee opstaande profielen van het draagframe, waarbij het koppelelement is bevestigd aan het ten minste één dwarsverbindingselement.
In bepaalde uitvoeringen omvat de draageenheid is aan de linkerzijde en/of rechterzijde van het draagtrame een verder vloerdeel voorzien dat is ingericht om door een gebruiker verplaatst te worden naar een uitgeklapte toestand voor het breder maken van de vloer.
In bepaalde uitvoeringen omvat de draageenheid een dak dat is bevestigd aan of integraal gevormd is met de liggende profielen aan de bovenzijde van het draagframe. Het dak kan parallel aan elkaar aangebrachte constructieve plaatelementen omvatten die de afstand tussen twee horizontaal tegenover elkaar liggende ribben overspannen.
In bepaalde uitvoeringen omvat de draageenheid zijwanden voor het vormen van een bouwmodule, bij voorkeur aan elk van die vier zijden en met een deur in ten minste één zijwand.
Volgens een tweede aspect wordt ten minste een van bovenstaande doelen ten minste gedeeltelijk bereikt in een vervoerssamenstel omvattende een voertuig dat een draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies draagt, bij voorkeur op een driepuntsophanging van het voertuig.
Volgens een derde aspect wordt ten minste een van bovenstaande doelen ten minste gedeeltelijk bereikt in een werkwijze voor het dragen van personen en/of goederen, eventueel ook het transporteren van de personen en/of goederen, door middel van de hierin gedefinieerde draageenheid bij voorkeur als onderdeel van het hierin gedefinieerde samenstel van een voertuig en draageenheid.
Verdere voordelen, kenmerken en details van de draageenheid, het samenstel van draageenheid en voertuig en de werkwijze voor het dragen van personen en/of goederen worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving van enige uitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren.
Figuur 1 toont een detail van een uitvoeringsvorm van een zelfrijdend voertuig met een ophangingselement van een driepuntskoppeling waaraan een koppelelement van de draageenheid losmaakbaar gekoppeld kan worden.
Figuren 2A-D tonen respectievelijk een aanzicht in perspectief, een aanzicht in doorsnede langs A-A uit figuur 1, een vooraanzicht en een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de draageenheid;
Figuur 3 toont aan aanzicht in perspectief op een uitvoeringsvorm van een samenstel van een draageenheid gekoppeld aan een voertuig;
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van een profiel voor een draagframe;
Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm van een constructief plaatelement voor een vloer;
Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm van een verstevigingsprofiel voor de vloer;
Figuur 7A toont een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van een vloer, gezien langs een opstaande as;
Figuur 7B toont een doorsnede van de uitvoeringsvorm van een vloer conform figuur 7A, gezien in de lengterichting van de constructieve plaatelementen;
Figuur 7C toont een detail van de uitvoeringsvorm van figuur 7B;
Figuur 8 toont een detalaanzicht van uitvoeringsvorm van een koppelelement van een draageenheid;
Figuur 9 toont een aanzicht van ten minste het koppelelement van de draageenheid en het ophangelement van het voertuig in gekoppelde toestand, waarbij de draageenheid volledig door het voertuig wordt gedragen;
Figuur 10A toont een uitvoeringsvorm van een draageenheid met uitklapvloerdelen, waarbij de vloerdelen zich in uitgeklapte toestand bevinden;
Figuur 10B is een aanzicht in perspectief van een verdere uitvoeringsvorm van een draageenheid met uitklapvloerdelen, waarbij de vloerdelen zich in opgeklapte toestand bevinden;
Figuur 11 is een aanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van een draageenheid voorzien van een dak:
Figuur 12 is een aanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van een draageenheid omvattende zetels en bevestigingselementen voor rolstoelen, waarop rolstoelen zijn geplaatst;
Figuur 13 is een aanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van een draageenheid omvattende een hekwerk.
Figuur 14 is een aanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van een draageenheid omvattende een tribune.
Figuur 15 is een aanzicht van een verdere uitvoeringsvorm omvattende zijwanden en een vakkensysteem.
Figuur 1 toont een deel van de achterzijde van een zelfrijdend voertuig 300, in het bijzonder een landbouwvoertuig (in dit geval een trekker), die aan de achterzijde is uitgerust met een ophangelement 200 van een driepuntskoppeling. Andere uitvoeringen van het voertuig zijn ook mogelijk, zoals magazijn-, bouw-, of terreinvoertuigen (zolang deze maar zijn voorzien van een ophangelement 200) en andere uitvoeringen van een koppeling behoren eveneens tot de mogelijkheden.
De driepuntskoppeling of driepuntsbevestiging omvat onder meer een ophangelement 200 53 voorzien aan het voertuig en een koppelelement 800 voorzien aan het draagtrame. Het koppelelement 800 kan op eenvoudige en snelle wijze aan het ophangelement 200 van het voertuig gekoppeld of van het ophangelement ontkoppeld worden.
De figuren tonen een specifieke uitvoering van een driepuntskoppeling in de vorm van een
Weiste — Accord-koppeling, ook wel kortweg een Accord-koppeling genoemd, maar toepassing van een ander uitvoering van een dergelijke koppeling is ook mogelijk. Een dergelijke koppeling is ingericht om de draageenheid zodanig aan het voertuig 300 te bevestigen, dat de (positie en de) oriëntatie van de draageenheid ten opzichte van het voertuig 300 gefixeerd is. Het voertuig 300 kan het gewicht van de draageenheid geheel dragen zodat de draageenheid vrij boven de ondergrond hangt en daarmee in beginsel geen contact maakt.
Een ophangelement 200 van een dergelijke driepuntskoppeling of driepuntsbevestiging kan bijvoorbeeld twee hydraulisch bedienbare koppelarmen 201, 202 (zie figuren 1 en 9) en een (in de lengte verstelbare) koppelarm 203 omvatten om eventuele aan het ophangelement 200 gekoppelde werktuigen zoals de hierin beschreven draageenheid op te tillen en weer te laten zakken. Meer in het bijzonder omvat het getoonde ophangelement 200 een eerste koppelarm 201 en een tweede koppelarm 202 die hefarmen vormen en zich naast elkaar op een relatief lage positie uitstrekken alsmede een derde koppelarm 203, bijvoorbeeld een topstang op een laterale positie midden tussen de eerste en tweede koppelarmen en met een vrij uiteinde op een hogere positie dan de hoogtepositie van de koppelarmen.
