NL2021959B1 - Melkinstallatie, gebruik, werkwijze en sensorinrichting - Google Patents

Melkinstallatie, gebruik, werkwijze en sensorinrichting Download PDF

Info

Publication number
NL2021959B1
NL2021959B1 NL2021959A NL2021959A NL2021959B1 NL 2021959 B1 NL2021959 B1 NL 2021959B1 NL 2021959 A NL2021959 A NL 2021959A NL 2021959 A NL2021959 A NL 2021959A NL 2021959 B1 NL2021959 B1 NL 2021959B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
milking
suspension cable
sensor device
cluster
milking cluster
Prior art date
Application number
NL2021959A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Hendrik Lammers Rudie
Johannes Wilhelmus Schutte Jort
Schäperclaus Edwin
Benedictus Hans
Original Assignee
Nedap Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nedap Nv filed Critical Nedap Nv
Priority to NL2021959A priority Critical patent/NL2021959B1/nl
Priority to PCT/NL2019/050728 priority patent/WO2020096455A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2021959B1 publication Critical patent/NL2021959B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/017Automatic attaching or detaching of clusters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/017Automatic attaching or detaching of clusters
    • A01J5/0175Attaching of clusters

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een melkinstallatie met een melkstel dat met een distaal eindgedeelte van een ophangkabel is verbonden. De melkinstallatie is ingericht om het melkstel aan de ophangkabel op te kunnen hangen. De melkinstallatie is voorzien van een sensorinrichting voor het detecteren dat het melkstel wordt opgetild vanuit een initiële toestand waarin genoemd melkstel aan de ophangkabel hangt. Verder is de sensorinrichting ingericht voor het genereren en draadloos uitzenden van een melkstelstatusdetectiesignaal wanneer wordt gedetecteerd dat het melkstel wordt opgetild vanuit een initiële positie waarin het aan de ophangkabel hangt.

