NL2019022B1 - Beeldopname-inrichting, en werkwijze - Google Patents

Beeldopname-inrichting, en werkwijze Download PDF

Info

Publication number
NL2019022B1
NL2019022B1 NL2019022A NL2019022A NL2019022B1 NL 2019022 B1 NL2019022 B1 NL 2019022B1 NL 2019022 A NL2019022 A NL 2019022A NL 2019022 A NL2019022 A NL 2019022A NL 2019022 B1 NL2019022 B1 NL 2019022B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
moisture
absorbing
light
image
scrub
Prior art date
Application number
NL2019022A
Other languages
English (en)
Inventor
Bouaziz François
Fritz Brouwer Stefan
Pieter Hoogenboom Rudolf
Original Assignee
Mci Mirror Controls Int Netherlands B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Mci Mirror Controls Int Netherlands B V filed Critical Mci Mirror Controls Int Netherlands B V
Priority to NL2019022A priority Critical patent/NL2019022B1/nl
Priority to DE102018113355.3A priority patent/DE102018113355A1/de
Application granted granted Critical
Publication of NL2019022B1 publication Critical patent/NL2019022B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60SSERVICING, CLEANING, REPAIRING, SUPPORTING, LIFTING, OR MANOEUVRING OF VEHICLES, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60S1/00Cleaning of vehicles
    • B60S1/02Cleaning windscreens, windows or optical devices
    • B60S1/56Cleaning windscreens, windows or optical devices specially adapted for cleaning other parts or devices than front windows or windscreens
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60RVEHICLES, VEHICLE FITTINGS, OR VEHICLE PARTS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B60R11/00Arrangements for holding or mounting articles, not otherwise provided for
    • B60R11/04Mounting of cameras operative during drive; Arrangement of controls thereof relative to the vehicle

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Studio Devices (AREA)
  • Camera Bodies And Camera Details Or Accessories (AREA)

Abstract

Een aspect van de uitvinding heeft betrekking op een beeldopname-inrichting voor een carrosserie van een motorvoertuig, welke beeldopname-inrichting een camera omvat die is voorzien van een lichtdoorlatend buitenoppervlak. De beeldopname-inrichting omvat voorts een reinigingsinrichting voor het ten minste gedeeltelijk reinigen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak. Tevens omvat de reinigingsinrichting een boenapparaat met een vocht absorberend boenelement voor het ten minste gedeeltelijk boenen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak. De reinigingsinrichting omvat voorts ook een bevochtigingsapparaat voor het direct en/of indirect bevochtigen van het vocht absorberende boenelement. Zodoende kan het genoemde lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera ten minste gedeeltelijk worden schoongeveegd met behulp van een vochtig gemaakt boenelement.

Description

Titel: Beeldopname-inrichting, en werkwijze
De uitvinding heeft betrekking op een beeldopname-inrichting voor een carrosserie van een motorvoertuig, welke beeldopname-inrichting een camera omvat die is voorzien van een lichtdoorlatend buitenoppervlak.
Dergelijke inrichtingen zijn bekend en zijn bijvoorbeeld bedoeld om een bestuurder van het motorvoertuig zicht te bieden op een voor de bestuurder anders slecht of niet zichtbaar deel van de omgeving van het motorvoertuig. De inrichting kan bijvoorbeeld zijn ingericht en/of zijn bedoeld ter vervanging of ter ondersteuning van een buitenspiegel of zijspiegel voor een motorvoertuig, en kan bijvoorbeeld zijn voor het weergeven van ten minste een deel van een dode hoek.
Wanneer het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera vuil wordt kan bijvoorbeeld het zicht, dat de camera bijvoorbeeld kan bieden aan de bestuurder, van mindere kwaliteit worden. Voor de veiligheid van bijvoorbeeld de bestuurder, een passagier, en/of een andere weggebruiker kan het echter belangrijk zijn dat wordt tegengegaan dat het zicht niet goed genoeg is. Vandaar dat er behoefte kan zijn om te faciliteren dat het zicht dat bijvoorbeeld aan de bestuurder wordt geboden goed genoeg is.
Daartoe kan er bijvoorbeeld een meervoudig aantal voorzieningen, zoals spiegels en/of beeldopname-inrichtingen, worden verschaft, zodat een andere van deze voorzieningen kan worden gebruikt wanneer het zicht dat geboden wordt door bijvoorbeeld een beeldopname-inrichting van dit meervoudig aantal voorzieningen door vervuiling van het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera van deze beeldopname-inrichting niet meer van voldoende hoog niveau is. Ook kan een gebruiker of eigenaar van een voertuig, het voertuig, en daarbij dan ook het genoemde lichtdoorlatende buitenoppervlak, gewoon wat vaker wassen. Additioneel of alternatief kan worden tegengegaan dat het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera vies wordt, bijvoorbeeld door niet onder een boom te parkeren. Ook kan het voertuig of de beeldopname-inrichting zodanig worden ingericht dat daarmee kan worden tegengegaan dat het buitenoppervlak van de camera vuil wordt. Zo kan, bijvoorbeeld in het geval van een camera die als achteruitrijcamera dienst doet, van een beschermkap worden voorzien die het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera afdekt wanneer de camera niet in gebruik is en die daarbij tegen kan gaan dat dit buitenoppervlak vuil wordt als de camera niet in gebruik is.
