NL2021067B1 - Buiskoppeling met afdichting - Google Patents

Buiskoppeling met afdichting Download PDF

Info

Publication number
NL2021067B1
NL2021067B1 NL2021067A NL2021067A NL2021067B1 NL 2021067 B1 NL2021067 B1 NL 2021067B1 NL 2021067 A NL2021067 A NL 2021067A NL 2021067 A NL2021067 A NL 2021067A NL 2021067 B1 NL2021067 B1 NL 2021067B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wall
ring
plastic
tube
assembly
Prior art date
Application number
NL2021067A
Other languages
English (en)
Inventor
Oosterhof Gerard
Zuurmond Johannes
Original Assignee
Dyka B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dyka B V filed Critical Dyka B V
Priority to NL2021067A priority Critical patent/NL2021067B1/nl
Priority to PCT/NL2019/050344 priority patent/WO2019235930A2/en
Priority to EP19743044.0A priority patent/EP3803182B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2021067B1 publication Critical patent/NL2021067B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L37/00Couplings of the quick-acting type
    • F16L37/08Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members
    • F16L37/084Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members combined with automatic locking
    • F16L37/092Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members combined with automatic locking by means of elements wedged between the pipe and the frusto-conical surface of the body of the connector
    • F16L37/0925Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members combined with automatic locking by means of elements wedged between the pipe and the frusto-conical surface of the body of the connector with rings which bite into the wall of the pipe
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/40Removing or ejecting moulded articles
    • B29C45/44Removing or ejecting moulded articles for undercut articles
    • B29C45/4407Removing or ejecting moulded articles for undercut articles by flexible movement of undercut portions of the articles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B29WORKING OF PLASTICS; WORKING OF SUBSTANCES IN A PLASTIC STATE IN GENERAL
    • B29CSHAPING OR JOINING OF PLASTICS; SHAPING OF MATERIAL IN A PLASTIC STATE, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; AFTER-TREATMENT OF THE SHAPED PRODUCTS, e.g. REPAIRING
    • B29C45/00Injection moulding, i.e. forcing the required volume of moulding material through a nozzle into a closed mould; Apparatus therefor
    • B29C45/17Component parts, details or accessories; Auxiliary operations
    • B29C45/26Moulds
    • B29C45/261Moulds having tubular mould cavities
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L47/00Connecting arrangements or other fittings specially adapted to be made of plastics or to be used with pipes made of plastics
    • F16L47/06Connecting arrangements or other fittings specially adapted to be made of plastics or to be used with pipes made of plastics with sleeve or socket formed by or in the pipe end
    • F16L47/08Connecting arrangements or other fittings specially adapted to be made of plastics or to be used with pipes made of plastics with sleeve or socket formed by or in the pipe end with sealing rings arranged between the outer surface of one pipe end and the inner surface of the sleeve or socket, the sealing rings being placed previously in the sleeve or socket
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L47/00Connecting arrangements or other fittings specially adapted to be made of plastics or to be used with pipes made of plastics
    • F16L47/06Connecting arrangements or other fittings specially adapted to be made of plastics or to be used with pipes made of plastics with sleeve or socket formed by or in the pipe end
    • F16L47/12Connecting arrangements or other fittings specially adapted to be made of plastics or to be used with pipes made of plastics with sleeve or socket formed by or in the pipe end with additional locking means

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Manufacturing & Machinery (AREA)
  • Injection Moulding Of Plastics Or The Like (AREA)
  • Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)
  • Moulds For Moulding Plastics Or The Like (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van. een cilindrische kunststof' buis en een Ibuiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis, waarbij de buiskoppeling een omlopende insteekwand omvat waarin de buis past, waarbij de insteekwand. via een eerste diametersprong overgaat in een omlopende eerste opneemwand met een grotere binnendiameter dan de insteekwand, waarbij de eerste opneemwand een eerste sponning begrenst waarin een. gripring' is opgenomen. die aangrijpt. 0H1 de ingestoken buis EHI die fill de insteekrichting verplaatsbaar is lll de eerste sponning tussen een eerste stand waarin de buis door de gripring heen naar de insteekwand kan worden gestoken, en een tweede positie waarin de gripring rondom vast op de ingestoken buis aangrijpt, waarbij de eerste opneemwand overgaat in een omlopende opsluitwand met een naar de insteekopening toe afnemende binnendiameter, waarbij het insteekdeel een omlopende afdichting binnen de opsluitwand omvat die rondom aangrijpt op de buis.

