NL2025821B1 - Een uitstroomelement voor het in een in hoofdzaak horizontaal vlak van een dak afvoeren van hemelwater. - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een uitstroomelement voor het in een in hoofdzaak horizontaal vlak van een dak afvoeren van hemelwater, welk uitstroomelement is samengesteld uit een uitlaatpijp voorzien van een inlaatopening en een uitlaatopening voor hemelwater, waarbij de uitlaatpijp met de inlaatopening op het dakoppervlak van het dak plaatsbaar is en met zijn uitlaatopening door een dakrand van het dak reikt, waarbij het uitstroomelement verder een plaat omvat, welke plaat is voorzien van een opening met een binnenafmeting gelijk aan de buitenafmeting van de uitlaatpijp, waarbij de plaat op enige afstand van de inlaatopening afdichtend om de uitlaatpijp is aangebracht en bij plaatsing op het dak vormbaar is naar de dakrand en het dakoppervlak.

Description

Korte aanduiding: Een uitstroomelement voor het in een in hoofdzaak horizontaal vlak van een dak afvoeren van hemelwater.

BESCHRIJVING De uitvinding heeft betrekking op een uitstroomelement voor het in een in hoofdzaak horizontaal vlak van een dak afvoeren van hemelwater.

Uitstroomelementen voor hemelwater zijn algemeen bekend en worden aangebracht in een plat dak ten behoeve van de afvoer van hemelwater via een regenpijp naar het rioleringssysteem.

Een variant van bekende uitstroomelementen bestaan uit een loden of anderszins vervormbare plaat, die met behulp van een klembus permanent op een mechanische wijze met een door het dak reikende uitlaatpijp wordt bevestigd. Een dergelijke variant is bijvoorbeeld bekend uit het Nederlandse octrooischrift nr. 2007002. De loden of anderszins vervormbare plaat kan ter plaatse handmatig of met een licht handgereedschap aan de contouren van het dak worden aangepast om vervolgens te worden bedekt met een passende dakbedekking.

De in NL-2007002 getoond uitstroomelement is gekenmerkt door een enigszins complexe vervaardigingswijze, waarbij de bevestiging tussen de verschillende onderdelen door mechanische vervorming van o.a. de uitlaatpijp en de klembus wordt bewerkstelligd. Het risico van een onvoldoende afdichtende passing tussen de onderdelen is niet uit te sluiten met als gevolg van een lekkend uitstroomelement in de dakconstructie.

De uitvinding beoogt een waterdicht uitstroomelement te verschaffen, dat de bovengenoemd bezwaar niet bezit en die bovendien eenvoudiger en met minder bewerkingen is te realiseren en eenvoudig op een plat dak te installeren is.

Hiertoe is het uitstroomelement samengesteld uit een uitlaatpijp voorzien van een inlaatopening en een uitlaatopening voor hemelwater, waarbij de uitlaatpijp met de inlaatopening op het dakoppervlak van het dak plaatsbaar is en met zijn uitlaatopening door een dakrand van het dak reikt, waarbij het uitstroomelement verder een plaat omvat, welke plaat is voorzien van een opening met een binnenafmeting gelijk aan de buitenafmeting van de uitlaatpijp, waarbij de plaat op enige afstand van de inlaatopening afdichtend om de uitlaatpijp is aangebracht en bij plaatsing op het dak vormbaar is naar de dakrand en het dakoppervlak.

Het voordeel van deze variant is dat het uitstroomelement niet door de dakconstructie, maar door de opstaande dakrand tot buiten het dak reikt voor het in een in hoofdzaak horizontale richting afvoeren van hemelwater. Daarnaast wordt een permanent afdichtende verbinding gerealiseerd tussen de uitlaatpijp en de plaat, waardoor lekkage tussen het dakconstructie en de dakbedekking niet mogelijk.

Meer specifiek is bij een uitvoeringsvorm de afdichting tussen de plaat en de uitlaatpijp gevormd door een lasnaad of is de afdichting tussen de plaat en de uitlaatpijp gevormd door een kitnaad.

