NL2027346B1 - Menginrichting - Google Patents

Menginrichting Download PDF

Info

Publication number
NL2027346B1
NL2027346B1 NL2027346A NL2027346A NL2027346B1 NL 2027346 B1 NL2027346 B1 NL 2027346B1 NL 2027346 A NL2027346 A NL 2027346A NL 2027346 A NL2027346 A NL 2027346A NL 2027346 B1 NL2027346 B1 NL 2027346B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mixing
mixing device
wear
wearing
holes
Prior art date
Application number
NL2027346A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Marie Peeters Daniel
Original Assignee
Peeters Landbouwmach
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Peeters Landbouwmach filed Critical Peeters Landbouwmach
Priority to NL2027346A priority Critical patent/NL2027346B1/nl
Priority to CA3205549A priority patent/CA3205549A1/en
Priority to PCT/NL2022/050023 priority patent/WO2022158973A1/en
Priority to US18/260,863 priority patent/US20240058774A1/en
Priority to EP22700696.2A priority patent/EP4280866A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2027346B1 publication Critical patent/NL2027346B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01FMIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
    • B01F27/00Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders
    • B01F27/05Stirrers
    • B01F27/051Stirrers characterised by their elements, materials or mechanical properties
    • B01F27/052Stirrers with replaceable wearing elements; Wearing elements therefor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/001Fodder distributors with mixer or shredder
    • A01K5/004Fodder distributors with mixer or shredder with mixing or shredding element rotating on vertical axis
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01FMIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
    • B01F27/00Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders
    • B01F27/05Stirrers
    • B01F27/11Stirrers characterised by the configuration of the stirrers
    • B01F27/17Stirrers with additional elements mounted on the stirrer, for purposes other than mixing
    • B01F27/172Stirrers with additional elements mounted on the stirrer, for purposes other than mixing for cutting, e.g. with knives
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01FMIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
    • B01F27/00Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders
    • B01F27/80Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis
    • B01F27/808Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis with stirrers driven from the bottom of the receptacle
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01FMIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
    • B01F27/00Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders
    • B01F27/80Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis
    • B01F27/92Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis with helices or screws
    • B01F27/921Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis with helices or screws with helices centrally mounted in the receptacle
    • B01F27/9212Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis with helices or screws with helices centrally mounted in the receptacle with conical helices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01FMIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
    • B01F27/00Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders
    • B01F27/80Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis
    • B01F27/92Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis with helices or screws
    • B01F27/922Mixers with rotary stirring devices in fixed receptacles; Kneaders with stirrers rotating about a substantially vertical axis with helices or screws with two or more helices, e.g. with intermeshing helices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01FMIXING, e.g. DISSOLVING, EMULSIFYING OR DISPERSING
    • B01F33/00Other mixers; Mixing plants; Combinations of mixers
    • B01F33/50Movable or transportable mixing devices or plants
    • B01F33/502Vehicle-mounted mixing devices

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Mixers Of The Rotary Stirring Type (AREA)
  • Mixers With Rotating Receptacles And Mixers With Vibration Mechanisms (AREA)
  • Processing And Handling Of Plastics And Other Materials For Molding In General (AREA)

Abstract

De uitvinding verschaft een menginrichting omvattende een houder, een mengorgaan dat in een mengruimte van de houder is voorzien, een centrale as heeften ten opzichte van de houder roteerbaar is om een rotatie-as die samenvalt met de centrale as. Het mengorgaan omvat een aslichaam en een plaatvormige menglichaam dat zich rondom het aslichaam uitstrekt, met het aslichaam is verbonden en, aan de van het aslichaam afgekeerde zijde, een omtreksrand heeft. Het mengorgaan omvat verder een plaatvormig slijtlichaam, verbindingsorganen, waarbij schachten van de verbindingsorganen zich respectievelijk uitstrekken door of althans in bijbehorende met elkaar uitgelijnde eerste gaten in het slijtlichaam en tweede gaten in het menglichaam en middels welke verbindingsorganen het ten minste ene slijtlichaam losmaakbaar met het menglichaam is verbonden. Het ten minste ene slijtlichaam strekt zich ten minste deels aan de buitenzijde van de omtreksrand uit. Aan de omtrek van ieder van de eerste gaten in het slijtlichaam is aan de van het menglichaam afgekeerde zijde een verhoogde rand voorzien.