Description

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis. De kunststof buis is bijvoorbeeld een lagedruk waterbuis voor bijvoorbeeld de afvoer van rioolwater.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Een nadeel van bekende samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis kan zijn dat deze niet in het werk verlijmbaar zijn om ze waterdicht met elkaar te verbinden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de buis is vervaardigd van polyetheen (RE) of polypropyleen (PP) . Ook wanneer de buis is vervaardigd een kunststof die op zich goed verlijmbaar is, zoals polyvinylchoride (PVC), dan kan het om praktische redenen of om milieutechnische redenen niet gewenst zijn dat de delen wordt verlijmd.
Het is een doel van de huidige uitvinding om een samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis te verschaffen die in het werk milieuvriendelijk met elkaar kunnen worden verbonden.
Het is een doel van de huidige uitvinding om een samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis te verschaffen die in het werk met elkaar kunnen worden verbonden zonder materiaalkennis van de kunststof buis.
De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis, waarbij de buiskoppeling een insteekdeel omvat dat een insteekopening bezit voor het in een insteekrichting insteken van de kunststof buis in de buiskoppeling, waarbij het insteekdeel een kunststof mantel omvat die is voorzien van een omlopende insteekwand waarin de buis past, waarbij de insteekwand via een eerste diametersprong overgaat in een omlopende eerste opneemwand met een grotere binnendiameter dan de insteekwand, waarbij de eerste opneemwand een eerste sponning begrenst, waarbij het insteekdeel een gripring omvat die is opgenomen in de eerste sponning en die aangrijpt om de ingestoken buis en die in de insteekrichting verplaatsbaar is in de eerste sponning tussen een eerste stand waarin de buis door de gripring heen naar de insteekwand kan worden gestoken, en een tweede positie dichter naar de insteekopening toe waarin de gripring rondom vast op de ingestoken buis aangrijpt, waarbij de eerste opneemwand overgaat in een omlopende opsluitwand met een naar de insteekopening toe afnemende binnendiameter, waarbij het insteekdeel een omlopende afdichting binnen de opsluitwand omvat die rondom aangrijpt op de buis.
Het samenstel volgens de uitvinding heeft een buiskoppeling met een insteekdeel dat in de insteekrichting is voorzien van de omlopende afdichting in de opsluitwand en daarachter de gripring in de eerste sponning. Wanneer de buis in het insteekdeel wordt gestoken, sluit de afdichting daarop direct afdichtend aan. De buis gaat vervolgens door de gripring die op zijn eerste positie staat. Door het terugtrekken van de buis wordt de gripring naar zijn tweede positie meegenomen om rondom vast op de ingestoken buis aan te grijpen. De afdichting blijft door de afnemende binnendiameter van de opsluitwand opgesloten tussen de buis en de opsluitwand. De buis zit dan vast en de delen zijn afdichtend met elkaar verbonden. Hierbij is geen lijm nodig, hetgeen praktisch en milieuvriendelijk is.
In een uitvoeringsvorm is de gripring voorzien van een basisring en daarvan uitstekende gripvingers die rondom de basisring verdeeld zijn en die zich evenwijdig aan de insteekrichting vanaf de basisring uitstrekken. De basisring zorgt ervoor dat de gripvingers zich rondom de ingestoken buis bevinden.
In een uitvoeringsvorm bezitten de gripvingers een vrij uiteinde dat vanaf de basisring naar de insteekopening is gericht om kort op de omlopende afdichting op de buis aan te grijpen.
In een uitvoeringsvorm bezitten de gripvingers een vrij uiteinde dat is voorzien van een schuin op de insteekrichting gerichte zoekrand, zodat de ingestoken buis gecontroleerd door de gripvingers beweegt zonder daarmee te botsen.
In een uitvoeringsvorm zijn de gripvingers voorzien van één of meerdere griptanden voor aangrijping op de ingestoken buis. Dit is in het bijzonder nuttig bij een kunststof buis met een glad buitenoppervlak.
In een uitvoeringsvorm zijn de gripvingers via een filmscharnier of een plaatselijke versmalling in het materiaal verbonden met de basisring, waardoor de gripvingers individueel flexibel beweegbaar zijn ten opzichte van de basisring.
In een uitvoeringsvorm is de gripring vervaardigd van een kunststof dat harder is dan het kunststof waarvan de buis is vervaardigd, waardoor de gripvingers zich plaatselijk in de kunststof buis kunnen drukken om naast een knelwerking een vormgesloten aangrijping te bewerkstelligen. In het bijzonder bij de toepassing van de griptanden kan dit effectief werken.
In een uitvoeringsvorm is de buis vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyetheen (PE) , polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA).
In een uitvoeringsvorm is de gripring vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyoximethyleen (POM), polysulfon (PSU) of polyfenylsulfon
(PPSU). Deze kunststoffen zijn doorgaans harder dan
bovengenoemde vervaardigd. kunststoffen waarmee de buis kan zijn
In een uitvoeringsvorm daarvan is het kunststof gemengd met glasdelen, die voor hardheid zorgen van het materiaal.
In een uitvoeringsvorm bezit de eerste opneemwand evenwijdig aan de insteekrichting een constante binnendiameter.
In een uitvoeringsvorm is het insteekdeel voorzien van een knelring die zich om de gripring uitstrekt, waarbij de knelring is voorzien van een naar de gripring gericht binnenoppervlak dat schuin op de insteekrichting is gericht, waarbij het binnenoppervlak de gripring bij de verplaatsing van de eerste positie naar de tweede positie in vaste aangrijping op de buis dwingt. De knelring verzorgt een knellende aangrijping van de gripring rondom de buis. De knelring kan als los onderdeel door de toelopende opsluitwand in de mantel worden geplaatst.
