NL2025007B1 - Éénrichtingshek voor het in één richting doorlaten van stalvee - Google Patents

Abstract

Eénrichtingshek voor het in één richting doorlaten van stalvee, omvattend een zwenkbeugel, een frame, een scharnierpen, en een aanslag. Het frame is voorzien van een eerste en een tweede been, voor het daartussen opnemen van de zwenkbeugel. Het eerste been is voorzien van een eerste gat en een tweede gat. Het tweede been is voorzien van ten minste één gat. De scharnierpen heeft een eerste bevestigingspositie waarbij de scharnierpen steekt door het eerste gat, een voet van de zwenkbeugel en een gat in het tweede been, zodat de zwenkbeugel onder invloed van de zwaartekracht in een eerste zwenkrichting zwenkt, en een tweede bevestigingspositie waarbij de scharnierpen steekt door het tweede gat, de voet van de zwenkbeugel en een gat in het tweede been, zodat de zwenkbeugel onder invloed van de zwaartekracht in een tweede zwenkrichting zwenkt, tegenovergesteld aan de eerste zwenkrichting.

Description

P121942NL00 Titel: Eénrichtingshek voor het in één richting doorlaten van stalvee

VELD De uitvinding heeft betrekking op een éénrichtingshek voor het in één richting doorlaten van stalvee, in het bijzonder een rund.

ACHTERGROND Traditionele éénrichtingshekken voor het in één richting doorlaten van stalvee, in het bijzonder een rund zijn voorzien van een zwenkbeugel en een frame dat voorzien is van een lijf dat zich in een lengterichting langs een lengteas uitstrekt. Het frame is verder voorzien van een eerste en een tweede haaks op het lijf staand been, die in de richting van de lengteas op afstand van elkaar zijn geplaatst. De zwenkbeugel is tussen deze benen opgenomen. Het éénrichtingshek is tevens voorzien van een scharnierpen voor het zwenkbaar bevestigen van de zwenkbeugel aan het frame. Het bekende éénrichtingshek kent een eerste uitvoering waarbij een door de scharnierpen bepaalde eerste scharnierhartlijn een eerste hoek insluit met een verticale hartlijn zodat de zwenkbeugel onder invloed van de zwaartekracht in een eerste zwenkrichting zwenkt. Het bekende éénrichtingshek kent verder een tweede uitvoeringsvorm die de lengterichting spiegelsymmetrisch is aan de eerste uitvoeringsvorm. In deze tweede uitvoeringsvorm sluit een door de scharnierpen bepaalde tweede scharnierhartlijn een tweede hoek in met de verticale hartlijn zodat de zwenkbeugel onder invloed van de zwaartekracht in een tweede zwenkrichting zwenkt, waarbij de tweede zwenkrichting tegenovergesteld is aan de eerste zwenkrichting. Om het éénrichtingshek niet te ver te laten draaien kan het bekende éénrichtingshek zijn voorzien van een aanslag die een zwenkhoek van de zwenkbeugel beperkt. Bij voorkeur kan de zwenkbeugel een hoek van meer dan 90 graden maken. Een dergelijk aanslag wordt gesoldeerd, gelast, of anderszins vast aan het frame bevestigd. Ook voor deze aanslag geldt dat deze voor beide uitvoeringen gespiegeld op het frame wordt aangebracht.

SAMENVATTING De eerste en tweede uitvoering van het bekende éénrichtingshek worden als samenstel gemaakt en verkocht om samen een doorgang af te sluiten in bijvoorbeeld een melkstal of slachthuis. Omdat een aantal van de onderdelen van het bekende éénrichtingshek spiegelsymmetrisch is ter verschaffing van het eerste en het tweede éénrichtingshek, moeten vrij veel verschillende onderdelen worden vervaardigd. Tevens moet bij het vervangen van een onderdeel goed worden opgelet welke uitvoering het betreft en moeten er tweemaal zowel voor het eerste éénrichtingshek als voor het tweede éénrichtingshek voldoende reserve-onderdelen in voorraad worden gehouden.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een éénrichtingshek voor het in één richting doorlaten van stalvee die de voordelen van het bekende éénrichtingshek behoudt en de nadelen, althans ten dele, elimineert.