Doordat voorafgaand aan de plaatsing van het uitstroomelement op het dak de plaat zich loodrecht uitstrekt ten opzichte van de langsrichting van de uitlaatpijp, is het uitstroomelement enerzijds eenvoudiger en met consistentere kwaliteitseisen kan worden geproduceerd. Daarnaast is een dergelijke gestandaardiseerde uitvoering beter aan te passen aan verschillende dakrandconstructies.

Bij een functionele uitvoering omvat het uitstroomelement voorts een afdichtingslaag, welke afdichtingslaag afdichtend op de plaat en rond de uitlaatpijp is aangebracht, waarbij de afdichtingslaag - na de plaatsing van het uitstroomelement op het dak - verwerkbaar is in of met een op het dak aangebrachte dakbedekkingslaag.

Daarbij kan de afdichtingslaag bitumen zijn. Meer specifiek bezit de uitlaatpijp een rechthoekige, waarbij de rechthoekige uitlaatpijp met zijn langszijde op het dakoppervlak plaatsbaar is. Door deze uitvoering is een stabiele plaatsing en oriëntatie op het dakoppervlak mogelijk, waarbij voorts door de plaatsing op de langszijde de grootste waterafvoer kan worden gerealiseerd.

Bij functionele uitvoeringsvormen, welke een snelle en efficiënte maar vooral voldoende waterafdichtende aansluiting op het dak mogelijk maken, maakt het deel van de plaat dat zich aan de van het dak afgekeerde langszijde van de uitlaatpijp uitstrekt een hoek ten opzichte van het dakoppervlak maakt van 30°-90°, in het bijzonder, in het bijzonder een hoek van 40°-75°, meer in het bijzonder een hoek van 40°-60°.

Voorts kan het deel van de plaat dat zich van de naar het dak toegekeerde langszijde van de uitlaatpijp uitstrekt parallel aan het dakoppervlak zijn omgevormd.

Een functionele uitvoeringsvorm van het uitstroomelement kan voorts een bladvanger of bladkorf omvatten, welke om de inlaatopening en tegen de plaat bevestigbaar is met de uitlaatpijp. op enige afstand van De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in:

Figuur 1 een schematische weergave van een dakconstructie voorzien van een uitvoeringsvoorbeeld van een uitstroomelement volgens de uitvinding; Figuur 2 een aanzicht van het uitstroomelement uit Figuur 1.

Voor een beter begrip van de uitvinding worden in de navolgende figuurbeschrijving de in de verschillende figuren getoonde overeenkomende onderdelen met identieke referentiecijfers aangeduid.

Referentie-cijfer 1 geeft schematisch een gebouw weer voorzien van een dak 2. Het dak 2 is uitgevoerd als een plat dak voorzien van een dakrand 3. Een voorbeeld van een uitstroomelement volgens de uitvinding voor het in een in hoofdzaak horizontaal vlak van het dak 3 afvoeren van hemelwater 100 is aangeduid met referentie- cijfer 10.

Dit uitstroomelement 10 is samengesteld uit een uitlaatpijp 11 voorzien van een inlaatopening 11a en een uitlaatopening 11b voor hemelwater 100. De uitlaatpijp 11 is daarbij op het dak 2 geplaatst, zodanig dat inlaatopening 11 op het dakoppervlak van het dak 2 is geplaatst. De uitlaatpijp 11 is verder geleid door een in een dakrand 3 aanwezige opening en eindigt met zijn uitlaatopening 11b tot buiten het dakoppervlak van het dak 2 en sluit daarbij via een koppelstuk 5 op een hemelwaterafvoer (regenpijp) 4.

Het op het dak 2 verzamelende hemelwater 100 wordt via de inlaatopening 11a door de uitlaatpijp 11 (en de dakrand 3) naar de uitlaatopening 11b afgevoerd naar de hemelwaterafvoer (regenpijp) 4.