Description

Korte aanduiding: Menginrichting Beschrijving De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een menginrichting omvattende een houder voor het in een mengruimte van de houder houden van te mengen materiaal, een mengorgaan dat in de mengruimte is voorzien, een centrale as heeft en ten opzichte van de houder roteerbaar is om een rotatie-as die samenvalt met de centrale as voor het tijdens rotatie van het mengorgaan mengen van het te mengen materiaal in de mengruimte, het mengorgaan omvattende een aslichaam en een plaatvormige menglichaam dat zich rondom het aslichaam uitstrekt, met het aslichaam is verbonden en, aan de van het aslichaam afgekeerde zijde, een omtreksrand heeft, alsmede een plaatvormig slijtichaam, verbindingsorganen ieder met een kop en een schacht die aan één uiteinde daarvan aansluit op de kop, waarbij de schachten van de verbindingsorganen zich respectievelijk uitstrekken door of althans in bijbehorende met elkaar uitgelijnde eerste gaten in het slijtichaam en tweede gaten in het menglichaam en middels welke verbindingsorganen het ten minste ene slijtichaam losmaakbaar met het menglichaam is verbonden waarbij het ten minste ene slijtlichaam zich ten minste deels aan de buitenzijde van de omtreksrand uitstrekt, In de Amerikaanse publicatie US 6328465 B1 wordt een dergelijke menginrichting omschreven. De betreffende menginrichting omvat een als vijzel uitgevoerd mengorgaan waarvan het als vijzelblad uitgevoerd menglichaam in hoofdzaak spiraalvormig is. Het vijzelblad heeft een buitenomtrek met rechte delen en hoeken die de rechte delen met elkaar verbinden. Het mengorgaan omvat verder als snijbladen uitgevoerde slijtlichamen die op afstand van elkaar op het vijzelblad zijn voorzien en middels klinknagels met het vijzelblad zijn verbonden. De snijbladen strekken zich daarbij deels uit aan de buitenzijde van de buitenomtrek van het vijzelblad.
In de praktijk zullen de snijbladen alsmede de klinknagels en dan met name de koppen daarvan slijten en is het wenselijk of zelfs noodzakelijk om deze periodiek te vervangen, bijvoorbeeld iedere 2 of 3 jaar. De uitvinding beoogt een menginrichting volgens de aanhef te verschaffen waarvan de slijtlichamen minder vaak hoeven te worden vervangen. Hiertoe is aan de omtrek van ieder van de eerste gaten in het slijtichaam aan de van het menglichaam afgekeerde zijde een verhoogde rand voorzien. De verhoogde randen schermen aldus de koppen af van de verbindingsorganen waardoor de verbindingsorganen minder snel zullen slijten en vervanging van de slijtlichamen minder snel nodig zal zijn. Een verhoogde mate van afscherming van de koppen van de verbindingsorganen is met name aan de orde indien de kop van ieder verbindingsorgaan zich volledig onder het hoogste niveau van de verhoogde rand om het bijbehorende eerste gat in het slijtlichaam uitstrekt. Bovendien vormen die koppen dan ook geen obstakel voor het te mengen voer zodat het voer gemakkelijker van het menglichaam en van de slijtlichamen kan glijden.
Indien iedere verhoogde rand aan de naar het eerste gat gekeerde zijde een hellende flank heeft kan met voordeel gebruik worden gemaakt van verbindingsorganen met een conische kop waarbij de conische vorm van de kop aansluit op de hellende flank van het eerste gat.
Een uiterste efficiënte manier om de verhoogde rand te realiseren kan worden verkregen indien iedere verhoogde rand is vervaardigd door plastische vervorming van het slijtlichaam, ook of zelfs met name indien de verhoogde rand een hellende flank heeft zoals bovenstaand omschreven. Alternatief zou de verhoogde rand ook kunnen worden verkregen door een ring waarvan het gat is uitgelijnd met een eerste gat en die aan het menglichaam is gelast.
Een verdere verhoogde afscherming van de koppen van de verbindingsorganen kan worden verkregen indien het slijtlichaam is vervaardigd vanuit een plaat en ieder eerste gat in het slijtlichaam zich ten minste deels aan de van de bijbehorende verhoogde rand afgekeerde zijde van de dikte van de plaat uitstrekt.
Indien het menglichaam ter plaatse van de tweede gaten daarin aan de naar het slijtichaam gekeerde zijde is voorzien van uitsparingen in het midden waarvan de bijbehorende tweede gaten zijn voorzien waarbij delen van het slijtlichaam die de eerste gaten omgeven zich binnen de uitsparingen uitstrekken, kan relatief eenvoudig een correcte positionering van het slijtichaam ten opzichte van het menglichaam worden bewerkstelligd.
Dit voordeel is met name, maar niet uitsluitend, aan de orde indien iedere uitsparing een hellende flank heeft waardoor een zelf-zoekend effect kan worden verkregen.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm is iedere uitsparing door machinale bewerking van het menglichaam vervaardigd waardoor zowel de positie als de afmetingen van de uitsparingen nauwkeurig kunnen worden uitgevoerd.
Een uitermate praktische uitvoeringsvorm kan worden verkregen indien de verbindingsorganen zijn uitgevoerd als bouten en waarbij voor iedere bout een moer aan de van het slijtlichaam afgekeerde zijde van het menglichaam is voorzien waarbij de moer op de bout is geschroefd en het menglichaam en het slijtichaam tegen elkaar worden geklemd door de boutkop van de bout en door de moer.
De uitvinding kan met name, maar niet uitsluitend, met voordeel worden toegepast indien althans een deel van de omtreksrand van het slijtlichaam snijtanden vormen.