Description

Titel: Melkinstallatie, gebruik, werkwijze en sensorinrichting
De uitvinding heeft betrekking op een melkinstallatie voor het machinaal melken van een zoogdier, in het bijzonder een koe, omvattende ten minste een inelkstel met een cluster tepelbekers waarvan elk is ingericht voor het ten minste gedeeltelijk daarin opnemen van een respectieve speen van het zoogdier, waarbij de melkinstallatie een ophangkabel omvat die met een distaai eindgedeelte verbonden is met het melkstel, waarbij de melkinstallatie is ingericht om het melkstel aan genoemde ophangkabel op te kunnen hangen.
Dergelijke melkinstallaties zijn in diverse soorten bekend. Gewoonlijk bestaat het cluster tepelbekers van een dergelijk melkstel uit vier van zulke tepelbekers die tijdens een melkingsproces met behulp van een vacuümpomp elk min of meer intermitterend kunnen worden aangezogen om zo het zoogdier te melken. Daartoe is een dergelijk melkstel gewoonlijk via een pulsatieslang met een vacuümpomp verbonden. Gewoonlijk is er ook een melkslang verschaft om melk af te voeren van het melkstel naar bijvoorbeeld een melktank waar de melk kan worden opgeslagen. Daarnaast is een dergelijk melkstel dus ook verbonden met een ophangkabel waaraan het melkstel kan zijn op gehangen als het niet op het zoogdier is bevestigd. Gewoonlijk is het melkstel zo opgehangen dat genoemd melkstel met de ophangkabel door een afnamecilinder, of zogenaamde vacuümcilinder, opgetrokken wordt nadat het melkstel door een gebruiker, ook wel melker genoemd, van een zoogdier is afgehaald. Alvorens het melkstel op een zoogdier te bevestigen, in het bijzonder door het melkstel onder een koe te hangen, dient het door de afnamecilinder opgetrokken melkstel weer naar beneden gehaald te worden, bijvoorbeeld door het handmatig naar beneden te trekken. Vervolgens kan het melkstel op het dier geplaatst worden waarbij de betreffende tepelbeker zich dan kan vastzuigen op een betreffende speen of zogenaamde tepel. Alvorens de tepelbeker zich kan vastzuigen dient het betreffende melkstel wel eerst in een werktoestand te worden gebracht waarin de tepelbeker kan zuigen.
Gewoonlijk wordt dat gedaan door de melker daartoe op een startknop te laten drukken, waardoor dan een melkingsproces start. De startknop is voorzien op een zogenaamde melkterminal, of zogenaamde melkplaatscontroller of bedieningsapparaat, bijvoorbeeld in de vorm van een kastje, dat bij de betreffende melkplaats is voorzien en dat via een of meerdere signaalkabels verbonden is met een centrale controller, of zogenaamd melkstuurapparaat, die het melkingsproces regelt en die bijvoorbeeld een of meerdere kleppen kan aansturen om te zorgen dat de tepelbekers van het melkstel beginnen met aanzuigen. In melkstallen waar veel dieren gemolken dienen te worden moet deze handeling van het op een knop drukken teneinde het melkingsproces op te starten vaak worden uitgevoerd. Iedere keer wanneer een melker een melkstel op een dier wil bevestigen dient hij handmatig het melkingsproces te activeren door op een startknop te drukken van een betreffende melkterminal. Dit kost relatief veel tijd en kan ten koste gaan van de efficiëntie, bijvoorbeeld doordat de melker iedere keer naar de betreffende, bij de betreffende melkplaats voorziene, melkterminal moet reiken.
Er zijn ook andere bestaande melkinstallaties bekend waarbij de melker niet steeds voorafgaand aan het op een zoogdier plaatsen van een melkstel op een bijbehorende startknop hoeft te drukken. In zo een dergelijke bestaande melkinstallatie wordt de ophangkabel ook door een afnamecilinder, of zogenaamde vacuümcilinder, opgetrokken wanneer het melkstel van een zoogdier is afgehaald en het melkingsproces is geëindigd. Bij het ophijsen van het aan de ophangkabel hangende melkstel trekt de afnamecilinder aan een zogenaamd afnamekoord waarvan de ophangkabel een einddeel kan vormen. In de afnamecilinder, in het bijzonder in een kop van die afnamecilinder, zit een sensorinrichting ingebouwd die detecteert hoe hard het hangende melkstel via het afnamekoord aan de afnamecilinder trekt. Wanneer de melker het melkstel vastgrijpt en ietsjes optilt detecteert de sensorinrichting dat het melkstel wordt op getild vanuit een initiële toestand waarin genoemd melkstel is opgehangen. Net als een melkterminal kan ook de genoemde sensorinrichting via een signaalkabel een signaal sturen aan een centrale controller, of zogenaamd melkstuurapparaat, die het melkingsproces regelt. Het melkingsproces kan dus worden opgestart aan de hand van het detecteren dat het melkstel wordt opgetild en de melker hoeft dus niet een aparte handeling uit te voeren van het op een startknop drukken die op een afstand van het melkstel gelegen melkterminal, of zogenaamde melkplaatscontroller, is voorzien. Een dergelijk systeem is bekend onder de naam “EasyStart”. Ook het de afnamecihnder laten toestaan dat het afnamekoord wordt uitgetrokken kan geschieden op basis van de detectie dat het melkstel wordt opgetild. Een bij de afnamecilinder horende actuator kan op basis van een dergelijk detectie worden aangestuurd.
Hoewel een melkinstallatie met dergelijke EasyStart functionaliteit an sich erg voordelig kan zijn, blijkt het in de praktijk vaak lastig om bestaande melkinstallaties om te bouwen. In een melkstal met veel melkplaatsten dienen namelijk alle afnamecilinders te worden omgebouwd, als het überhaupt al mogelijk is om de afnamecilinders om te bouwen en niet elk in zijn geheel vervangen moet worden door een geavanceerdere afnamecilinder met een ingebouwde sensorinrichting. Dit is lastig, te meer omdat bestaande melkinstallaties in melkstallen gewoonlijk twee of drie keer op een dag worden gebruikt en de daar te melken dieren in de tussentijd niet eenvoudig ergens anders gemolken kunnen worden. Het ombouwen dient gewoonlijk dan ook tussen twee melkrondes in te geschieden, wat een en ander niet eenvoudiger maakt.
De huidige openbaarmaking beoogt een alternatieve melkinstallatie te verschaffen. In het bijzonder beoogt de openbaarmaking om een melkinstallatie te verschaffen die een of meerdere nadelen van een of meerdere uit de stand van de techniek bekende melkinstallaties kan tegengaan. Meer in het bijzonder beoogt de openbaarmaking om een melkinstallatie te verschaffen die een of meerdere nadelen waaraan hierboven wordt gerefereerd kan tegengaan. Nog meer in het bijzonder beoogt de openbaarmaking een melkinstallatie te verschaffen die aan de ene kant, net als de bekende installatie met de zogenaamde EasyStart functionaliteit, relatief veel gebruiksgemak kan bieden door een melker niet steeds op een startknop te laten drukken, maar die aan de andere kant niet het nadeel heeft dat het lastig is om er een bestaande melkinstallatie tot om te bouwen.
