NL2023356B1

NL2023356B1 - Inrichting en werkwijze voor het vormen van patronen van dozen

Info

Publication number: NL2023356B1
Application number: NL2023356A
Authority: NL
Inventors: Jan Verkuijl Simon
Original assignee: Moba Group Bv
Priority date: 2018-06-25
Filing date: 2019-06-21
Publication date: 2020-05-06
Also published as: DE102019209076A1; NL2023356A

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vormen van patronen van dozen, in het bijzonder maar niet uitsluitend het vormen van patronen van eierdozen, waarbij tenminste twee dozen achter elkaar in een transportrichting T over een transporteur worden aangevoerd naar een stroomafwaartse tussenpositie op de genoemde transporteur en waarbij een kolom van dozen gevormd wordt, waarbij de inrichting tenminste een enkele duwstang omvat die, aangebracht vlak boven de transporteur en geactiveerd na bereiken van de genoemde stroomafwaartse tussenpositie, in dwarsrichting op de genoemde transportrichting T verplaatst kan worden, waarbij de genoemde kolom van eierdozen naar een dwarseindpositie bewogen wordt. Met groot voordeel worden op efficiënte wijze die patronen gevorm die met een grijper meteen opgepakt en getransporteerd kunnen worden. Met deze wijze van behandelen van patronen van dozen, bijvoorbeeld eierdozen, wordt de snelheid van handelen vergroot en daarmee de capaciteit van verpakken verhoogd.

Description

Met groot voordeel worden op efficiënte wijze die patronen gevorm die met een grijper meteen opgepakt en getransporteerd kunnen worden.

Met deze wijze van behandelen van patronen van dozen, bijvoorbeeld eierdozen, wordt de snelheid van handelen vergroot en daarmee de capaciteit van verpakken verhoogd.

Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.

P123678NL00

Titel: Inrichting en werkwijze voor het vormen van patronen van dozen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting en op een werkwijze voor het vormen van patronen van dozen, in het bijzonder maar niet uitsluitend het vormen van patronen van eierdozen.

Een dergelijke inrichting is bekend uit W02007133078. Daarin wordt beschreven op welke wijze lagen van patronen van dozen, in het bijzonder kleine dozen zoals eierdozen, geformeerd worden. Deze lagen worden vervolgens, de een na de ander, op elkaar gestapeld tot een stapel op een pallet.

De gekozen wijze van formeren is zodanig dat de dozen middels twee aanvoerbanden in een transportrichting T naast elkaar aangevoerd worden naar een formeerlocatie op elk van deze banden. Op deze formeerlocaties worden, afhankelijk van het vereiste patroon, de dozen gekeerd en/of verschoven, waarna de beide stromen samengevoegd worden.

Genoemd keren en schuiven worden gerealiseerd door verticaal opgestelde kolommen of geleideplaten, in combinatie met roterende duwannen. Daarmee worden de dozen naar een parallelbaan in zijwaartse richting, in hoofdzaak dwars op de genoemde transportrichting T, verplaatst.

Daarvandaan worden deze deelstromen naar een verzamellocatie gevoerd en met schuilplaten bewegend in de richting dwars op de transportrichting tot een aaneensluitend patroon van doosjes samengevoegd. Ten duidelijkste is deze inrichting ontworpen om het stapelen van lagen op pallets te automatiseren. De omvang van deze inrichting is derhalve aanzienlijk waarbij het formeren van kleine patronen, en meer in het bijzonder het oppakken daarvan, niet mogelijk is.

In moderne pakstations bestaan de behoefte en de noodzaak snel en geautomatiseerd kleine patronen van eierdozen te formeren om daarmee bijpassende dozen te vullen. De hierboven beschreven inrichting is daartoe niet geschikt.

Om in de hiervoor genoemde behoefte te voorzien voorziet de uitvinding een inrichting voor het vormen van patronen van dozen, in het bijzonder maar niet uitsluitend het vormen van patronen van eierdozen, waarbij de inrichting is voorzien van een transporteur, waarbij tijdens gebruik tenminste twee dozen achter elkaar in een transportrichting T over de transporteur worden aangevoerd naar een stroomafwaartse tussenpositie op de genoemde transporteur en waarbij een kolom van dozen gevormd wordt, met het kenmerk, dat de inrichting tenminste een enkele duwstang omvat die, aangebracht vlak boven de transporteur en geactiveerd na bereiken van de genoemde stroomafwaartse tussenpositie, in dwarsrichting op de genoemde transportrichting T verplaatst kan worden, waarbij de genoemde kolom van dozen naar een dwarseindpositie bewogen wordt.