Ten minste één van de armen 201, 202 kan omhoog of omlaag gezwenkt worden via een aan het voertuig voorziene, scharnierend met de betreffende arm 201, 202 bevestigde hefconstructie omvattende een liggende arm 204 en een daarmee scharnierend verbonden opstaande arm 205. Aan de uiteinden van de armen 201, 202 en de topstang 203 kan een in hoofdzaak A-vormig frame 208 aangebracht worden. Dit frame 208, ook wel het A-frame van het voertuig genoemd, kan dienstdoen als ophangconstructie voor een (later te beschrijven) A-vormig frame 800 van de draageenheid. Het frame 800 is hierbij een “vrouwelijk” deel dat het manlijke A- frame 208 van het voertuig in zich kan opnemen. Dit is in figuren 8 en 9 nader weergegeven.
Figuren 2A-D tonen een uitvoeringsvorm van een draageenheid 100. De in figuren 2A-D getoonde draageenheid 100 is geschikt voor bevestiging op een voertuig 300 (figuur 1) voor het vormen van een vervoerssamenstel, en voor het dragen en optioneel vervoeren van personen en/of goederen. Een draageenheid 100 die is gekoppeld aan een voertuig 300 zal hierbij enkel via het voertuig 300 op de grond rusten.
De draageenheid 100 omvat in hoofdzaak een denkbeeldige balkvorm die wordt gedefinieerd door een draagframe 115. Dit draagframe vormt een kooistructuur die bijdraagt aan de stevigheid van de draageenheid 100 en aan de bescherming van de personen en/of goederen die zich in de door de het draagframe omsloten binnenruimte bevinden.
Verwijzend naar figuren 2B-2D heeft de draageenheid 100 een hoogtedimensie H, breedtedimensie B, en dieptedimensie D. De termen hoogte, breedte en diepte worden in deze beschrijving toegekend op basis van de beoogde bevestiging aan het voertuig 300. Elke dimensie loopt tassen twee tegenover elkaar liggende zijden uit de zes zijden van de balkvorm. De relatieve en absolute afmetingen van de dimensies van de draageenheid 100 worden beschreven aan de hand van de uiterste buitenzijden van de denkbeeldige balkvorm die wordt gedefinieerd door het draagframe.
De hoogtedimensie H loopt tussen een bovenzijde 161 en een onderzijde 162 van de draageenheid 100, en loopt bij bevestiging aan een voertuig 300 in opstaande richting, meer in het bijzonder in hoofdzakelijk verticale richting. Dit is voorafgaand of tijdens gebruik mogelijk enigszins instelbaar via het aanpassen van de koppeling met het ophangelement 200 van het voertuig 300. De afmetingen van de hoogtedimensie H zijn bij voorkeur zodanig dat de hoogte van de binnenruimte van de denkbeeldige balkvorm groot genoeg is om personen staand in de binnenruimte op te nemen. Dit kan bijvoorbeeld een hoogte van ten minste 1,8 meter, 1,9 meter of 2,0 meter zijn.
De breedtedimensie B loopt tussen een linkerzijde 163 en een rechterzijde 164 van de draageenheid 100, en loopt bij bevestiging aan een voertuig 300 hoofdzakelijk tussen de linkerzijde 163 en rechterzijde 164 van het voertuig 300. De afmetingen van de breedtedimensie B zijn bij voorkeur zo groot mogelijk, voor het verschaffen van een zo groot mogelijk oppervlak. Bij voorkeur zijn deze afmetingen beperkter dan de breedte die in bepaalde landen, bijvoorbeeld
Nederland, op de openbare weg wordt toegestaan voor bepaalde wijzen van gebruik van een bepaald samenstel met een voertuig 300. Dit kan bijvoorbeeld een breedte van 2 meter, 2,5 meter, of 3 meter zijn.
De dieptedimensie D loopt tussen een voorzijde 166 en een achterzijde 165 van de draageenheid 100, en loopt bij bevestiging aan een voertuig 300 hoofdzakelijk langs een denkbeeldige as van binnen naar buiten het voertuig 300. De afmetingen van de dieptedimensie D zijn bij voorkeur zo groot mogelijk, voor het verschaffen van een zo groot mogelijk oppervlak. Bij voorkeur zijn deze afmetingen beperkt genoeg om bij bevestiging aan een bepaald voertuig 300 het gevormde samenstel niet topzwaar te maken. In de praktijk is gebleken dat een diepte van 2 meter werkbaar is bij bevestiging op een trekker.
In een gunstige uitvoeringsvorm liggen de afmetingen van elke dimensie van de denkbeeldige balkvorm tussen de 2 en 3 meter, bij voorkeur tussen de 2,4 en 2,6 meter, bij meer voorkeur tussen de 2,475 en 2,525 meter.
Bij voorkeur benadert de denkbeeldige balkvorm een denkbeeldige kubusvorm. Dit draagt extra bij aan de stevigheid van de draageenheid 100. Verder bevordert dit de toegankelijkheid voor het plaatsen van te vervoeren voorwerpen op de draagvloer van het draagframe. Een dergelijke kubusvorm wordt erdoor gekenmerkt dat de afmetingen van elke twee dimensies uit hoogte, breedte en diepte van de denkbeeldige balkvorm hetzelfde zijn. Het benaderen van een kubusvorm kan bijvoorbeeld betekenen dat deze afmetingen elkaar met niet meer dan 5% van de afmeting van de grootste dimensie ontlopen, bij voorkeur niet meer dan 2%, bij meer voorkeur niet meer dan 1%.