Een eerste aspect van de huidige openbaarmaking verschaft daartoe een melkinstallatie voor het machinaal melken van een zoogdier, in het bijzonder een koe, omvattende ten minste een melkstel met een cluster tepelbekers waarvan elk is ingericht voor het ten minste gedeeltelijk daarin opneinen van een respectieve speen van het zoogdier, waarbij de melkinstallatie een ophangkabel omvat die met een distaai eindgedeelte verbonden is met het melkstel, waarbij de melkinstallatie is ingericht om het melkstel aan genoemde ophangkabel op te kunnen hangen, waarbij de melkinstallatie voorts is voorzien van een sensorinrichting voor het detecteren dat het melkstel wordt opgetild vanuit een initiële toestand waarin genoemd melkstel aan de ophangkabel hangt, waarbij de sensorinrichting is ingericht voor het genereren en draadloos uitzenden van een melkstelstatusdetectiesignaal wanneer wordt gedetecteerd dat het melkstel wordt opgetild vanuit een initiële positie waarin het aan de ophangkabel hangt.
Een voordeel van een dergelijke melkinstallatie waarbij de sensorinrichting is ingericht voor het genereren en draadloos uitzenden van een melkstelstatusdetectiesignaal wanneer wordt gedetecteerd dat het melkstel wordt opgetild vanuit een initiële positie waarin het aan de ophangkabel hangt is dat de sensorinrichting eenvoudig op een andere plek kan worden voorzien dan in de afnamecilinder. Bijvoorbeeld doordat de sensorinrichting niet in de afnamecilinder geïntegreerd hoeft te zijn, kan het mogelijk gemaakt worden een bestaande melkinstallatie in bijvoorbeeld een bestaande melkstal relatief eenvoudig om te bouwen tot een melkinstallatie waarbij het melkproces kan worden gestart zonder bijvoorbeeld eerst een startknop in te duwen, maar bijvoorbeeld gestart kan worden door het melkstel enigszins op te tillen.
Bij voorkeur is de sensorinrichting ingericht om enkel een melkstelstatusdetectiesignaal uit te zenden wanneer wordt gedetecteerd dat het melkstel wordt opgetild vanuit de initiële toestand waarin genoemd melkstel aan de ophangkabel hangt. Door niet continu een melkdetectiesignaal uit te zenden kan energie worden bespaard, als gevolg waarvan de sensorinrichting bijvoorbeeld relatief weinig batterijcapaciteit nodig kan hebben en/of waardoor de sensorinrichting relatief lang kan worden gebruikt zonder dat een batterij op geladen en/of vervangen dient te worden.
De openbaarmaking heeft ook betrekking op het gebruik van een melkinstallatie.
Tevens heeft de openbaarmaking betrekking op een werkwijze voor het aanpassen van een bestaande melkinstallatie, waarbij de werkwijze een eerste stap omvat van het verschaffen van een bestaande melkinstallatie voor het melken van een zoogdier, in het bijzonder een koe, waarbij de bestaande melkinstallatie ten minste een melkstel heeft met een cluster tepelbekers waarvan elk is ingericht voor het ten minste gedeeltelijk opnemen van een respectieve speen van het zoogdier, waarbij genoemde bestaande melkinstallatie verder een ophangkabel omvat die aan zijn distale eindgedeelte met het melkstel is verbonden en waarbij genoemde bestaande melkinstallatie is ingericht om het melkstel aan genoemde ophangkabel op te kunnen hangen wanneer het melkstel niet op het zoogdier is bevestigd, en waarbij de werkwijze een tweede stap omvat van het verschaffen van een sensorinrichting die is ingericht om tijdens gebruik te detecteren dat er op een gegeven moment minder hard aan de sensorinrichting wordt getrokken dan daarvoor, en waarbij de sensorinrichting zodanig in de bestaande melkinstallatie wordt geplaatst dat de sensorinrichting in een initiële toestand, waarin het melkstel aan de ophangkabel hangt, aan een naar beneden hangend gedeelte van de ophangkabel is bevestigd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stappen van het losnemen van het melkstel van de ophangkabel en het bevestigen van de sensorinrichting tussen het melkstel en de ophangkabel. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan de werkwijze de stappen omvatten van het een eerste deel van de ophangkabel losnemen van een tweede deel van de ophangkabel en het tussen het eerste ophangkabeldeel en het tweede ophangkabeldeel bevestigen van de sensorinrichting.
Een voordeel van een dergelijke werkwijze is dat een bestaande melkinstallatie relatief eenvoudig kan worden omgebouwd doordat de sensorinrichting op een andere plek kan worden voorzien dan in een afnam ecilin der.
Opgemerkt wordt dat, hoewel de sensorinrichting bij voorkeur kan zijn ingericht voor het genereren en draadloos uitzenden van een melkstelstatusdetectiesignaal wanneer wordt gedetecteerd dat het melkstel wordt op getild, de bovengenoemde werkwijzen ook voordelig kunnen zijn wanneer de sensorinrichting bij detectie dat het melkstel wordt opgetild vanuit een initiële positie waarin het aan de ophangkabel hangt niet draadloos een melkstelstatusdetectiesignaal verzendt, maar bijvoorbeeld via een signaalkabel, zoals een koperen kabel of een glasvezelkabel, verbonden is met een melkterminal of zogenaamde melkplaatscontroller of zogenaamd bedieningsapparaat dat op zijn beurt weer kan communiceren met een centrale controller of zogenaamd melkstuurapparaat. Alternatief kan de sensorinrichting bijvoorbeeld via een signaalkabel rechtstreeks verbonden zijn met centrale controller of zogenaamd melkstuurapparaat.
Een verder aspect van de openbaarmaking verschaft een melkinstallatie voor het machinaal melken van een zoogdier, in het bijzonder een koe, omvattende ten minste een melkstel met een cluster tepelbekers waarvan elk is ingericht voor het ten minste gedeeltelijk daarin opnemen van een respectieve speen van het zoogdier, waarbij de melkinstallatie een ophangkabel omvat, waarbij de melkinstallatie is ingericht om het melkstel aan genoemde ophangkabel op te kunnen hangen, waarbij de melkinstallatie voorts is voorzien van een sensorinrichting voor het detecteren dat het melkstel wordt opgetild vanuit een initiële toestand waarin genoemd melkstel aan de ophangkabel hangt, waarbij het melkstel zelf, of een aan een melkstel bevestigd eerste deel van ophangkabeldeel, aan de sensorinrichting is bevestigd teneinde daar in de initiële toestand aan te hangen, waarbij de sensorinrichting aan een andere zijde bevestigd is een aan ander deel van de melkinstallatie, bijvoorbeeld een tweede ophangkabeldeel, waar het ten minste in de initiële toestand aan hangt, zodat bij het optillen van het melkstel ten minste een ophangkabeldeel tussen de sensorinrichting en het melkstel of ten minste een ophangkabeldeel waar de sensorinrichting aan hangt ontspant wanneer het melkstel enigszins wordt op getild.
Een voordeel van een dergelijke melkinstallatie is dat de sensorinrichting relatief eenvoudig op een andere plek kan worden voorzien dan in de afnamecilinder. Opgemerkt wordt dat dit ook voordelig kan zijn wanneer de sensorinrichting bij detectie dat het melkstel wordt opgetild vanuit een initiële positie waarin het aan de ophangkabel hangt niet draadloos een melkstelstatusdetectiesignaal verzendt, maar bijvoorbeeld via een signaalkabel verbonden is met een melkterminal of zogenaamde melkplaatscontroller of zogenaamd bedieningsapparaat dat op zijn beurt weer kan communiceren met een centrale controller of zogenaamd melkstuurapparaat. Alternatief kan de sensorinrichting bijvoorbeeld via een signaalkabel rechtstreeks verbonden zijn met centrale controller of zogenaamd melkstuurapparaat.