De uitvinding verschaft daartoe een éénrichtingshek volgens conclusie 1. Meer in het bijzonder verschaft de uitvinding een éénrichtingshek voor het in één richting doorlaten van stalvee, in het bijzonder een rund. Het éénrichtingshek omvat een zwenkbeugel, een frame, een scharnierpen voor het zwenkbaar bevestigen van de zwenkbeugel aan het frame, en een aanslag. Het frame is voorzien van een lijf dat zich in een lengterichting langs een lengteas uitstrekt en dat in de lengterichting verticaal bevestigbaar is aan een staander. Het frame is verder voorzien van een eerste en een tweede haaks op het lijf staand been, die in de richting van de lengteas op afstand van elkaar zijn geplaatst voor het met het eerste been en het tweede been opnemen van een voet van de zwenkbeugel. Het eerste been is voorzien van een eerste gat en een tweede gat, en het tweede been is voorzien van ten minste één gat. De scharnierpen heeft een eerste bevestigingspositie waarbij de scharnierpen steekt door het eerste gat, door de voet van de zwenkbeugel, en door een gat van het ten minste ene gat in het tweede been, zodat een door de scharnierpen bepaalde eerste scharnierhartlijn een eerste hoek insluit met een verticale hartlijn zodat de zwenkbeugel onder invloed van de zwaartekracht in een eerste zwenkrichting zwenkt. De scharnierpen heeft een tweede bevestigingspositie waarbij de scharnierpen steekt door het tweede gat, door de voet van de zwenkbeugel, en door een gat van het ten minste ene gat in het tweede been, zodat een door de scharnierpen bepaalde tweede scharnierhartlijn een tweede hoek insluit met de verticale hartlijn zodat de zwenkbeugel onder invloed van de zwaartekracht in een tweede zwenkrichting zwenkt. De tweede zwenkrichting is tegenovergesteld aan de eerste zwenkrichting. De aanslag 1s bevestigd in één van de overgebleven gaten door welke de scharnierpen niet steekt.

Het éénrichtingshek volgens de uitvinding kent binnen één utvoering van de uitvinding de mogelijkheid twee tegenovergestelde zwenkrichtingen te hebben. Dit éénrichtingshek kan heel eenvoudig worden omgebouwd van zwenkend in de eerste bevestigingspositie naar zwenkend in de tweede bevestigingspositie. Daarvoor zijn geen verschillende onderdelen nodig. Een in de eerste zwenkrichting zwenkend éénrichtingshek wordt samengesteld van dezelfde onderdelen als een in de tweede zwenkrichting zwenkend éénrichtingshek. Voor het ombouwen van het éénrichtingshek van zwenkend in de eerste zwenkrichting naar zwenkend in de tweede zwenkrichting, of vice versa, kan de aanslag en de zwenkbeugel met scharnierpen uit de gaten in de benen van het frame worden gehaald en kunnen deze onderdelen in de andere bevestigingspositie terug worden geplaatst.

Doordat er verschillende gaten voor de eerste en voor de tweede bevestigingspositie worden gebruikt, blijft er bij het bevestigen van de scharnierpen in een van deze twee bevestigingsposities ten minste één gat over waardoor de scharnierpen niet steekt. Door een aanslag in dit overgebleven gat te steken, hoeft de aanslag niet aan het frame gesoldeerd, gelast, of anderszins vast bevestigd te worden. De plaats van de aanslag 1s daarmee te variëren. Doordat ook de plaats van de aanslag te variëren is, beperkt de aanslag de omkeerbaarheid van de zwenkrichting van de zwenkbeugels niet, zoals een aanslag die aan het frame is gelast of anderszins vast bevestigd is, dat wel doet.

