NL2021269B1 - Constructief element - Google Patents

Constructief element Download PDF

Info

Publication number
NL2021269B1
NL2021269B1 NL2021269A NL2021269A NL2021269B1 NL 2021269 B1 NL2021269 B1 NL 2021269B1 NL 2021269 A NL2021269 A NL 2021269A NL 2021269 A NL2021269 A NL 2021269A NL 2021269 B1 NL2021269 B1 NL 2021269B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wood
structural element
main group
parts
element according
Prior art date
Application number
NL2021269A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Van Swaay Schijndel B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Van Swaay Schijndel B V filed Critical Van Swaay Schijndel B V
Priority to NL2021269A priority Critical patent/NL2021269B1/nl
Priority to EP19184949.6A priority patent/EP3594412B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2021269B1 publication Critical patent/NL2021269B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/22Piles
    • E02D5/24Prefabricated piles
    • E02D5/26Prefabricated piles made of timber with or without reinforcement; Means affording protection against spoiling of the wood; Self-cleaning of piles placed in water
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B27WORKING OR PRESERVING WOOD OR SIMILAR MATERIAL; NAILING OR STAPLING MACHINES IN GENERAL
    • B27KPROCESSES, APPARATUS OR SELECTION OF SUBSTANCES FOR IMPREGNATING, STAINING, DYEING, BLEACHING OF WOOD OR SIMILAR MATERIALS, OR TREATING OF WOOD OR SIMILAR MATERIALS WITH PERMEANT LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; CHEMICAL OR PHYSICAL TREATMENT OF CORK, CANE, REED, STRAW OR SIMILAR MATERIALS
    • B27K3/00Impregnating wood, e.g. impregnation pretreatment, for example puncturing; Wood impregnation aids not directly involved in the impregnation process
    • B27K3/16Inorganic impregnating agents

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)

Abstract

UITTREKSEL De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een constructief element dat ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit hout, zoals een paal of plank, welk element kan worden geplaatst in de grond of in water en dan voor een deel uitsteekt boven de grond of boven het water. Voornoemd element omvat ten minste twee, in principe onlosmakelijk aan elkaar verbonden onderdelen van hout.