Voorts heeft de openbaarmaking betrekking op een sensorsinrichting die een eerste bevestigingsmiddel omvat voor het hangend aan de sensorinrichting bevestigen van i) een melkstel of ii) een aan een melkstel bevestigd ophangkabeldeel dat een eerste deel van een melkinstallatie vormt, waarbij de sensorinrichting een tweede bevestigingsmiddel omvat voor het bevestigen van de sensorinrichting aan een tweede deel van de melkinstallatie, bijvoorbeeld een tweede ophangkabeldeel, en waarbij de sensorinrichting is ingericht om tijdens gebruik te detecteren dat er op een gegeven moment minder hard aan de sensorinrichting wordt getrokken dan daarvoor, teneinde te detecteren dat ten minste een gedeelte van het ophangkabeldeel, waaraan tijdens genoemd gebruik het melkstel in een initiële toestand hangt, vanuit een in hoofdzaak strakke toestand in een in hoofdzaak slappe toestand wordt gebracht doordat het melkstel op getild wordt.
Verdere voordelig uitvoeringsvormen van de openbaarmaking zijn weergeven in de volgconclusies.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening toont:
Figuur la een schematische weergave van een mogelijke uitvoeringsvorm van een melkinstallatie volgens een aspect van de huidige openbaarmaking in een eerste toestand;
Figuur 1b een schematische weergave van de melkinstallatie van figuur la in een tweede toestand;
Figuur 1c een schematische weergave van de melkinstallatie van figuren la en 1b in een derde toestand;
Figuur 2a een schematische weergave van een tweede uitvoeringsvorm van een melkinstallatie volgens een aspect van de huidige openbaarmaking in een eerste toestand;
Figuur 2b een schematische weergave van de melkinstallatie van figuur 2a in een tweede toestand; en
Figuur 3 een schematische weergave van een sensorinrichting volgens een verder aspect van de huidige openbaarmaking.
De tekening toont slechts schematische weergaven van voorkeursuitvoeringsvormen. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde of corresponderende verwijzingscijfers aangegeven.
Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van een melkinstallatie 1 voor het machinaal melken van een zoogdier, in het bijzonder een koe. Echter, de melkinstallatie kan ook bedoeld, ingericht en/of geschikt zijn voor het melken van andere dieren, zoals bijvoorbeeld geiten, schapen, buffels, paarden, ezels, rendieren, kamelen, lama’s, yaks, etc. De melkinstallatie 1 kan bijvoorbeeld een zogenaamde melkmachine zijn of een deel van een melkmachine zijn. Additioneel of alternatief kan de melkinstallatie 1 een deel van een melkstal en/of van een melkput vormen.
De melkinstallatie 1 omvat ten minste een melkstel 2, maar kan bij voorkeur meerdere melkstellen 2 omvatten. Bijvoorbeeld omvat de melkinstallatie 1 een melkstel 2 per melkpunt of zogenaamde melkplaats. Op gemerkt wordt dat onder melkpunt of melkplaats een plek, bijvoorbeeld in een melkstal, kan worden verstaan waar een koe of ander dier kan worden geplaatst om te worden gemolken en waar zich de benodigde apparatuur, zoals bijvoorbeeld een melkstel en eventuele bedieningsapparatuur bevindt. Ook kan bijvoorbeeld een melkstel 2 per twee melkpunten zijn verzien, in het bijzonder wanneer het melkstel 2 door middel van een zwenkbare afnamecilinder van een eerste zijkant van een langgerekte melkput naar een tweede zijkant van de melkput kan worden gezwenkt om aan die tweede zijkant een zoogdier te melken terwijl aan de eerste zijkant reeds gemolken dieren worden afgevoerd en nog te melken dieren worden aangevoerd.
Het melkstel 2 omvat een cluster 3 tepelbekers 3’. Hier omvat het cluster 3 vier tepelbekers 3’, een voor elke tepel of zogenaamde speen van een uier van een koe. Elke tepelbeker 3’ is ingericht voor het ten minste gedeeltelijk daarin opnemen van een respectieve speen van het zoogdier.
De melkinstallatie 1 omvat voorts een ophangkabel 4 omvat die met een distaai eindgedeelte verbonden is met het melkstel 2. Op gemerkt wordt dat de ophangkabel 4 op allerlei manieren kan zijn uitgevoerd. De ophangkabel 4 kan uit een enkel stuk kabel bestaan, maar kan ook een uit meerdere onderdelen 4a, 4b samengestelde ophangkabel 4 zijn, zoals bijvoorbeeld het geval is in Figuren la-lc. Bijvoorbeeld kan de ophangkabel 4 een ophangkabeldeel 4b omvatten dat onderdeel is van een afnaineinrichting 5, 9, 4b die is ingericht om na het melken het melkstel 2 bij de tepels van het gemolken dier weg te trekken en op te hijsen zodat het niet op de vloer komt te liggen. Genoemde ophangkabeldeel 4b kan bijvoorbeeld zijn gevormd door een lijn 4b die met een afnainecilinder 5 of dergelijke is op te hijsen, en kan de ophangkabel 4 ook een onderdeel 4a omvatten dat aan een distaai eindgedeelte van dat andere onderdeel 4b is gekoppeld. Daarnaast wordt op gemerkt dat de ophangkabel 4 bijvoorbeeld een ketting, touw, draad, riem, band, snoer, lijn, of iets dergelijks kan zijn of kan omvatten. Eventuele verbindingsstukken, zoals bijvoorbeeld een sensorinrichting 6, waar hieronder verder op zal worden ingegaan, een karabijnhaak, een lostrekbeveiliging of onderdelen van een daarvan, etc. kunnen ook beschouwd worden als onderdeel of onderdelen van de ophangkabel 4.
De melkinstallatie 1 is ingericht om het melkstel 2 aan genoemde ophangkabel 4 op te kunnen hangen wanneer het melkstel 2 niet op het zoogdier is bevestigd. Bij voorkeur hangt het melkstel 2 dan op een hoogte waarop het op relatief eenvoudige wijze is aan te grijpen door een melker of andere gebruiker, die bijvoorbeeld in een melkput staat en daardoor lager kan staan dan het te melken dier. In uitvoeringsvormen kan de melkinstallatie 1 zodanig zijn ingericht dat de ophangkabel 4 door een de vakman bekende afnamecilinder 5, die bij voorkeur als zogenaamde vacuümcilinder kan zijn uitgevoerd, opgetrokken kan worden nadat het melkstel 2 door een gebruiker van het zoogdier is afgehaald. Wanneer het melkstel 2 op het zoogdier is bevestigd, bijvoorbeeld onder dat zoogdier hangt, dan kan de aan het melkstel 2 bevestigde ophangkabel 4 op zijn minst gedeeltelijk slap hangen. De afname-inrichting 5, 9, 4b kan de ophangkabel 4 daartoe ten minste gedeeltelijk laten vieren.
De melkinstallatie 1 is voorts voorzien van een sensorinrichting 6, welke is ingericht voor het detecteren dat het melkstel 2 wordt opgetild vanuit een initiële toestand (zoals getoond in Figuren la en 2a) waarin genoemd melkstel 2 aan de ophangkabel 4 hangt.