Het éénrichtingshek volgens de uitvinding is derhalve éénvoudig in de eerste zwenkrichting zwenkbaar en in de tweede zwenkrichting zwenkbaar te maken. Afhankelijk van de plaatsing van het éénrichtingshek op een kopse kant of een langskant van een af te sluiten opening kan de zwenkrichting en de plaats van de aanslag optimaal worden gekozen. De plaats van de aanslag is daarbij bepalend voor het zwenkbereik van de zwenkhoek.

De uitvinding verschaft tevens een samenstel omvattende twee éénrichtingshekken volgens de uitvinding. De effecten en voordelen van het samenstel zijn hetzelfde als de effecten en de voordelen van het éénrichtingshek.

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna aan de hand van voorbeelden, onder verwijzing naar de figuren, nader worden verduidelijkt.

KORTE FIGUURBESCHRIJVING Fig. 1 toont een voorbeeld van een samenstel van twee éénrichtingshekken volgens de uitvinding, waarbij de scharnierpen van een eerste éénrichtingshek in de eerste bevestigingspositie is en waarbij de scharnierpen van een tweede éénrichtingshek in de tweede bevestigingspositie is, waarbij een doorgang tussen de twee éénrichtingshekken door het samenstel is afgesloten;

Fig. 2 toont een bovenaanzicht van het voorbeeld van figuur 1; Fig. 3 toont een vooraanzicht van het voorbeeld van figuur 1. Fig. 4 toont het voorbeeld van figuur 1, waarbij de doorgang is geopend; 5 Fig. 5 toont een bovenaanzicht van het voorbeeld van figuur 1, waarbij de doorgang is geopend; Fig. 6 toont een zijaanzicht van een éénrichtingshek van het samenstel van figuur 5 in de richting van de lijn VI in figuur 5; Fig. 7 toon een vooraanzicht van het voorbeeld van figuur 1, waarbij de doorgang is geopend; Fig. 8 toont een perspectivisch achter-/boven-/zij-aanzicht van het voorbeeld van figuur 1, waarbij de doorgang is geopend.

GEDETAILLEERDER FIGUURBESCHRIJVING In de volgende gedetailleerde figuurbeschrijving wordt met behulp van verwijzingscijfers verwezen naar het voorbeeld dat is weergegeven in de figuren. De uitvoeringsvormen die in de gedetailleerde beschrijving worden beschreven zijn echter niet beperkt tot het voorbeeld dat is getoond in de figuren maar kunnen ook op andere wijze zijn uitgevoerd dan getoond in het voorbeeld. De in de gedetailleerde beschrijving beschreven uitvoeringsvormen dienen derhalve ook zonder de verwijzingscijfers te worden gelezen en begrepen. De diverse, hierna te beschrijven uitvoeringsvormen kunnen in combinatie met elkaar of onafhankelijk van elkaar worden toegepast. In meest algemene zin verschaft de uitvinding een éénrichtingshek 10 voor het in één richting doorlaten van stalvee, in het bijzonder een rund. Het éénrichtingshek omvat een zwenkbeugel 12, een frame 14, een scharnierpen 32 voor het zwenkbaar bevestigen van de zwenkbeugel 12 aan het frame 14, en een aanslag 50. Het frame 14 is voorzien van een lijf 16 dat zich in een lengterichting langs een lengteas 18 (zie Fig. 3) uitstrekt en dat in de lengterichting verticaal bevestigbaar is aan een staander. Het frame 14 is verder voorzien van een eerste 20 en een tweede 22 haaks op het lijf staand been, die in de richting van de lengteas 18 op afstand van elkaar zijn geplaatst voor het met het eerste been 20 en het tweede been 22 opnemen van een voet 34 van de zwenkbeugel 12. Het eerste been 20 is voorzien van een eerste gat 24 en een tweede gat 26. Het tweede been 22 is voorzien van ten minste één gat 28, 30. De scharnierpen 32 heeft een eerste bevestigingspositie waarbij de scharnierpen steekt door het eerste gat 24, door een voet 34 van de zwenkbeugel 12, en een gat 28, 30 van het ten minste ene gat 28, 30 in het tweede been 22, zodat een door de scharnierpen 32 bepaalde eerste scharnierhartlijn 36 een eerste hoek 6 (zie Fig. 7, rechter deel) insluit met een verticale hartlijn 60 zodat de zwenkbeugel 12 onder invloed van de zwaartekracht in een eerste zwenkrichting 42 (zie Fign. 5 en 7) zwenkt. De scharnierpen 32 heeft een tweede bevestigingspositie waarbij de scharnierpen 32 steekt door het tweede gat 26, door de voet 34 van de zwenkbeugel 12, en door een gat 28, 30 van het ten minste ene gat 28, 30 in het tweede been 22, zodat een door de scharnierpen 32 bepaalde tweede scharnierhartlijn 44 een tweede hoek y (zie Fig. 7, linker deel) insluit met de verticale hartlijn 58 zodat de zwenkbeugel 12 onder invloed van de zwaartekracht in een tweede zwenkrichting 48 (zie Fign. 5 en 7) zwenkt. De tweede zwenkrichting 48 is tegenovergesteld aan de eerste zwenkrichting