Een uitvoering waarbij ten minste de breedte en diepte van de denkbeeldige balkvorm hoofdzakelijk gelijk zijn is voordelig omdat dan de afmetingen van de draageenheid 100 in heat horizontale vlak hoofdzakelijk gelijk blijven nadat deze een kwartslag gedraaid wordt. Dit heeft als voordeel dat een dergelijke draageenheid 100 hoofdzakelijk even breed is wanneer deze via het koppelelement door een voertuig 300 wordt gedragen, als wanneer deze door een voertuig 300 vanaf de zijkant op een oplegger is geplaatst. Dit is voordelig omdat het oppervlak van de draageenheid 100 dan maximaal groot is en deze toch met weinig praktische beperkingen op verschillende wijzen vervoerd kan worden.
Het draagframe 115 van de draageenheid 100 omvat metalen profielen 101-112, meer in het bijzonder een aantal staande profielen 109-112 (staanders) en een aantal liggende profielen 101-108 (liggers). Een of meer van deze metalen profielen kunnen overeenkomen met de uitvoeringsvorm van een metalen profiel 400 die wordt getoond in figuur 4.
De benaming metalen profielen 101-112 betekent dat de profielen ten minste hoofdzakelijk metaal, bijvoorbeeld staal, omvatten. De hoogte en breedte van de metalen profielen 101-112 van het draagframe liggen in een uitvoeringsvorm tussen de 5 en 15 cm, bij voorkeur tussen de 7 en 13 cm, bij meer voorkeur tussen de 90 en 110 mm, bijvoorbeeld 10 cm. In bepaalde uitvoerings- vormen is het mogelijk om algemeen in de handel verkrijgbare metalen profielen te gebruiken.
Deze kunnen naast de beschreven kenmerken nog andere, al dan niet voor hun functie in de draageenheid 100 relevante gaten, uitsparingen of uitstulpingen omvatten.
De metalen profielen 101-112 vormen gezamenlijk de ribben van de denkbeeldige balkvorm. De metalen profielen 101-112 kunnen in of nabij de hoeken van de denkbeeldige balkvorm aan elkaar bevestigd zijn door middel van bijvoorbeeld lasverbindingen, schroefverbindingen, en/of extra verbindingselementen. Een dergelijk draagframe heeft een laag gewicht en goede constructieve eigenschappen, zoals een hoge draagcapaciteit en weerstand tegen vervorming bij belasting.
Omdat alle zijden van een balkvorm rechthoekig zijn, zal elk van deze zijden gedefinieerd worden door vier ribben. Het 1s verder voordelig als de vier profielen 104, 108, 111, 112 van de linkerzijde 163 en/of de vier profielen 101, 105, 109, 110 van de rechterzijde 164 een naar de buitenzijde gericht kader vormen, waarin zijpanelen en/of naar de buitenzijde uitstekende of draaibare elementen kunnen worden bevestigd. Zie ook de uitvoeringsvorm van figuren 10A en 10B.
Dit kan worden bereikt door een of meer van de vier profielen, bij voorkeur elk van de vier profielen uit te voeren met een doorsnede die twee hoofdzakelijk haaks op elkaar staande oppervlakken 401, 402 omvat, bijvoorbeeld een L-vormige doorsnede. Een of meer van de vier profielen, bij voorkeur elk van de vier profielen, kan dan worden bevestigd met het ene van die twee oppervlakken 401, 402 in het vlak van de respectievelijke linkerzijde 163 of rechterzijde 164, en het andere van die twee oppervlakken 401, 402 haaks naar buiten uitstekend aan de uiterste omtreksrand van de zijde.
Het is voordelig als ten minste twee profielen 105-108 van de onderzijde 162 en/of ten minste twee profielen 101-104 van de bovenzijde 161 een naar de bovenzijde gericht kader vormen, waarop liggende elementen kunnen worden bevestigd. Zie ook de uitvoeringsvorm van figuur 11.
Dit kan worden bereikt door een of meer van de vier profielen, bij voorkeur ten minste de voorste en achterste profielen uit te voeren met een doorsnede die twee hoofdzakelijk haaks op elkaar staande oppervlakken omvat, bijvoorbeeld een L-vormige doorsnede. Een of meer van de vier profielen, bij voorkeur ten minste de voorste en achterste profielen, kan dan worden bevestigd met het ene van die twee oppervlakken in het vlak van de respectievelijke onderzijde 162 of bovenzijde 161, en het andere van die twee oppervlakken haaks naar boven uitstekend aan de uiterste omtreksrand van de zijde.
De draageenheid 100 omvat het eerdergenoemde koppelelement 800. Een mogelijke uitvoeringsvorm van een koppelelement 800 wordt getoond in figuur 8. Dit koppelelement 800 is uitgevoerd om een gebruiker de draageenheid 100 te laten bevestigen aan een overeenkomstig ophangelement 200 van een voertuig 300 (figuur 1). Bij voorkeur omvatten het koppelelement 800 en/of het ophangelement 200 beveiligingselementen om te voorkomen dat de bevestiging tijdens gebruik onbedoeld losraakt, bijvoorbeeld beveiligingspennen.
Het koppelelement 800 is uitgevoerd om zodanig te worden gekoppeld aan het bijbehorende ophangelement 200 van een voertuig 300 dat de draageenheid 100 volledig wordt gedragen op het ophangelement 200 en wel zodanig dat het voertuig 300 tijdens het rijden de draageenheid 100 meetilt. Het draagelement maakt dus in beginsel geen contact met de ondergrond waarover het voertuig rijdt.
Het koppelelement 800 is uitgevoerd aan een zijde van het draagframe de draageenheid 100 die in deze beschrijving wordt aangeduid als de voorzijde 166. Opgemerkt wordt dat als het ophangelement 200 aan de voorzijde van het voertuig 300 is uitgevoerd, de voorzijde 166 van de draageenheid 100 bij het naar voren rijden van het voertuig 300 doorgaans in de rijrichting van het 53 voertuig 300 zal zijn gericht.