Zoals te zien is in Figuur 2b kan de sensorinrichting 6 tussen de ophangkabel 4 en het melkstel 2 zijn bevestigd. Alternatief kan de sensorinrichting 6 bijvoorbeeld tussen twee delen 4a, 4b van de ophangkabel 4 zijn bevestigd. Het genoemde distale eindgedeelte van de ophangkabel 4 kan dus rechtstreeks aan het melkstel 2 zijn bevestigd, zoals te zien is in Figuren la-lc, maar het genoemde distale eindgedeelte kan alternatief dus bijvoorbeeld ook via de sensorinrichting met het melkstel 2 zijn verbonden, zoals te zien in Figuren 2a-2b.
Doordat de sensorinrichting 6 kan zijn ingericht voor het detecteren dat ten minste een distaai deel 4’ van de ophangkabel 4 vanuit een in hoofdzaak strakke toestand daarvan in een in hoofdzaak slappe toestand wordt gebracht, vergelijk Figuren la en 2a met Figuren 1b en 2b, kan worden gedetecteerd dat het melkstel 2 wordt op getild vanuit de initiële positie waarin het aan de ophangkabel 4 is op gehangen en de ophangkabel 4 in hoofdzaak gespannen is tot in een positie waarin de ophangkabel 4 niet meer in hoofdzaak gespannen, maar in hoofdzaak ontspannen is, en niet meer in hoofdzaak strak staat.
De sensorinrichting 6 is ingericht voor het genereren en draadloos uitzenden van een melkstelstatusdetectiesignaal 60 wanneer wordt gedetecteerd dat het melkstel 2 wordt op getild vanuit een initiële positie waarin het aan de ophangkabel 4 hangt. Opgemerkt wordt dat de draadloze communicatie bijvoorbeeld gebruik kan maken van Bluetooth-technologie of van Wifi-technologie, maar dat de draadloze communicatie ook anders kan worden verzorgd, bijvoorbeeld via mobiel internet of op nog andere wijze.
De melkinstallatie 1 kan een ontvanger 7 of zogenaamde reader 7 omvatten die is ingericht om het uitgezonden melkstelstatusdetectiesignaal 60 te ontvangen. Indien meerdere sensorinrichtingen 6 voor meerdere melkstellen 2 zijn voorzien kan bijvoorbeeld een ontvanger 7 zijn voorzien per sensorinrichting 6. Alternatief kan een ontvanger 7 zijn ingericht om de signalen van meerdere sensorinrichtingen 6 te ontvangen. De ontvanger 7 kan bijvoorbeeld zijn voorzien in een melkplaatscontroller of melkterminal of zogenaamd bedieningsapparaat dat bij een betreffende melkplaats is verschaft. Alternatief of additioneel kan een centrale ontvanger 7 zijn voorzien of kunnen meerdere ontvangers op een centrale plek zijn voorzien. De ontvanger 7 kan het ontvangen melkstelstatusdetectiesignaal 60 doorgeven aan een zogenaamd melkstuurapparaat 8 dat is ingericht om het melkingsproces te regelen. Het melkstuurapparaat 8 kan bij voorkeur worden gevormd door een centrale controller 8 die het melkingsproces op meerdere melkplaatsen en/of voor meerdere melkstellen 2 kan regelen. Wanneer het melkstuurapparaat 8 via de ontvanger 7 een melkstelstatusdetectiesignaal 60 ontvangt dat het of een bepaald melkstel 2 is opgetild kan het melkstuurapparaat 8 een melkingsproces starten. Zo kan het melkstuurapparaat 8 bijvoorbeeld een of meerdere (niet getoonde) kleppen aansturen, via welke het melkstel met een vacuümpomp kan zijn verbonden, om zo te zorgen dat de tepelbekers 3’ van het melkstel 2 beginnen met aanzuigen. Hoewel het melkingproces dan bij voorkeur direct wordt gestart zou dit alternatief ook enigszins vertraagd kunnen gebeuren, zodat het inelkingsproces bijvoorbeeld pas start kort voordat de melker de tepelbekers 3’ dichtbij de tepels van het te melken dier heeft gebracht. Additioneel of alternatief kan de melkinstallatie 1 zijn ingericht om op basis van het melkstelstatusdetectiesignaal 60 een eventuele afname-inrichting 5, 9, 4b de ophangkabel 4, dat een afnamekoord 4b kan omvatten dat deel is van de afname-inrichting 5, 9, 4b, vrij te laten geven, zodat deze bijvoorbeeld relatief eenvoudig door een melker kan worden uitgetrokken om het melkstel 2 naar de tepels van het dier te brengen. Alternatief kan het afnamekoord 4b actief worden uitgegeven, bijvoorbeeld door een zuiger 5’ van de afnamecilinder 5, die dan bijvoorbeeld verticaal is geplaatst, naar beneden te laten bewegen. Bij voorkeur gebeurt dit niet of nauwelijks vertraagd, zodat de melker na het licht optillen van het melkstel meteen het melkstel 2 kan plaatsen zonder tijd te verliezen. In uitvoeringsvoorbeelden stuurt het melkstuurapparaat 8 bijvoorbeeld een actuator 9 aan, welke bijvoorbeeld door een vacuümpomp kan zijn gevormd.
De vakman zal begrijpen dat bij het aanpassen van een bestaande melkinstallatie deze melkinstallatie ook van een of meerdere van genoemde ontvangers 7 kan worden voorzien. Ook zal de vakman begrijpen dat het zogenaamde melkstuurapparaat 8 daar dan functioneel mee verbonden kan worden.
De sensorinrichting 6, waarvan een uitvoeringsvoorbeeld is getoond in Figuur 3, kan zijn ingericht om enkel een melkstelstatusdetectiesignaal 60 uit te zenden wanneer wordt gedetecteerd dat het melkstel 2 wordt opgetild vanuit de initiële toestand waarin genoemd melkstel 2 aan de ophangkabel 4 hangt, bijvoorbeeld om een in de sensorinrichting 6 verschafte batterij te sparen of bijvoorbeeld om storingen door onnodige berichten tegen te gaan. De vakman zal begrijpen dat dit niet hoeft te betekenen dat de sensorinrichting 6 verder nooit andere berichten of signalen mag uitzenclen. Bijvoorbeeld kan de sensorinrichting 6 zijn ingericht om wel een signaal uit te zenden wanneer de genoemde sensorinrichting door bijvoorbeeld door een locale melkplaatscontroller of rechtstreeks door een melkstuurapparaat 8 om informatie wordt gevraagd. De vakman zal begrijpen dat de sensorinrichting 6 dan ook een ontvanger kan omvatten en dat de melkplaatscontroller of het melkstuurapparaat 8 dan een corresponderende verzender kan omvatten. Een ander voorbeeld kan zijn dat sensorinrichting 6, bijvoorbeeld ook zonder daar om gevraagd te zijn, een signaal uitzendt om te melden dat de batterij onder een vooraf bepaald vermogensniveau komt en vervangen of bijgeladen dient te gaan worden.
Zoals te zien is in het uitvoeringsvoorbeeld van Figuren la-lc kan de sensorinrichting 6 bijvoorbeeld zijn bevestigd tussen een eerste ophangkabeldeel 4a en een tweede ophangkabeldeel 4b. Genoemde tweede ophangkabeldeel 4b kan bijvoorbeeld onderdeel zijn van de afnameinrichting 4b, 5, 9. Het eerste ophangkabeldeel 4a kan bijvoorbeeld met een distaai eindgedeelte aan het melkstel 2 zijn bevestigd en kan samen met dat melkstel 2 onderdeel uitmaken van een melkstelsamenstel 3, 4a.
Een distaai eindgedeelte 4’ van de ophangkabel 4, dat bijvoorbeeld het eerste ophangkabeldeel 4a kan omvatten of daardoor gevormd kan zijn, kan dus hangend zijn bevestigd aan de sensorinrichting 6. Onder het gewicht van bijvoorbeeld ten minste een deel van het eerste ophangkabeldeel 4a en/of bijvoorbeeld onder ten minste een deel van het gewicht van het melkstel 2 kan er aan de sensorinrichting 6 worden getrokken wanneer het melkstel 2 aan de ophangkabel hangt 4, zie Figuur
1. Al wanneer het melkstel 2 lichtjes wordt opgetild zal er minder hard aan de sensorinrichting 6 worden getrokken en kan er gedetecteerd worden dat ten minste een deel van de ophangkabel 4 ontspant en dat het melkstel 2 wordt op getild.