42. De aanslag 50 is bevestigd in één van de overgebleven gaten 24, 26, 28 of 30 door welke de scharnierpen 32 niet steekt.

In het in de figuren getoonde voorbeeld, is de voet (34) van de zwenkbeugel (12) tussen het eerste been (20) en het tweede been (22) van het frame (14) opgenomen. Het is uiteraard ook mogelijk de voet (34) buiten het eerste been (20) en het tweede been (22) te laten reiken en aan de zijdes van elk been (20, 22) te bevestigen welke afgekeerd zijn van het andere been (20, 22).

Door het kiezen van de bevestigingspositie van de scharnierpen 32, wordt bepaald of de zwenkbeugel 12 in de eerste zwenkrichting 42 of in de tweede zwenkrichting 48 zwenkt. Het éénrichtingshek 10 kan worden bevestigd aan een zijde van een doorgang en wordt bij voorkeur zodanig bevestigd, dat bij een zwenking in de gekozen zwenkrichting 42, 48 deze doorgang wordt afgesloten en het éénrichtingshek 10 een gesloten positie inneemt. De doorgang kan bijvoorbeeld een opening in een afsluiting tussen twee gedeelten in een melkstal zijn. Koeien in een dergelijke melkstal kunnen het éénrichtingshek 10 tegen de zwaartekracht in en dus tegen de door de scharnierpen 32 bepaalde zwenkrichting 42, 48 in, van de gesloten positie naar een open positie duwen. Nadat een koe 1s gepasseerd zal het éénrichtingshek 10 onder invloed van de zwaartekracht in de door de scharnierpen 32 bepaalde zwenkrichting 42, 48 naar de gesloten positie zwenken. Het in tegengestelde richting passeren van het éénrichtingshek 10 is daarna niet meer mogelijk voor de koe.

In het getoonde voorbeeld in de figuren is het éénrichtingshek 10 met een lijfbeugelvlak 56 aan zijde van een doorgang bevestigd, zodanig dat de af te sluiten opening zich evenwijdig aan dat lijfbeugelvlak 56 bevindt. De zwenkbeugel 12 1s daarbij zwenkbaar tussen de gesloten positie, waarbij een aanslagvlak 64 van de zwenkbeugel 12 tegen het lijf 16 aanstoot en de open positie, waarbij een aanslagvlak 66 van de zwenkbeugel 12 tegen de aanslag 50 aanstoot. Het is ook mogelijk dat de af te sluiten opening zich loodrecht op het lijfbeugelvlak 56 bevindt. Het aanslagvlak 64 van de zwenkbeugel 12 zal dan in de gesloten positie tegen de aanslag 50 aanstoten en in de open positie tegen het lijf 16.