In een uitvoeringsvorm daarvan vormt het binnenoppervlak van de knelring aan de zijde van de eerste opneemwand een directe voortzetting van de eerste sponning.
In een uitvoeringsvorm bezitten de gripring en de knelring op elkaar aangrijpende delen voor beperking van een rotatie van de gripring ten opzichte van de knelring. Hiermee kan een rotatie van de buis ten opzichte van de buiskoppeling worden tegengegaan.
In een uitvoeringsvorm daarvan beperken de op elkaar aangrijpende delen de rotatie van de gripring ten opzichte van de knelring tot een vooraf bepaalde slag, waardoor een zekere verdraaiing van de buis ten opzichte van de buiskoppeling in het werk mogelijk is, bijvoorbeeld om bij meerdere buizen en buiskoppelingen het gehele verband nauwkeurig te configureren of na te stellen.
In een uitvoeringsvorm is de gripring voorzien van een basisring en daarvan uitstekende gripvingers die rondom de basisring verdeeld zijn en die zich evenwijdig aan de insteekrichting vanaf de basisring uitstrekken, waarbij de knelring is voorzien van een of meerdere van het binnenoppervlak naar binnen uitstekende nokken die tussen opeenvolgende gripvingers steken. De afstand tussen de gripvingers bepalen dan de hoek waarover nagesteld kan worden.
In een uitvoeringsvorm gaat de eerste opneemwand van het insteekdeel via een tweede diametersprong over in een tweede opneemwand met een grotere binnendiameter dan de eerste opneemwand, waarbij de tweede opneemwand een tweede sponning begrenst waarin de knelring is opgenomen, waarbij de tweede opneemwand overgaat in de opsluitwand. De tweede diametersprong begrenst de tweede sponning in de richting van de gripring, waardoor de positie van de knelring ten opzichte van de zich daarin bevindende gripring is vastgelegd.
In een uitvoeringsvorm bezitten de tweede opneemwand en de knelring op elkaar aangrijpende delen voor beperking van een rotatie van de knelring ten opzichte van de tweede opneemwand. Hiermee kan een rotatie van de buis ten opzichte van de buiskoppeling worden tegengegaan.
In een praktische uitvoeringsvorm daarvan is de knelring voorzien van een uitsparing waarin een zich in de tweede sponning stekende nok van de tweede opneemwand steekt voor vergrendeling van de rotatie van de gripring ten opzichte van de tweede opneemwand.
In een uitvoeringsvorm is de knelring vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyetheen (PE) , polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA).
In een uitvoeringsvorm bezit de tweede opneemwand evenwijdig aan de insteekrichting een constante binnendiameter.
In een uitvoeringsvorm is de mantel vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyetheen (PE) , polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA).
In een uitvoeringsvorm neemt de binnendiameter van de opsluitwand over het gedeelte met afnemende diameter af met een grootte die 4-8% bedraagt van de grootste binnendiameter.
In een uitvoeringsvorm de binnendiameter van de opsluitwand afneemt over een lengte evenwijdig aan de insteekrichting die minimaal vier maal groter is dan de gemiddelde wanddikte van de opsluitwand. Dit geeft een geleidelijk toelopende vorm aan de opsluitwand.
In een uitvoeringsvorm neemt de binnendiameter van de opsluitwand vloeiend af naar de insteekopening toe.
In een uitvoeringsvorm loopt de opsluitwand kegelvormig, conisch of bolvormig toe naar de insteekopening toe.
In een uitvoeringsvorm eindigt de opsluitwand met een omlopende vrije rand die de kleinste binnendiameter van de opsluitwand bepaalt.
In een uitvoeringsvorm daarvan grijpt de afdichting aan op de vrije rand en is opgesloten in een direct daarachter gelegen gedeelte van de opsluitwand. De afdichting kan rond de omlopende vrije rand worden vastgezet door deze in te drukken, door de vrije rand naar binnen te steken en weer los te laten. De afdichting neemt dan de vrije rand en het direct daarachter gelegen gedeelte van de opsluitwand in zich op.
In een uitvoeringsvorm is de afdichting voorzien van een bevestigingsring waarmee de afdichting aangrijpt op de opsluitwand, en een daarmee verbonden afdichtring voor rondom afdichtende aangrijping op de buis.
In een uitvoeringsvorm daarvan is de bevestigingsring vormvast voor een zekere klemmende werking tussen de bevestigingsring en de opsluitwand.
In een uitvoeringsvorm is de bevestigingsring vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyetheen (PE), polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA),
In een uitvoeringsvorm is de afdichtring flexibel zodat deze elastisch op de ingestoken buis kan aangrijpen om daarop af te dichten,
In een uitvoeringsvorm is de afdichtring voorzien van een omlopende eerste flexibele flap voor afdichtend aangrijpen op de buis, en een omlopende tweede flexibele flap die zich vanaf de eerste flap naar de opsluitwand uitstrekt voor rondom afdichtende aangrijping op de buis,
In een uitvoeringsvorm is de afdichtring vervaardigd van flexibel kunststof, in dit voorbeeld een thermoplastisch elastomeer (TPE) of technisch rubber, bij voorkeur een vernet thermoplastisch elastomeer op basis van een olefine (TPV), bij voorkeur Ethyleen Propyleen Dieen Monomeer (EPDM) gemengd met polypropyleen (PP).
De bevestigingsring en de afdichtring kunnen bij toepassing van verschillende materiaalsoorten bij voorbeeld door middel van 2K-spuitgieten worden vervaardigd.