Tijdens gebruik kunnen de gevormde patronen met groot voordeel op efficiënte wijze met een grijper meteen opgepakt en getransporteerd worden. Met deze wijze van behandelen van patronen van dozen, bijvoorbeeld eierdozen, wordt de snelheid van handelen vergroot en daarmee de capaciteit van verpakken verhoogd.

Voor het vormen van dergelijke patronen verschaft een aspect van de onderhavige uitvinding voorts een werkwijze, voor het vormen van patronen van dozen, in het bijzonder maar niet uitsluitend het vormen van patronen van eierdozen, omvattende,

- het in een transportrichting T over een transporteur naar een stroomafwaartse tussenpositie aanvoeren van tenminste twee dozen achter elkaar, en

- het tegen elkaar schuiven van de dozen waarbij een kolom gevormd wordt, waarbij de werkwijze wordt gekenmerkt door,

- het na bereiken van de genoemde stroomafwaartse tussenpositie activeren van tenminste een enkele duwstang die aangebracht is vlak boven de transporteur, en

- het vervolgens met de duwstang in een richting dwars op de genoemde transportrichting verplaatsen van de kolom naar een dwarseindpositie.

Een groot voordeel van een aspect van de onderhavige uitvinding is het feit dat de duwstang, anders dan de bovengenoemde en veel toegepaste schuifplaten, bij voorkeur mooi past in de loze ruimte nabij de onderzijde van dergelijke eierdozen en daarmee met alleen een verplaatsing in de dwarsrichting kan worden volstaan om deze dozen in de dwarsrichting te verplaatsen.

Dozen van een dergelijk type worden getoond bijvoorbeeld in US3813027.

Uit EP 1199265 is eveneens een inrichting bekend die producten in de dwarsrichting beweegt door tegen hun onderkant te duwen. Meer in het bijzonder worden de producten in een transportrichting getransporteerd door een eindloze transporteur die bestaat uit stangen of spijlen die aan beide zijden van de transporteur zijn verbonden met door een motor aangedreven eindloze kettingen, een zogenoemde spijlenband, waarbij de producten altijd enigszins tussen de stangen zakken. Net onder de stangen waarop de producten gelegen zijn is in de dwarsrichting een eindloze transportband aangebracht met snaren net tussen een aantal van deze stangen, waarbij de snaren naar de ene dan wel de andere kant bewogen kunnen worden. Zodra ter plaatse van deze snaren een product gearriveerd is kan dit product dienovereenkomstig naar de ene dan wel de andere kant geduwd worden.

Voor elke deskundige zal duidelijk zijn dat voor dozen met een vlakke bodem deze wijze van bewegen of schuiven niet voldoet.

Hierna zal aan de hand van een tekening de onderhavige uitvinding meer in detail worden toegelicht, waarbij FIGUUR 1 een bovenaanzicht toont van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting tijdens een eerste stap van formeren van een patroon, waarbij FIGUUR 2 een bovenaanzicht toont van dit uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting tijdens een tweede stap van formeren van een patroon, waarbij FIGUUR 3 een bovenaanzicht toont van het uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting tijdens een laatste stap van formeren van een patroon, en waarbij FIGUUR 4 schematisch een zijaanzicht toont van het stroomafwaartse einde van inrichting net vooraf aan het oppakken van een dergelijk patroon.

In de verschillende FIGUREN wordt met hetzelfde cijfer of symbool hetzelfde onderdeel of eigenschap voorgesteld.

Figuren 1-4 tonen een uitvoeringsvoorbeeld van een Inrichting voor het vormen van patronen van dozen (P), in het bijzonder maar niet uitsluitend het vormen van patronen van eierdozen.

De inrichting is voorzien van een transporteur 1, en, zoals uit de figuur volgt, worden tijdens gebruik tenminste twee dozen P achter elkaar in een transportrichting T over de transporteur 1 aangevoerd naar een stroomafwaartse tussenpositie 100 op de genoemde transporteur 1 en waarbij een kolom KI van dozen gevormd wordt.