Desondanks bestaat er behoefte aan een alternatieve beeldopname-inrichting, in het bijzonder een beeldopname-inrichting die tegen kan gaan dat het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera van die beeldopname-inrichting te vuil wordt.
Daartoe verschaft een aspect van de onderhavige openbaarmaking een beeldopname-inrichting voor een carrosserie van een motorvoertuig, omvattende een camera voorzien van een lichtdoorlatend buitenoppervlak, waarbij de beeldopname-inrichting voorts een reinigingsinrichting omvat voor het ten minste gedeeltelijk reinigen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak, waarbij de reinigingsinrichting een boenapparaat met een vocht absorberend boenelement omvat voor het ten minste gedeeltelijk boenen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak, en waarbij de reinigingsinrichting voorts een bevochtigingsapparaat omvat voor het direct en/of indirect bevochtigen van het vocht absorberende boenelement.
Door een beeldopname-inrichting te verschaffen die een reinigingsinrichting omvat met een bevochtigingsapparaat en een daarmee te bevochtigen vocht absorberend boenelement dat het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera ten minste gedeeltelijk kan boenen, kan het genoemde lichtdoorlatende buitenoppervlak relatief eenvoudig en/of relatief vaak worden gereinigd, in het bijzonder indien het boenelement wordt aangedreven door een aandrijfsysteem, zoals een elektrisch aandrijfsysteem dat werkt op een elektromotor. Door het genoemde lichtdoorlatende buitenoppervlak te boenen, dat wil zeggen door er met een vochtig of nat boenelement over heen te vegen, wrijven of schrobben, kan het genoemde lichtdoorlatende buitenoppervlak relatief goed schoon worden gemaakt. Het vocht, dat bijvoorbeeld water en/of een schoonmaakmiddel kan omvatten, kan faciliteren dat vuil relatief goed los kan komen van dat genoemde lichtdoorlatende buitenoppervlak, dat bijvoorbeeld van glas of van een kunststof, in het bijzonder een transparant en relatief hard en relatief krasbestendig kunststof, kan zijn vervaardigd. Door relatief vaak en/of relatief goed te reinigen kan worden tegengegaan dat er zich relatief veel vuil ophoopt op het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera. Hierdoor kan op een elegante wijze worden tegengegaan dat het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera te vuil wordt.
Door het boenelement op een aan te drijven draagstructuur te verschaffen welke draagstructuur tevens een beschermkap vormt voor het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera kan de beeldopname-inrichting relatief compact en/of relatief eenvoudig en/of relatief economisch van ontwerp zijn.
Door de draagstructuur en de beschermkap te integreren kan bovendien worden gefaciliteerd dat het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera telkens geboend zou kunnen worden wanneer de beschermkap voor het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera wordt geplaatst en/of wanneer deze daar voor weg wordt gehaald.
Door als vocht absorberend boenelement een samendrukbaar en veerkrachtig boenelement te verschaffen kan op eenvoudige wijze, bijvoorbeeld zonder relatief kleine toleranties van onderdelen te vereisen, worden gefaciliteerd dat dit boenelement relatief goed aansluit op het te reinigen lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera, bijvoorbeeld ook wanneer het boenelement, dat bij grote voorkeur zachter is dan het lichtdoorlatende buitenoppervlak, reeds enigszins is versleten, en/of bijvoorbeeld ook wanneer het lichtdoorlatende buitenoppervlak niet vlak, maar gebogen, in het bijzonder dubbel-gekromd, is.
Door als vocht absorberend boenelement een samendrukbaar en veerkrachtig boenelement te verschaffen kan bovendien worden gefaciliteerd dat door dit element geabsorbeerd vocht uit dit element kan worden geknepen of gedrukt. Hierdoor kan vuil, dat bijvoorbeeld door het boenelement van het lichtdoorlatende buitenoppervlak is geboend, relatief eenvoudig van of uit het vocht absorberende boenelement worden verwijderd. Als gevolg kan het vocht absorberende boenelement relatief schoon worden gehouden, waardoor het relatief goed zijn werk kan blijven doen, waardoor relatief goed kan worden tegengegaan dat er zich relatief veel vuil ophoopt op het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera, waardoor dus relatief goed kan worden tegengegaan dat het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera te vuil wordt.