Description

Figure NL2021269B1_D0001
Θ 2021269 ©B1 OCTROOI (2?) Aanvraagnummer: 2021269 (22) Aanvraag ingediend: 9 juli 2018 (51) Int. Cl.:
E02B 3/12 (2018.01) E02D 5/26 (2018.01) E02D 5/48 (2018.01) E02D 17/08 (2018.01) E02B 3/04 (2019.01) E02B5/02 (2019.01) E04H 12/04 (2019.01) E04H 12/22 (2019.01) (30) Voorrang:
(73) Octrooihouder(s):
Van Swaay Schijndel B.V. te SCHIJNDEL (77) Aanvraag ingeschreven:
januari 2020 (43) Aanvraag gepubliceerd:
(72) Uitvinder(s):
Uitvinder ziet af van tenaamstelling.
(74) Gemachtigde:
ir. A. Blokland c.s. te Eindhoven
47) Octrooi verleend:
januari 2020 (45) Octrooischrift uitgegeven:
januari 2020
54) Constructief element
57) De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een constructief element dat ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit hout, zoals een paal of plank, welk element kan worden geplaatst in de grond of in water en dan voor een deel uitsteekt boven de grond of boven het water. Voornoemd element omvat ten minste twee, in principe onlosmakelijk aan elkaar verbonden onderdelen van hout.
B1 2021269
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift wijkt af van de oorspronkelijk ingediende stukken. Alle ingediende stukken kunnen bij Octrooicentrum Nederland worden ingezien.
Titel: Constructief element
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een constructief element dat is vervaardigd uit hout, zoals een paal of plank, welk element kan worden geplaatst in de grond of in water en dan voor een deel uitsteekt boven de grond of boven het water. Voornoemd element omvat ten minste twee, in principe onlosmakelijk aan elkaar verbonden onderdelen van hout.
Een dergelijk element is bijvoorbeeld bekend uit NL 1014570 ten name van de onderhavige aanvrager. Het daaruit bekende constructieve element is vervaardigd uit hout en bestaat uit ten minste twee onderdelen van in de hoogte gezien in duurzaamheid verschillende houtsoorten, welke onderdelen in principe onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Het onderdeel dat in water is geplaatst is niet verduurzaamd met chemische middelen om te voorkomen dat het verduurzamingsmiddel uit het onderdeel wordt geloogd en in het water komt. De te gebruiken houtsoorten zijn volgens dit Nederlands octrooi al of niet verduurzaamd Europees naaldhout of hardhout. Hardhout kan tropisch zijn of Europees hout afkomstig van bomen die in Europa zijn gekweekt.
Een soortgelijk constructief element is ook bekend uit het Nederlands octrooi 1006984. Het daaruit bekende constructieve element is bedoeld om een schot te vervaardigen ter bescherming van oevers, welk schot bestaat uit planken die op regelmatige afstand zijn verbonden met verbindingselementen, waarbij enkele planken zijn vervaardigd uit hout en een ander deel van de planken is vervaardigd uit kunststof. Een nadelig aspect van de aldus vervaardigde schotten is dat twee principieel verschillende materialen in een element worden verwerkt, te weten hout en kunststof, welke materialen verschillende mechanische eigenschappen, zoals bijvoorbeeld buigsterkte, bezitten hetgeen tot ongewenste situaties, bijvoorbeeld breuk, kan leiden.
Een soortgelijk constructief element is ook bekend uit het Nederlands octrooi 1014970. Het daaruit bekende constructieve element is bestemd om met een eerste deel boven een maaiveld uit te steken en met een tweede deel althans gedeeltelijk onder het maaiveld te worden toegepast waarbij het eerste deel hout omvat met een eerste duurzaamheid en het tweede deel een materiaal omvat met een tweede duurzaamheid die groter is dan de eerste duurzaamheid van het eerste deel. Het tweede deel is uit een kunststof is vervaardigd waarbij de kunststof uit een recycling-proces is gewonnen.
Een soortgelijk constructief element is ook bekend uit het Nederlands octrooi NL1031945. Het daaruit bekende waterbouwkundig constructie-element omvat een eerste deel en een tweede deel die middels een verbinding met een melamine omvattende lijm hecht met elkaar zijn verbonden, waarbij het tweede deel bestemd is om althans gedeeltelijk onder water te worden toegepast, en waarbij althans het tweede deel hout omvat.
Het Duits octrooischrift DE 808280 heeft betrekking op een houten mast, in het bijzonder voor elektrische leidingen, waarbij het onderste deel van de mast, dat in de grond moet staan en in contact komt met de grond, is geïmpregneerd en gehard met kunsthars. Het te harden deel van de mast wordt daarvoor door evacuatie eerst lucht- en watervrij gemaakt, waarna vervolgens een harsoplossing in de poriën van het hout wordt ingebracht waarbij het maststuk wordt onderworpen aan een warmtebehandeling onder druk om het hars te harden.