Het is verrassenderwijs gebleken dat het mengproces er bij gebaat kan zijn indien althans een deel van de omtrek van het slijtlichaam golfvormig is.
Het kan verder voordelig zijn dat althans een deel van de omtreksrand van het slijtichaam in dwarsdoorsnede is afgeschuind. Met behulp van een dergelijke afschuining kan bijvoorbeeld een goede aansluiting worden verkregen op een getrapte vorm het plaatvormig menglichaam zoals navolgend nog als mogelijke uitvoeringsvorm aan de orde zal komen. Een dergelijke afschuining kan verder ook voordelig zijn voor geleiding van door de menginrichting te mengen materiaal.
In een verdere uitvoeringsvorm is de menginrichting voorzien van een aantal losmaakbaar met het menglichaam verbonden slijtlichamen die op elkaar aansluiten, waarbij het aantal slijtichamen gezamenlijk langs ten minste 90 % van de lengte van de buitenste omtreksrand van het menglichaam, bij voorkeur langs de volledige lengte van de buitenste omtreksrand van het menglichaam, kunnen zijn voorzien. Bij dergelijke percentages wordt door de slijtichamen een hoge bijdrage geleverd aan de levensduur van het mengorgaan.
In een verdere uitvoeringsvorm omvat het aantal slijtichamen ten minste een slijtichaam aan althans een deel van de omtrek waarvan snijtanden zijn voorzien en ten minste een slijtlichaam omvat aan de omtrek waarvan geen snijtanden zijn voorzien en althans een deel van welk omtrek bij voorkeur golfvormig is.
Indien het plaatvormige menglichaam in een dwarsdoorsnede een getrapte vorm heeft met een eerste trapdeel en een aan de radiale buitenzijde van het eerste trapdeel met het eerste trapdeel verbonden tweede trapdeel waarbij in de dwarsdoorsnede en in een richting evenwijdig aan de centrale as het eerste trapdeel en het tweede trapdeel op een trapafstand van elkaar zijn gelegen, waarbij het slijtlichaam tegen het tweede trapdeel aanligt, kan het voordeel worden verkregen dat het plaatvormig menglichaam een hogere stijfheid heeft vergeleken met de situatie waarbij er geen sprake is van dergelijke trapdelen. Daardoor kan voor het bereiken van een gelijke stijfheid de dikte van het plaatvormig menglichaam kleiner worden gekozen. Verder kan het voordeel worden verkregen dat het slijtlichaam als het ware verzonken is gelegen en daardoor minder onderhevig is aan slijtage. Binnen het kader van deze specifieke uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het overigens niet nodig dat het plaatvormige menglichaam over de volledige lengte van de omtreksrand daarvan een getrapte dwarsdoorsnede heeft, welke dwarsdoorsnede zich dus dwars op die omtreksrand uitstrekt.
Genoemde voordelen zijn ook aan de orde bij menginrichtingen volgens de stand van de techniek. Dan is er sprake van een menginrichting omvattende een houder voor het in een mengruimte van de houder houden van te mengen materiaal, een mengorgaan dat in de mengruimte is voorzien, een centrale as heeft en ten opzichte van de houder roteerbaar is om een rotatie-as die samenvalt met de centrale as voor het tijdens rotatie van het mengorgaan mengen van het te mengen materiaal in de mengruimte, het mengorgaan omvattende een aslichaam en een plaatvormige menglichaam dat zich rondom het aslichaam uitstrekt, met het aslichaam is verbonden en een omtreksrand heeft, alsmede een plaatvormig slijtichaam, verbindingsorganen ieder met een kop en een schacht die aan één uiteinde daarvan aansluit op de kop, waarbij de schachten van de verbindingsorganen zich respectievelijk uitstrekken door of althans in bijbehorende met elkaar uitgelijnde eerste gaten in het slijtlichaam en tweede gaten in het menglichaam en middels welke verbindingsorganen het ten minste ene slijtlichaam losmaakbaar met het menglichaam is verbonden waarbij het ten minste ene slijtlichaam zich ten minste deels aan de buitenzijde van de omtreksrand uitstrekt, waarbij het plaatvormige menglichaam in een dwarsdoorsnede een getrapte vorm heeft met een eerste trapdeel en een aan de radiale buitenzijde van het eerste trapdeel met het eerste trapdeel verbonden tweede trapdeel waarbij in de dwarsdoorsnede en in een richting evenwijdig aan de centrale as het eerste trapdeel en het tweede trapdeel op een trapafstand van elkaar zijn gelegen, waarbij het slijtlichaam tegen het tweede trapdeel aanligt.
Het voornoemde voordeel van de verzonken ligging van het slijtichaam kan met name aan de orde zijn indien de grootte van de trapafstand gelegen is tussen 50 % en 150 % van de dikte van het slijtlichaam, bij voorkeur tussen 90 % en 110 % van de dikte van het slijtlichaam.
In een praktische uitvoeringsvorm is het menglichaam ten minste deels schroefvormig is, en/of is de rotatie-as verticaal georiénteerd en/of is de 5 menginrichting voorzien van een verrijdbaar chassis met daarop de houder.
Behalve op een menginrichting heeft de onderhavige uitvinding ook betrekking op een mengorgaan als zodanig alsmede op een plaatvormig slijtlichaam als zodanig voor toepassing in een menginrichting volgens de uitvinding zoals voorgaand, aan de orde gekomen.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een slijtichaam voor toepassing in een menginrichting volgens de uitvinding. De werkwijze omvat de stappen van - het verschaffen van een plaatvormig basislichaam, - het plastisch vervormen van het plaatvormig basislichaam dusdanig dat een rondgaande verhoogde rand wordt gevormd, - het maken van een doorgaand gat aan de binnenzijde van de verhoogde rand.