Door de beeldopname-inrichting zodanig in te richten dat het bevochtigingsapparaat het vocht absorberende boenelement direct kan bevochtigen kan worden tegengegaan dat het vocht absorberende boenelement droog is wanneer het over het lichtdoorlatende buitenoppervlak wordt gewreven of geveegd, wat, bijvoorbeeld in het geval dat het vocht absorberende boenelement een spons is of omvat, kan tegengaan dat het vocht absorberende boenelement en/of het lichtdoorlatende buitenoppervlak beschadigd wordt door met een droog, en daarmee mogelijk relatief ruw, boenelement te vegen of wrijven.
Een relatief grote hoogte van het vocht absorberende boenelement, bij voorkeur een hoogte van minimaal de hoogte van het lichtdoorlatende buitenoppervlak, althans minimaal de hoogte van het gedeelte daarvan dat tijdens gebruik van de camera licht doorlaat naar de camera, kan faciliteren dat er in een enkele beweging eenvoudig in een keer over de totale, dan wel een relatief groot deel van de, relevante hoogte over het lichtdoorlatende buitenoppervlak kan worden geveegd met het vocht absorberende boenelement, waarbij wordt opgemerkt dat hier met de hoogte een afstand wordt bedoeld die wordt gemeten in een richting dwars op de richting waarin het boenelement wordt bewogen. Additioneel of alternatief kan het boenelement, gemeten in een richting parallel aan de richting waarin het boenelement tijdens gebruik wordt bewogen, een relatief grote breedte hebben, bijvoorbeeld een breedte van minstens 10%, 15%, 20% of 25% van de breedte van het lichtdoorlatende buitenoppervlak, althans van het gedeelte daarvan dat tijdens gebruik licht doorlaat naar de camera.
In uitvoeringsvormen is het vocht absorberende boenelement zodanig gedimensioneerd dat het in hoofdzaak minstens het lichtdoorlatende buitenoppervlak kan bedekken, althans minstens dat gedeelte daarvan dat tijdens gebruik van de camera licht doorlaat naar de camera. Hierdoor kan worden gefaciliteerd dat in hoofdzaak het gehele relevante gedeelte van het lichtdoorlatende buitenoppervlak gelijktijdig vochtig kan worden gehouden als het vocht absorberende element, wanneer het vochtig is, genoemde gedeelte bedekt. Hierdoor kan worden gefaciliteerd dat vuil relatief goed en/of relatief eenvoudig kan worden losgeweekt. De hoogte, respectievelijk de breedte, van het vocht absorberende boenelement kan dus in hoofzaak minimaal gelijk zijn aan respectievelijk de hoogte dan wel de breedte van het lichtdoorlatende buitenoppervlak.
De onderhavige openbaarmaking heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het tijdens gebruik van een motorvoertuig ten minste gedeeltelijk reinigen van een lichtdoorlatend buitenoppervlak van een camera van een aan een carrosserie van het motorvoertuig bevestigde beeldopname-inrichting, omvattende de stap van het zodanig aandrijven van een draagstructuur die een bevochtigd vocht absorberend boenelement draagt dat het bevochtigde vocht absorberende boenelement ten minste gedeeltelijk over het lichtdoorlatende buitenoppervlak veegt. Door mogelijk te maken dat het lichtdoorlatende buitenoppervlak tijdens gebruik van het motorvoertuig ten minste gedeeltelijk kan worden gereinigd hoeft een gebruiker of bestuurder van het voertuig relatief weinig moeite te doen om het lichtdoorlatende buitenoppervlak schoon te maken, waardoor kan worden bevorderd dat dit relatief vaak gebeurt. Dit kan ophopen en vastkoeken van vuil tegengaan en/of kan faciliteren dat het lichtdoorlatende buitenoppervlak relatief goed schoon blijft.
Verder voordelige uitvoeringsvormen van verschillende aspecten van de openbaarmaking zijn weergegeven in de volgconclusies.
Verschillende aspecten van de uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een beeldopname-inrichting volgens een eerste aspect van de uitvinding. In de tekening toont:
Figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een beeldopname-inrichting, waarbij deze gedeeltelijk is opengewerkt teneinde onderdelen van deze inrichting relatief goed te kunnen tonen;
Figuur 2 een schematisch bovenaanzicht van de gedeeltelijk opengewerkte beeldopname-inrichting van Figuur 2; en
Figuur 3 een verder schematisch perspectivisch aanzicht van de beeldopname-inrichting van Figuren 1 en 2.
De tekening toont slechts schematische weergaven van een voorkeursuitvoeringsvorm van de openbaarmaking. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde of corresponderende verwijzingscijfers aangegeven.