Verwijzend naar figuur 8 omvat het koppelelement 800 een A-vormig frame (d.w.z. een frame dat in hoofdzaak een hoofdletter-labda-vorm beschrijf, ook wel een A-frame genoemd). In het vakgebied wordt dit ook wel een A-frame genoemd). Het frame omvat twee framedelen 802 en 803 die de poten van de frame 800 vormen, waarbij de framedelen 802, 803 elk aan de binnenzijde een kanaalvormige opvangruimte 809 hebben (bijvoorbeeld doordat de framedelen 802, 803 zijn opgebouwd uit U-profielen). De opvangruimte 809 van het koppelelement 800 is hierbij zodanig gevormd dat hierin het A-vormige frame 208 van het ophangelement 200 (al dan niet nauwsluitend) kan worden opgenomen. Wanneer het A-vormige frame 280 van het ophangelement 200 (d.w.z. het manlijke deel van de Koppeling) eenmaal in de A-vormige frame 802, 803 van het koppelelement 800 is opgenomen, kan het geheel vergrendeld worden door middel van een via hendel 209 bedienbaar vergrendelmechanisme 206 (figuur 9).
De draageenheid 100 kan ten minste één dwarsverbindingselement 804 omvatten aan de voorzijde van het draagframe. Een dwarsverbindingselement 804 kan een profiel, plank, of balk zijn, en kan metaal en/of een ander materiaal omvatten. Een dwarsverbindingselement 804 kan zijn bevestigd tussen twee metalen profielen aan de voorzijde 166 van het draagframe, bijvoorbeeld de twee verticale metalen profielen 110, 112 van de voorzijde 166, zodanig dat het koppelelement 800 kan worden bevestigd aan het ten minste één dwarsverbindingselement 804.
Zoals hierboven reeds is aangegeven, toont figuur 1 een uitvoeringsvorm van een voertuig 300 met een ophangelement 200 van een driepuntsophanging. Het getoonde ophangelement 200 is aan de achterzijde van het voertuig 300 aangebracht, maar had ook aan een andere zijde van het voertuig 300 kunnen zijn aangebracht. Het aanbrengen aan de achterzijde 165 of voorzijde 166 heeft bij de meeste soorten voertuigen 300 de voorkeur, in verband met de beïnvloeding van de rijeigenschappen van het voertuig 300 door het gewicht van de draageenheid.
Figuur 9 toont een detail van een uitvoeringsvorm van het samenstel bestaande uit ten minste het voertuig 300 en de draageenheid 100, in een gekoppelde toestand waarin het voertuig 300 de draageenheid 100 draagt. Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van een vervoerssamenstel omvattende een uitvoeringsvorm van een draageenheid 100. Deze uitvoeringsvorm zal worden toegelicht met betrekking tot figuur 10B.
De draageenheid 100 omvat verder een aan het draagframe 115 bevestigde vloer 700. De vloer 700 is uitgevoerd om personen en/of goederen te dragen. Dit maakt het mogelijk om de draageenheid 100 te gebruiken om personen en/of goederen te vervoeren.
Een mogelijke uitvoeringsvorm van een vloer 700 wordt getoond in figuren 7A en 7B, waarbij figuur 7A een aanzicht in de hoogtedimensie H toont, en figuur 7B een aanzicht in de dieptedimensie D toont. De vloer 700 omvat constructieve plaatelementen 500, ook wel liggende plaatelementen genoemd, die de afstand tussen twee tegenover elkaar liggende ribben (gevormd door liggende profielen 106, 107) dragend overspannen, bijvoorbeeld een voorste ribbe en achterste ribbe. Dit wil zeggen dat de constructieve plaatelementen 500 van de ene tot de andere zijde van het draagframe reiken en het gewicht van op de vloer 700 aanwezige personen of goederen kunnen dragen. In bepaalde uitvoeringsvormen is het mogelijk om algemeen in de handel verkrijgbare constructieve plaatelementen 500 te gebruiken. Deze kunnen naast de beschreven kenmerken nog andere, al dan niet voor hun functie in de draageenheid 100 relevante gaten, uitsparingen of uitstulpingen omvatten. Een uitvoeringsvorm van een constructief element 500 wordt getoond in figuur 5.
De vloer 700 kan worden voorzien van een anti-slipcoating. Om te zorgen dat er geen drempelwerking of struikelgevaar ontstaat 1s het gunstig als de vloer 700 uitgevoerd wordt in dezelfde hoogte als de omliggende profielen van het draagframe. Dit kan eenvoudig gebeuren door de constructieve plaatelementen 500 van de vloer 700 in die hoogte uit te voeren.
De vloer 700 kan meerdere langwerpige constructieve plaatelementen 500 omvatten, of een enkel constructief element 500 dat hoofdzakelijk de gehele vloer 700 vormt. In het laatste geval zal het enkele constructieve element dezelfde rechthoekige vorm hebben als de onderzijde 162 van de denkbeeldige balkvorm die wordt gedefinieerd door het draagframe, bijvoorbeeld vierkant.
De constructieve plaatelementen 500 van de vloer 700 kunnen zonder tussenruimte tegen elkaar aan liggen en/of kunnen op bepaalde plekken overlappen en/of in elkaar schuiven of klikken. Op die manier wordt een vloer 700 gevormd die hoofdzakelijk de gehele onderzijde 162 afsluit zonder gaten of spleten.
De constructieve plaatelementen 500 van de vloer 700 kunnen rusten op de twee tegenover elkaar liggende metalen profielen die de twee tegenover elkaar liggende ribben vormen, bijvoorbeeld het voorste profiel 107 en het achterste profiel 106, en eventueel ook op de andere twee metalen profielen aan de onderzijde 162. De constructieve plaatelementen 500 en de overeenkomstige metalen profielen kunnen bevestigingspunten. bijvoorbeeld schroefgaten, omvatten waardoor deze, bijvoorbeeld via schroeven, aan een of meer van de profielen 105-108 van de onderzijde 162 kunnen worden bevestigd.
Bij voorkeur is de draagkracht van de vloer 700 van de draageenheid 100 ten minste 150 kg/m’, bij meer voorkeur ten minste 200 kg/m?.
De constructieve plaatelementen 500 van de vloer 700 kunnen ten minste hoofdzakelijk een kunststof omvatten.