Aldus kan op efficiënte wijze een slijtichaam worden vervaardigd. Alhoewel het binnen het kader van de uitvinding mogelijk is dat het doorgaande gat wordt gemaakt voordat middels plastische vervorming de rondgaande verhoogde rand is gevormd, waarbij dus bij het maken van het doorgaande gat moet worden geanticipeerd op de uiteindelijke positie van de rondgaande verhoogde rand, geniet het de voorkeur dat het doorgaande gat pas wordt gemaakt nadat de rondgaande verhoogde rand is gevormd omdat dan de vorming van de rondgaande verhoogde rand geen invloed heeft op de vorm van het doorgaande gat.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de omschrijving van mogelijke uitvoeringsvormen van de uitvinding aan de hand van de navolgende figuren: Figuur 1 toont in perspectivisch aanzicht een menginrichting volgens de uitvinding; Figuur 2 toont in perspectivisch aanzicht een mengorgaan zoals toegepast in de menginrichting volgens figuur 1;
Figuren 3a, 4a en 5a tonen in perspectivisch aanzicht achtereenvolgende fasen van het productieproces van een menglichaam deel uitmakend van een mengorgaan volgens figuur 2; Figuren 3b, 4b en 5b tonen de dwarsdoorsneden volgens lijnen IIb — lb, IVb — IVb en Vb — Vb in de respectievelijke figuren 3a, 4a en 5a; Figuren 6, 7a, 8a, en 9a tonen in perspectivisch aanzicht achtereenvolgende fasen van het productieproces van een slijtichaam deel uitmakend van een mengorgaan volgens figuur 2; Figuren 7b, 8b en 8b tonen de dwarsdoorsneden volgens lijnen VIIb —Vllb, VIllb = VIIIb en IXb — IXb in de respectievelijke figuren 7a, 8a en 9a; Figuren 10a en 10b tonen in dwarsdoorsneden details van een mengorgaan volgens twee respectievelijke uitvoeringsvormen; Figuur 11a toont in perspectivisch aanzicht een andere uitvoeringsvorm van een slijtorgaan; Figuur 11b toont de dwarsdoorsnede volgens lijn XIb — Xlb in figuur 11a; Figuur 12a toont in perspectivisch aanzicht nog een andere uitvoeringsvorm van een slijtorgaan; Figuur 12b toont de dwarsdoorsnede volgens lijn Xllb — XIb in figuur 124; Figuur 1 toont een als getrokken voermengwagen 1 uitgevoerde menginrichting volgens de uitvinding. Voermengwagens zijn de vakman op zich bekend en vinden toepassing bij het mengen en snijden van voer en het gedoseerd afgeven voer aan vee. De voermengwagen 1 omvat een verrijdbaar chassis 2 met daarop een kuip 3. In de kuip 3 zijn twee, als vijzels 4 uitgevoerde, mengorganen voorzien die zich loodrecht op de bodem 5 van de kuip 3 uitstrekken en ieder roteerbaar zijn middels niet nader getoonde aandrijfmiddelen om respectievelijke rotatie-assen 6. Rotatie-assen 6 zijn verticaal of althans loodrecht op de bodem 5 georiënteerd.
Figuur 2 toont een vijzel 4 meer in detail inclusief een cilindrisch aslichaam 11 en een daaraan vast gelast conisch geleidingselement 7. De hartlijn van het cilindrisch aslichaam 11 valt samen met die van de (bijbehorende) rotatie-as 6. Aan het onderste uiteinde strekt aslichaam 11 zich uit door een centrale opening in het geleidingselement 7. Aan het bovenste uiteinde 12 is het aslichaam afsgeschuind. Verder omvat vijzel 4 een als zogenaamd vijzellint 13 uitgevoerde plaatvormig menglichaam 13. Vijzellint 13 is spiraalvormig en bestaat uit drie aan elkaar gelaste vijzellintdelen 13a, 13b en 13c. Vijzellintdelen 13b en 13c zijn aan hun binnenzijden aan de buitenzijde van het aslichaam 11 gelast. Vijzellintdeel 13a strekt zich uit rondom geleidingselement 7 en is daaraan vast gelast.
Vijzellint 13 heeft aan de van het aslichaam 11 afgekeerde zijde een spiraalvormige omtreksrand 14 die grotendeels schuil gaat in figuur 2. Aan het onderste uiteinde heeft die spiraalvorm een grotere diameter dan aan het bovenste uiteinde. Meer specifiek verloopt de diameter d13a van de spiraalvorm van het onderste vijzellintdeel vanaf de onderzijde van 190 cm naar 120 cm op de helft van de lengte van vijzellintdeel, oftewel na een kwartslag. Daarboven is de diameter d13a constant. De diameter d13b van de spiraalvorm van het middelste vijzellintdeel d13b is eveneens niet constant over de lengte daarvan. De grootte van d13b verloopt namelijk geleidelijk van 120 cm aan het onderste uiteinde van vijzellintdeel 13b naar 85 cm aan het bovenste uiteinde van vijzellintdeel 13b. De diameter d13c van de spiraalvorm van het bovenste vijzellintdeel 13c is wel constant over de volledige lengte daarvan en heeft een grootte van 85 cm. In zijn algemeenheid geldt dat het vijzellint 13 in zij-aanzicht in hoofdzaak een tapse vorm heeft. De vijzellintdelen 13a, 13b en 13c strekken zich respectievelijk uit over een booghoek van 180 graden, 360 graden en 345 graden. Met nadruk wordt gesteld dat de in deze paragraaf genoemde waarden slechts als illustratief voorbeeld dienen. Met name, maar niet uitsluitend, de diameterwaarden kunnen zowel groter als kleiner zijn dan de genoemde waarden, bijvoorbeeld tot 30 % kleiner en tot 30 % groter. Vijzellintdelen 13a, 13b en 13c verschillen verder van elkaar doordat vijzellintdelen 13b en 13c, in tegenstelling tot vijzellintdeel 13a, een getrapte vorm in dwarsdoorsnede heeft zoals navolgend nog zal worden toegelicht aan de hand van de figuren 3a tm 5b, 12a en 12b.