De Amerikaanse publicatie US 2009/0077919 heeft betrekking op een vloerelement dat wordt toegepast ter vorming van een tegen kromtrekken bestand zijnd, hardhouten vloerdeel op beton, omvattende een toplaag van hardhout en een aantal daaronder gelegen niet-hardhouten lagen die onder toepassing van een hechtlaag zijn verbonden.
De Amerikaanse publicatie US 2015/0190972 heeft betrekking op een methode voor het versterken van een structuur met behulp van een met hars geïmpregneerd verwarmbaar versterkingsvel, waarbij de methode omvat: een stap van het omwikkelen, leggen of bevestigen van een met hars geïmpregneerd versterkingsvel (HRW) op een oppervlak van de structuur of op een oppervlak van een afstandshuls die de structuur omgeeft, waarbij het versterkingsvel is geconfigureerd om actief te worden verwarmd en waarbij het hars is geconfigureerd om ten minste gedeeltelijk te worden uitgehard wanneer het geïmpregneerde versterkingsvel wordt verwarmd, welke methode verder een stap omvat van het verwarmen van het versterkingsvel om het hars te verwarmen en het hars ten minste gedeeltelijk uit te harden.
De Amerikaanse publicatie US 2007/0193179 heeft betrekking op een vloeroppervlak van een voertuig, waarbij de vloer van het voertuig omvat: een aantal houten planken die zich longitudinaal uitstrekken tot een lengte in hoofdzaak gelijk aan de longitudinale van de lengte van de vloer, waarbij de vloer is gevormd uit een aantal, naast elkaar gerangschikte planken, waarbij elke plank is gevormd uit ten minste twee rijen van een aantal planken, waarbij elke plank is gevormd uit een aantal segmenten die aan elkaar zijn verbonden door gevormde koppelingsgedeelten en naast elkaar langs een lijmlijn, waarbij elk van de ten minste twee rijen longitudinaal is verschoven ten opzichte van een aangrenzende rij, zodat een lijmlijn van een rij is verschoven ten opzichte van een lijmlijn van een aangrenzende rij, waarbij de houten planken hardhouten planken zijn.
Het Duitse Offenlegungsschrift 44 41 672 heeft betrekking op een houtconserveringsmiddel dat een dimethylalkylamine, een alifatisch C8-C20 dicarbonzuur en een triazoolverbinding bevat. Voor het beschermen van het hout tegen schimmels wordt het hout behandeld met een impregneeroplossing dat voornoemd houtverduurzamingsmiddel en water bevat.
Daarnaast zijn constructieve elementen van hout, die in de grond of in het water worden geplaatst, ook bekend uit de Duitse publicatie DE 41 31 941, het Amerikaans octrooischrift US 5,674,338 en de Britse publicatie 167,948.
Meestal wordt hout in twee hoofdgroepen onderscheiden, te weten loofhout (afkomstig van loofbomen (behorend tot de bedektzadigen of angiospermen)), ook wel hardhout genoemd, en naaldhout (afkomstig van naaldbomen (behorend tot de naaktzadigen of gymnospermen)), waarbij kan worden opgemerkt dat in het algemeen naaldhout zachter is dan loofhout. Tot de hoofdgroep van naaldhout behoren ondermeer de volgende houtsoorten: grenen (Pinus silvestris), lariks of lorken (Larix decidua en spp.), douglas (Pseudotsuga menziesii), vuren (P/cea), hemlock (Tsuga spp.), parana pine (Araucaria angustifolia), pin des landes (Pinus pinaster), pitch pine (Pinus spp.).
Een nadelig aspect van de in de handel verkrijgbare constructieve elementen is dat bij toepassing van twee verschillende hoofdgroepen van hout in een zelfde constructief element, bijvoorbeeld een combinatie van (tropisch) hardhout en naaldhout, twee materialen met aanzienlijk verschillende mechanische eigenschappen innig met elkaar worden verbonden. Rond deze verbinding kunnen, wanneer deze verbinding wordt belast, ten gevolge van deze verschillende mechanische eigenschappen, spanningsconcentraties optreden die in uitzonderlijke gevallen breuk tot gevolg hebben. Dit nadelige effect kan bijvoorbeeld optreden als er sprake is van overbelasting. Een nadeel van de aldus in de handel verkrijgbare constructieve elementen is de kwetsbaarheid bij overbelasting. Daardoor neemt de kans op breuk significant toe wat een aanzienlijke beperking oplevert ten aanzien van gebruiksgenot en levensduur. Omdat aan de dimensionering van houten damwandconstructies en beschoeiingen niet altijd een gedegen bodemonderzoek en een goede berekening ten grondslag liggen en omdat ook na bodemonderzoek altijd onzekerheden blijven, is er een faalkans. Het is aldus wenselijk om de eerder genoemde spanningsconcentraties te verlagen waardoor de faalkans wordt verlaagd, resulterend in een toename van het gebruiksgenot, de levensduur en de toepassingsmogelijkheden van constructieve elementen.