Bijvoorbeeld omdat veel bestaande melkinstallaties reeds beschikken over een ophangkabel 4 met een eerste ophangkabeldeel 4a en een tweede ophangkabeldeel 4b die losneembaar aan elkaar zijn gekoppeld kan, bijvoorbeeld bij het ombouwen van zo’n bestaande melkinstallatie, de sensorinrichting 6 relatief eenvoudig tussen beide ophangkabeldelen 4a, 4b worden geplaatst nadat deze zijn losgekoppeld. De sensorinrichting 6 kan dan zodanig worden bevestigd aan het tweede ophangkabeldeel 4b dat het in de initiële toestand, waarin het melkstel 2 aan het eerste ophangkabeldeel 4a hangt en het eerste ophangkabeldeel 4a aan de sensorinrichting 6 hangt, de sensorinrichting 6 aan het tweede ophangkabeldeel 4b hangt. Door de sensorinrichting 6 tussen twee naar beneden hangende gedeelten 4b’, 4a van de twee ophangkabeldelen 4b, 4a te bevestigen kan worden gezorgd dat in initiële toestand waarin het melkstel 2 hangt er voldoende hard aan de sensorinrichting 6 wordt getrokken.
Hoewel de sensorinrichting 6 bij voorkeur tussen twee delen 4a, 4b van de ophangkabel 4 kan worden geplaatst kan de sensorinrichting 6 ook op iedere andere geschikte plek worden geplaatst. Bijvoorbeeld, zoals ook het geval is in het voorbeeld van Figuren 2a, 2b, kan de sensorinrichting 6 tussen het melkstel 2 en een distaai eind van de ophangkabel 4 worden voorzien.
Opgemerkt wordt dat de sensorinrichting 6 bij voorkeur losneembaar is geplaatst. Dit kan niet alleen het ombouwen van bestaande melkinstallaties faciliteren, maar kan het ook mogelijk maken om indien nodig de sensorinrichting 6 eenvoudig te vervangen, bijvoorbeeld tijdelijk om deze bij te laden. In het uitvoeringsvoorbeeld van Figuren 2a-2b is het melkstel 2 bijvoorbeeld losneembaar aan de sensorinrichting 6 bevestigd en is de sensorinrichting 6 losneembaar aan de ophangkabel 4 bevestigd. In het uitvoeringsvoorbeeld van Figuren la-lc is het eerste ophangkabeldeel 4a losneembaar bevestigd aan de sensorinrichting 6 en is de sensorinrichting 6 losneembaar bevestigd aan het tweede ophangkabeldeel 4b.
Bijvoorbeeld daartoe kan, zoals bijvoorbeeld te zien is het uitvoeringsvoorbeeld in Figuur 3, de sensorinrichting 6, die bij voorkeur als een losneembare module 6 kan zijn uitgevoerd en die een behuizing kan omvatten, een eerste bevestigingsmiddel 61 omvatten voor het hangend aan de sensorinrichting bevestigen van een melkstel 2 (zie bijvoorbeeld Figuur 2a) of een aan een melkstel 2 bevestigd ophangkabeldeel 4a dat een eerste deel 4a van een melkinstallatie 1 vormt (zie bijvoorbeeld Figuur la) en/of een tweede bevestigingsmiddel 62 omvatten voor het bevestigen van de sensorinrichting 6 aan een tweede deel van de melkinstallatie 1, dat bij voorkeur wordt gevormd door een tweede ophangkabeldeel 4b. Het betreffende bevestigingsmiddel 61, 62 kan zijn ingericht om losneembaar gekoppeld te worden met het melkstel 2, betreffende ophangkabeldeel 4a, 4b of ander deel van de melkinstallatie 1 en kan bijvoorbeeld een oog, lus, haak, karabijnhaak of dergelijke omvatten of daardoor zijn gevormd.
Opgemerkt wordt dat de sensorinrichting 6 zo kan zijn ingericht dat deze tijdens gebruik kan detecteren dat er op een gegeven moment minder hard aan de sensorinrichting 6 wordt getrokken dan daarvoor, bijvoorbeeld door te kijken of de kracht waarmee er aan de sensorinrichting 6 wordt getrokken onder een bepaalde drempelkracht komt. De vakman zal begrijpen dat dit op velerlei manieren kan. In het uitvoeringsvoorbeeld van Figuur 3 wordt dit bijvoorbeeld gedaan met sensor 64, in het bijzonder een reed-sensor of reed-contact 64, dat meet of een te detecteren element 63, zoals bijvoorbeeld een magneet 63, dichtbij de sensor 64 is geplaatst. De sensor 64 en het te detecteren element 63 kunnen bijvoorbeeld zijn voorgespannen naar elkaar toe, bijvoorbeeld met een veer 65, en kunnen tegen de voorspankracht in uit elkaar worden getrokken wanneer het melkstel 2 in een initiële toestand hangt. Wanneer het melkstel 2 wordt opgetild trekt de sensorinrichting 6 het te detecteren element 63 en de sensor 64 naar elkaar toe en kan daardoor worden gedetecteerd dat ten minste een gedeelte van het ophangkabeldeel 4, waaraan tijdens genoemd gebruik het melkstel in een initiële toestand hangt, vanuit een in hoofdzaak strakke toestand in een in hoofdzaak slappe toestand wordt gebracht doordat het melkstel 2 op getild wordt. Natuurlijk kunnen de sensor 64 en het te detecteren element 63 alternatief ook zijn voorgespannen bij elkaar vandaan. In zo’n geval kan de sensor in het in Figuur 3 getoonde voorbeeld bijvoorbeeld aan de andere kant, dus onder, het te detecteren element 63 worden voorzien. In zulke gevallen kan bijvoorbeeld worden gedetecteerd dat het melkstel 2, vanuit de initiële positie waarin het aan de ophangkabel 4 is op gehangen, wordt op getild door te detecteren dat het te detecteren element 63 verder verwijderd is geraakt van de sensor 64. Zoals op gemerkt zijn dit slecht voorbeelden en zijn er legio andere manieren mogelijk om te meten dat het melkstel 2 wordt op getild.
Voorts wordt opgemerkt dat voor het doel van duidelijkheid en een beknopte beschrijving elementen of kenmerken hierin zijn beschreven als deel van dezelfde of verschillende uitvoeringsvoorbeelden en dat de omvang van de uitvinding uitvoeringsvormen kan omvatten die combinaties van alle of sommige van de beschreven elementen of kenmerken.
Het zal duidelijk zijn dat elk van de getoonde en beschreven melkinstallaties, werkwijzen voor het ombouwen van melkinstallaties, en sensorinrichtingen en elk element van de getoonde en beschreven melkinstallaties, werkwijzen voor het ombouwen van melkinstallaties, en sensorinrichtingen ook geacht wordt afzonderlijk te zijn beschreven en getoond en ook individueel kan worden toegepast en/of in combinatie met ten minste één ander element kan worden toegepast en geacht wordt hierin als zodanig te zijn beschreven. Zo zal de vakman begrijpen dat iets dat bijvoorbeeld in de context van een melkinstallatie is beschreven daarmee ook meteen is geopenbaard in de context van een werkwijze voor het ombouwen van een bestaande melkinstallatie en in de context van een sensorinrichting, of vice versa.
Voorts wordt opgemerkt dat de uitvinding niet is beperkt tot de hier beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Vele varianten zijn mogelijk.
Zo kan sensorinrichting bijvoorbeeld een andere sensor omvatten dan een reed-contact. Het zou bijvoorbeeld een elektrisch contactdeel kunnen zijn dat schakelt als het melkstel wordt op getild en een voorgespannen contactdeel daarmee contact maakt, of juist het contact verbreekt. Ook geheel andere sensoren zijn denkbaar om te detecteren dat het melkstel wordt opgetild, zoals bijvoorbeeld een rekstrookje dat ontspanning meet of een g-sensor die bijvoorbeeld een opgaande beweging kan detecteren.
Dergelijke en andere varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding, zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