De constructieve plaatelementen 500 van de vloer 700 kunnen elk een of meer kanalen 501 omvatten, waarbij die kanalen 501 over hoofdzakelijk de gehele lengte van de constructieve plaatelementen 500 tussen de achterzijde 165 en voorzijde 166 van het draagframe lopen. In een dergelijke uitvoering zijn de constructieve plaatelementen 500 licht van gewicht en stevig.
Bij een dergelijke uitvoering kan ten minste één verstevigingsprotiel 600 zijn voorzien in een of meer van de kanalen 501. Een uitvoeringsvorm van een verstevigingsprofiel 600 wordt getoond in figuur 6. Figuur 7B toont zijn verschillende in een vloer 700 aangebrachte verstevigingsprofielen 600. Figuur 7C toont een detail van de vloer 700, op de plek van de onderbroken cirkel in figuur 7B, waarin de verstevigingsprofielen 600 uitvergroot te zien zijn.
De verstevigingsprofielen 600 kunnen ten minste hoofdzakelijk metaal, bijvoorbeeld staal, omvatten. In bepaalde uitvoeringsvormen is het mogelijk om algemeen in de handel verkrijgbare verstevigingsprofielen 600 te gebruiken. Deze kunnen naast de beschreven kenmerken nog andere, al dan niet voor hun functie in de draageenheid 100 relevante gaten, uitsparingen of uitstulpingen omvatten.
Een verstevigingsprofiel 600 kan langwerpig zijn en/of een M-vormige of Z-vormige (hoofdletter-sigma-vormige) doorsnede hebben. Een dergelijk verstevigingsprotiel 600 kan met een zijkant van de M of de onder- of bovenkant van de Z (hoofdletter sigma) naar beneden gericht worden aangebracht.
Een verstevigingsprofiel 600 kan de afstand tussen twee tegenover elkaar liggende ribben dragend overspannen, bijvoorbeeld een voorste ribbe en achterste ribbe. Dit kan bijvoorbeeld door met twee tegenover elkaar liggende uiteinden de twee tegenover elkaar liggende metalen profielen van het draagframe te rusten die de twee tegenover elkaar liggende ribben vormen, bijvoorbeeld metalen profielen aan de voorzijde 166 en de voorzijde 165. Op die manier kan een verstevigingsprofiel 600 bijdragen aan de stevigheid en draagkracht van de vloer 700.
Figuren 10A en 10B tonen uitvoeringsvormen van een draageenheid 100 met uitklapbare vloerdelen 1000, waarbij de vloerdelen 1000 zich in figuur 10A in uitgeklapte toestand bevinden en zich in figuur 10B in opgeklapte toestand bevinden.
In bepaalde uitvoeringsvormen is aan de linkerzijde 163 en/of rechterzijde 164 van het draagtrame een vloerdeel 1000 voorzien dat door een gebruiker verplaatst kunnen worden tussen een opgeklapte toestand en een uitgeklapte toestand. In de opgeklapte toestand is de vloer 700 relatief smal en is de breedte van de draageenheid 100 niet wezenlijk groter dan de breedte van het draagframe. In de uitgeklapte toestand is de vloer 700 relatief breed en is de breedte van de draageenheid 100 groter dan de breedte van het draagframe.
Met een of meer van dergelijke vloerdelen 1000 kan de breedte van de vloer 700 bijvoorbeeld uit te breiden zijn tot 2,5 meter of 3 meter.
Dergelijke vloerdelen 1000 kunnen een of meer constructieve plaatelementen 1001 omvatten met geheel of gedeeltelijk dezelfde kenmerken als de constructieve plaatelementen 500 van de vloer 700. Deze kunnen eventueel verstevigingsprotielen bevatten met geheel of gedeeltelijk dezelfde kenmerken als de verstevigingsprofielen 600 van de vloer 700. In het geval dateen vloerdeel 1000 meerdere constructieve plaatelementen 1001 omvat zullen deze aan elkaar gekoppeld zijn, bijvoorbeeld door deze aan elkaar vast te klikken met een U-vormig randprofiel.
Een vloerdeel 1000 kan scharnierend zijn bevestigd aan een of meer aselementen (niet getoond in de figuren) die zijn aangebracht aan het draagframe. Dit kunnen twee aselementen zijn die zijn voorzien nabij de twee onderste hoeken van de overeenkomstige zijde van het draagframe, bijvoorbeeld in een naar de buitenzijde gericht kader zoals hierboven beschreven is in de context van figuren 2A-D.
In de opgeklapte toestand staat een vloerdeel 1000 hoofdzakelijk verticaal, bijvoorbeeld hoofdzakelijk in voornoemd kader. In of aan elk van de verticale profielen van de overeenkomstige zijde van het draagframe kunnen een of meer zekerelementen 1002 zijn voorzien om het vloerdeel 1000 op zijn plaats te houden, eventueel in samenwerking met een overeenkomstig zekerelement in het vloerdeel 1000, bijvoorbeeld een gat via welk een pen in een overeenkomstig gat van het vloerdeel 1000 kan worden gestoken.
In de uitgeklapte toestand staat een vloerdeel 1000 hoofdzakelijk horizontaal, waarbij het vloerdeel 1000 ten minste gedeeltelijk kan rusten op het onderste profiel van de overeenkomstige zijde van het draagframe.
Om een vloerdeel 1000 in uitgeklapte toestand extra te ondersteunen kunnen aan de achterzijde 165 en voorzijdezijde 166 van het draagframe, aan de buitenzijde van het onderste profiel, een of meer uitschuifbare steunprofielen 1003 zijn voorzien. Deze steunprofielen 1003 kunnen zijn uitgevoerd in een holle opbergeenheid 1004 die schuifmiddelen omvat, bijvoorbeeld een rail, om een of meer respectievelijke uitschuifbare steunprofielen 1003 over in of uit te schuiven. In volledig ingeschoven toestand ligt een steunprofiel 1003 bij voorkeur geheel binnen de afmetingen van de breedte van het draagframe. In volledig uitgeschoven toestand ligt een steunprofiel 1003 langs het overeenkomstige uitgeklapte vloerdeel 1000.