Figuur 1 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een beeldopname-inrichting 1. De inrichting 1 is hier gedeeltelijk opengewerkt, door bepaalde onderdelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 gedeeltelijk weg te snijden, teneinde andere onderdelen 2, 3 van deze inrichting 1 relatief goed te kunnen tonen. De beeldopname-inrichting 1 is voor een carrosserie van een motorvoertuig en omvat een camera 2, en kan daar bijvoorbeeld op, aan of in worden bevestigd. In Figuur 2 is dezelfde inrichting 1 te zien, die op dezelfde wijze is opengewerkt als in Figuur 1.
De inrichting 1 kan bijvoorbeeld geschikt en/of bedoeld zijn om een bestuurder van het voertuig zicht te bieden op een voor de bestuurder anders slecht of niet zichtbaar deel van de omgeving van het motorvoertuig. De inrichting 1 kan bijvoorbeeld zijn ingericht en/of zijn bedoeld ter vervanging of ter ondersteuning van een buitenspiegel of zijspiegel van of voor een motorvoertuig, en kan bijvoorbeeld zijn voor het weergeven van ten minste een deel van een dode hoek.
De beeldopname-inrichting 1 kan een draagarm 11 en/of behuizing 12 voor de camera 2 omvatten. De draagarm 11, die eventueel met de behuizing 12 kan zijn geïntegreerd, kan, bijvoorbeeld aan de zijkant van de carrosserie, aan de carrosserie van het voertuig zijn bevestigd, bijvoorbeeld aan een portier van het voertuig. Opgemerkt wordt dat de draagarm 11 en/of de behuizing 12 niet star met de carrosserie verbonden hoeft te zijn, maar bijvoorbeeld ten minste gedeeltelijk inklapbaar en/of inschuifbaar kan zijn.
Beelden of zogenaamde opnames die tijdens gebruik met behulp van de camera 2 worden gemaakt kunnen bijvoorbeeld in het motorvoertuig en/of op een deel van het motorvoertuig worden getoond aan de bestuurder van het motorvoertuig, bijvoorbeeld met behulp van één of meerdere elektronische visuele beeldschermen en/of met behulp van projectie. Bij grote voorkeur worden dergelijke beelden of opnamen zonder noemenswaardige of merkbare vertraging weergegeven aan de bestuurder.
De camera 2 is voorzien van een lichtdoorlatend buitenoppervlak 3. Het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 kan bijvoorbeeld worden gevormd door een naar buiten gekeerd oppervlak 3 van een lens 31 of lenssamenstel 32 waarmee de camera 2 kan zijn voorzien. Alternatief zou het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 bijvoorbeeld door een ten minste gedeeltelijk transparante beschermkap kunnen zijn gevormd, die bijvoorbeeld voor een eventuele of voor eventuele meerdere lenzen van de camera kan zijn geplaatst om deze lens of lenzen te beschermen tijdens gebruik van de camera 2. Tijdens gebruik kan de ten minste gedeeltelijk transparante beschermkap licht van buiten doorlaten naar een daarachter gelegen verder deel van de camera 2, zoals een lens, een lenssamenstel 33 of een lichtgevoelige elektronische sensorchip. Alternatief zou de beschermkap, die een doorzichtige bescherming of afdichting kan vormen en bijvoorbeeld een glazen of kunststoffen deel kan zijn, direct voor een lichtgevoelige elektronische sensorchip, zoals een CCD of een CMOS, van de camera 2 zijn gelegen. Een eventuele beschermkap, waarmee de camera 2 in uitvoeringsvormen voorzien kan zijn, kan bijvoorbeeld onderdeel uitmaken van de behuizing 12 en/of de draagarm 11.
Behalve de camera 2, omvat de beeldopname-inrichting 1 voorts een reinigingsinrichting 4 voor het ten minste gedeeltelijk reinigen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3.
De reinigingsinrichting 4 omvat een boenapparaat 5 met een vocht absorberend boenelement 6 voor het ten minste gedeeltelijk schoonvegen en/of boenen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3. Opgemerkt wordt dat reinigingsinrichting 4 kan zijn ingericht om het genoemde oppervlak 3 op mechanische wijze ten minste gedeeltelijk schoon te vegen, in het bijzonder schoon te boenen. De beeldopname-inrichting 1 kan dus een mechanische reinigingsinrichting 4 en/of mechanisch boenapparaat 5 omvatten, die en/of dat bijvoorbeeld elektrisch kan worden aangedreven.
Het vocht absorberende boenelement 6 kan beweegbaar zijn ten opzichte van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2. Daartoe kan de beeldopname-inrichting 1 zijn voorzien van een (hier niet getoond) aandrijfsysteem voor het boenelement 6 ten minste gedeeltelijk langs of over het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 te laten bewegen.