De uitvinding verschaft, vanuit een tweede aspect, een werkwijze voor het vervaardigen van buiskoppeling voor aansluiting op een cilindrische kunststof buis, waarbij de buiskoppeling een insteekdeel omvat dat een insteekopening bezit voor het in een insteekrichting insteken van de kunststof buis in de buiskoppeling, waarbij het insteekdeel een mantel omvat die is voorzien van een omlopende insteekwand waarin de buis past, waarbij de insteekwand via een eerste diametersprong overgaat in een omlopende eerste opneemwand met een grotere binnendiameter dan de insteekwand, waarbij de eerste opneemwand een eerste sponning begrenst, waarbij de eerste opneemwand overgaat in een omlopende opsluitwand met een naar de insteekopening toe afnemende binnendiameter, waarbij de werkwijze omvat het spuitgieten van de mantel met een spuitgietmal, waarbij de spuitgietmal is samengesteld met complementaire buitenmallen die die samen de buitenvorm van de mantel bepalen, en een daarin opgenomen trekdoorn die de binnenvorm van de mantel bepaalt, waarbij de spuitgietmal wordt gevuld met een verhit, vloeiend kunststof en de spuitgietmal wordt afgekoeld voor het verkrijgen van een aanvangsvormvastheid van het ingebrachte kunststof, waarbij de complementaire buitenmallen na het verkrijgen van de aanvangsvormvastheid worden geopend en de trekdoorn vervolgens uit het kunststof wordt getrokken, waarbij het kunststof tijdens het uittrekken van de trekdoorn ter plaatse van de te vormen opsluitwand door de trekdoorn plaatselijk wordt opgerekt tot de grootste binnendiameter van het gedeelte van de trekdoorn dat de opsluitwand vormt, waarbij het kunststof dat de opsluitwand vormt vrij van de trekdoorn terug krimpt tot de opsluitwand met de naar de insteekopening toe afnemende binnendiameter en het kunststof afkoelt om de eindvorm van de mantel te verkrijgen.
In de werkwijze volgens de uitvinding wordt de mantel door middel van spuitgieten vervaardigd, waarbij het ingespoten kunststof slechts in de spuitgietmal verblijft totdat de aanvangsvormvastheid is bereikt. Bij deze aanvangsvormvastheid is het kunststof flexibel genoeg om enerzijds toe te laten dat de trekdoorn het kunststof dat de toelopende opsluitwand gaat vormen tijdelijk oprekt, en anderzijds om terug te krimpen tot de aanvangsvorm. De spuitgietmal ondergaat dan minimale temperatuurwisselingen waardoor opwarmen en afkoelen snel achter elkaar kunnen plaatsvinden.
In een uitvoeringsvorm daarvan wordt de aanvangsvormvastheid verkregen wanneer een gedeelte van het kunststof in de rubberfase of vaste fase is overgegaan, waarbij de buitenmallen worden geopend zodra deze aanvangsvormvastheid is verkregen.
In een uitvoeringsvorm koelt het kunststof dat de opsluitwand vormt vrij in de omgevingslucht af, zodat de spuitgietmal voor het vervaardigen van een volgende mantel kan worden gebruikt.
In een uitvoeringsvorm omvat het insteekdeel een gripring die is opgenomen in de eerste sponning voor aangrijping om de ingestoken buis, waarbij de werkwijze omvat het na het afkoelen in de eerste sponning plaatsen van de gripring.
In een uitvoeringsvorm omvat het insteekdeel een omlopende afdichting binnen de opsluitwand voor rondom aangrijpen op de buis, waarbij de werkwijze omvat het na het afkoelen binnen de opsluitwand plaatsen van de afdichting.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in:
Figuren IA en 1B een isometrisch aanzicht en een uiteengenomen aanzicht van een koppelmof voor buizen volgens een uitvoeringvorm van de uitvinding;
Figuren 2A en 2B een isometrische langsdoorsnede en een recht aanzicht op een detail daarvan van de koppelmof volgens figuren IA en 1B;
Figuren 3A en 3B een isometrische langsdoorsnede en een recht aanzicht op een detail daarvan van de koppelmof volgens de voorgaande figuren nadat daarin een buis is vastgezet; en
Figuren 4A-4D langsdoorsneden van een spuitgietproces voor het vervaardigen van de mantel van de koppelmof volgens de voorgaande figuren.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Figuren 1A en 1B tonen een isometrisch aanzicht en een uiteengenomen aanzicht van een buiskoppeling, in dit voorbeeld een rechte koppelmof 10 voor het koppelen van twee cilindrische buizen 1 volgens een uitvoeringvorm van de uitvinding. Figuren 2A en 3A tonen langsdoorsneden van de koppelmof 10 voor en na het koppelen van de buizen 1, en figuren 2B en 3B tonen details daarvan.
De kunststof buizen 1 zijn lagedruk waterbuizen, bijvoorbeeld voor de afvoer van rioolwater. De buizen 1 hebben in dit voorbeeld een cirkelcilindrische omtrekswand 2 met een glad buitenoppervlak 3. De buitendiameter van de buizen 1 is typisch 32 millimeter, 40 millimeter, 50 millimeter, 75 millimeter, 90 millimeter, 110 millimeter, 125 millimeter of 160 millimeter. De buizen 1 zijn vervaardigd van een kunststof. Dit kan een kunststof zijn dat niet in het werk verlijmbaar is om de delen waterdicht te verbinden, zoals polyetheen (PE) of polypropyleen (PP) , of een kunststof die op zich goed verlijmbaar is, zoals polyvinylchoride (PVC), maar waarvan het om praktische redenen of om milieutechnische redenen niet gewenst is dat het wordt verlijmd.
De koppelmof 10 is ingericht voor het aangaan van een waterdichte koppeling met de buizen 1 zonder deze daarmee te verlijmen. De koppelmof 10 omvat een mantel 11 van kunststof, in dit voorbeeld een thermoplastisch kunststof op basis van een olefine, bij voorkeur polyetheen (PE) , polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA). Zoals het best is weergegeven in figuur 2A is de mantel 11 symmetrisch opgebouwd, met een hartlijn S voor de omlopende delen met in dit voorbeeld een constante radius. De mantel 11 omvat twee insteekdelen 12 met insteekopeningen 13 voor het insteken van de buizen 1 in richting A evenwijdig aan de hartlijn S. De twee insteekdelen 12 eindigen met een omlopende inwendige centrale stootrand 14. In dit voorbeeld is de buiskoppeling de rechte koppelmof 10, maar er zijn ook andere configuraties mogelijk, zoals een T-buiskoppeling, Ykoppeling of bocht waarin de insteekdelen 12 een andere onderlinge oriëntatie hebben. De koppelmof 10 wordt hierna aan de hand van het insteekdeel 12 en de daarin opgenomen onderdelen aan de rechterzijde in de figuren beschreven.