Een steunprofiel 1003 kan een of meer steunelementen 1005 omvatten om het overeenkomstige vloerdeel 1000 op een of meer steunlocaties te ondersteunen, eventueel in samenwerking met een overeenkomstig steunelement in het vloerdeel 1000, bijvoorbeeld een flens en/of een gat voor een pen met een overeenkomstig gat van het vloerdeel 1000. Bij voorkeur ligt ten minste een steunlocatie op meer afstand dan de helft van het vloerdeel 1000 van het draagframe, bijvoorbeeld hoofdzakelijk op het uiteinde van het vloerdeel 1000.
In bepaalde uitvoeringsvormen komen een of meer van de zekerelementen van de vloer 700 overeen met steunelementen van de vloer 700. Het is voordelig als een vloerdeel 1000 in uitgeschoven toestand sterk genoeg is om ten minste één persoon te dragen.
Figuur 11 toont een uitvoeringsvorm van een draageenheid 100 omvattende een dak 170.
Een dak 170 kan personen en/of goederen in de draageenheid 100 beschermen tegen weers- invloeden zoals neerslag en tegen het gevaar van vallende zaken. Een dak 170 kan zijn voorzien aan de bovenzijde 161 van het draagframe, bijvoorbeeld in een naar de bovenzijde 161 gericht kader zoals hierboven beschreven. Een dak 170 kan een of meer constructieve plaatelementen 171 omvatten met geheel of gedeeltelijk dezelfde kenmerken als de constructieve plaatelementen 500 van de vloer 700, en/of kan op dezelfde manier zijn bevestigd aan het draagframe. Figuren 5 en 7A kunnen dan op overeenkomstige wijze van toepassing zijn op het dak 170.
Het dak 170, bijvoorbeeld de een of meer constructieve plaatelementen 500 van het dak 170, kan dunner uitgevoerd zijn dan de vloer 700, bijvoorbeeld slechts 3,5 cm in plaats van 10 cm dik. Hierdoor kan het dak 170 relatief licht uitgevoerd worden.
Figuur 12 toont een uitvoeringsvorm van een draageenheid 100 omvattende zetels 120 en bevestigingselementen voor rolstoelen, waarop rolstoelen zijn geplaatst. Figuur 13 toont een uitvoeringsvorm van een draageenheid 100 omvattende een hekwerk. Figuur 14 toont een uitvoeringsvorm van een draageenheid 100 omvattende een tribune.
Het is gunstig als de draageenheid 100 is uitgevoerd om personen veilig en/of comfortabel te vervoeren, Hiertoe kunnen op de draageenheid 100 verschillende voorzieningen zijn geplaatst.
Er kunnen een of meer zetels 120 zijn voorzien op de vloer 700 van de draageenheid 100 geschikt maken om personen zittend te vervoeren. Een zetel 120 kan de vorm aannemen van een stoel voor een enkel persoon, een bank voor meerdere personen, of een tribune die in wezen meerdere stoelen op een of meer rijen omvat. Een zetel 120 kan zijn gekoppeld aan de vloer 700 of het draagframe, of kan integraal gevormd zijn met de vloer 700 en/of het draagframe.
Om het gemakkelijker te maken om gehandicapte of anderszins moeilijk lopende personen zittend te vervoeren kan op de vloer 700 ruimte zijn voorzien om rolstoelen te plaatsen. Om de veiligheid en/of het comfort van een rolstoelgebruik te vergroten kunnen bevestigingsmiddelen 121 zijn voorzien om te voorkomen of de kans te verminderen dat rolstoelen gaan rollen tijdens gebruik van de draageenheid 100, tijdens welk gebruik immers lichte kanteling, schokken, of inertie- effecten kunnen optreden. Dergelijke bevestigingsmiddelen 121 kunnen bijvoorbeeld twee parallelle vanaf de vloer 700 opstaande richels omvatten. waarbij de afstand tussen de twee richels precies groot genoeg is voor het opnemen van de wielen van een rolstoel, en/of waarbij de lengte van de richels groot genoeg is om de wielen van ten minste één, maar bij voorkeur meerdere naast elkaar geplaatste rolstoelen op te nemen.
Aan het draagframe of op de vloer 700, bij voorkeur aan een of meer buitenzijden van de vloer 700 en liefst in een kader van het draagframe zoals hierboven beschreven, kunnen valbeschermingselementen 130 zijn voorzien, bijvoorbeeld een of meer schotten of hekwerken.
Deze schotten of hekwerken kunnen voorkomen dat personen en of goederen tijdens gebruik van de draageenheid 100 af vallen.
Dergelijke valbeschermingselementen 130 kunnen over de gehele hoogte van de draageenheid 100, of bijvoorbeeld tot de hoogte van het middel van een typische persoon, bijvoorbeeld 90 cm, reiken. In dergelijke valbeschermingselementen 130 is bij voorkeur aan ten minste een zijde van de draageenheid 100 een toegangselement 131, bijvoorbeeld een poort of deur, voorzien om het naar en van de vloer 700 verplaatsen van personen en/of goederen te vergemakkelijken.
Figuur 15 toont een uitvoeringsvorm van een draageenheid 100 omvattende zijwanden 140 en een installatie 150 die een vakkensysteem omvat. Een draageenheid 100 kan worden voorzien van een of meer zijwanden 140 aan de achterzijde 165, voorzijde 166, rechterzijde 163 en/of linkerzijde 164 van het draagframe. Een zijwand 140 kan een of meer constructieve plaatelementen omvatten met geheel of gedeeltelijk dezelfde kenmerken als de constructieve plaatelementen 500 van de vloer 700. Een zijwand 140 kan worden voorzien van een of meer deuren 141 en/of ramen.
Een draageenheid 100 die zijwanden 140 omvat, en bij voorkeur ook een dak 170, kan dienen als bouwmodule voor bij voorbeeld noodvoorzieningen, uitbouwen, bouwketen of evenementenlocaties. Op of in een draageenheid 100 kunnen een of meer installaties 150 worden voorzien. Een installatie 150 kunnen los op de draageenheid 100 worden voorzien, maar het is ook mogelijk om installaties 150 vast op of in de draageenheid 100 te bevestigen, of deze ten minste gedeeltelijk integraal met een of meer onderdelen van de draageenheid 100 te vormen.