De eerste hoek van de eerste scharnierhartlijn 36 met de verticale hartlijn 40 en de tweede hoek van de tweede scharnierhartlijn 44 met de verticale hartlijn 40 kunnen beide worden opgedeeld in twee hoeken. Een voorbeeld daarvan wordt getoond in de figuren 6 en 7. Zowel de eerste scharnierhartlijn 36, als de tweede scharnierhartlijn 44 sluiten een overhelhoek a in met het verticale lijfbeugelvlak 56 dat zicht evenwijdig aan de verticale hartlijn 40 en het lijf 16 van het frame 14 uitstrekt. De eerste scharnierhartlijn 36 slut tevens een eerste kantelhoek B in met een eerste verticaal vlak 58 dat zich loodrecht op het verticale lijfbeugelvlak 56 uitstrekt. De tweede scharnierhartlijn 44 sluit tevens een tweede kantelhoek y in met een tweede verticaal vlak 60 dat zich loodrecht op het verticale lijfbeugelvlak 56 uitstrekt. De eerste kantelhoek B en de tweede kantelhoek y alsook de overhelhoek a zorgen voor de zwenking van de zwenkbeugel 12 in de eerste dan wel in de tweede zwenkrichting 42, 48 naar de gesloten stand onder invloed van de zwaartekracht.

De overige effecten en voordelen van het éénrichtingshek zijn reeds in de samenvatting beschreven en deze effecten en voordelen worden hier door verwijzing geacht te zijn ingelast.

In een uitvoeringsvorm, welke niet in de figuren is getoond, omvat het ten minste ene gat in het tweede been 22 een derde gat 28. Daarbij steekt de scharnierpen zowel in de eerste bevestigingspositie als in de tweede bevestigingspositie door het derde gat 28. Om een eerste hoek tussen de eerste scharnierhartlijn 36 en de verticale hartlijn 40 te hebben die groter 1s dan 0°, moet het derde gat 28 niet recht onder het eerste gat 24 zijn aangebracht. Evenzo, om een tweede hoek tussen de tweede scharnierhartlijn 44 en de verticale hartlijn 40 te hebben die groter is dan 0°, moet het derde gat 28 niet recht onder het tweede gat 26 zijn aangebracht. Voor een optimale werking van het éénrichtingshek 10 kan het derde gat 28 in horizontaal opzicht het beste tussen het eerste gat 24 en het tweede gat 26 worden aangebracht, bij voorkeur in het midden tussen het eerste gat 24 en het tweede gat 26.

In een ander uitvoeringsvorm, getoond in de figuren, omvat het ten minste ene gat 28, 30 in het tweede been 22 een derde gat 28 en een vierde gat 30. De scharnierpen 32 steekt in de eerste bevestigingspositie door het derde gat 28, en de scharnierpen 32 steekt in de tweede bevestigingspositie door het vierde gat 30. Een lijn door het eerste gat 24 en het vierde gat 30 kan evenwijdig aan de lengteas 18 zijn. Een lijn door het tweede gat 26 en het derde gat 28 kan evenwijdig aan de lengteas 18 zijn. In de figuren 1, 2, 3,4, 5, en 7 bevindt de scharnierpen 34 van het rechter éénrichtingshek 10 zich in de eerste bevestigingspositie, en bevindt de scharnierpen 34 van het linker éénrichtingshek 10 zich in de tweede bevestigingspositie. Aangezien figuur 8 een gedeeltelijk achteraanzicht is, is in die figuur de scharnierpen 34 van het linker éénrichtingshek 10 in de eerste bevestigingspositie, en is de scharnierpen 34 van het rechter éénrichtingshek 10 in de tweede bevestigingspositie.