Vijzel 4 omvat verder een aantal op elkaar aansluitende slijtichamen 21a tot en met 21m die, in bovenaanzicht of althans in aanzicht evenwijdig aan rotatie- as 6 gezien, de omtreksrand 14 grotendeels afdekken en daartoe aan de bovenzijde van het vijzellint 13 zijn voorzien en daarmee op een nog nader te omschrijven wijze losmaakbaar zijn verbonden. Aangezien het vijzellint 13 juist aan de bovenzijde daarvan en aan de buitenzijde daarvan de meeste neiging tot slijtage heeft, is het voordelig dat de slijtichamen aan de bovenzijde van het vijzellint 13 zijn voorzien.
Daarmee is niet uitgesloten dat de slijtlichamen in een alternatieve uitvoeringsvorm ook aan de onderzijde van het vijzellint 13 zouden kunnen zijn voorzien.
De slijtichamen 21b, 21c, 21e, 21f, 21h, 21j, 211 en 21m zijn uitgevoerd als snijlichamen en hebben aan hun buitenzijden tanden 22 ten behoeve van het snijden van voer in de kuip 3 van de voermengwagen 1. De overige slijtichamen 21a, 21d, 219, 21i en 21k zijn niet uitgevoerd als snijlichamen maar schermen eveneens de omtreksrand 14 van het vijzellint 11 af tegen slijtage daarvan.
Genoemde overige slijtichamen hebben, met uitzondering van het onderste slijtichaam 21a, aan het buitenste deel van hun omtrek een golvend patroon 23. Hierdoor hebben deze slijtichamen ook een masserende werking op het voer in de kuip 3 van de voermengwagen 1. Vanwege die masserende werking komt het te mengen/snijden voer meer in beweging.
Slijtlichaam 21a is relatief groot aangezien in het onderste deel van de kuip 3 de neiging tot slijtage het grootst is.
Voor zover het onderscheid tussen de verschillende slijtlichamen 21a tot en met 21m niet van belang is zal navolgend het verwijzingscijfer 21 worden gehanteerd voor alle slijtlichamen 21a tot en met 21m, ongeacht de uitvoeringsvorm daarvan.
Aan de naar elkaar toegekeerde uiteinden is de omtrek van de slijtlichamen 21 hetzij hol (24 in figuur 8), hetzij bol (25 in figuur 6)waarbij de holle en bolle vormen complementair zijn en derhalve in elkaar passen zodat een goede onderlinge aansluiting van de slijtlichamen 21 wordt verkregen.
De slijtichamen 21 vormen aldus gezamenlijk als het ware een spiraalvormig lint dat de omtreksrand 14 van het vijzellint 13 vrijwel volledig afschermt.
De enige uitzondering vormt het bovenste uiteinde van de omtreksrand 14 zoals zichtbaar in figuur 2. Figuur 6 tot en met 9b hebben betrekking op achtereenvolgende stappen bij de vervaardiging van een snijlichaam 21b (of identiek snijlichaam 21c). Figuur 6 toont een plaatvormig basislichaam 31 zoals dat uit plaatstaal met een dikte gelegen tussen 5 mm en 10 mm, bijvoorbeeld ter grootte van 8 mm is gesneden.
In bovenaanzicht heeft het basislichaam 31 een licht gekromde langwerpige vorm met een gekromde binnenrand 32a en een gekromde buitenrand 32b en met een holte 24 aan één uiteinde 24 en een tegenover gelegen bol uiteinde 25. Vanaf het bolle uiteinde 25 wijken de buitenranden 32a en 32b enigszins van elkaar waardoor het basislichaam ook een enigszins tapse vorm heeft.
In figuren 7a en 7b is zichtbaar hoe middels plastische vervorming in een pers vier ronde verdiepingen 33 met daar rond omheen een verhoogde rondgaande rand 34 zijn gevormd. Aan de binnenzijde van die verhoogde randen 34 is er sprake van respectievelijk hellende flanken 35 terwijl er aan de buitenzijde van de verdieping en aan de tegenover de tegen de verhoogde randen 34 gelegen zijde van het basislichaam eveneens sprake is van rondgaande hellende flanken 38.
In figuren 8a en 8b is zichtbaar hoe vervolgens ter plaatse van die ronde uitsparingen 34 vierkante doorgaande gaten 37 middels ponsbewerkingen zijn aangebracht. In de figuren 9a en 9b is te zien hoe vervolgens ter plaatse van de gekromde buitenrand 32b middels machinale bewerking voornoemde tanden 22 zijn aangebracht.
In figuur 10a is zichtbaar hoe het snijlichaam 21b losmaakbaar met vijzellint 13 is verbonden. In het vijzellint 13 zijn doorgaande gaten zoals de, in figuren 3a, 4a, 5a, 11a en 12a weergegeven doorgaanden gaten 41 voorzien op overeenkomstige posities als die van gaten 37 zodat gaten 37 kunnen worden uitgelijnd ten opzichte van gaten 41. Dat gaten 41 hebben aan hun naar het snijlichaam 21b gekeerde zijde een tapse vorm met rondgaande hellende flank 42. Het snijlichaam 21b is tegen de bovenzijde van het vijzellint 13 gepositioneerd dusdanig dat gaten 37 in het snijlichaam 21b zijn uitgelijnd met bijbehorende gaten 41 in het vijzellint. De hellende flanken 36 en 42 liggen daarbij tegen elkaar aan waardoor de hoogte van het gat 37 zich deels uitstrekt binnen de dikte van het vijzellint 13.
Voor het losmaakbaar met elkaar verbinden van het snijlichaam 21b aan het vijzellint 13 is gebruik gemaakt van verzonken bouten 51, bij voorkeur van hardmetaal, die ieder een conische kop 52 en een op de kop 52 aansluitende schacht 53 hebben, en van moeren 54. Aan het naar de kop 52 gerichte uiteinde ter plaatse van verwijzingscijfer 53a heeft de schacht 53 een vierkante dwarsdoorsnede die juist pastin gat 37 en daar vormgesloten in kan worden opgenomen. De rest van de schacht 53 is voorzien van een schroefdraad 53b. De bout 51 is met de schacht 53 door de met elkaar uitgelijnde gaten 37 en 41 gestoken waarbij de conische kop 52 aanligt tegen de hellende flank 35. De moer 54 is op het schroefdraad 53b gedraaid en door geschikte aandraaiing van moer 54 is snijlichaam 21b met klemming tegen het vijzellint getrokken. De kop 52 van de bout 51 strekt zich volledig uit onder de bovenzijde van de verhoogde rand 34. Daardoor wordt kop 52 afgeschermd tegen slijtage welke optreedt vanwege wrijving door het voer in de kuip 3 tijdens rotatie van een vijzel 4 om de bijbehorende rotatie-as 8. Met stippellijn 57 is verder in figuren 10a en 10b weergegeven tot welke dikte het snijlichaam 21b/21b' vanaf de bovenzijde kan zijn afgesleten voordat vervanging noodzakelijk is. Genoemde dikte is dan ongeveer gehalveerd. Bout 51 is dan nog steeds in staat, ondanks de slijtage van de kop 52 daarvan, om voor een voldoende betrouwbare verbinding tussen het snijlichaam 21b/21b’ enerzijds en het vijzellint 13 zorg te dragen.