Dergelijke installaties 150 kunnen bijvoorbeeld noodvoorzieningen, tijdelijke voorzieningen of geïmproviseerde infrastructuur omvatten, zoals pompen of aggregaten. Ook is het mogelijk dat deze automaten omvatten voor opslag en/of dienstverlening te voorzien, zoals vakkensystemen die zijn ingericht als uitgifteautomaat voor de verkoop van boerderijproducten, als pakketautomaat, als festivalvoorziening, als automatiek, als kluisjessysteem, of als kantinevoorziening.
Bij het voorzien van zijwanden 140 en/of installaties 150 kan het gunstig zijn om de draageenheid 100 te voorzien van klimaatsystemen 151, bijvoorbeeld elektrische klimaatsystemen, zoals een verwarmings-, koelings- of luchtzuiveringseenheid, bijvoorbeeld op basis van luchtbehandeling. Dit is bijzonder voordelig in het geval dat menselijk gebruik of het opslaan van voedsel is voorzien.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen betreffen slechts illustratieve voorbeelden van toepassingen van het concept. Het zal de deskundige duidelijk zijn dat vele andere uitvoeringsvormen of combinaties van eigenschappen van uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij nog steeds ten minste een deel van de voordelen wordt behaald.

Claims (27)

CONCLUSIES
1. Draageenheid voor het dragen van personen en/of goederen, waarbij de draageenheid losmaakbaar te koppelen is met een zelfrijdend of voortgetrokken voertuig, de draageenheid omvattende: een draagframe omvattende een aantal staande en liggende profielen die gezamenlijk de ribben van een denkbeeldige balkvorm vormen; - een ten minste op twee van de liggende profielen rustende vloer voor het dragen van personen en/of goederen; waarbij het draagframe is uitgevoerd om de denkbeeldige balkvorm een binnenruimte te laten vormen die geschikt is voor het daarin volledig opnemen van de te dragen personen en/of goederen, wanneer het draagframe aan het voertuig gekoppeld is; - een aan het draagframe bevestigd of gevormd koppelelement ingericht voor een losmaakbare koppeling van het draagframe en/of de vloer aan een ophangingselement dat aan het zelfrijdend of voortgetrokken voertuig voorzien is; waarbij de vloer een of meer aan de genoemde twee van de liggende profielen bevestigde constructieve plaatelementen omvat en waarbij de plaatelementen de afstand tussen de genoemde twee van de liggende profielen dragend overspannen, waarbij het koppelelement is voorzien aan een zijkant van het draagframe voor het op vooraf bepaalde afstand van het voertuig volledig dragen van de massa van het draagframe met de daaraan bevestigde vloer van de draageenheid.
2. Draageenheid volgens conclusie 1, waarbij het koppelelement is ingericht voor in aan het voertuig gekoppelde toestand aan het ophangingselement hangen van het draagframe met de daaraan bevestigde vioer.
3. Draageenheid volgens conclusie 1 of 2, waarbij het koppelelement is ingericht voor het ten opzichte van het gekoppelde voertuig in een vaste positie en oriëntatie houden van de draageenheid.
4. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de vooraf bepaalde afstand ten minste 20 cm of ten minste 50 cm bedraagt.
5. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koppelelement geschikt is voor losmaakbare koppeling aan een ophangingselement in de vorm van een driepuntskoppeling of driepuntsbevestiging, waarbij bij voorkeur: het koppelelement ingericht is om te voorkomen dat de koppeling tijdens gebruik onbedoeld losraakt, door middel!
van beveiligingselementen van het koppelelement of het ophangelement, bijvoorbeeld beveiligingspennen, en/of het koppelelement zodanig ingericht is dat de losmaakbare koppeling vergrendeld kan worden door middel van een via een hendel bedienbaar vergrendelingsmechanisme. 6, Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende ten minste een zetel, bijvoorbeeld een stoel, bank of tribune, die is gekoppeld aan of integraal gevormd is met de vloer en/of het draagframe voor het dragen van één of meer personen.
7. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattende bevestigingselementen voor ten minste één rolstoel, waarbij bij voorkeur de bevestigingsmiddelen twee parallelle vanaf de vloer opstaande richels omvatten, waartussen een rij wielen van één of meer rolstoelen kan worden geplaatst.
8. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de hoogte van de binnenruimte van de denkbeeldige balkvorm groot genoeg is om personen staand in de binnenruimte op te nemen.
9. Draageenheid volgens conclusie 8, waarbij de afmetingen van elke dimensie uit hoogte, breedte en diepte van de denkbeeldige balkvorm, gemeten tussen de respectievelijke omtreksranden van het draagframe, tussen de 2 en 3 meter liggen, bij voorkeur tussen de 2,4 en 2,6 meter, bij meer voorkeur tussen de 2,475 en 2,525 meter.
10. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afmetingen van elke twee dimensies uit hoogte, breedte en diepte van de denkbeeldige batkvorm, gemeten tussen de respectievelijke omtreksranden van het draagframe, elkaar met niet meer dan 5% van de afmeting van de grootste dimensie ontlopen, bij voorkeur niet meer dan 2%, bij meer voorkeur niet meer dan 1%.
11. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de linkerzijde en de rechterzijde van het draagframe elk gevormd worden door vier L-vormige profielen die in een rechthoek aan elkaar zijn bevestigd, bij voorkeur door middel van lasverbindingen.
12. Draageenheid volgens conclusie 11, waarbij elk van de vier L-vormige profielen van de linkerzijde en de rechterzijde een naar buiten het draagframe gerichte flens omvat, waarbij de naar buiten gerichte flenzen zich aan de buitenste omtreksrand van de respectievelijke zijde bevinden.
13. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elk van de zich tussen de linkerzijde en de rechterzijde van het draagframe uitstrekkende profielen een naar binnen het draagframe gerichte flens omvatten.
14, Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de hoogte en breedte van elk van de profielen van het draagframe tussen de 5 en 15 cm, bij voorkeur tussen de 7 en 13 cm, bij meer voorkeur tussen de 90 en 110 mm liggen.
15. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de constructieve plaatelementen van de vloer hoofdzakelijk kunststof omvatten.
16. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de constructieve plaatelementen van de vloer kanalen omvatten, waarbij die kanalen over hoofdzakelijk de gehele lengte van de constructieve plaatelementen tussen de voorzijde en achterzijde van het draagframe lopen.
17. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één kanaal van ten minste één constructief plaatelement van de vloer een verstevigingsprofiel bevat waarvan twee tegenover elkaar liggende uiteinden op het draagframe rusten, bij voorkeur een in doorsnee M-vormig verstevigingsprofiel dat met een zijkant van de M-vorm naar beneden gericht is aangebracht.
18. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de constructieve plaatelementen van de vloer uitgevoerd zijn om de afstand tussen de onderste ribben aan de achterzijde en de voorzijde dragend te overspannen.
19. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de draageenheid ten minste één dwarsverbindingselement omvat dat is bevestigd tussen twee opstaande profielen van het draagframe, waarbij het koppelelement is bevestigd aan het ten minste één dwarsverbindingselement.
20. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aan de linkerzijde en/of rechterzijde van het draagframe een verder vloerdeel is voorzien dat is ingericht om door een gebruiker verplaatst te worden naar een uitgeklapte toestand voor het breder maken van de vloer.
21. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het totale ongeladen gewicht van de draageenheid ten hoogste 2000 kg, bij voorkeur minder dan 1000 kg, is,
22. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de draagkracht van de vloer van de draageenheid ten minste 150 kg/m? is, bij voorkeur ten minste 200 kg/m.
23. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aan het draagframe, langs ten minste een deel van de omtreksrand van de vloer, hekken of schotten zijn voorzien om het risico te beperken dat door de draageenheid gedragen personen of goederen van de draageenheid af vallen.
24. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de draageenheid een dak omvat bevestigd aan de liggende profielen aan de bovenzijde van het draagframe, waarbij het dak bij voorkeur een of meer parallel aan elkaar aangebrachte constructieve plaatelementen omvat die de afstand tussen twee horizontaal tegenover elkaar liggende ribben overspannen,
25. Draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de draageenheid zijwanden omvat aan de voorzijde, achterzijde, linkerzijde en/of rechterzijde van het draagframe voor het vormen van een bouwmodule, bij voorkeur aan elk van die vier zijden en met een deur in ten minste één zijwand.
26. Samenstel omvattende een zelfrijdend of voortgetrokken voertuig, in het bijzonder een landbouwvoertuig zoals een trekker, en een draageenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het voertuig de draageenheid volledig draagt, bij voorkeur op een driepuntsophanging van het voertuig.
27. Werkwijze voor het dragen van personen en/of goederen, door middel van een draageenheid volgens een van de conclusies 1-25, bij voorkeur als onderdeel van een samenstel volgens conclusie 26, 28, Werkwijze voor het vervoeren van personen, omvattende het vervoeren van personen door middel van een samenstel volgens conclusie 26.
NL2031585A 2022-04-14 2022-04-14 Draageenheid NL2031585B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2031585A NL2031585B1 (nl) 2022-04-14 2022-04-14 Draageenheid

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2031585A NL2031585B1 (nl) 2022-04-14 2022-04-14 Draageenheid

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2031585A NL2031585A (nl) 2023-11-08
NL2031585B1 true NL2031585B1 (nl) 2023-12-08

Family

ID=81927691

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2031585A NL2031585B1 (nl) 2022-04-14 2022-04-14 Draageenheid

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2031585B1 (nl)

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE518390A (nl) * 1953-03-13 1953-03-31
US3194575A (en) * 1963-12-26 1965-07-13 Cullifer Joseph Paul Harvesting vehicle having worker support means
US5431524A (en) * 1994-05-27 1995-07-11 Antal; Donald V. Vehicle transport trailer
SE536622C2 (sv) * 2012-08-23 2014-04-08 Andre Machner Släpfordon för transport av en rullstolsburen person
PL228166B1 (pl) * 2014-05-15 2018-02-28 Politechnika Poznańska Pojazd transportowy lub rehabilitacyjny dla osób z niepełnosprawnoscia ruchu
CN110495273A (zh) * 2019-09-06 2019-11-26 山东省农业机械科学研究院 一种具有双动力系统的自动调平果园作业平台

Also Published As

Publication number Publication date
NL2031585A (nl) 2023-11-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5213312A (en) Barrier system and barrier units therefor
US7243966B1 (en) Vehicle cargo bed extension device
ES2360586T3 (es) Plataforma con ruedas para estructura de refugio con capota plegable.
ES2552809T3 (es) Barrera móvil
US6604606B1 (en) Portable utility stand
US20150027067A1 (en) Compact combined habitation module and utility rack with multiple deployment modes
US9868380B2 (en) Transportable drop trailer
US11312288B2 (en) Trailer and housing system
US20110120384A1 (en) Portable Corral
US20200130559A1 (en) Mobile Fitness Center Platform
US8882436B2 (en) ATV ramp
US5881839A (en) Mobile hunter's stand
ES2277324T3 (es) Plataforma modular desmontable para instalacion de recogida de residuos.
US5740575A (en) Ramp systems
NL2031585B1 (nl) Draageenheid
DE102013018087A1 (de) Zweirad-Aufbewahrungsbehälter mit Funktionsmodulen
US7320382B2 (en) Deer stand
US20110140382A1 (en) Deer hitcher
US20040200159A1 (en) Recreational vehicle portable deck
US20170072865A1 (en) Expandable Roof Rack System
US8544586B2 (en) Multifunction utility cart
ES2733628T3 (es) Plataforma modular desmontable para punto limpio
DE102018005552A1 (de) Transportsystem
US20030067152A1 (en) Travel trailer chassis with extended axle support
NL8303537A (nl) Wegvoertuig met een verwijderbare last-dragende bovenbouw, in het bijzonder een voertuig-dragende bovenbouw.