Door het gebruik van 4 gaten 24, 26, 28, 30 is het mogelijk een frame 14 te maken dat ten opzichte van een verticaal middellangsvlak symmetrisch is. Dit vergroot de bruikbaarheid en inzetbaarheid van het frame 14 en daarmee ook van het éénrichtingshek 10.

In een uitvoeringsvorm kan de aanslag 50 een bout en een moer omvatten. Een bout en een moer bieden een sterke, betrouwbare aanslag 50. Een dergelijke uitvoering van de aanslag 50 is eenvoudig in één van de niet door de scharnierpen 32 in beslag genomen gaten 24, 26, 28, 30 te plaatsen.

In een uitvoeringsvorm is de scharnierpen 32 aan een eerste uteinde voorzien van een kop 52. Het éénrichtingshek is verder voorzien van een splitpen (e. cotter pin) 54 die aan een tweede uiteinde van de scharnierpen 32 bevestigbaar 1s. De kop 52 zorgt ervoor dat de scharnierpen 32 aan het eerste uiteinde niet door een gat 24, 26, 28, 30 in een been 20, 22 van het frame 14 kan bewegen. De splitpen 54 heeft hetzelfde effect bij het tweede uiteinde van de scharnierpen 32. Samen zorgen de kop 52 en de splitpen 54 ervoor dat de scharnierpen 32 met het frame 14 verbonden blijft. Bij voorkeur wordt het uiteinde waaraan de kop 52 is voorzien geplaatst bij een gat 24, 26 aan een bovenzijde van het frame 14.

In een uitvoeringsvorm is de zwenkbeugel 12 zwenkbaar over een zwenkhoek in het bereik van 70-110°. Daarbij wordt het zwenkbereik begrensd doordat de voet 34 in een eerste uiterste stand met een aanslagvlak 64 tegen het lijf 16 aanloopt en doordat de voet 34 in een tweede uiterste stand met een aanslagvlak 66 tegen de aanslag 50 aanloopt. Het éénrichtingshek 10 zal in het algemeen gebruikt worden om een doorgang in één richting af te sluiten. Het zwenkbereik moet daarbij zodanig groot zijn dat de zwenkbeugel 12 voldoende ver gezwenkt kan worden zodat het éénrichtingshek 10 deze doorgang niet meer afsluit. Bij een zwenkhoek van minder dan 70° sluit het éénrichtingshek 10 de doorgang nog gedeeltelijk af, waardoor de ruimte die een stuk stalvee, in het bijzonder een rund heeft om door de doorgang te gaan beperkt wordt. Ook een te groot zwenkbereik is niet wenselijk. Als de zwenkbeugel 12 door het vlak zwenkt dat bepaald wordt door de bijbehorende scharnierhartlijn 36, 44 en de verticale hartlijn 40, dan kan de door de zwaartekracht op de zwenkbeugel 12 uitgeoefende kracht omkeren van richting en zal die kracht de zwenkbeugel 12 juist naar een verder geopende stand dwingen in plaats van naar de gewenste gesloten stand. Bij een zwenkbereik van meer dan 110° is dit zogenaamde doorklappen een reëel gevaar. De aanwezigheid en plaats van de aanslag 50 beperkt het zwenkbereik en voorkomt dit doorklappen.

In een uitvoeringsvorm is het frame 14 is voorzien van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van het frame 14 aan bijvoorbeeld een staander. De bevestigingsmiddelen kunnen, zoals is getoond is in de figuren, een U-beugel 62 en twee bouten omvatten. De U-beugel heeft twee, van schroefdraad voorziene benen die door gaten in het lijf 16 steken. De bouten grijpen aan op de van schroefdraad voorzien benen van de U-beugel. De U-beugel reikt om de staander heen reikt. Door het aandraaien van de bouten wordt het frame 14 op de staander bevestigd. In een andere uitvoeringsvorm kunnen de bevestigingsmiddelen in plaats van een U- beugel 62 schroeven, bouten of dergelijke omvatten om het frame 14 aan een staander of wand te bevestigen.