Claims (15)

1. Melkinstallatie voor het machinaal melken van een zoogdier, in het bijzonder een koe, omvattende ten minste een melkstel met een cluster tepelbekers waarvan elk is ingericht voor het ten minste gedeeltelijk daarin opnemen van een respectieve speen van het zoogdier, waarbij de melkinstallatie een ophangkabel omvat die met een distaai eindgedeelte verbonden is met het melkstel, waarbij de melkinstallatie is ingericht om het melkstel aan genoemde ophangkabel op te kunnen hangen, waarbij de melkinstallatie voorts is voorzien van een sensorinrichting voor het detecteren dat het melkstel wordt opgetild vanuit een initiële toestand waarin genoemd melkstel aan de ophangkabel hangt, met het kenmerk dat de sensorinrichting is ingericht voor het genereren en draadloos uitzenden van een melkstelstatusdetectie-signaal wanneer wordt gedetecteerd dat het melkstel wordt opgetild vanuit een initiële positie waarin het aan de ophangkabel hangt.
2. Melkinstallatie volgens conclusie 1, waarbij de sensorinrichting is ingericht om enkel een melkstelstatusdetectiesignaal uit te zenden wanneer wordt gedetecteerd dat het melkstel wordt opgetild vanuit de initiële toestand waarin genoemd melkstel aan de ophangkabel hangt.
3. Melkinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de sensorinrichting tussen de ophangkabel en het melkstel is bevestigd.
4. Melkinstallatie volgens conclusie 3, waarbij het melkstel losneembaar aan de sensorinrichting is bevestigd en/of waarbij de sensorinrichting losneembaar aan de ophangkabel is bevestigd.
5. Melkinstallatie volgens een van conclusies 1 of 2, waarbij de ophangkabel ten minste een eerste ophangkabeldeel omvat dat met een distaai eindgedeelte aan het melkstel is bevestigd, en waarbij een tegenover het distale eindgedeelte gelegen proximaal eindgedeelte van het ophangkabeldeel zodanig is bevestigd aan de sensorinrichting dat in de initiële toestand, waarin het melkstel aan het ophangkabeldeel hangt, het genoemde eerste ophangkabeldeel aan de sensorinrichting hangt.
6. Melkinstallatie volgens conclusie 5, waarbij de melkinstallatie verder een tweede ophangkabeldeel omvat, waarbij de sensorinrichting zodanig is bevestigd aan het tweede ophangkabeldeel dat in de initiële toestand, waarin het melkstel aan het eerste ophangkabeldeel hangt en het eerste ophangkabeldeel aan de sensorinrichting hangt, de sensorinrichting aan het tweede ophangkabeldeel hangt.
7. Melkinstallatie volgens conclusie 5 of 6, waarbij het eerste ophangkabeldeel losneembaar bevestigd is aan de sensorinrichting en/of waarbij de sensorinrichting losneembaar bevestigd is aan het tweede ophangkabeldeel.
8. Melkinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de sensorinrichting is ingericht voor het detecteren dat ten minste een distaai deel van de ophangkabel vanuit een in hoofdzaak strakke toestand daarvan in een in hoofdzaak slappe toestand wordt gebracht.
9. Melkinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de melkinstallatie zodanig is ingericht dat het melkstel ten minste een distaai deel van de ophangkabel in hoofdzaak strak trekt wanneer het melkstel daar aan hangt en ten minste het genoemde distale deel van de ophangkabel ten minste gedeeltelijk verbuigt wanneer het melkstel wordt op getild vanuit de initiële toestand waarin genoemd melkstel aan de ophangkabel hangt.
10. Gebruik van een melkinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de melkinstallatie wordt gebruikt voor het melken van ten minste een zoogdier, in het bijzonder ten minste een koe.
11. Werkwijze voor het aanpassen van een bestaande melkinstallatie, in het bijzonder aanpassen tot een melkinstallatie volgens een van de conclusies 1-9, waarbij de werkwijze de stappen omvat van:
het verschaffen van een bestaande melkinstallatie voor het melken van een zoogdier, in het bijzonder een koe, waarbij de bestaande melkinstallatie ten minste een melkstel heeft met een cluster tepelbekers waarvan elk is ingericht voor het ten minste gedeeltelijk opnemen van een respectieve speen van het zoogdier, waarbij genoemde bestaande melkinstallatie verder een ophangkabel omvat die aan zijn distale eindgedeelte met het melkstel is verbonden en waarbij genoemde bestaande melkinstallatie is ingericht om het melkstel aan genoemde ophangkabel op te kunnen hangen;
het verschaffen van een sensorinrichting, bij voorkeur een sensorinrichting volgens een van de conclusies 14-16, waarbij de sensorinrichting is ingericht om tijdens gebruik te detecteren dat er op een gegeven moment minder hard aan de sensorinrichting wordt getrokken dan daarvoor; en het zodanig in de bestaande melkinstallatie plaatsen van de sensorinrichting dat de sensorinrichting in een initiële toestand, waarin het melkstel aan de ophangkabel hangt, aan een naar beneden hangend gedeelte van de ophangkabel is bevestigd.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij de sensorinrichting is ingericht voor het genereren en draadloos uitzenden van een melkstelstatusdetectiesignaal wanneer wordt gedetecteerd dat het melkstel wordt op getild.
13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, waarbij de werkwijze verder de stappen omvat van:
het losnemen van het melkstel van de ophangkabel en het bevestigen van de sensorinrichting tussen het melkstel en de ophangkabel; of:
het een eerste deel van de ophangkabel losnemen van een tweede deel van de ophangkabel en het tussen het eerste ophangkabeldeel en het tweede ophangkabeldeel bevestigen van de sensorinrichting.
14. Sensorsinrichting voor gebruik in een melkinstallatie volgens een van de conclusies 1-9 en/of voor gebruik in een werkwijze volgens een van de conclusies 11-13, waarbij de sensorinrichting een eerste bevestigingsmiddel omvat voor het hangend aan de sensorinrichting bevestigen van een melkstel of een aan een melkstel bevestigd ophangkabeldeel dat een eerste deel van een melkinstallatie vormt, waarbij de sensorinrichting een tweede bevestigingsmiddel omvat voor het bevestigen van de sensorinrichting aan een tweede deel van de melkinstallatie, bijvoorbeeld een tweede ophangkabeldeel, en waarbij de sensorinrichting is ingericht om tijdens gebruik te detecteren dat er op een gegeven moment minder hard aan de sensorinrichting wordt getrokken dan daarvoor, teneinde te detecteren dat ten minste een gedeelte van het ophangkabeldeel, waaraan tijdens genoemd gebruik het melkstel in een initiële toestand hangt, vanuit een in hoofdzaak strakke toestand in een in hoofdzaak slappe toestand wordt gebracht doordat het melkstel op getild wordt.
15. Sensorinrichting volgens conclusie 14, waarbij de sensorinrichting, die is ingericht om tijdens gebruik te detecteren dat tenminste een gedeelte van de ophangkabel in een in hoofdzaak slappe toestand is gebracht en het melkstel is opgetild, voorts is ingericht voor het genereren en uitsturen, in het bijzonder draadloos verzenden, van een melkstelstatusdetectiesignaal wanneer wordt gedetecteerd dat tenminste het gedeelte van de ophangkabel in een in hoofdzaak slappe toestand wordt gebracht, bij voorkeur waarbij de sensorinrichting is ingericht om enkel een melkstelstatusdetectiesignaal te verzenden wanneer wordt gedetecteerd dat tenminste het gedeelte van de ophangkabel vanuit een in hoofdzaak strakke toestand in een in hoofdzaak slappe toestand wordt gebracht.
NL2021959A 2018-11-08 2018-11-08 Melkinstallatie, gebruik, werkwijze en sensorinrichting NL2021959B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021959A NL2021959B1 (nl) 2018-11-08 2018-11-08 Melkinstallatie, gebruik, werkwijze en sensorinrichting
PCT/NL2019/050728 WO2020096455A1 (en) 2018-11-08 2019-11-07 Milking installation, use, method and sensor device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021959A NL2021959B1 (nl) 2018-11-08 2018-11-08 Melkinstallatie, gebruik, werkwijze en sensorinrichting