De uitlaatpijp 11 is bij voorkeur vervaardigd van een metaal, in het bijzonder van roestvrijstaal. Bij voorkeur heeft de uitlaatpijp 11 een rechthoekige doorsnede, zodanig dat de rechthoekige uitlaatpijp 11 met zijn langszijde (brede zijde) op het dak 2 is geplaatst. Een geschikte afmeting voor de rechthoekige uitlaatpijp 11 is 6 cm x10 cm (brede zijde) of 10 cm x 40 cm of 10 cm x 80 cm, de laatste twee varianten zijn (zeer) brede uitstroomelementen om grote hoeveelheden hemelwater van een dak af te spuwen.

Het uitstroomelement 10 is verder voorzien van een plaat 12, welke plaat 14 is voorzien van een opening 14c met een binnenafmeting gelijk aan de buitenafmeting van de uitlaatpijp 11. De plaat 12 op enige afstand van de inlaatopening 11a afdichtend om de uitlaatpijp 11 aangebracht. De afdichting 13 tussen de plaat 12 en de uitlaatpijp 11 is bij voorkeur gevormd door een lasnaad. Als alternatief is de afdichting 13 tussen de plaat 12 en de uitlaatpijp 11 gevormd door een kitnaad. Lassen verdient echter de voorkeur.

Zoals Figuur 2 toont strekt - voorafgaand aan de plaatsing van het uitstroomelement 10 op het dak 2 - de plaat 12 zich loodrecht uitstrekt ten opzichte van de langsrichting van de uitlaatpijp 11 en is het van het dak afgekeerde plaatdeel 12a en het naar het dak toegekeerde plaatdeel 12b bij plaatsing op het dak 2 vormbaar is naar de dakrand 2 en het dakoppervlak van het dak 2 (zie Figuur 1).

Ten behoeve van het realiseren van een goede waterafdichting van het uitstroomelement 10 bij de montage in de dakrand 3 en op het dak 2 is het uitstroomelement 10 voorts voorzien van een afdichtingslaag 14, welke afdichtingslaag 14 afdichtend op de plaat 12 en rond de uitlaatpijp 11 is aangebracht. De afdichtingslaag 14 is na de plaatsing van het uitstroomelement 10 op het dak 2 met zijn van resp. naar het dak gekeerde afdichtingslaagdeel 14b resp. 14a verwerkbaar in of met een op het dak 2 resp. dakrand 3 aangebrachte dakbedekkingslaag 6 resp. 6a. De afdichtingslaag 14 kan bitumen of enig andere teerachtig materiaal zijn, dat door middel van verwarming in en met de dakbedekkingslaag 6 te verwerken is.

Het deel 12a van de plaat 12 dat zich aan de van het dak 2 afgekeerde langszijde van de uitlaatpijp 11 uitstrekt en tegen de dakrand 3 is geplaatst maakt een hoek YW ten opzichte van het dakoppervlak van het dak 2 van 30°-90°, in het bijzonder, in het bijzonder een hoek van 40°-75°, meer in het bijzonder een hoek van 40°-60°.

Zoals duidelijk getoond in de Figuren is het deel 12b van de plaat 12 dat zich van de naar het dak 2 toegekeerde langszijde van de uitlaatpijp 11 uitstrekt parallel aan het dakoppervlak omgevormd. Het evenzo op dit plaatdeel 12b aangebrachte afdichtingslaagdeel 14b kan zodoende snel en effectief verwerkt worden in de dakbedekkingslaag 6.

Referentie-cijfer 20 betreft een bladvanger of bladkorf, welke om de inlaatopening 11a en tegen de plaat 12 bevestigbaar is met de uitlaatpijp 11 met behulp van een schroef of bout 21, welke door de bladvanger 20 en in het van het dak 2 afgekeerde langszijde van de uitlaatpijp 11 geschroefd kan worden. De bladvanger 20 voorkomt dan zich op het dak 2 verzamelde afval, zoals bladeren tijdens de afvoer van hemelwater via het uitstroomelement 10 de hemelwaterafvoer 4 kunnen verstoppen. De montage door middel van de schroef of bout 21 voorkomt verschuiven of wegwaaien door de natuurelementen.