Het is ook denkbaar dat eerst doorgaande gaten in het basislichaam 31 worden aangebracht en dat daarna het basislichaam 31 pas plastische ter plaatse van die gaten wordt vervormd middels een persbewerking om rondom die gaten een verhoogde rand te verkrijgen. Tijdens die plastische vervorming zullen die doorgaande gaten in het basislichaam 31 ook vervormen waardoor doorgaande gaten 37’ ontstaan zoals is weergegeven in figuur 10b voor snijlichaam 21b’. De betreffende gaten 37’ zijn dan bij voorkeur rond in plaats van vierkant vanwege de vervorming die de gaten 37’ ondergaan vanwege de navolgende persbewerking.
Figuren 3a tm 5b hebben betrekking op achtereenvolgende stappen bij de vervaardiging van een vijzellintdeel 13b. Aan de hand van de beschrijving zal de vakman ook begrijpen hoe vijzellintdelen 13a en 13c kunnen worden vervaardigd. Figuren 3a en 3b tonen een plaatvormig basislichaam 61 zoals dat uit plaatstaal met een dikte gelegen tussen 12 mm en 25 mm, bijvoorbeeld 18 mm, is gesneden. Basislichaam 81 is in bovenaanzicht slakvormig waarbij de diameter verloopt van een grootte van d13a naar een grootte van d13b. Ter plaatse van de overgang tussen voornoemde diameters is een naad 62 aanwezig. Het basislichaam is verder voorzien van een centraal gat 64 waarvan de diameter is afgestemd op die van aslichaam 11 zodat het aslichaam 11 juist in het gat 64 past na vervorming daarvan volgens figuren 5a/5b. Langs de buitenste omtreksrand 63 van de basisplaat 61 zijn voornoemde gaten 41 voorzien.
In figuren 4a en 4b is zichtbaar hoe middels plastische vervorming in een pers het basislichaam 61 een getrapte vorm heeft gekregen. Meer specifiek wordt deze getrapte vorm bepaald door een eerste, slakvormig, trapdeel 65 en een op de binnenzijde daarvan via een verlooprand 66 aansluitend tweede, eveneens slakvormig trapdeel 67. De verlooprand 66 heeft in dwarsdoorsnede een hellend verloop zoals getoond in figuur 4b maar ook in figuren 12a en 12b. Voornoemde gaten 41 zijn opgenomen in het eerste trapdeel 65. De slakvormig verlopende strook die het eerste trapdeel 65 vormt heeft althans in hoofdzaak een constante breedte b. De grootte van b is typisch gelegen tussen 6 cm en 15 cm, bijvoorbeeld 10 cm. Vanwege de getrapte vorm is er sprake van een hoogteverschil tussen het eerste trapdeel 65 en het tweede trapdeel 67 ter grootte t. De grootte t kom bij voorkeur overeen met de dikte van de slijtdelen 21 maar kan bijvoorbeeld ook gelegen zijn tussen 50% en 150% van de dikte van de slijtdelen 21. In figuren 5a en 5b is zichtbaar hoe het vijzellintdeel 13b is gevormd door verdere plastische vervorming van het basislichaam 61 door de ter plaatse van naad 62 gelegen uiteinden van elkaar af te forceren in een richting loodrecht op basislichaam 61. Dankzij voornoemde getrapte vorm heeft vijzellintdeel 13b een verhoogde stijfheid ten opzichte van de hypothethische situatie dat vijzellintdeel 13b een dergelijke getrapte vorm niet zou hebben gehad.
De getrapte vorm biedt echter tevens de voordelige mogelijkheid dat een slijtdeel 21 als het ware verzonken kan worden verbonden met het vijzellint 13 waardoor het slijtdeel 21 minder onderhevig is aan slijtage. Bovendien zal het slijtdeel 21 aldus minder een obstakel kunnen vormen tijdens het reinigen van de vijzel 4. Dit is weergegeven in figuren 12a en 12b. Het bovenvlak van slijtmes 13 is uitgelijnd met het bovenvlak van het tweede trapdeel 67 van vijzellintdeel 13b. Het slijtmes 71 verschilt van slitmes 21b doordat de binnenste omtreksrand 72 neerwaarts is afgeschuind zodat deze afschuining aan kan sluiten op die van verlooprand 66. Aldus is er tussen die binnenste omtreksrand 72 en de verlooprand 66 slechts sprake van een verhoudingsgewijs kleine naad hetgeen uit oogpunt van het beperken van slijtage maar ook uit hygienisch oogpunt gunstig is omdat daar dan minder neiging zal bestaan voor voerresten om achter te blijven.
In een verder variant van slijtmes 71 zoals weergegeven in figuren 11a en 11b voor slijtmes 81 is de afschuining van de binnenste omtreksrand 82 gespiegeld ten opzichte van die van binnenste omtreksrand 72. De afschuining van de binnenste omtreksrand 82 is derhalve omhoog gericht. Slijtmes 81 is verbonden met het onderste vijzellintdeel 13a dat, zoals al eerder omschreven, anders dan vijzellintdelen 13b en 13c geen getrapte vorm heeft. De helling van de binnenste omtreksrand 72 zorgt er voor dat door voermengwagen 1 te mengen en snijden voer in houder 3 gemakkelijker vanaf het vijzellintdeel 13a over het snijmes 81 kan glijden en daardoor enerzijds minder aanleiding tot slijtage van het snijmes 81 zal geven en anderzijds het risico wordt beperkt dat voer op het vijzellint achterblijft.

