NL2023613B1

NL2023613B1 - Packaged plant, method for maintaining freshness to plants, method for packaging plants, plant package and device for packaging plants

Info

Publication number: NL2023613B1
Application number: NL2023613A
Authority: NL
Inventors: Kurt Andersen Jørgen
Original assignee: Gartneriet Thoruplund As Fraugde
Priority date: 2019-08-06
Filing date: 2019-08-06
Publication date: 2021-02-16

Claims

1. Levendeplantverpakking (1), waarbij de verpakking een levende plant {2} omvat, waarbij de plant ten minste een of meer stengels (2a) en een of meer bloemen (2b) en/of bladeren (2c) die van de stengel of stengels groeien omvat, waarbij de plant is verpakt in een gesloten kunststof folie (3) is die een gesloten binnenruimte (4) waarin de plant is opgenomen definieert, waarbij de folie microperforaties van 1 — 200 um omvat, waardoor uitwisseling van ten minste zuurstof en kooldioxide door de perforaties tussen de binnenruimte en de omgeving mogelijk is.

2. Levendeplantverpakking volgens conclusie 1, waarbij de verpakte plant wortels (2d) omvat die vanaf de stengel groeien.

3. Levendeplantverpakking volgens conclusie 2, waarbij de verpakte plant heeft geworteld en is gegroeid n een substraat alvorens te zijn verpakt, waarbij de binnenruimte van de verpakking de plant en ten minste een gedeelte van het substraat omvat.

4 Levendeplantverpakking volgens conclusie 3, waarbij de binnenruimte van de verpakking een pot omvat waarin het substraat van de daarin groeiende plant is opgenomen.

5. Levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van de voorgaande conclusies, waarbij de plant een sierplant omvat.

6. Levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van de voorgaande conclusies, waarbij de folie een of meer lagen omvat, die gekozen zijn uit cellulose, polypropyleen, polyvinylideenchloride, polyethyleen, polyvinylalcohol, polyamide, ethylvinylalcohol, polystyreen, polyvinylchloride, ethyleenvinylacetaat en polymelkzuur.

7. Levendeplantverpakking volgens conclusie 6, waarbij het polypropyleen georiënteerd polypropyleen is, bij voorkeur biaxiaal georiënteerd polypropyleen.

8. Levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van de voorgaande conclusies, waarbij de microperforaties een diameter hebben van 20 — 180 um, bij voorkeur van 50 — 150 um, met meer voorkeur van 80 - 120 Hm.

9. Levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van de voorgaande conclusies, waarbij de kunststof folie 10 - 5000 perforaties per m2, bij voorkeur 25 - 1000 perforaties per m2..

10. Levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van de voorgaande conclusies, waarbij de perforaties in de folie lineair zijn gerangschikt waarbij een of meer perforatielijnen worden gevormd.

11. Levendeplantverpakking volgens conclusie 10, waarbij de folie meerdere parallel ten opzichte van elkaar gerangschikte perforatielijnen omvat.

12. Levendeplantverpakking volgens conclusie 11, waarbij de meerdere perforatielijnen op regelmatige afstand van elkaar zijn gelegen.

13. Levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van conclusies 10 - 12, waarbij de perforatielijnen in hoofdzaak parallel ten opzichte van de as van de plant zijn georiënteerd.

14. Levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van de voorgaande conclusies, waarbij de verpakking twee zich in hoofdzaak parallel uitstrekkende foliegedeeltes (31, 32) omvat, waarbij de twee foliegedeeltes sluitend met elkaar rondom de plant zijn verbonden.

15. Levendeplantverpakking volgens conclusie 14, waarbij de twee foliegedeeltes met elkaar door lassen zijn verbonden.

16. Levendeplantverpakking volgens conclusie 15, waarbij de twee foliegedeeltes aan elkaar zijn gelast door een eerste las (51) en een tweede las (52), waarbij beide lassen zich coaxiaal ten opzichte van de as van de plant uitstrekken, waarbij de eerste en tweede lassen zich ten opzichte van de as van de plant op tegenovergestelde zijden bevinden, waarbij respectievelijk een eerste en een tweede verbinding tussen de foliesegmenten worden gedefinieerd.