Met groot voordeel omvat de inrichting een duwstang 2 omvat, welke is aangebracht vlak boven de transporteur 1 en activeerbaar is wanneer de dozen de genoemde stroomafwaartse tussenpositie 100 hebben bereikt, om in een dwarsrichting ten opzichte van de genoemde transportrichting T te worden verplaatst. Door de duwstang 2 kan de genoemde kolom KI van dozen P naar een dwarseindpositie 101 bewogen worden.

Meer in het bijzonder toont FIGUUR 1 een bovenaanzicht van het uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting tijdens een eerste stap van formeren van een patroon. Op de transporteur 1 worden in transportrichting T producten P, bijvoorbeeld eierdozen, naar genoemde tussenpositie 100 gevoerd, waarbij de achter en tegen elkaar geschoven producten, doosjes in het onderhavige geval, een kolom KI vormen die aangeschoven is tegen een tussenaanslagelement 5. Een dergelijk tussenaanslagelement 5 is bijvoorbeeld een opstaande rand. Ook kan toegepast worden een plaat met zodanige wrijving op het bovenvlak waaroverheen de dozen of doosjes P geschoven worden dat bij de vigerende duwkracht of schuifkracht daar een welbepaalde positie voor een dergelijk kolom Klingenomen wordt.

Voor een deskundige zal duidelijk zijn dat vele typen transporteur geschikt zijn om dergelijke verplaatsingen en bewegingen uit te voeren. Een welbekend voorbeeld is die waarbij de transporteur eindloos is en waarbij het transportoppervlak bestaat uit vrijdraaiende dwarsstangen, met voldoende wrijving om de doosjes P mee te voeren, en onder de doosjes P doordraaiend en bewegende zodra de kolom op de tussenpositie 100 gearriveerd is. Voorts is in deze FIGUUR 1 aangegeven een schuifstang (i.e. genoemde duwstang) 2, in een positie geheel naast de locatie van de schuifstang 2 voor het schuiven tegen de doosjes P die, als aangegeven in

FIGUUR 1, een kolom KI vormen.

FIGUUR 2 toont een bovenaanzicht van dit uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting tijdens een tweede stap van formeren van een patroon. Als weergegeven is de schuifstang 2 in een richting S1 bewogen (haaks ten opzichte van de transportrichting T) en heeft daarmee de kolom KI van doosjes P verschoven vanaf de tussenpositie 100 naar een dwarseindpositie 101, in de richting van en tegen een eindaanslagelement 4. Op dezelfde wijze als hierboven kan dit eindaanslagelement 4 een opstaande rand of een oppervlak met een welbepaalde wrijving omvatten.

In FIGUUR 3 wordt een bovenaanzicht getoond van dit uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting tijdens een laatste stap van formeren van een patroon. Meer in het bijzonder is een tweede kolom van doosjes P aangeschoven, langszij de eerste kolom, waarbij in deze tweede kolom de richting van deze doosjes gewijzigd is. Zoals in het bijzonder uit de tekening volgt is in dit geval een oriëntatie van laatstgenoemde doosjes P over 900 geroteerd ten opzichte van een oriëntatie van de eerdere doosjes (i.e. een doosoriëntatie op de transporteur 1, gezien in bovenaanzicht).

Zoals FIGUUR 3 en FIGUUR 4 verder tonen kan de schuifstang 2 zich bij voorkeur bevinden in een loze ruimte tussen de door die stang 2 verplaatste, eerste kolom dozen KI en de vervolgens aangevoerde dozen (die een tweede kolom K2 vormen), waarbij de eerste kolom dozen KI en de volgende kolom dozen K2 in dit geval gezamenlijk het te vormen dozenpatroon omvatten. De stang kan in die positie blijven totdat het gevormde patroon KI, K2 van de transporteur 2 is afgenomen, om vervolgens weer naar de in FIGUUR 1 getoonde uitgangspositie te worden terugbewogen (voor aangrijping op een volgende kolom dozen van een volgend te vormen patroon).

ί

Als gebruikelijk worden dergelijke patronen geformeerd om verder in dozen verpakt te worden. Dergelijke dozen worden ook wel omdozen genoemd. In een dergelijke omdoos worden meestal meerdere lagen van dergelijke patronen geplaatst. Om een dergelijk patroon in een keer op te pakken, te 5 transporteren, en in een omdoos te plaatsen, zijn er grijpers, bijvoorbeeld verbonden met een mast of aan een robotarm, ontwikkeld die een dergelijk patroon kunnen aangrijpen en oppakken zonder het patroon te verstoren, en vooral zonder dat dergelijke eierdozen ongewenst geopend worden.