Voorts omvat de reinigingsinrichting 4 een bevochtigingsapparaat 7 voor het direct en/of indirect bevochtigen van het vocht absorberende boenelement 6. Zodoende kan het genoemde lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 ten minste gedeeltelijk worden schoongeveegd met behulp van een vochtig gemaakt boenelement 6.
Op gemerkt wordt dat het indirect bevochtigen van het boenelement 6 bijvoorbeeld kan geschieden door het te reinigen lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 nat te maken en het vocht absorberende boenelement 6 daar vervolgens overheen te vegen of wrijven, waardoor genoemde vocht absorberende boenelement 6 dus vochtig of nat kan worden gemaakt.
Aangezien het vocht absorberende boenelement 6 langs het buitenoppervlak 3 van de camera 2 wordt bewogen tijdens het reinigen, kan het boenelement 6 in uitvoeringsvormen worden bevochtigd door het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 te bevochtigen en het vocht absorberende boenelement 6 daaroverheen te laten vegen, waarbij het vocht absorberende boenelement 6 dan vocht opneemt of absorbeert. Bij voorkeur is de beeldopname-inrichting 1 echter zodanig ingericht dat het bevochtigingsapparaat 7 het vocht absorberende boenelement 6 rechtstreeks kan bevochtigen. Op die manier kan het vocht bijvoorbeeld relatief gelijkmatig over het vocht absorberende boenelement 6 worden verdeeld, wat bijvoorbeeld lastiger kan zijn als het vocht van een, bij voorkeur niet-absorberend en bijvoorbeeld zelfs vochtafstotend, lichtdoorlatend buitenoppervlak 3 van de camera 2 kan afstromen.
Met betrekking tot het vocht absorberende boenelement 6 wordt opgemerkt dat het van een vocht-absorberend materiaal kan zijn gemaakt of dit kan omvatten. Zo kan het boenelement 6 bijvoorbeeld spons omvatten, bijvoorbeeld synthetische spons, die van viscose kan zijn gemaakt, of bijvoorbeeld natuurlijke spons. Alternatief of additioneel kan het vocht absorberende boenelement 6 molton en/of andere stoffen, zoals bijvoorbeeld uit polyamide en elastane gevormde microfibers, omvatten.
Alternatief, of additioneel, kan het vocht absorberende boenelement 6 een vocht absorberende structuur hebben. Zo kan het genoemde boenelement 6 bijvoorbeeld een borstel omvatten met borstelharen waartussen vocht kan worden vastgehouden. Hoewel de borstelharen, welke zich bijvoorbeeld in hoofdzaak parallel aan elkaar kunnen uitstrekken, zelf ook van een vocht absorberend materiaal gemaakt kunnen zijn, hoeft dat dus niet.
Zoals te zien is bijvoorbeeld Figuur 1, waarin het boenelement 6 en andere onderdelen 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12 gedeeltelijk zijn weggesneden, kan de reinigingsinrichting 4, in het bijzonder het boenapparaat 5 daarvan, een draagstructuur 8 omvatten voor het dragen van het vocht absorberende boenelement 6. Het vocht absorberende boenelement 6 kan dus op de draagstructuur 8, of zogenaamde steunstructuur 8, zijn voorzien, zodat het door de draagstructuur 8 wordt gedragen, bijvoorbeeld aan een zijde 81van de draagstructuur 8 die naar het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 is toegekeerd, althans wanneer het door de draagstructuur 8 gedragen vocht absorberende boenelement 6 zich in de buurt van, in het bijzonder voor, het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 bevindt. In uitvoeringsvormen kan het vocht absorberende boenelement 6 losneembaar op de draagstructuur 8 zijn bevestigd ten einde deze relatief eenvoudig te kunnen vervangen.
De draagstructuur 8 kan beweegbaar zijn ten opzichte van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2, bijvoorbeeld door middel van een aandrijfsysteem dat is ingericht om de draagstructuur 8 ten minste gedeeltelijk langs of over het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 te laten bewegen.
De draagstructuur 8 voor het dragen van het boenelement 6 kan een beschermkap 8’ voor het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 vormen. De beschermkap 8’ kan bijvoorbeeld zijn om dit buitenoppervlak 3, en/of andere onderdelen van de camera 2, te beschermen wanneer de camera 2 niet in gebruik is, bijvoorbeeld wanneer het motorvoertuig niet in gebruik is en bijvoorbeeld staat geparkeerd. Ook zou de camera 2 tijdens gebruik van het motorvoertuig buiten gebruik kunnen zijn. Zo kan de camera 2, in uitvoeringsvoorbeelden, bijvoorbeeld een achteruitrijcamera zijn, welke bijvoorbeeld alleen wordt geactiveerd wanneer het motorvoertuig in een achteruitrijversnelling staat geschakeld.