17. Levendeplantverpakking volgens conclusie 16, waarbij de eerste en tweede lassen zich in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar uitstrekken.

18. Levendeplantverpakking volgens conclusie 16, waarbij de eerste en tweede lassen zich verjongend langs de as van de plant richting het ondergedeelte van de plant uitstrekken.

19. Levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van conclusies 14 — 18, waarbij de twee foliegedeeltes onderdeel zijn van een enkel foliesegment (30), waarbij het foliesegment over een vouw (6) is gevouwen, waarbij de vouw het foliesegment in de twee foliegedeeltes (31, 32) verdeelt, en een vouwverbinding tussen de foliegedeeltes definieert. conclusie 16.

20. Levendeplantverpakking volgens conclusie 19, waarbij de eerste en tweede lassen zich uitstrekken waarbij de vouw wordt afgedekt, waardoor een continue verbinding van de twee foliegedeeltes tussen de eerste en tweede verbinding wordt verschaft.

21. Levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van conclusies 16 — 20, waarbij de verpakking een derde las (3) omvat, die de eerste en tweede lassen met elkaar verbindt, waardoor een continue verbinding van de twee foliegedeeltes tussen de eerste en tweede verbinding wordt verschaft.

22. Werkwijze voor het verpakken van een levende plant in een levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van conclusies 1 — 21, omvattende de stappen: a) verschaffen van een plant zoals is gedefinieerd in willekeurig welke van conclusies 1 — 5, b}) verschaffen van een folie zoals is gedefinieerd in willekeurig welke van conclusies 6 — 13, c) plaatsen van de folie rondom de plant, d) bijeen verbinden van de folie waarbij een gesloten binnenruimte wordt gevormd waarin de plant is opgenomen.

23. Werkwijze volgens conclusie 22, waarbij in stap b) twee zich in hoofdzaak parallel uitstrekkende foliegedeeltes worden verschaft; in stap c) de plant tussen de eerste en tweede foliegedeeltes wordt geplaatst; en in stap d) de twee gedeeltes van de folie sluitend rondom de plant met elkaar worden verbonden.

24. Werkwijze volgens conclusie 23, waarbij het verbinden van de foliegedeeltes in stap d) het samenlassen van de foliegedeeltes omvat.

25. Werkwijze volgens conclusie 24, waarbij in stap d) de twee foliegedeeltes aan elkaar worden gelast door een eerste en tweede las, waarbij beide lassen zich coaxiaal ten opzichte van de as van de plant uitstrekken, waarbij de eerste en tweede lassen zich ten opzichte van de as van de plant op tegenovergestelde zijden bevinden, waarbij respectievelijk een eerste en een tweede verbinding tussen de foliesegmenten worden gedefinieerd.

26. Werkwijze volgens conclusie 24, waarbij de eerste en tweede lassen zich in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar uitstrekken.

27. Werkwijze volgens conclusie 25, waarbij de eerste en tweede lassen zich verjongend langs de as van de plant richting het ondergedeelte van de plant uitstrekken.

28. Werkwijze volgens willekeurig welke van conclusies 23 — 27, waarbij in stap b) de folie wordt gevouwen waarbij twee zich in hoofdzaak parallel uitstrekkende foliegedeeltes aan weerszijden van de vouw worden verschaft.

29. Werkwijze volgens conclusie 28, waarbij in stap c) de plant zodanig tussen de twee foliegedeeltes wordt geplaatst dat de as van de plant in hoofdzaak loodrecht op de vouw staat.

30. Werkwijze volgens conclusie 29, waarbij in stap c) de plant zodanig tussen de twee foliegedeeltes wordt geplaatst dat de een of meer bladeren of bloemen van de vouw zijn afgekeerd.

31. Werkwijze volgens conclusies 25 en 28, waarbij beide lassen zich uitstrekken waarbij de vouw wordt afgedekt, waardoor een continue verbinding van de twee foliegedeeltes tussen de eerste en tweede verbinding wordt verschaft.

32. Werkwijze volgens willekeurig welke van conclusies 25 — 31, waarbij in stap d) de twee foliegedeeltes aan elkaar worden gelast door een derde las, die de eerste en tweede lassen met elkaar verbindt aan de tegenoverliggende zijde van de vouw, waardoor een binnenruimte wordt gevormd.