Bijvoorbeeld in EP 1502884 wordt een dergelijke grijper beschreven waarmee op geschikte wijze deze handelingen uitgevoerd kunnen worden.

FIGUUR 4 toont schematisch een zijaanzicht van het stroomafwaartse einde van de inrichting net vooraf aan het oppakken van een dergelijk patroon. Meer in het bijzonder is dit een aanzicht langs de transportrichting 15 T, te weten tegen de aanvoerrichting in.

Voorts zijn aangegeven het eindaanslageleinent 4, het begin van de schuifstang 2 dat verbonden is met een stangbesturing 3 die de schuifstang 2 in twee richtingen Si of S2 kan verplaatsen, bijvoorbeeld als aangegeven 20 in FIGUUR 2 waar de schuifstang 2 de kolom in de richting van Si verschuift. De schuifstang 2 kan bijvoorbeeld in de aan S1 tegenovergestelde richting S2 worden verplaatst na afname van het gevormde patroon, naar een uitgangspositie voor het formeren van een volgende dozenpatroon.

Voor elke deskundige zal duidelijk zijn dat er vele mogelijke stangbesturingen 3 toegepast kunnen worden, bijvoorbeeld combinaties van een motor en een ketting of een poelie.

In FIGUUR 4 is verder aangegeven een grijperkop 7 met grijperbladen 71, die onder meer in richtingen Gl, G2 bewogen kunnen worden om het patroon te omvatten en vervolgens van beneden af te ondersteunen, waarna oppakken en transporteren mogelijk is, bijvoorbeeld hiervoor genoemd met de grijper volgens EP 1502884.

Het formeren van grotere patronen kan betekenen dat er dienovereenkomstig meerdere schuifstangen 2 aangebracht zijn. De werking daarvan zal op soortgelijke wijze plaatsvinden.

In een andere uitvoeringsvorm kunnen voor grotere en zwaardere dozen ook dienovereenkomstig zwaardere stangen 2 toegepast worden.

In principe heeft de schuifstang 2 een vaste hoogte boven het oppervlak van de transportband 1 en behoudt deze de hoogte tijdens het verschuiven van verpakkingseenheden naar de gewenster positie. Afhankelijk van de afmetingen van deze verpakkingseenheden kan deze hoogte instelbaar gemaakt worden.

Voor de wijze van opnemen van een patroon kunnen vanzelfsprekend meerdere bewegingen en bewegingstrajecten gekozen worden. Gebleken is dat met groot voordeel de grijper 7 reeds tijdens het bewegen van en formeren door de schuifstang 2 in de richting van het op te pakken patroon van doosjes P bewogen kan worden. Met name de verwerkingstijd kan zo verkort worden, en daarmee de verwerkingscapaciteit vergroot worden. Een verdere handeling van de grijper kan zijn dat bij enigszins samenknijpen van de grijperbladen 71, 72 in het bijzonder de tweede kolom als aangegeven in FIGUUR 3 dicht tegen de eerste aangedrukt wordt en zo een zekere wijze van transport verkregen wordt.

Voor elke deskundige zal duidelijk zijn dat diverse veranderingen in de inrichting en werkwijze als hierboven voor een welbepaald uitvoeringsvoorbeeld beschreven zijn geacht worden binnen de beschermingsomvang van de aangehechte conclusies begrepen te worden.

LEGENDA

1. transporteur	100 tussenpositie
2. schuifstang	101 dwarseindpositie
5 3. stangbesturing	T transportrichting
4. eindaanslagelement	P producten
5. tussenaanslagelement	S1, S2schuifstangbegingsrichting
7 grijperkop	Gl, G2 grijperbladbewegingsrichting
71, 72 grijperbladen	KI eerste kolom dozen
10	K2 volgende kolom dozen