Claims (28)

CONCLUSIES
1. Menginrichting omvattende een houder voor het in een mengruimte van de houder houden van te mengen materiaal, een mengorgaan dat in de mengruimte is voorzien, een centrale as heeft en ten opzichte van de houder roteerbaar is om een rotatie-as die samenvalt met de centrale as voor het tijdens rotatie van het mengorgaan mengen van het te mengen materiaal in de mengruimte, het mengorgaan omvattende een aslichaam en een plaatvormige menglichaam dat zich rondom het aslichaam uitstrekt, met het aslichaam is verbonden en, aan de van het aslichaam afgekeerde zijde, een omtreksrand heeft, alsmede een plaatvormig slijtlichaam, verbindingsorganen ieder met een kop en een schacht die aan één uiteinde daarvan aansluit op de kop, waarbij de schachten van de verbindingsorganen zich respectievelijk uitstrekken door of althans in bijbehorende met elkaar uitgelijnde eerste gaten in het slijtlichaam en tweede gaten in het menglichaam en middels welke verbindingsorganen het ten minste ene slijtlichaam losmaakbaar met het menglichaam is verbonden waarbij het ten minste ene slijtlichaam zich ten minste deels aan de buitenzijde van de omtreksrand uitstrekt, met het kenmerk, dat aan de omtrek van ieder van de eerste gaten in het slijtichaam aan de van het menglichaam afgekeerde zijde een verhoogde rand is voorzien.
2. Menginrichting volgens conclusie 1, waarbij de kop van ieder verbindingsorgaan zich volledig onder het hoogste niveau van de verhoogde rand om het bijbehorende eerste gat in het slijtlichaam uitstrekt.
3. Menginrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij iedere verhoogde rand aan de naar het eerste gat gekeerde zijde een hellende flank heeft.
4. Menginrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij iedere verhoogde rand is vervaardigd door plastische vervorming van het slijtichaam.
5. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het slijtichaam is vervaardigd vanuit een plaat en ieder eerste gat in het slijtlichaam zich ten minste deels aan de van de bijbehorende verhoogde rand afgekeerde zijde van de dikte van de plaat uitstrekt.
6. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het menglichaam ter plaatse van de tweede gaten daarin aan de naar het slijtlichaam gekeerde zijde is voorzien van uitsparingen in het midden waarvan de bijbehorende tweede gaten zijn voorzien waarbij delen van het slijtichaam die de eerste gaten omgeven zich binnen de uitsparingen uitstrekken.
7. Menginrichting volgens conclusie 6, waarbij iedere uitsparing een hellende flank heeft.
8. Menginrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij iedere uitsparing door machinale bewerking van het menglichaam is vervaardigd.
9. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de verbindingsorganen zijn uitgevoerd als bouten en waarbij voor iedere bout een moer aan de van het slijtichaam afgekeerde zijde van het menglichaam is voorzien waarbij de moer op de bout is geschroefd en het menglichaam en het slijtlichaam tegen elkaar worden geklemd door de boutkop van de bout en door de moer.
10. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij althans een deel van de omtreksrand van het slijtlichaam snijtanden vormen.
11. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij althans een deel van de omtrek van het slijtlichaam golfvormig is.
12. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij althans een binnenste deel van de omtreksrand van het slijtichaam in dwarsdoorsnede is afgeschuind.
13. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de menginrichting is voorzien van een aantal losmaakbaar met het menglichaam verbonden slijtlichamen die op elkaar aansluiten.
14. Menginrichting volgens conclusie 13, waarbij het aantal slijtlichamen gezamenlijk langs ten minste 90 % van de lengte van de omtreksrand van het menglichaam zijn voorzien.
15. Menginrichting volgens conclusie 14, waarbij het aantal slijtlichamen ten minste een slijtichaam omvat aan althans een deel van de omtrek waarvan snijtanden zijn voorzien en ten minste een slijtichaam omvat aan de omtrek waarvan geen snijtanden zijn voorzien en althans een deel van welk omtrek bij voorkeur golfvormig is.
16. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het plaatvormige menglichaam in een dwarsdoorsnede een getrapte vorm heeft met een eerste trapdeel en een aan de radiale buitenzijde van het eerste trapdeel met het eerste trapdeel verbonden tweede trapdeel waarbij in de dwarsdoorsnede en in een richting evenwijdig aan de centrale as het eerste trapdeel en het tweede trapdeel op een trapafstand van elkaar zijn gelegen, waarbij het slijtichaam tegen het tweede trapdeel aanligt.
17. Menginrichting volgens conclusie 16, waarbij de grootte van de trapafstand gelegen is tussen 50 % en 150 % van de dikte van het slijtlichaam, bij voorkeur tussen 90 % en 110 % van de dikte van het slijtlichaam.
18. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het menglichaam ten minste deels schroefvormig is.
19. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de rotatie-as verticaal is georiënteerd.
20. Menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de menginrichting is voorzien van een verrijdbaar chassis met daarop de houder.
21. Mengorgaan voor toepassing in een menginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een aslichaam en een plaatvormige menglichaam dat zich rondom het aslichaam uitstrekt, met het aslichaam is verbonden en, aan de van het aslichaam afgekeerde zijde, een omtreksrand heeft, alsmede een plaatvormig slijtlichaam, verbindingsorganen ieder met een kop en een schacht die aan één uiteinde daarvan aansluit op de kop, waarbij de schachten van de verbindingsorganen zich respectievelijk uitstrekken door of althans in bijbehorende met elkaar uitgelijnde eerste gaten in het slijtichaam en tweede gaten in het menglichaam en middels welke verbindingsorganen het ten minste ene slijtlichaam losmaakbaar met het menglichaam is verbonden waarbij het ten minste ene slijtichaam zich ten minste deels aan de buitenzijde van de omtreksrand uitstrekt, met het kenmerk, dat aan de omtrek van ieder van de eerste gaten in het slijtichaam aan de van het menglichaam afgekeerde zijde een verhoogde rand is voorzien.
22. Plaatvormig slijtlichaam voor toepassing in een menginrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 20, waarbij in het slijtlichamen eerste gaten zijn voorzien en aan de omtrek van ieder van de eerste gaten in het slijtlichaam een verhoogde rand is voorzien.
23. Werkwijze voor het vervaardigen van een slijtichaam voor toepassing in een menginrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 20, omvattende de stappen van - het verschaffen van een plaatvormig basislichaam, - het plastisch vervormen van het plaatvormig basislichaam dusdanig dat een rondgaande verhoogde rand wordt gevormd,
- het maken van een doorgaand gat aan de binnenzijde van de verhoogde rand.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, waarbij het doorgaand gat over ten minste een deel van de lengte er van een vierkante dwarsdoorsnede heeft.
25 Werkwijze volgens conclusie 23 of 24, waarbij het doorgaande gat in langsdoorsnede ten minste deels een tapse vorm heeft.
26. Werkwijze voor het vervaardigen van een menglichaam voor toepassing in een menginrichting volgens conclusie 16, omvattende de achtereenvolgende stappen van - het verschaffen van een plaatvormig basislichaam met aan de buitenzijde een boogvormige omtreksrand, een centrale opening en een doorgang tussen de centrale opening en de buitenomtrek, - het plastisch vervormen van het basislichaam zodat het basislichaam in een dwarsdoorsnede een getrapte vorm heeft met een eerste trapdeel en een aan de radiale buitenzijde van het eerste trapdeel met het eerste trapdeel verbonden tweede trapdeel waarbij in de dwarsdoorsnede en in een richting loodrecht op het vlak van het basislichaam zoals verschaft het eerste trapdeel en het tweede trapdeel op een trapafstand van elkaar zijn gelegen, - het plastisch vervormen van het basislichaam zodat deze een spiraalvormig verloop heeft en de hartlijn van de spiraalvorm zich door de centrale opening uitstrekt.
27. Werkwijze volgens conclusie 28, waarbij voorafgaand aan het plastisch vervormen van het basislichaam nabij de omtreksrand doorgaande gaten in het basislichaam zijn of worden voorzien.
28. Werkwijze volgens conclusie 25 of 26 waarbij de booghoek behorende bij de boogvormige omtrek is gelegen tussen 170 graden en 360 graden.
NL2027346A 2021-01-19 2021-01-19 Menginrichting NL2027346B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2027346A NL2027346B1 (nl) 2021-01-19 2021-01-19 Menginrichting
CA3205549A CA3205549A1 (en) 2021-01-19 2022-01-19 Mixing device
PCT/NL2022/050023 WO2022158973A1 (en) 2021-01-19 2022-01-19 Mixing device
US18/260,863 US20240058774A1 (en) 2021-01-19 2022-01-19 Mixing Device
EP22700696.2A EP4280866A1 (en) 2021-01-19 2022-01-19 Mixing device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2027346A NL2027346B1 (nl) 2021-01-19 2021-01-19 Menginrichting