33. Verpakkingsmateriaal voor het vervaardigen van een levendeplantverpakking volgens willekeurig welke van conclusies 1 — 21, welke verpakkingsmateriaal twee zich in hoofdzaak parallel uitstrekkende foliegedeeltes omvat, waarbij de foliegedeeltes bij een ondergedeelte sluitend met elkaar zijn verbonden, waarbij de folie op tegenover elkaar liggende zijden in de richting van het ondergedeelte zijn gelast om aldus een binnenruimte tussen beide foliegedeeltes te verschaffen, waarbij de binnenruimte open is aan de zijde tegenover het ondergedeelte, waardoor een plant in de binnenruimte kan worden gebracht en de folie sluitend kan worden gelast door de twee foliegedeeltes boven de bovenkant van de plant tussen de tegenover elkaar liggende lassen te lassen.

34. Verpakkingsmateriaal volgens conclusie 33, waarbij de tegenover elkaar liggende lassen zich in hoofdzaak parallel ten opzichte van elkaar richting het ondergedeelte uitstrekken.

35. Verpakkingsmateriaal volgens conclusie 33, waarbij de tegenover elkaar liggende lassen zich verjongend richting het ondergedeelte uitstrekken.

36. Verpakkingsmateriaal volgens willekeurig welke van conclusies 33 — 35, waarbij de ondergedeelte is gedefinieerd door een vouw tussen twee zich in hoofdzaak parallel uitstrekkende foliegedeelten.

37. Werkwijze voor het in stand houden van de versheid voor een levende plant, die ten minste een stengel een of meer bloemen en/of bladeren die vanaf de stengel groeien omvat, waarbij de werkwijze het verpakken van de ene of meer planten in een gesloten kunststof folie omvat waardoor een gesloten binnenruimte wordt gedefinieerd die de ene of meer planten omvat, waarbij de folie perforatie van 1 — 200 um omvat, waardoor uitwisseling van ten minste zuurstof en kooldioxide door de perforaties tussen de binnenruimte en de omgeving mogelijk is.

38. Inrichting (10) voor het vervaardigen van levendeplantverpakkingen volgens willekeurig welke van conclusies 1 — 21, welke inrichting omvat: a) middelen voor het in een transportrichting aanvoeren van twee zich in hoofdzaak parallel uitstrekkende foliegedeeltes (31, 32), waarbij de foliegedeeltes een bovenzijde (301) en een onderzijde (302) hebben, waarbij de transportrichting in hoofdzaak loodrecht staat op de onder- en bovenzijde van de foliegedeeltes, b)} middelen (7) voor het afsluitend verzegelen van de twee foliegedeeltes vanaf de bovenkant richting de onderzijde door meerdere lassen (51, 52) die op afstand van elkaar zijn gelegen, waarbij twee naast elkaar gelegen lassen een binnenruimte (40) tussen de twee foliegedeeltes vormen, met een open bovenkant (41) tussen de foliegedeeltes, c) optioneel middelen voor het sluitend lassen van de twee foliegedeeltes bij de onderzijde, d) middelen (8) voor het verschaffen van een plant in de ruimte tussen de foliegedeeltes, e) middelen (9) voor het lassen van de bovenkant van de twee foliegedeeltes, voor het sluitend lassen van de twee foliegedeeltes boven de bovenkant van de plant tussen de twee naast elkaar gelegen lassen, waardoor de plant in de gesloten binnenruimte wordt verpakt, fy transportmiddelen voor het transporteren van de plant in transportrichting, g) snijmiddelen (11) voor het stroomopwaarts van de door de verzegelingsmiddelen (7) aangebrachte lassen snijden van de twee foliegedeeltes om de verpakte plant te scheiden van de resterende foliegedeeltes stroomopwaarts van de snijmiddelen.

39. Inrichting volgens conclusie 38, waarbij de middelen voor het sluitend lassen van de twee foliegedeeltes vanaf de bovengedeelte in de richting van het ondergedeelte zich in de richting van het ondergedeelte verjongen.

40. Inrichting volgens conclusie 38 of 39, welke voorts middelen voor het aanbrengen van de microperforaties in de folie omvat.