Bij de toepassing van tropisch hardhout en naaldhout in eenzelfde constructief element kunnen aldus problemen optreden die aan het buigend moment in het hout zijn gerelateerd. Indien een aanzienlijke kracht op een dergelijk constructief element wordt uitgeoefend, dan breekt het element (meestal) net onder het verbindingsgebied van beide houtgroepen.
Damwanden en palen, waarin vurenhout en tropisch hardhout worden gecombineerd, zijn een geaccepteerd alternatief voor (houten) damwanden en palen welke volledig in één houtsoort zijn uitgevoerd. Doordat de mechanische eigenschappen van de houtsoorten waaruit dergelijke damwanden en palen zijn samengesteld zeer verschillend zijn, kunnen tijdens de plaatsing en in het gebruiksstadium effecten optreden die niet door de constructeur en de aannemer waren voorzien. De oorzaak hiervan is dat constructeurs rekenprogramma’s gebruiken die niet of onvoldoende rekening houden met de verschillende mechanische eigenschappen van de samenstellende delen. Tijdens het plaatsen van de damwand heeft de aannemer, die gewend is om homogene planken of palen te verwerken ook met de verschillende mechanische eigenschappen te maken. Dit resulteert in een grotere faalkans dan gewenst.
Een doel van de onderhavige vinding is aldus het verschaffen van een constructief element dat het hiervoor genoemde nadeel ontbeert, of een element waarin voornoemd nadeel in een aanzienlijke mate is verlaagd.
Het constructieve element volgens de onderhavige uitvinding ziet aldus toe op een constructief element dat ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit hout, zoals een paal of plank, welk element kan worden geplaatst in de grond of in water en dan voor een deel uitsteekt boven de grond of boven het water, waarbij voornoemd element ten minste twee, in principe onlosmakelijk aan elkaar verbonden onderdelen van hout omvat, gekenmerkt doordat dat voornoemde onderdelen zijn vervaardigd uit dezelfde hoofdgroep van hout, waarbij het ene onderdeel een onbehandelde houtsoort van voornoemde hoofdgroep van hout is en het andere onderdeel een behandelde houtsoort van voornoemde hoofdgroep van hout is.
Onder toepassing van een dergelijk constructief element wordt aan een of meer doelstellingen voldaan. Met name zal door de toepassing van twee houtsoorten van dezelfde hoofdgroep de flexibiliteit van het uiteindelijke constructieve element toenemen. Voornoemde flexibiliteit is ondermeer toe te schrijven aan een combinatie van mechanische eigenschappen, in het bijzonder een combinatie van onder andere buigsterkte en E-modulus, welke combinatie van mechanische eigenschappen zorgdraagt voor een aanmerkelijk verminderde kans op breuk. De onderhavige uitvinders hebben gevonden dat een constructie die is verkregen met een dergelijk element, bijvoorbeeld een paal of damwand, een hogere weerstand tegen breuk heeft doordat de sterkte-eigenschappen meer homogeen zijn dan verkregen met de reeds in de handel verkrijgbare constructieve elementen.
In een uitvoeringsvorm van het onderhavige constructieve element zijn aldus voornoemde onderdelen vervaardigd uit dezelfde hoofdgroep van hout. Een dergelijke materiaalkeuze maakt het mogelijk om onderdelen met vergelijkbare mechanische eigenschappen in één en hetzelfde constructieve element toe te passen waardoor de buigsterkte-eigenschappen worden verbeterd ten opzichte van een constructief element waarin verschillende hoofdgroepen van hout, bijvoorbeeld naaldhout en hardhout, met elk hun eigen, sterk van elkaar verschillende E-modulus en/of toelaatbare buigsterkte worden toegepast. In het onderhavige constructieve element zijn voornoemde onderdelen vervaardigd uit dezelfde hoofdgroep van hout waaronder ook gerecyclede materialen zijn te verstaan.
Als een geschikte houtsoort om in het onderhavige constructieve element te worden toegepast als een behandelde houtsoort wordt de groep van chemisch gemodificeerd hout genoemd, waarbij in het bijzonder naaldhout Accoya (merk), van Pinus Radiata, kan worden genoemd.
In het onderhavige constructieve element is het ene onderdeel uit een onbehandelde houtsoort vervaardigd en het andere onderdeel is uit een behandelde houtsoort vervaardigd, waarbij sprake is van dezelfde hoofdgroep van hout.