Claims

CONCLUSIES

1. Inrichting voor het vormen van patronen van dozen (P), in het bijzonder maar niet uitsluitend het vormen van patronen van eierdozen, waarbij de inrichting is voorzien van een transporteur (1), waarbij tijdens gebruik tenminste twee dozen (P) achter elkaar in een transportrichting T over de transporteur (1) worden aangevoerd naar een stroomafwaartse tussenpositie op de genoemde transporteur (1) en waarbij een kolom (Kl) van dozen gevormd wordt, met het kenmerk, dat de inrichting tenminste een enkele duwstang (2) omvat die, aangebracht vlak boven de transporteur (1) en geactiveerd na bereiken van de genoemde stroomafwaartse tussenpositie, in dwarsrichting (Sl) op de genoemde transportrichting T verplaatst kan worden, waarbij de genoemde kolom van dozen (P) naar een dwarseindpositie (101) bewogen wordt.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tussenpositie tenminste bepaald wordt door een tussenaanslagelement (5).
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het tussenaanslagelement (5) een opstaande rand omvat.
4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het tussenaanslagelement (5) tenminste een materiaalvlak met een welbepaalde wrijvingslaag omvat.
5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eindpositie tenminste bepaald wordt door een eindaanslagelement (4).
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het eindaanslagelement (4) een opstaande rand omvat.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het eindaanslagelement (4) tenminste een materiaalvlak met een welbepaalde wrijvingslaag omvat.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de transporteur (1) een transportband is.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van een grijper (7) welke is ingericht voor het de dwarseindpositie oppakken van een op die positie geformeerde patroon van dozen (P).
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de inrichting zodanig is geconfigureerd dat het bewegen van de grijper (7) naar de dwarseindpositie ingezet wordt tenminste tijdens het met de duwstang (2) verplaatsen van de genoemde kolom van dozen (P).
11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de duwstang (2) een vaste hoogte boven het oppervlak van de transporteur (1) heeft en behoudt tijdens het verplaatsen van de kolom dozen (P), waarbij genoemde hoogte bij voorkeur instelbaar is.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de door de inrichting te verwerken dozen eierdozen zijn, waarbij de duwstang (2) is geconfigureerd om te passen in een loze ruimte nabij de onderzijde van de eierdozen, in het bijzonder een loze ruimte tussen een eerste, door de duwstang te verplaatsen kolom dozen (KI) en een volgende, via de transporteur (1) aangevoerde, kolom dozen (K2).
13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting is geconfigureerd om dozen (P) van een te vormen patroon naar de genoemde stroomafwaartse tussenpositie (100) toe te voeren na de verplaatsing van de genoemde kolom van dozen (P), van het te vormen patroon, naar de dwarseindpositie (101), zonder dat de duwstang (2) in een omgekeerde dwarsrichting (S2) is bewogen.
14. Werkwijze voor het vormen van patronen van dozen, in het bijzonder maar niet uitsluitend het vormen van patronen van eierdozen, omvattende,

- het in een transportrichting T over een transporteur (1) naar een stroomafwaartse tussenpositie aanvoeren van tenminste twee dozen (P) achter elkaar, en

- het tegen elkaar schuiven van de dozen (P) waarbij een kolom gevormd wordt, gekenmerkt door,

- het na bereiken van de genoemde stroomafwaartse tussenpositie activeren van tenminste een enkele duwstang (2) die aangebracht is vlak boven de transporteur, (1) en

- het vervolgens met de duwstang (2) in een richting (S1) dwars op de genoemde transportrichting verplaatsen van de kolom (KI) naar een dwarseindpositie.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, gekenmerkt door, het voorts met een grijper (7) van de dwarseindpositie oppakken van het geformeerde patroon.
16. Werkwijze volgens conclusies 14 of 15, met het kenmerk, dat het bewegen van de grijper (7) naar de dwarseindpositie ingezet wordt tenminste tijdens het met de duwstang verplaatsen van de genoemde kolom.
17. Werkwijze volgens een der conclusies 14-16, waarbij de transporteur een transportband is.
18. Werkwijze volgens een der conclusies 14-17, waarbij de dozen eierdozen zijn, waarbij de duwstang (2) past in een loze ruimte nabij de onderzijde van de eierdozen, in het bijzonder een loze ruimte tussen een eerste kolom dozen (KI) en een volgende kolom dozen (K2).
19. Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij de duwstang (2) in positie blijft tijdens het van de transporteur afnemen van een dozenpatroon dat genoemde eerste kolom dozen (KI) en tweede kolom dozen (K2) omvat.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de duwstang naar een uitgangspositie wordt terugbewogen nadat het dozenpatroon (KI, K2) van de transporteur (1) is afgenomen, in een richting (S2) dwars op de genoemde transportrichting.