De uitvinding verschaft tevens een samenstel omvattende twee éénrichtingshekken 10 volgens de uitvinding. De effecten en voordelen van het samenstel zijn reeds in de samenvatting beschreven en deze effecten en voordelen worden hier door aanhaling geacht te zijn ingevoegd.

In een uitvoeringsvorm bevindt de scharnierpen 32 van een eerste van de twee éénrichtingshekken 10 zich in de eerste bevestigingspositie en bevindt de scharnierpen 32 van een tweede van de twee éénrichtingshekken zich in de tweede bevestigingspositie. Voorbeelden hiervan zijn getoond in de figuren 1-5, 7 en 8. In de figuren 1-5, en 7 bevindt de scharnierpen 34 10 van het rechter éénrichtingshek 10 zich in de eerste bevestigingspositie, en bevindt de scharnierpen 34 van het linker éénrichtingshek 10 zich in de tweede bevestigingspositie. Aangezien figuur 8 een gedeeltelijk achteraanzicht is, bevindt in die figuur de scharnierpen 34 van het linker éénrichtingshek 10 zich in de eerste bevestigingspositie, en bevindt de scharnierpen 34 van het rechter éénrichtingshek 10 zich in de tweede bevestigingspositie.

Doordat de scharnierpen 32 van het eerste éénrichtingshek 10 in de eerste bevestigingspositie 1s gezet, zwenkt de zwenkbeugel van het eerste éénrichtingshek in de eerste zwenkrichting 42. Doordat de scharnierpen 32 van het tweede éénrichtingshek 10 in de tweede bevestigingspositie is gezet, zwenkt de zwenkbeugel van het tweede éénrichtingshek 10 in de tweede zwenkrichting 48. Aangezien de eerste zwenkrichting 42 tegengesteld 1s aan de tweede zwenkrichting 48, gaan beide éénrichtingshekken 10 van het samenstel in tegenovergestelde richting open. Door beide éénrichtingshekken 10 ieder aan een tegenovergelegen zijde van een doorgang te bevestigen, is de richting waardoor een stuk stalvee beide éénrichtingshekken 10 kan passeren hetzelfde. Op deze wijze kan het samenstel een doorgang in één richting afsluiten, waarbij de afgesloten opening door het samenstel tweemaal zo groot is als de openmg die door een enkel éénrichtingshek 10 kan worden afsluiten.

De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven uitvoeringsvormen.

Varianten die binnen het raam van de uitvinding zoals gedefinieerd door de conclusies vallen zijn mogelijk.

Legenda 10 — éénrichtingshek 12 — zwenkbeugel 14 — frame 16 — lijf 18 — lengteas 20 — eerste been 22 — tweede been 24- eerste gat 26 — tweede gat 28 — derde gat 30 — vierde gat 32 — scharnierpen 34 — voet van de zwenkbeugel 36 — eerste scharnierhartlijn 40 — verticale hartlijn 42 — eerste zwenkrichting 44 — tweede scharnierhartlijn 48 — tweede zwenkrichting 50 — aanslag 52 — kop 54 — splitpen 56 — Lijfbeugelvlak 58 — eerste verticale uitsteekvlak 60 — tweede verticale uitsteekvlak 62 — bevestigingsmiddelen 64 — aanslagvlak a — overhelhoek B — eerste kantelhoek y — tweede kantelhoek

Claims (10)