Als voorbeeld van een behandelde houtsoort wordt een gemodificeerde houtsoort genoemd. Hierbij dient te worden opgemerkt dat modificatie een wezenlijk ander methode is dan verduurzamen. Modificeren is het veranderen van de eigenschappen van het materiaal door het toevoegen van één of meer andere stoffen waarbij het doel van de verandering is de eigenschappen te verbeteren, bijvoorbeeld beter bestand tegen invloeden van het weer en de omgeving. Gemodificeerd hout verkrijgt zijn goede eigenschappen niet door toxiciteit zoals bij het verduurzamen met koperhoudende middelen, maar is door de verandering in hoge mate inert geworden voor biologische aantasting. Er kunnen twee methoden om hout te modificeren worden genoemd. Aldus kan een chemische modificatie worden genoemd waardoor de houtstructuur wordt aangepast. Aldus zijn bijvoorbeeld bij geacetyleerd hout de hydroxylgroepen vervangen door acetylgroepen. En bij thermische modificatie wordt, vaak onder druk, de houtstructuur ook aangepast.
In een uitvoeringsvorm van het onderhavige constructieve element is geen van de onderdelen verduurzaamd met chemische houtverduurzamingsmiddelen. Onder chemische verduurzaming wordt verstaan dat het hout bestand is gemaakt tegen de activiteit van rottingsschimmels, bacteriën en insecten. Bij het verduurzamen met biociden wordt als het ware een 'schil' van verduurzaamd hout gemaakt zonder dat het hout door en door behoeft te worden geïmpregneerd. De geïmpregneerde schil zorgt er voor dat insecten niet binnen kunnen dringen en schimmels geen voedingsbodem vinden voor hun groei. De dikte van de geïmpregneerde zone en de hoeveelheid werkzame stoffen verschilt per houtsoort en per toepassing. Er kan aldus worden gesteld dat bij verduurzamen in het hout schimmels en insecten op afstand worden gehouden en gedood door het verduurzamingsmiddel (door het opeten van het verduurzaamde hout door schimmels en insecten). Bij modificeren wordt het hout in haar celstructuur en de moleculaire opbouw dusdanig gewijzigd dat schimmels en insecten het hout niet meer als hout herkennen.
In een uitvoeringsvorm van het onderhavige constructieve element zijn voornoemde twee onderdelen van hout onder toepassing van een vingerlasverbinding in principe onlosmakelijk aan elkaar verbonden. De onderhavige uitvinders hebben aldus vastgesteld dat twee onderdelen van dezelfde hoofdgroep van hout, die via vingerlassen aan elkaar zijn verbonden, waarbij slechts het ene deel is gemodificeerd met een (milieuvriendelijk) middel, een unieke duurzaamheid en sterk verbeterde resultaten aan het eindproduct verschaffen. Het gecombineerde of samengestelde product van bijvoorbeeld gemodificeerd naaldhout heeft een verwachte levensduur van meer dan 40 jaar. Bij de volgens de stand van de techniek bekende combinatie met tropisch hardhout geldt duurzaamheidsklasse 1, een levensduur van circa 25 jaar. Volgens de onderhavige uitvinding wordt de levensduur dus bijna verdubbeld (40 jaar ten opzichte van 25 jaar). Door deze verlenging zal ook de grond minder vaak geroerd worden en heeft dit een groot ecologisch voordeel. Als voorbeelden van constructieve elementen volgens de onderhavige uitvinding kunnen worden genoemd: combinaties van bijvoorbeeld grenen en vuren, grenen en lariks, lariks en vuren, of ander combinaties van houtsoorten uit dezelfde hoofdgroep van hout, maar ook slechts de toepassing van één type houtsoort uit dezelfde hoofdgroep van hout, bijvoorbeeld alleen grenen of alleen vuren.
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat er selectiecriteria voor het gemodificeerde hout nodig zijn om de mechanische eigenschappen van het chemisch gemodificeerde hout en het onbehandelde hout zo veel mogelijk overeen te laten komen.
De eisen die wenselijk zijn voor de sortering van het gemodificeerde hout zullen aldus volgens de onderhavige uitvinders leiden tot damwanden en palen met sterkteklasse tussen C18 en C24. Aldus verdient het in bepaalde uitvoeringsvormen de voorkeur dat het chemisch gemodificeerde hout aan een of meer van de volgende voorwaarden voldoet:
De maximaal toegelaten kwastgrootte is 50 mm. Deze kwast is doorlopend.
Kwasten moeten minimaal 150 mm vanaf het uiteinde zitten dat de vingerlas gaat krijgen (3x maximaal kwastgrootte). Aan de kopse kant is er geen minimale afstand noodzakelijk.
Kwasten die niet doorgaand zijn (geknotte Kwasten) is geen maximale kwastgrootte gesteld.
Het is daarbij wenselijk dat alle kwasten vast zitten. Tevens is het wenselijk dat er geen kwasten in het vingerlasgebied zitten. Vanuit mechanisch oogpunt verdient het de voorkeur dat doorgaande open gebreken (ingegroeide bast, etc.) en harsgangen ontbreken (van zijde naar zijde).
Om te voorkomen dat uiteindelijk een constructief element wordt verkregen dat onvoldoende mechanische eigenschappen kent, is het wenselijk dat in voornoemde twee onderdelen van hout de maximaal toegelaten kwastgrootte ten hoogste 50 mm bedraagt, in het bijzonder kwasten van het type doorgaand of doorlopend.
In een uitvoeringsvorm van het onderhavige constructieve element is het wenselijk dat in het gebied waar het ene onderdeel van hout met het andere onderdeel van hout is verbonden kwasten op een minimale afstand van 150 mm vanaf voornoemd gebied zitten.