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2027346B1 true NL2027346B1 (nl) 2022-07-25

Family

ID=74669492

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2027346A NL2027346B1 (nl) 2021-01-19 2021-01-19 Menginrichting

Country Status (5)

Country Link
US (1) US20240058774A1 (nl)
EP (1) EP4280866A1 (nl)
CA (1) CA3205549A1 (nl)
NL (1) NL2027346B1 (nl)
WO (1) WO2022158973A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20230091209A1 (en) * 2021-09-17 2023-03-23 Nolan Den Boer Bale ripper assembly for feed mixer apparatus
CN114797639B (zh) * 2022-05-27 2023-05-09 安徽永昌新材料有限公司 一种便于清理的聚酯树脂用搅拌装置及其搅拌方法

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1601228A (en) * 1978-05-26 1981-10-28 Wearports Ltd Mixer blade
US6328465B1 (en) 1999-08-13 2001-12-11 Jay-Lor Fabricating Inc. Vertical feed mixer with auger having center post with sloped top
DE202004014031U1 (de) * 2004-09-08 2006-01-12 Trioliet Mullos B.V. Mischvorrichtung

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202004013031U1 (de) 2004-08-17 2004-11-18 Naumann, Rainer Indirekte oder direkte Beleuchtung mittels LED-Technik mit und ohne berührungsloser Schaltung der Leuchte

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1601228A (en) * 1978-05-26 1981-10-28 Wearports Ltd Mixer blade
US6328465B1 (en) 1999-08-13 2001-12-11 Jay-Lor Fabricating Inc. Vertical feed mixer with auger having center post with sloped top
DE202004014031U1 (de) * 2004-09-08 2006-01-12 Trioliet Mullos B.V. Mischvorrichtung

Also Published As

Publication number Publication date
US20240058774A1 (en) 2024-02-22
EP4280866A1 (en) 2023-11-29
CA3205549A1 (en) 2022-07-28
WO2022158973A1 (en) 2022-07-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2027346B1 (nl) Menginrichting
EP2426369B1 (de) Bremsscheibenabdeckung für eine Bremsscheibe einer Scheibenbremse
DE602004009936T2 (de) Fräswerkzeug
EP2593291B1 (de) Torsionssonotrode und ultraschallschweissverfahren unter verwendung einer torsionssonotrode
EP1670608B1 (de) Schneideinsatz
CN1636660B (zh) 切削刀具及其部件,及制造这种切削刀具的方法
CN103221167B (zh) 刀具
NL8700156A (nl) Drijfriem, dwarselement voor een drijfriem en werkwijze en inrichting voor de vervaardiging daarvan.
CN103521818A (zh) 铣削刀片和铣削刀具
CN106715014A (zh) 旋转切削工具和用于其的具有可变宽度副后刀面的可翻转切削镶块
AT14282U1 (de) Doppelseitiger Schneideinsatz und Fräswerkzeug
WO2011098239A1 (de) Scheibenfräser, insbesondere zur bearbeitung von verzahnungen
EP0747156A1 (en) Cutting insert and cutter for milling
WO2013113523A1 (de) Sägeblatt
EP2839921A1 (en) A method of manufacturing a sink of stainless steel
WO2008052503A1 (de) Schlicht- /schruppfräser
US20140234038A1 (en) High shear cutting tool
DE202004004027U1 (de) Fächerschleifscheibe
US8734064B2 (en) Cutting insert for a machine tool
DE102005028796B4 (de) Belagträger für eine Scheibenbremse
EP2815835A1 (de) Sägeblatt mit kleinem Sägezahn
NL8103015A (nl) Ringvormige frees voor metalen werkstukken.
EP3463731B1 (de) Schneidplatte für ein fräswerkzeug und fräswerkzeug
DE19853894A1 (de) Mehrteiliger Synchronring
DE19929201C2 (de) Fräsring zur spanabhebenden Bearbeitung mindestens eines Werkstückes