Mantel 11 heeft een constante wanddikte over de gehele lengte. Zoals het beste is weergegeven in figuren 2A en 3B omvat de mantel 11 een cilindrische insteekwand 15 met een glad binnenoppervlak 16 waarin de ingestoken buis 1 past. De binnendiameter Dl daarvan correspondeert met de buitendiameter van de ingestoken buis 1 waarbij een kleine positieve tolerantie is toegepast zodat de buis 1 na het insteken in richting A heen en weer kan worden geschoven. De insteekwand 15 gaat via een eerste diametersprong 17 over in een cilindrische eerste opneemwand 18 met een grotere binnendiameter D2 en met een glad binnenoppervlak 19. Deze vormt een omlopende eerste inwendige sponning 20 waarin een gripring 30 is opgenomen. De eerste opneemwand 18 gaat via een tweede diametersprong 21 over in een cilindrische tweede opneemwand 22 met een grotere binnendiameter D3 en met een glad derde binnenoppervlak 23. Deze vormt een omlopende tweede inwendige sponning 24 waarin een knelring 40 is opgenomen. De tweede opneemwand 22 gaat over in een conisch toelopende opsluitwand 25 waarvan de vrije rand 26 een binnendiameter D4 heeft. De mantel 11 bevat twee omlopende ribben 28 voor het stevig vasthouden van de mantel 11.
De binnendiameter D4 van de vrije rand 26 is groter dan de binnendiameter DI van de insteekwand 15 en kleiner dan de binnendiameter D3 van de tweede opneemwand 22 . Binnen de opsluitwand 25 is een afdichting 50 vastgezet. De binnendiameter van de opsluitwand 25 neemt van de binnendiameter D3 van de tweede opneemwand 22 af tot de binnendiameter D4 van de vrije rand 2 6 met een grootte die kleiner is dan vier maal de gemiddelde wanddikte van de opsluitwand 25. De binnendiameter van de opsluitwand 25 neemt af van de binnendiameter D3 van de tweede opneemwand 22 tot de binnendiameter D4 van de vrije rand 26 over een lengte L3 evenwijdig aan de insteekrichting A die minimaal vier maal groter is dan de gemiddelde wanddikte van de opsluitwand 25. Deze lengte L3 is groter dan de lengte LI van de eerste opneemwand 18 en de lengte L2 van de tweede opneemwand 22 in de opneemrichting A.
Zoals getoond in figuren IB en 2B is de gripring 30 voorzien van een rondom gesloten basisring 31 met een cilindrisch buitenoppervlak 32 dat onder een kleine positieve tolerantie aanligt tegen het binnenoppervlak 19 van de eerste opneemwand 18, zodat deze ten opzichte daarvan heen en weer kan schuiven in richting B evenwijdig aan de insteekrichting A. De gripring 30 is voorzien van rondom verdeelde langwerpige gripvingers 34 die via filmscharnieren of een plaatselijke versmalling 38 in het materiaal flexibel zijn verbonden met de basisring 31 en die zich daar in axiale richting vanaf uitstrekken. De gripvingers 34 zijn aan het vrije uiteinde voorzien van een schuine zoekrand 35 zodat deze zich om de ingestoken buis 1 geleiden, en meerdere griptanden 36 die dan aangrijpen op het buitenoppervlak 3 van de ingestoken buis 1. De gripvingers 34 zijn voorzien van een glad buitenoppervlak 37 dat aanligt tegen de knelring 40.
De gripring 30 is vervaardigd van een kunststof dat harder is dan het kunststof waarvan de buizen 1 zijn vervaardigd, zodat de griptanden 36 bij het uitoefenen van een radiale drukkracht in de buizen 1 een plaatselijke indrukking veroorzaken waarmee de gripring 30 vastgrijpen op de buizen 1. De gripring 30 is in dit voorbeeld vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyoximethyleen (POM), polysulfon (PSU) of polyfenylsulfon (PPSU). Teneinde de hardheid te verhogen kan hierin glas gemengd zijn.
Zoals getoond in figuren 1B en 2B heeft de knelring 40 een cilindrisch buitenoppervlak 41 dat aanligt tegen het binnenoppervlak 23 van de tweede opneemwand 22, en een kegelvormig toelopend binnenoppervlak 42 dat onder een hoek van 1-8 graden staat ten opzichte van het buitenoppervlak 41 en de hartlijn S. In dit voorbeeld is deze hoek 3,5 graden. De knelring 40 heeft een onderbreking 43 waardoor de buitendiameter van de knelring 40 kan worden verkleind om deze in de tweede sponning 24 vast te zetten. In de onderbreking 43 valt dan een nok 27 van de mantel 11 die omhoog uitsteekt van het binnenoppervlak 23 van de tweede opneemwand 22 zodat de knelring 40 rotatievast is opgenomen. De knelring 40 is aan de binnenzijde voorzien van meerdere nokken 44 die van het binnenoppervlak 42 uitsteken. De nokken 44 steken tussen de griptanden 36 zodat de gripring 30 ten opzichte van de knelring 40 kan roteren over een slag die beperkt is door de tussenruimte tussen de opeenvolgende gripvingers 34. De knelring 40 is vervaardigd van kunststof, in dit voorbeeld een thermoplastisch kunststof op basis van een olefine, bij voorkeur polyetheen (PE), polypropyleen (PP)of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA). Het binnenoppervlak 19 van de eerste opneemwand 18 gaat recht over in het binnenoppervlak 42 van de knelring 40. De knelring 40 en de gripring 30 vormen samen de vergrendeling voor de ingestoken buis 1.
Zoals getoond in figuren 1B en 2B is de afdichting 50 voorzien van een bevestigingsring 51 waarmee deze is vastgezet op de mantel 11. De bevestigingsring 51 omvat daartoe een flens 52 die aanligt tegen de vrije rand van de opsluitwand 25, en een basisring 53 die daarachter onder voorspanning klemmend aanligt tegen de binnenzijde van de opsluitwand 25. De afdichting 50 is voorzien van een flexibele afdichtring 55 met in dit voorbeeld een Y-vormige dwarsdoorsnede. De afdichtring 55 omvat een eerste omlopende flap 56 die in ontspannen toestand van de afdichtring 55 vanaf de basisring 53 schuin naar binnen is gericht en die aan de naar de buis 1 gerichte zijde is voorzien van meerdere afdichtribben 57 die afdichtend aangrijpen op de ingestoken buis 1. De afdichtring 55 omvat een tweede omlopende flap 58 die vanaf de eerste omlopende flap 56 schuin naar de opsluitwand 25 is gericht. In de ontspannen toestand van de afdichtring 55 staat de tweede flap 58 vrij van de opsluitwand 25. Wanneer de buis 1 is ingestoken grijpt de tweede flap 58 afdichtend aan op de opsluitwand 25.