In een uitvoeringsvorm van het onderhavige constructieve element is het wenselijk dat ten hoogste twee kwasten met een diameter van ten hoogste 30 mm op één lijn zitten, loodrecht op de vezelrichting van de toegepaste houtsoort.
De onderhavige uitvinders hebben aldus geconstateerd dat door het verbinden van twee houtsoorten uit dezelfde hoofdgroep van hout de bezwijkgrens van een dergelijk constructief element hoger komt te liggen dan bij een constructief element dat is samengesteld uit twee houtsoorten uit een verschillende hoofdgroep van hout. Onder toepassing van een constructief element volgens de onderhavige uitvinding wordt ook de faalkans kleiner tijdens het zetten en de gebruiksperiode. Een ander voordeel is dat het constructieve element volgens de onderhavige uitvinding lichter is qua gewicht, waardoor aannemers met minder zwaar materieel het product kunnen plaatsen en waarbij het eenvoudiger wordt om de damwand / palen te plaatsen. Ten aanzien van de productie kan worden opgemerkt dat na het vingerlassen het constructieve element volgens de onderhavige uitvinding minder kwetsbaar op de productieband is omdat beide onderdelen van het constructieve element een vergelijkbaar gewicht kennen. In het bijzonder geldt verder dat door het toevoegen van selectiecriteria van het chemisch gemodificeerde hout de mechanische eigenschappen van het chemisch gemodificeerde hout en het onbehandelde (naald)hout zo veel mogelijk met elkaar in overeenstemming zijn.
De onderhavige uitvinding ziet aldus toe op een damwand vervaardigd uit een of meer constructieve elementen zoals hiervoor omschreven,
Verder ziet de onderhavige uitvinding toe op een paal vervaardigd uit een of meer constructieve elementen zoals hiervoor omschreven.
Figuur 1 ziet toe op een constructief element volgens de onderhavige uitvinding, aangebracht in een grondconstructie.
Figuur 2 ziet toe op een constructief element volgens de onderhavige uitvinding, aangebracht in water.
Voorbeeld
In de ingesloten figuur 1 zijn twee palen 1, 2 weergegeven en een plank 3 aangebracht in een grondconstructie 10 tot niveau 20. Zoals weergegeven in de figuur heeft het constructieve element 1 een ronde vorm en het constructieve element 2 een vierkante vorm. De palen 1 en 2 en plank 3 bestaan elk uit twee onderdelen te weten resp. 4, 5 resp. 6, 7 en 8,9 waarbij de onderdelen 4, 6 en 8 elk zijn vervaardigd uit een behandelde houtsoort, te weten gemodificeerd, en de andere onderdelen 5, 7 en 9 omvatten een onbehandelde houtsoort, welke beide houtsoorten tot dezelfde hoofdgroep van hout behoren. De onderdelen 4 en 5 zijn bij voorkeur via een vingerlasbinding 11 met elkaar verbonden. Eenzelfde type verbinding geldt voor onderdelen 6 en 7, via een vingerlasbinding 12, en onderdelen 8 en 9, via een vingerlasbinding 13. In de toepassing in een grondconstructie is het noodzakelijk dat de vingerlasbinding zich boven de grond bevindt, zoals getoond in figuur 1.
In de ingesloten figuur 2, waarin sprake is van een positionering in een waterige omgeving, bijvoorbeeld een kanaal, zijn twee palen 1, 2 en een plank 3 aangebracht in een waterige omgeving tot niveau 25. Palen 1, 2 en plank 3 zijn in vaste ondergrond 30 geplaatst, welke ondergrond 30 zich bevindt onder de waterige omgeving. Zoals weergegeven in figuur 2 heeft het constructieve element 1 een ronde vorm, het constructieve element 2 een vierkante vorm en het constructieve element 3 een rechthoekige vorm. De palen 1 en 2 en plank 3 bestaan elk uit twee onderdelen te weten resp. 14, 22 resp. 16, 23 en 18, 24 waarbij de onderdelen 22, 23 en 24 elk zijn vervaardigd uit een behandelde houtgroep, in het bijzonder door modificeren, en de andere onderdelen 14, 16 en 18 omvatten een onbehandelde houtgroep, waarbij beide houtgroepen dezelfde zijn. De onderdelen 22 en 14 zijn bij voorkeur via een vingerlasbinding 19 met elkaar verbonden. Eenzelfde type verbinding geldt voor onderdelen 16 en 23, via een vingerlasbinding 26 en onderdelen 18 en 24, via een vingerlasbinding 21. In de toepassing in een waterige omgeving is het noodzakelijk dat de vingerlasbinding 19, 26, 21 zich altijd onder de waterspiegel bevindt, zoals getoond in figuur 2. In figuur 2 is onderdeel 14 bijvoorbeeld samengesteld uit onbehandelde grenen en onderdeel 22 uit gemodificeerde grenen. In figuur 2 is onderdeel 16 bijvoorbeeld samengesteld uit onbehandelde vuren en onderdeel 23 uit gemodificeerde Radiata pine. In figuur 2 is onderdeel 18 bijvoorbeeld samengesteld uit onbehandelde vuren en onderdeel 24 uit gemodificeerde lariks.