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2021959B1 true NL2021959B1 (nl) 2020-05-15

Family

ID=64607272

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2021959A NL2021959B1 (nl) 2018-11-08 2018-11-08 Melkinstallatie, gebruik, werkwijze en sensorinrichting

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL2021959B1 (nl)
WO (1) WO2020096455A1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2554998A1 (de) * 1974-12-12 1976-06-16 Kummer Electronics Bv Vorrichtung zum anlegen und abnehmen eines melksatzes einer melkmaschine
WO2005043985A2 (de) * 2003-11-04 2005-05-19 Westfaliasurge Gmbh Vorrichtung und verfahren zum automatischen starten eines melkvorgangs
WO2017213577A1 (en) * 2016-06-08 2017-12-14 Delaval Holding Ab A milking cylinder unit and a milking apparatus provided with such a unit

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2554998A1 (de) * 1974-12-12 1976-06-16 Kummer Electronics Bv Vorrichtung zum anlegen und abnehmen eines melksatzes einer melkmaschine
WO2005043985A2 (de) * 2003-11-04 2005-05-19 Westfaliasurge Gmbh Vorrichtung und verfahren zum automatischen starten eines melkvorgangs
WO2017213577A1 (en) * 2016-06-08 2017-12-14 Delaval Holding Ab A milking cylinder unit and a milking apparatus provided with such a unit

Also Published As

Publication number Publication date
WO2020096455A1 (en) 2020-05-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1012529C2 (nl) Inrichting voor het melken van dieren, zoals koeien.
US6257169B1 (en) Milking device with control system and sensors
US7690327B2 (en) Milking box expulsion system
NL9200091A (nl) Melkmachine.
US5909716A (en) Apparatus for and a method of milking animals
EP1447002A1 (en) Device and method for milking animals
NZ602287A (en) Milking apparatus and a method for presenting a teat cup for attaching to an animal
EP0362265B1 (en) Tie stalls milking plant
RU2011122798A (ru) Вращающийся зал для доения животных
NL2021959B1 (nl) Melkinstallatie, gebruik, werkwijze en sensorinrichting
US20100058990A1 (en) Teat cup handling device and a storing device for teat cups
RU2549109C2 (ru) Система позиционирования по меньшей мере одного гибкого трубчатого элемента, соединенного с чашеобразным элементом
US7984693B2 (en) Device and method for removing teat cups
JP4447542B2 (ja) 発情検知装置
NZ554124A (en) Adaptive milking system
EP2540157A1 (en) Method for milking an animal, and milking arrangement
US8592696B2 (en) Game carcass hanger and releasable weighing apparatus
EP3534693B1 (en) Milking system with a sensor and an inductive power supply for said sensur
WO2020187475A1 (en) Bite indicator
JPS62115220A (ja) 特に牛舎用の搾乳クラスタ−離脱装置
RU2825101C1 (ru) Система мониторинга
NL9200095A (nl) Melkmachine.
CN212993781U (zh) 一种奶牛产后监测装置
CN116634864A (zh) 具有长牛奶管支撑装置的挤奶室
DK153033B (da) Organer til i et malkeanlaeg at kunne fjerne pattekopper med tilbehoer fra yvere