REFERENTIE-CIJFERS 1 gebouw 2 dak 5 3 dakrand 4 hemelwaterafwatering (regenpijp) 5 koppeling hemelwaterafwatering - uitstroomelement 6 dakbedekkingslaag uitstroomelement 10 11 uitlaatpijp 11a inlaatopening van uitlaatpijp 11b uitlaatopening van uitlaatpijp 12 plaat 12a van dak afgekeerde plaatzijde 12b naar dak toegekeerde plaatzijde 13 lasnaad 14 afdichtingslaag 14a met de dakrand te verbinden afdichtingslaagdeel 14b met de dakbedekkingslaag te verbinden afdichtingslaagdeel 20 bladkorf of -bladvanger 21 bevestigingsbout of -schroef 100 hemelwater

Claims (12)

CONCLUSIES

1. Een uitstroomelement voor het in een in hoofdzaak horizontaal vlak van een dak afvoeren van hemelwater, welk uitstroomelement is samengesteld uit een uitlaatpijp voorzien van een inlaatopening en een uitlaatopening voor hemelwater, waarbij de uitlaatpijp met de inlaatopening op het dakoppervlak van het dak plaatsbaar is en met zijn uitlaatopening door een dakrand van het dak reikt, waarbij het uitstroomelement verder een plaat omvat, welke plaat is voorzien van een opening met een binnenafmeting gelijk aan de buitenafmeting van de uitlaatpijp, waarbij de plaat op enige afstand van de inlaatopening afdichtend om de uitlaatpijp is aangebracht en bij plaatsing op het dak vormbaar is naar de dakrand en het dakoppervlak.

2. Het uitstroomelement volgens conclusie 1, waarbij de afdichting tussen de plaat en de uitlaatpijp is gevormd door een lasnaad.

3. Het uitstroomelement volgens conclusie 1, waarbij de afdichting tussen de plaat en de uitlaatpijp is gevormd door een kitnaad.

4. Het uitstroomelement volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij - voorafgaand aan de plaatsing van het uitstroomelement op het dak - de plaat zich loodrecht uitstrekt ten opzichte van de langsrichting van de uitlaatpijp.

5. Het uitstroomelement volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het uitstroomelement voorts een afdichtingslaag omvat, welke afdichtingslaag afdichtend op de plaat en rond de uitlaatpijp is aangebracht.

6. Het uitstroomelement volgens conclusie 5, waarbij de afdichtingslaag — na de plaatsing van het uitstroomelement op het dak - verwerkbaar is in of met een op het dak aangebrachte dakbedekkingslaag.

7. Het uitstroomelement volgens conclusie 5 of 6, waarbij de afdichtingslaag bitumen is.

8. Het uitstroomelement volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de uitlaatpijp een rechthoekige doorsnede bezit.

9. Het uitstroomelement volgens conclusie 8, waarbij de rechthoekige uitlaatpijp met zijn langszijde op het dakoppervlak plaatsbaar is.

10. Het uitstroomelement volgens conclusie 9, waarbij het deel van de plaat dat zich aan de van het dak afgekeerde langszijde van de uitlaatpijp uitstrekt een hoek ten opzichte van het dakoppervlak maakt van 30°-90°, in het bijzonder, in het bijzonder een hoek van 40°-75°, meer in het bijzonder een hoek van 40°-60°.

11. Het uitstroomelement volgens conclusie 9 of 10, waarbij het deel van de plaat dat zich van de naar het dak toegekeerde langszijde van de uitlaatpijp uitstrekt parallel aan het dakoppervlak is omgevormd.

12. Het uitstroomelement volgens één of meer van de voorgaande conclusies, verder omvattende een bladvanger of bladkorf, welke om de inlaatopening en tegen de plaat bevestigbaar is met de uitlaatpijp.