Claims (5)

CONCLUSIES
1. Constructief element, ten minste gedeeltelijk vervaardigd uit hout, zoals een paal of plank, welk element kan worden geplaatst in de grond of in water en dan voor een deel uitsteekt boven de grond of boven het water, waarbij voornoemd element ten minste twee, in principe onlosmakelijk aan elkaar verbonden onderdelen van hout omvat, met het kenmerk, dat voornoemde onderdelen zijn vervaardigd uit dezelfde hoofdgroep van hout, waarbij het ene onderdeel een onbehandelde houtsoort van voornoemde hoofdgroep van hout is en het andere onderdeel een behandelde houtsoort van voornoemde hoofdgroep van hout is.
2. Constructief element volgens conclusie 1, met het kernmerk, dat voornoemde behandelde houtsoort is op te vatten als een gemodificeerde houtsoort.
3. Constructief element volgens conclusie 2, met het kernmerk, dat voornoemde gemodificeerde houtsoort een chemische gemodificeerde houtsoort is.
4. Constructief element volgens een of meer van de conclusies 1-3, met het kernmerk, dat voornoemde hoofdgroep van hout de groep van naaldhout omvat.
5. Constructief element volgens een of meer van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat geen van de onderdelen chemisch is verduurzaamd.
6. Constructief element volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voornoemde twee onderdelen uit dezelfde hoofdgroep van hout onder toepassing van een vingerlasverbinding in principe onlosmakelijk aan elkaar zijn verbonden.
7. Constructief element volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in voornoemde twee onderdelen uit dezelfde hoofdgroep van hout de maximaal toegelaten kwastgrootte ten hoogste 50 mm bedraagt, in het bijzonder kwasten van het type doorgaand of doorlopend.
8. Constructief element volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het gebied waar het ene onderdeel uit dezelfde hoofdgroep van hout met het andere onderdeel uit dezelfde hoofdgroep van hout is verbonden kwasten op een minimale afstand van 150 mm vanaf voornoemd gebied mogen zitten.
9. Constructief element volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten hoogste twee kwasten met een diameter van ten hoogste 30 mm op één lijn mogen zitten, loodrecht op de vezelrichting van de toegepaste hoofdgroep van hout.
10. Damwand vervaardigd uit een of meer constructieve elementen zoals omschreven in een of meer van de voorgaande conclusies 1-9.
5 11. Paal vervaardigd uit een of meer constructieve elementen zoals omschreven in een of meer van de voorgaande conclusies 1-9.
Figure NL2021269B1_C0001
Figure NL2021269B1_C0002
Figure NL2021269B1_C0003
Figure NL2021269B1_C0004
NL2021269A 2018-07-09 2018-07-09 Constructief element NL2021269B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021269A NL2021269B1 (nl) 2018-07-09 2018-07-09 Constructief element
EP19184949.6A EP3594412B1 (en) 2018-07-09 2019-07-08 Construction element