Door de draagstructuur 8 te integreren met een beschermkap voor de camera 2 kan het boenelement 6 met dezelfde aandrijving worden aangedreven als de beschermkap, waardoor de beeldopname-inrichting 1 bijvoorbeeld relatief eenvoudig kan zijn en/of relatief kostenefficiënt kan worden vervaardigd.
Voorts wordt opgemerkt dat het vocht absorberende boenelement 6 bij grote voorkeur samendrukbaar en veerkrachtig kan zijn. Bijvoorbeeld kan het materiaal van het boenelement 6 een veerkrachtig sponsmateriaal omvatten dat door het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 kan worden ingedrukt wanneer het daar langs wordt bewogen en dat weer kan uitveren wanneer het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 er niet langer tegen aandrukt. Opgemerkt wordt dat een, althans tijdens het boenen, naar het buitenoppervlak 3 van de camera 2 gekeerd boenoppervlak 61 van het boenelement 6 ook in zulke uitvoeringsvormen niet per se zelf een in hoofdzaak veerkrachtig en samendrukbaar materiaal hoeft te omvatten. Zo zou een in hoofdzaak niet veerkrachtig samendrukbaar materiaal dat het boenoppervlak 61 op een veerkrachtig samendrukbare drager materiaal kunnen zijn aangebracht, waarbij die drager bijvoorbeeld door de draagstructuur 8 kan worden gedragen. Bijvoorbeeld door middel van een veerkrachtige drager en/of een ander veennechanisme dat tussen de draagstructuur 8 en het boenelement kan zijn gelegen, kan het vocht absorberende boenelement 6 voorgespannen zijn in een richting D weg van de beweegbare draagstructuur 8.
Additioneel of alternatief kan de draagstructuur 8 veerkrachtig zijn, en bij voorkeur in een richting D richting het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 zijn voorgespannen, althans wanneer het zich ter hoogte van, in het bijzonder voor, genoemde lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 bevindt.
Het vocht absorberende boenelement 6 kan, althans wanneer het zich in de buurt van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 bevindt, dus op één of andere wijze zijn voorgespannen richting het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3. Wanneer het boenelement 6, dat dus ingedrukt en/of weggedrukt kan worden van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3, over dat lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 veegt, kan, bijvoorbeeld daardoor, worden gefaciliteerd dat het boenelement 6 relatief krachtig tegen het buitenoppervlak 3 drukt en dat er relatief krachtig kan worden geboend. Alternatief of additioneel kan op andere wijze voor een relatief krachtig contact worden gezorgd. Zo kan bijvoorbeeld ten minste een onderdeel dat het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 vormt, althans wanneer het boenelement zich voor dat buitenoppervlak 3 bevindt, in een richting D’ richting het boenelement 6, en/of in een ten opzichte van de lichtgevoelige elektronische sensorchip van de camera 2 naar buiten gerichte richting D’, zijn voorgespannen, in het bijzonder in een richting D’ in hoofdzaak in lijn met en/of in hoofdzaak parallel aan een optische as 21 van de camera 2.
Met betrekking tot het bevochtigingsapparaat 7 wordt opgemerkt dat de beeldopname-inrichting 1 bij grote voorkeur zodanig is ingericht dat het bevochtigingsapparaat 7 het vocht absorberende boenelement 6 rechtstreeks kan bevochtigen.
Het bevochtigingsapparaat 7 kan bijvoorbeeld een mondstuk 70 omvatten met één of meerdere uitlaatopeningen 71 voor het uitlaten van vocht voor het bevochtigen van het vocht absorberende boenelement 6. De uitlaatopening(en) 71 is/zijn bij voorkeur richting het vocht absorberende boenelement 6 gericht, althans wanneer het vocht absorberende boenelement 6 zich ter hoogte van het mondstuk 70 bevindt.
In Figuur 3, welke een schematisch perspectivisch aanzicht van de beeldopname-inrichting 1 van Figuren 1 en 2 laat zien waarin deze inrichting gedeeltelijk is opengewerkt en de draagstructuur 8 met het boenelement 6 niet zijn weergegeven, is het mondstuk 70 goed te zien. Hier heeft het mondstuk drie uitlaatopeningen 71, maar een ander aantal kan alternatief ook. Bij voorkeur kunnen een meervoudig aantal uitlaatopeningen 71 in hoofdzaak op één lijn 72 zijn geplaatst, in het bijzonder in hoofdzaak dwars op een richting M, M’ waarin het boenelement 6 heen en weer wordt bewogen tijdens het boenen. In voordelige uitvoeringsvormen, kan de beeldopname-inrichting 1 zijn ingericht om het boenelement 6 in een zijwaartse richting heen en weer te bewegen teneinde het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 te boenen, en kunnen meerdere uitlaatopeningen 71 boven elkaar zijn geplaatst.