De bevestigingsring 51 is vervaardigd van kunststof, in dit voorbeeld een thermoplastisch kunststof op basis van een olefine, bij voorkeur polyetheen (PE) , polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA). De afdichtring 55 is vervaardigd van een flexibel kunststof, in dit voorbeeld een thermoplastisch elastomeer (TPE) of technisch rubber, bij voorkeur een vernet thermoplastisch elastomeer op basis van een olefine (TPV), bij voorkeur Ethyleen Propyleen Dieen Monomeer (EPDM) gemengd met polypropyleen (PP) . De afdichting 50 kan worden vervaardigd door middel van tweecomponenten (2K) spuitgieten uit deze twee verschillende kunststoffen.
Bij het aansluiten van de buis 1 op de koppelmof 10 wordt deze in richting A via de insteekopening 13 ingestoken, waarbij de afdichting 50 afdichtend aangrijpt op het gladde buitenoppervlak 3 van de buis 1. De buis 1 wordt zo diep mogelijk ingestoken, bij voorkeur totdat deze tegen de stootrand 14 aankomt. De buis 1 is daarbij door de gripring 30 heen geschoven, waarbij de gripvingers 34 buitenlangs schuiven en de gripring 30 in zijn eerste positie tegen de eerste diametersprong 17 houden. Vervolgens wordt de buis 1 in tegengestelde richting teruggetrokken, waardoor de gripvingers 34 met de buis 1 mee over het kegelvormig toelopende binnenoppervlak 42 schuiven en de griptanden 36 plaatselijk in de omtrekswand 2 prikken doordat ze harder zijn dan de buis 1, totdat deze wigwerking geen verdere teruggaande beweging meer toelaat. De buis 1 is in deze tweede positie van de gripring 30 rondom vastgekneld in de koppelmof 10. De gripring 30 ligt in zijn tweede positie vrij van de afdichting 50, waardoor de buis 1 altijd kan worden nagetrokken om de knelling te versterken.
Figuren 4A-4D tonen een spuigietproces voor het vervaardigen van de mantel 11 van de koppelmof 10 in een spuitgietinrichting 100. Zoals weergegeven in figuur 4A omvat de spuitgietinrichting 100 een meerdelige buitenmal, met in dit voorbeeld een eerste buitenmal 101 en een complementaire tweede buitenmal 102 die samen de gehele buitenvorm van de mantel 11 bepalen. De buitenmallen 101, 102 zijn in richting F dwars op de hartlijn S te openen en te sluiten. Alternatief of ter aanvulling zijn beide buitenmallen 101, 102 opgebouwd met een basislichaam 106 en daarin passende inzetstukken 107 die schematisch met onderbroken lijnen zijn weergegeven. De inzetstukken 107 zijn inzetbaar en uitneembaar in richting G evenwijdig aan de hartlijn S, en zijn zodanig gevormd dat deze de naar binnen toelopende, distale delen van de mantel 11 bevat.
Zoals weergegeven in figuur 4B is de spuitgietinrichting 100 voorzien van twee trekdoornen 105 die in de complementaire buitenmallen 101, 102 steken om de binnenvorm van de mantel 11 bepalen. Daarmee is tussen de mallen 101, 102, 105 een cilindrische gietruimte 110 bepaald die de vorm heeft van de mantel 11. De trekdoornen 105 zijn langs de hartlijn S in richting E ten opzichte van de complementaire buitenmallen 101, 102 geleid rechtlijnig beweegbaar met behoud van de oriëntatie ten opzichte van de complementaire buitenmallen 101, 102.
De ingestoken positie van de trekdoornen 105 in de gesloten complementaire buitenmallen 101, 102 zoals weergegeven in figuur 4B is de startpositie van het spuitgietproces. De ruimte 110 tussen de verwarmde mallen 101, 102, 105 wordt door middel van een spuitgietmachine gevuld met de thermoplastische kunststof waarmee de mantel 11 is vervaardigd. Het kunststof is verhit tot boven het smeltpunt van ongeveer 200 graden waardoor het vloeibaar is geworden. Na volledige vulling van de ruimte 110 krijgt het kunststof een aanvangsvormvastheid door de mal enigszins af te koelen. De aanvangsvormvastheid wordt verkregen wanneer een gedeelte van het kunststof in de rubberfase of vaste fase is overgegaan, waardoor een tussenfabricaat 111 in de vorm van de buitenmantel 11 wordt gevormd. Het kunststof wordt afgekoeld tot de warmtevervormingstemperatuur (HDT, heat distortion temperature) of 10-20 graden daaronder.
De complementaire buitenmallen 101, 102 worden geopend in richting F zoals weergegeven in figuur 4C zodra de aanvangsvormvastheid is verkregen. Alternatief worden slechts de inzetstukken 107 in richting G uitgenomen, zodat het tussenfabricaat door de buitenmallen 101, 102 zelf aan de omlopende ribben 28 wordt vastgehouden. Het uitnemen van de inzetstukken 107 geeft de te vormen conisch toelopende opsluitwand 25 de ruimte om radiaal naar buiten te kunnen bewegen.
Vervolgens worden de trekdoornen 105 geleidelijk in richting E uit het tussenfabricaat 111 getrokken. Hierbij wordt het gedeelte van het tussenfabricaat 111 dat de opsluitwand 25 vormt over de gehele lengte tijdelijk opgerekt tot de buitendiameter van het gedeelte van de mal dat de tweede opneemwand of de tweede sponning 24 vormt zoals weergegeven in figuur 4C. De trekdoornen 105 worden aaneengesloten doorgetrokken totdat deze het tussenfabricaat 111 volledig hebben verlaten zoals weergegeven in figuur 4D. Het nog warme kunststof is op of 10-20 graden onder de warmtevervormingstemperatuur (HDT) voldoende elastisch om het tijdelijk opgerekte gedeelte weer terug te laten komen tot de gewenste vorm van de opsluitwand 25 met de binnendiameter D4 aan de vrije rand 26. Dit plastisch terugbewegen vindt geheel buiten de warme mallen 101, 102, 105 plaats, waardoor deze direct warm kunnen worden ingezet voor het spuitgieten van een volgende mantel 11. Na het volledig uitharden van het kunststof van het tussenfabricaat 111 zijn de binnendiameters D1-D4 verkregen. De trekdoornen 105 hebben buitendiameters DllD14 die afgestemd zijn op de respectievelijke binnendiameters D1-D4 zodanig, dat uitgaande van deze buitendiameters na de temperatuurkrimp en nakristallisatiekrimp van het afkoelende kunststof de vereiste binnendiameters D1-D4 worden verkregen,
In bovenstaande beschrijving is de buiskoppeling 10 getoond voor aansluiting op cilindrische buizen 1. De uitdrukking cilindrisch dient breed te worden opgevat, omvattend zowel cirkel-cilindrisch als elliptischcilindrisch.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (37)