CONCLUSIES

1. Een éénrichtingshek (10) voor het in één richting doorlaten van stalvee, in het bijzonder een rund, omvattend: - een zwenkbeugel (12) voorzien van een voet (34); - een frame (14) voorzien van een lijf (16) dat zich in een lengterichting langs een lengteas (18) uitstrekt en dat in de lengterichting verticaal bevestigbaar is aan een staander of een wand, waarbij het frame (14) verder 1s voorzien van een eerste (20) en een tweede (22) haaks op het lijf staand been, die in de richting van de lengteas (18) op afstand van elkaar zijn geplaatst voor het met het eerste been (20) en het tweede been (22) opnemen van de voet (34) van de zwenkbeugel (12), waarbij het eerste been (20) is voorzien van een eerste gat (24) en een tweede gat (26), en waarbij het tweede been (22) is voorzien van ten minste één gat (28, 30); - een scharnierpen (32) voor het zwenkbaar bevestigen van de zwenkbeugel (12) aan het frame (14), waarbij de scharnierpen (32) een eerste bevestigingspositie heeft waarbij de scharnierpen steekt door het eerste gat (24), door de voet (34) van de zwenkbeugel (12), en door een gat (28, 30) van het ten minste ene gat (28, 30) in het tweede been (22), zodat een door de scharnierpen (32) bepaalde eerste scharnierhartlijn (36) een eerste hoek (B) insluit met een verticale hartlijn (60) zodat de zwenkbeugel (12) onder invloed van de zwaartekracht in een eerste zwenkrichting (42) zwenkt, en waarbij de scharnierpen (32) een tweede bevestigingspositie heeft waarbij de scharnierpen (32) steekt door het tweede gat (26), door de voet (34) van de zwenkbeugel (12), en door een gat (28, 30) van het ten minste ene gat (28, 30) in het tweede been (22), zodat een door de scharnierpen (32) bepaalde tweede scharnierhartlijn (44) een tweede hoek (Y) msluit met de verticale hartlijn (58) zodat de zwenkbeugel (12) onder invloed van de zwaartekracht in een tweede zwenkrichting (48) zwenkt,

waarbij de tweede zwenkrichting (48) tegenovergesteld is aan de eerste zwenkrichting (42); en - een aanslag (50) die is bevestigd in één van de overgebleven gaten (24, 26, 28 of 30) door welke de scharnierpen (32) niet steekt.

2. Het éénrichtingshek volgens conclusie 1, waarbij het ten minste ene gat in het tweede been (22) een derde gat (28) omvat, waarbij de scharnierpen (32) in de eerste bevestigingspositie en in de tweede bevestigingspositie steekt door het derde gat (28).

3. Het éénrichtingshek volgens conclusie 1, waarbij het ten minste ene gat in het tweede been (22) een derde gat (28) en een vierde gat (30) omvat, waarbij de scharnierpen (32) in de eerste bevestigingspositie steekt door het derde gat (28), en waarbij de scharnierpen (32) in de tweede bevestigingspositie steekt door het vierde gat (30).

4. Het éénrichtingshek volgens conclusie 3, waarbij een lijn door het eerste gat (24) en het vierde gat (30) evenwijdig is aan de lengteas (18), en/of waarbij een lijn door het tweede gat (26) en het derde gat (28) evenwijdig 1s aan de lengteas (18).

5 Het éénrichtingshek volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de aanslag (50) een bout en een moer omvat.

6. Het éénrichtingshek volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de scharnierpen (32) aan een eerste uiteinde is voorzien van een kop (52) en waarbij het éénrichtingshek verder is voorzien van een splitpen (e. cotter pin) (54) die aan een tweede wteinde van de scharnierpen (32) bevestigbaar is.

7. Het éénrichtingshek volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de zwenkbeugel (12) zwenkbaar is over een zwenkhoek in het bereik van 70 - 110°.

8. Het éénrichtingshek volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het frame (14) is voorzien van bevestigingsmiddelen (62) voor het bevestigen van het frame (14) aan de staander of de wand.

9. Een samenstel omvattende twee éénrichtingshekken volgens één van de voorgaande conclusies.

10. Het samenstel volgens conclusie 9, waarbij de scharnierpen (32) van een eerste van de twee éénrichtingshekken (10) zich in de eerste bevestigingspositie bevindt en waarbij de scharnierpen (32) van een tweede van de twee éénrichtingshekken (10) zich in de tweede bevestigingspositie bevindt.