Het bevochtigingsapparaat 7 kan tevens één of meerdere pompjes omvatten voor het richting de één of meerdere uitlaatopeningen 71 pompen van vloeistof, wat bijvoorbeeld vanuit een reservoir kan worden aangevoerd. Het mondstuk 70, dat in het getoonde voorbeeld een, bijvoorbeeld van weerhaken voorzien, aansluitstuk 73 heeft voor aansluiting op een (niet getoonde) toevoerslang, kan van één of meerdere afsluitkleppen, in het bijzonder één of meerdere éénwegkleppen of zogenaamde anti- terugloopkleppen zijn voorzien. Alternatief of additioneel kan er op één of meerdere andere plekken een afsluitklep zijn voorzien, bijvoorbeeld in een, bijvoorbeeld door een slang gevormde, toevoerleiding voor het aan de uitlaatopening(en) 71 toevoeren van vocht.
Met betrekking tot het vocht voor het bevochtigen van het vocht absorberende boenelement 6 wordt opgemerkt dat dit bedoeld is om vuil van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 te boenen. Door met een vochtig of nat gemaakt boenelement 6 over de lens te wrijven wordt het buitenoppervlak 3 geboend. Dankzij het vocht kan vuil worden losgeweekt en relatief eenvoudig van het buitenoppervlak 3 worden geveegd. Het vocht, dat bijvoorbeeld water kan zijn of bijvoorbeeld een mengel kan zijn dat water kan omvatten, kan bijvoorbeeld ook een schoonmaakmiddel omvatten, bijvoorbeeld met een zeep of een alcohol. Ook kan het vocht om te boenen een antivries omvatten, zoals etheenglycol, glycerol, propyleenglycol, en/of een alcohol, bijvoorbeeld ethanol of methanol. Het vocht kan bijvoorbeeld zogenaamde ruitenwisservloeistof zijn, dat eventueel uit hetzelfde reservoir wordt aangevoerd als de ruitenwisservloeistof voor het bevochtigen van één of meerdere ruiten en/of één of meerdere ten minste gedeeltelijk transparante of translucente beschermkappen voor lampen van het voertuig.
Voorts kan de beeldopname-inrichting 1 zijn voorzien van een drooginrichting 9 voor het verwijderen van ten minste een deel van vocht dat aanwezig is in het vocht absorberende boenelement 6. Door ten minste een deel van het vocht uit het boenelement te verwijderen, bijvoorbeeld nadat het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 is geboend, kan bijvoorbeeld worden tegengegaan dat het vocht absorberende boenelement 6 lang vochtig blijft, waardoor bijvoorbeeld schimmelvorming en/of algengroei kan worden tegengegaan. Additioneel of alternatief kan het vocht bijvoorbeeld een antischimmelmiddel en/of anti-algenmiddel omvatten.
Een alternatief of additioneel voordeel van het ten minste gedeeltelijk verwijderen van het vocht absorberende boenelement 6 kan zijn dat met het uit het boenelement 6 verwijderen van vocht ook vuil, dat bijvoorbeeld van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 is geboend, uit het vocht absorberende boenelement 6 kan worden verwijderd. Bijvoorbeeld daarom kan de drooginrichting 9 bijvoorbeeld zijn ingericht om vocht uit het vocht absorberende boenelement 6 te knijpen.
Opgemerkt wordt dat de beeldopname-inrichting 1 kan zijn voorzien van één of meerdere (niet getoonde) afvoeropeningen en/of afvoerkanalen voor het afvoeren van uit het boenelement 6 geknepen of anderszins onttrokken vocht.
Bij grote voorkeur kan de drooginrichting 9, welke een uitknijpinrichting 90 kan zijn of omvatten, zijn voorzien van een uitknijp element 91 voor het knijpen van vocht uit het vocht absorberende boenelement 6, dat dan bij grote voorkeur veerkrachtig samendrukbaar is, en bijvoorbeeld een spons omvat. Het uitknijp element 91 kan bijvoorbeeld als een roller 91 zijn gevormd, welke bijvoorbeeld in hoofdzaak dwars kan staan op de richting M, M’ waarin het boenelement 6 heen en weer wordt bewogen tijdens het boenen.