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021269A NL2021269B1 (nl) 2018-07-09 2018-07-09 Constructief element

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2021269B1 true NL2021269B1 (nl) 2020-01-16

Family

ID=67437578

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2021269A NL2021269B1 (nl) 2018-07-09 2018-07-09 Constructief element

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3594412B1 (nl)
NL (1) NL2021269B1 (nl)

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB167948A (en) 1920-07-14 1921-08-25 Friedrich Jaeckle Improvements in posts
DE808280C (de) 1948-12-23 1951-07-12 Paul Lorenz Holzmast, insbesondere fuer elektrische Leitungen und Verfahren zu seiner Herstellung
NZ260406A (en) 1990-12-21 1995-11-27 Nz Secretary Forestry Joining pieces of wood using a formaldehyde-based adhesive and a cure-promoter
DE4131941A1 (de) 1991-09-25 1993-04-08 Eichinger Hartmut Pfosten von umweltneutralem charakter zum teilweisen einbringen in das erdreich
DE4441672A1 (de) * 1994-11-23 1996-05-30 Basf Ag Holzschutzmittel
NL1006984C1 (nl) 1997-09-09 1999-03-10 Swaay Schijndel B V Van Oeververdediging en daarbij toe te passen schot.
NL1014570C2 (nl) 2000-03-07 2001-09-10 Swaay Schijndel B V Van Constructief houten element om in water of in grond te worden geplaatst, werkwijze voor het vervaardigen hiervan en toepassing van een dergelijk constructief houten element.
NL1014970C2 (nl) 2000-04-18 2001-10-19 Houtindustrie Mevo B V Constructie-element.
US20070193179A1 (en) * 2006-01-27 2007-08-23 Prolam, Societe En Commandite Wooden laminated floor product to improve strength, water protection and fatigue resistance
NL1031945C2 (nl) 2006-06-02 2007-12-04 Houtindustrie Mevo B V Waterbouwkundig constructie-element.
US20090077919A1 (en) * 2007-09-21 2009-03-26 Rimoun Fam Hardwood Flooring
US9422733B2 (en) * 2014-01-08 2016-08-23 Mohammad R. Ehsani Repair and strengthening of structures with resin-impregnated heatable wrap

Also Published As

Publication number Publication date
EP3594412B1 (en) 2023-04-19
EP3594412A1 (en) 2020-01-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Blaß et al. Timber engineering-principles for design
Asif Sustainability of timber, wood and bamboo in construction
US6818317B2 (en) Termite resistant and fungal resistant oriented strand board and methods for manufacturing
Ridout Timber decay in buildings: the conservation approach to treatment
Schirp et al. Biological degradation of wood-plastic composites (WPC) and strategies for improving the resistance of WPC against biological decay
FI79053C (fi) Konstruktionselement av kombinerat traematerial.
Record The mechanical properties of wood
Hadi et al. Resistance of methyl methacrylate-impregnated wood to subterranean termite attack
NL2021269B1 (nl) Constructief element
Brischke Timber
JP2009509807A (ja) 竹および殺真菌剤を含有するパネル
KR101050407B1 (ko) 뒤틀림방지 및 수명 연장 목재 데크
Tascioglu et al. Biological decay and termite resistance of post-treated wood-based composites under protected above-ground conditions: A preliminary study after 36 months of exposure
WO2005042175A1 (en) Treating wood with reactive monomers
Cao et al. Preservation of wood and other sustainable biomaterials in China
Nichols Company: GFA International, Inc. Address: c/o Milber, Makris, Plousadis & Seiden, LLP
Grace et al. Termite resistant construction and building materials
KR20150104831A (ko) 항균성 및 침투성이 향상된 목재용 구리화합물 방부제 조성물
JPH11105005A (ja) 単板積層材
Milton The preservation of wood
NL1014570C2 (nl) Constructief houten element om in water of in grond te worden geplaatst, werkwijze voor het vervaardigen hiervan en toepassing van een dergelijk constructief houten element.
McCarthy et al. The suitability of plantation thinnings as vineyard posts.
Kumar et al. Wood decay by fungi: challenges and prevention
Antwi-Boasiako et al. Glue-line durability of organo-chemical/urea formaldehyde resin joints of Ceiba pentandra (L.) Gaertn. plywood
Kim Current research trends in wood preservatives for enhancing durability-a literature review on non-copper wood preservatives