  1. CONCLUSIES
    1. Samenstel van een cilindrische kunststof buis en een buiskoppeling voor aansluiting op de kunststof buis, waarbij de buiskoppeling een insteekdeel omvat dat een insteekopening bezit voor het in een insteekrichting insteken van de kunststof buis in de buiskoppeling, waarbij het insteekdeel een kunststof mantel omvat die is voorzien van een omlopende insteekwand waarin de buis past, waarbij de insteekwand via een eerste diametersprong overgaat in een omlopende eerste opneemwand met een grotere binnendiameter dan de insteekwand, waarbij de eerste opneemwand een eerste sponning begrenst, waarbij het insteekdeel een gripring omvat die is opgenomen in de eerste sponning en die aangrijpt om de ingestoken buis en die in de insteekrichting verplaatsbaar is in de eerste sponning tussen een eerste stand waarin de buis door de gripring heen naar de insteekwand kan worden gestoken, en een tweede positie dichter naar de insteekopening toe waarin de gripring rondom vast op de ingestoken buis aangrijpt, waarbij de eerste opneemwand overgaat in een omlopende opsluitwand met een naar de insteekopening toe afnemende binnendiameter, waarbij het insteekdeel een omlopende afdichting binnen de opsluitwand omvat die rondom aangrijpt op de buis.
  2. 2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de gripring is voorzien van een basisring en daarvan uitstekende gripvingers die rondom de basisring verdeeld zijn en die zich evenwijdig aan de insteekrichting vanaf de basisring uitstrekken.
    3. Samenstel volgens conclusie 2, waarbij de gripvingers een vri j uiteinde bezitten dat vanaf de basisring naar de insteekopening is gericht. 4 . Samenstel volgens conclusie 2 of 3, waarbij
    de gripvingers een vrij uiteinde bezitten dat is voorzien van een schuin op de insteekrichting gerichte zoekrand.
  3. 5. Samenstel volgens een der conclusies 2-4, waarbij de gripvingers zijn voorzien van één of meerdere griptanden voor aangrijping op de ingestoken buis.
  4. 6. Samenstel volgens een der conclusies 2-5, waarbij de gripvingers via een filmscharnier of een plaatselijke versmalling in het materiaal zijn verbonden met de basisring.
  5. 7. Samenstel volgens een der conclusies 2~6, waarbij de gripring is vervaardigd van een kunststof dat harder is dan het kunststof waarvan de buis is vervaardigd.
  6. 8. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de buis is vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyetheen (PE), polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA).
  7. 9. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de gripring is vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyoximethyleen (POM), polysulfon (PSU) of polyfenylsulfon (PPSU).
  8. 10. Samenstel volgens conclusie 9, waarbij het kunststof is gemengd met glasdelen.
  9. 11. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste opneemwand evenwijdig aan de insteekrichting een constante binnendiameter bezit.
  10. 12. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het insteekdeel is voorzien van een knelring die zich om de gripring uitstrekt, waarbij de knelring is voorzien van een naar de gripring gericht binnenoppervlak dat schuin op de insteekrichting is gericht, waarbij het binnenoppervlak de gripring bij de verplaatsing van de eerste positie naar de tweede positie in vaste aangrijping op de buis dwingt.
  11. 13. Samenstel volgens conclusie 12, waarbij het binnenoppervlak van de knelring aan de zijde van de eerste opneemwand een directe voortzetting vormt van de eerste sponning.
  12. 14. Samenstel volgens conclusie 12 of 13, waarbij de gripring en de knelring op elkaar aangrijpende delen bezitten voor beperking van een rotatie van de gripring ten opzichte van de knelring.
  13. 15. Samenstel volgens conclusie 14, waarbij de op elkaar aangrijpende delen de rotatie van de gripring ten opzichte van de knelring beperken tot een vooraf bepaalde slag.
  14. 16. Samenstel volgens conclusie 14 of 15, waarbij de gripring is voorzien van een basisring en daarvan uitstekende gripvingers die rondom de basisring verdeeld zijn en die zich evenwijdig aan de insteekrichting vanaf de basisring uitstrekken, waarbij de knelring is voorzien van een of meerdere van het binnenoppervlak naar binnen uitstekende nokken die tussen opeenvolgende gripvingers steken.
  15. 17. Samenstel volgens een der conclusies 12-16, waarbij de eerste opneemwand van het insteekdeel via een tweede diametersprong overgaat in een tweede opneemwand met een grotere binnendiameter dan de eerste opneemwand, waarbij de tweede opneemwand een tweede sponning begrenst waarin de knelring is opgenomen, waarbij de tweede opneemwand overgaat in de opsluitwand.
  16. 18. Samenstel volgens conclusie 17, waarbij de tweede opneemwand en de knelring op elkaar aangrijpende delen bezitten voor beperking van een rotatie van de knelring ten opzichte van de tweede opneemwand.
  17. 19. Samenstel volgens conclusie 18, waarbij de knelring is voorzien van een uitsparing waarin een zich in de tweede sponning stekende nok van de tweede opneemwand steekt voor vergrendeling van de rotatie van de gripring ten opzichte van de tweede opneemwand.
  18. 20. Samenstel volgens een der conclusies 12-19, waarbij de knelring is vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyetheen (PE), polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA).
  19. 21. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tweede opneemwand evenwijdig aan de insteekrichting een constante binnendiameter bezit.
  20. 22. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de mantel is vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyetheen (PE), polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA).
  21. 23. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de binnendiameter van de opsluitwand over het gedeelte met afnemende diameter afneemt met een grootte die 4-8% bedraagt van de grootste binnendiameter.
  22. 24. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de binnendiameter van de opsluitwand afneemt over een lengte evenwijdig aan de insteekrichting die minimaal vier maal groter is dan de gemiddelde wanddikte van de opsluitwand.
  23. 25. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de binnendiameter van de opsluitwand vloeiend afneemt naar de insteekopening toe.
  24. 26. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de opsluitwand kegelvormig, conisch of bolvormig toeloopt naar de insteekopening toe.
  25. 27. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de opsluitwand eindigt met een omlopende vrije rand die de kleinste binnendiameter van de opsluitwand bepaalt.
  26. 28. Samenstel volgens conclusie 27, waarbij de afdichting aangrijpt op de vrije rand en is opgesloten in een direct daarachter gelegen gedeelte van de opsluitwand.
  27. 29. Samenstel volgens conclusie 28, waarbij de afdichting is voorzien van een bevestigingsring waarmee de afdichting aangrijpt op de opsluitwand, en een daarmee verbonden afdichtring voor rondom afdichtende aangrijping op de buis .
  28. 30. Samenstel volgens conclusie 29, waarbij de bevestigingsring vormvast is.
  29. 31. Samenstel volgens conclusie 29 of 30, waarbij de bevestigingsring is vervaardigd van een thermoplastisch kunststof, bij voorkeur polyetheen (PE) , polypropyleen (PP) of polyvinylchoride (PVC), of een thermoplastisch biologisch kunststof, bij voorkeur polymelkzuur (PLA).
  30. 32. Samenstel volgens een der conclusies 29-31, waarbij de afdichtring flexibel is.
  31. 33. Samenstel volgens een der conclusies 29-32, waarbij de afdichtring is voorzien van een omlopende eerste flexibele flap voor afdichtend aangrijpen op de buis, en een omlopende tweede flexibele flap die zich vanaf de eerste flap naar de opsluitwand uitstrekt voor rondom afdichtende aangrijping op de buis.
  32. 34. Samenstel volgens een der conclusies 29-33, waarbij de afdichtring is vervaardigd van flexibel kunststof, in dit voorbeeld een thermoplastisch elastomeer (TPE) of technisch rubber, bij voorkeur een vernet thermoplastisch elastomeer op basis van een olefine (TPV), bij voorkeur Ethyleen Propyleen Dieen Monomeer (EPDM) gemengd met polypropyleen (PP).
  33. 35. Werkwijze voor het vervaardigen van buiskoppeling voor aansluiting op een cilindrische kunststof buis, waarbij de buiskoppeling een insteekdeel omvat dat een insteekopening bezit voor het in een insteekrichting insteken van de kunststof buis in de buiskoppeling, waarbij het insteekdeel een mantel omvat die is voorzien van een omlopende insteekwand waarin de buis past, waarbij de insteekwand via een eerste diametersprong overgaat in een omlopende eerste opneemwand met een grotere binnendiameter dan de insteekwand, waarbij de eerste opneemwand een eerste sponning begrenst, waarbij de eerste opneemwand overgaat in een omlopende opsluitwand met een naar de insteekopening toe afnemende binnendiameter, waarbij de werkwijze omvat het spuitgieten van de mantel met een spuitgietmal, waarbij de spuitgietmal is samengesteld met complementaire buitenmallen die die samen de buitenvorm van de mantel bepalen, en een daarin opgenomen trekdoorn die de binnenvorm van de mantel bepaalt, waarbij de spuitgietmal wordt gevuld met een verhit, vloeiend kunststof en de spuitgietmal wordt afgekoeld voor het verkrijgen van een aanvangsvormvastheid van het ingebrachte kunststof, waarbij de complementaire buitenmallen na het verkrijgen van de aanvangsvormvastheid worden geopend en de trekdoorn vervolgens uit het kunststof wordt getrokken, waarbij het kunststof tijdens het uittrekken van de trekdoorn ter plaatse van de te vormen opsluitwand door de trekdoorn plaatselijk wordt opgerekt tot de grootste binnendiameter van het gedeelte van de trekdoorn dat de opsluitwand vormt, waarbij het kunststof dat de opsluitwand vormt vrij van de trekdoorn terug krimpt tot de opsluitwand met de naar de insteekopening toe afnemende binnendiameter en het kunststof afkoelt om de eindvorm van de mantel te verkrijgen.
  34. 36. Werkwijze volgens conclusie 35, waarbij de aanvangsvormvastheid wordt verkregen wanneer een gedeelte van het kunststof in de rubberfase of vaste fase is overgegaan, en waarbij de buitenmallen worden geopend zodra deze aanvangsvormvastheid is verkregen.
  35. 37. Werkwijze volgens conclusie 35 of 36, waarbij het kunststof dat de opsluitwand vormt vrij in de omgevingslucht afkoelt.
  36. 38. Werkwijze volgens een der conclusies 35-37, waarbij het insteekdeel een gripring omvat die is opgenomen in de eerste sponning voor aangrijping om de ingestoken buis, waarbij de werkwijze omvat het na het afkoelen in de eerste sponning plaatsen van de gripring.
  37. 39. Werkwijze volgens een der conclusies 35-38, waarbij het insteekdeel een omlopende afdichting binnen de opsluitwand omvat voor rondom aangrijpen op de buis, waarbij de werkwijze omvat het na het afkoelen binnen de opsluitwand plaatsen van de afdichting.
    -o-o-o-o-o-o-o-oFG/HZ
NL2021067A 2018-06-06 2018-06-06 Buiskoppeling met afdichting NL2021067B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021067A NL2021067B1 (nl) 2018-06-06 2018-06-06 Buiskoppeling met afdichting
PCT/NL2019/050344 WO2019235930A2 (en) 2018-06-06 2019-06-06 Pipe coupling with seal
EP19743044.0A EP3803182B1 (en) 2018-06-06 2019-06-06 An assembly of a synthetic cylindrical pipe and a pipe coupling for connecting to the synthetic pipe

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2021067A NL2021067B1 (nl) 2018-06-06 2018-06-06 Buiskoppeling met afdichting

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2021067B1 true NL2021067B1 (nl) 2019-12-11

Family

ID=63405310

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2021067A NL2021067B1 (nl) 2018-06-06 2018-06-06 Buiskoppeling met afdichting

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3803182B1 (nl)
NL (1) NL2021067B1 (nl)
WO (1) WO2019235930A2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN112984259B (zh) * 2021-02-20 2022-12-06 西安环琪管道制造有限公司 一种组合拆装式pvc管材
NL2028387B1 (en) 2021-06-04 2022-12-15 Dyka B V Pipe coupling for connection to a plastic cylindrical pipe

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4344799A1 (de) * 1993-12-28 1995-06-29 Vogelsang Ernst Gmbh Co Kg Kunststoff-Rohrleitung mit mehreren Rohrleitungsschüssen
WO2000060271A1 (en) * 1999-04-01 2000-10-12 Uponor Innovation Ab Plastic pipe having a socket, and a method of providing a plastic pipe with a socket
US20010009332A1 (en) * 2000-01-26 2001-07-26 Claude Trichard Connection device for conduits
WO2002059521A1 (de) * 2001-01-25 2002-08-01 Martin Biermann Vorrichtung zum lösbaren verbinden mit einem ende einer röhrenartigen leitung, insbesondere schlauch-schnellverbinder

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH598931A5 (nl) * 1975-08-27 1978-05-12 Poloplast Kunststoffwerk
US20040061258A1 (en) * 2000-03-21 2004-04-01 David Mullan Pipe coupling

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4344799A1 (de) * 1993-12-28 1995-06-29 Vogelsang Ernst Gmbh Co Kg Kunststoff-Rohrleitung mit mehreren Rohrleitungsschüssen
WO2000060271A1 (en) * 1999-04-01 2000-10-12 Uponor Innovation Ab Plastic pipe having a socket, and a method of providing a plastic pipe with a socket
US20010009332A1 (en) * 2000-01-26 2001-07-26 Claude Trichard Connection device for conduits
WO2002059521A1 (de) * 2001-01-25 2002-08-01 Martin Biermann Vorrichtung zum lösbaren verbinden mit einem ende einer röhrenartigen leitung, insbesondere schlauch-schnellverbinder

Also Published As

Publication number Publication date
EP3803182B1 (en) 2024-04-03
WO2019235930A3 (en) 2020-01-16
EP3803182A2 (en) 2021-04-14
WO2019235930A2 (en) 2019-12-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2021067B1 (nl) Buiskoppeling met afdichting
JP6895091B2 (ja) 管継手の製造方法
CA1094768A (en) Method of molding socket of plastic resin tube
US4127632A (en) Method of producing undercut tubular synthetic plastic articles
US4173362A (en) Female pipe coupling member with annular seal ring
CN1741889B (zh) 用于把模制品移出模具的装置和方法
US5833279A (en) Crosslinked polyethylene tubing ends
JP6498360B2 (ja) 管の製造法ならびに射出成形装置
US6426031B1 (en) Methods of fabricating a sweep elbow tube connector
PT2614952E (pt) Dispositivo e método para abocardar tubos de plástico orientados biaxialmente com juntas de vedação integradas
JP2016078400A (ja) プレスブロー成形装置
EP2379305B1 (en) Forming the end portions of fibre reinforced thermoplastic composite tubes
JP4237318B2 (ja) 管継手形成方法及び装置
CN109049545B (zh) 一种用于u型弯管件注塑成型的模具
JP6565196B2 (ja) 管継手の製造方法
US3923952A (en) Method for shaping a normally rigid plastic pipe
FI115157B (fi) Putkiliitos
EP0404557A2 (en) Pipes with integral sockets
JP6762844B2 (ja) 管状樹脂成形体の製造方法
EP1268156A1 (en) Pipe couplings
JP6459569B2 (ja) 止水栓の製造方法
EP3077177B1 (en) Apparatus and method for making a bell joint
JP2021120233A (ja) 管継手の製造方法
CN110022928A (zh) 连接器
JP2000512227A (ja) プラスチツク管の端部スリーブの製造方法及びこの方法を実施する装置