Genoemde roller 91 kan, zoals in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld het geval is, bijvoorbeeld roteerbaar in de beeldopname-inrichting 1 zijn geplaatst, en bij voorkeur niet, althans niet rechtstreeks, worden aangedreven door een aandrijfinrichting. De roller 91 kan dus een passieve roller zijn. Bij voorkeur wordt de roller 91 bewogen door het vocht absorberende boenelement 6, in het bijzonder als gevolg van wrijving daartussen. Zo kan het vocht absorberende boenelement 6 wanneer het langs de roller 91 wordt bewogen de roller laten roteren. Terwijl de roller 91 dan over het vocht absorberende boenelement 6 rolt knijpt deze het vocht absorberende boenelement 6 dan ten minste plaatselijk samen, waarbij dan dus vocht uit het vocht absorberende boenelement 6 kan worden geknepen.
Opgemerkt wordt dat het uitknijpelement 91, in het bijzonder de roller 91, kan zijn voorgespannen in een richting ten minste gedeeltelijk richting het vocht absorberende boenelement 6, bijvoorbeeld met behulp van een veerconstructie. Alternatief of additioneel kan het uitknijpelement 91, in het bijzonder de roller 91, welke bij voorkeur zelf niet-absorberend is, zelf ten minste gedeeltelijk veerkrachtig samendrukbaar zijn, bijvoorbeeld door te zijn gevormd van een samendrukbaar rubbermateriaal, waardoor het uitknijpelement 91, wanneer het enigszins is samengedrukt en neigt uit te veren druk kan uitoefenen op een veerkrachtig samendrukbaar vocht absorberende boenelement 6. Alternatief of additioneel kan het vocht absorberend boenelement 6 zijn voorgespannen richting het uitknijpelement 91, bijvoorbeeld op een gelijke of vergelijkbare wijze als waarop het kan zijn voorgespannen richting het buitenoppervlak 3 van de camera 2.
In voorkeursuitvoeringsvormen kan het bevochtigingsapparaat 7, bijvoorbeeld in een richting M, M’ waarin het boenelement 6 heen en weer kan worden bewogen tijdens het boenen, zijn voorzien tussen de drooginrichting 9 en het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2. In het geval van een passief of niet-aangedreven droogelement 91 en/of in het geval van een drooginrichting 9 welke niet zodanig wordt gecontroleerd dat deze bijvoorbeeld in hoofdzaak niet werkt wanneer een zojuist bevochtigd boenelement 6, althans een zojuist bevochtigd gedeelte van het boenelement 6, richting het te boenen lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 wordt bewogen, kan door de drooginrichting 9 en/of het droogelement 91 niet tussen het bevochtigingsapparaat 7 en dat te reinigen buitenoppervlak 3 te plaatsen relatief eenvoudig worden tegengegaan dat het boenelement 6 vocht alweer uit het boenelement 6, of een respectievelijk deel daarvan, wordt verwijderd nog voordat het boenelement 6 of het respectievelijk deel daarvan het genoemde buitenoppervlak 3 ten minste gedeeltelijk kan boenen.
Alternatief of additioneel kan ook op andere manieren worden tegengegaan dat vocht te vroeg uit het bevochtigde boenelement 6 wordt verwijderd. Bijvoorbeeld kan daartoe de drooginrichting 9 en/of een droogelement 91 daarvan tijdelijk worden uitgeschakeld en/of op een verdere afstand van het boenelement 6 worden gezet. Dit kan actief worden gedaan, bijvoorbeeld met behulp van een regelsysteem.
Alternatief of additioneel kan het droogelement 91, in het bijzonder de roller 91, door toedoen van het boenelement 6 zelf worden wegbewogen in een richting R weg van het boenelement 6 wanneer het boenelement 6 in een richting M naar het te reinigen lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 toe wordt bewogen, terwijl het droogelement 91, in het bijzonder de roller 91, door het boenelement 6 zelf in een richting R’ naar het boenelement 6 toe wordt bewogen wanneer het boenelement 6 in een richting M’ weg van genoemde buitenoppervlak 3 wordt bewogen. De roller 91 kan daartoe, zoals bijvoorbeeld in Figuur 3 is te zien, verschuifbaar in de beeldopname-inrichting 1 zijn geplaatst. Bij voorkeur is de roller 91 verschuifbaar in een richting R, R’ die dwars staat op de lengteas 92 van de roller 91, waarbij die richting R, R’ waarin de roller 91 verschuifbaar is diagonaal staat op de richting M, M’ waarin het boenelement 6 kan worden bewogen. In het bijzonder is de hoek α tussen de richting R waarin de roller 91 kan wegschuiven van het boenelement 6 en de richting M waarin het boenelement 6 richting het buitenoppervlak 3 van de camera kan bewegen kleiner dan 90°, in het bijzonder kleiner dan 70° of kleiner dan 60°. Ook de hoek a’ tussen de richting R’ waarin de roller 91 kan verschuiven naar het boenelement 6 toe en de richting M’ waarin het boenelement 6 kan worden wegbewogen van genoemde buitenoppervlak 3 van de camera 2 kan kleiner zijn dan 90°, in het bijzonder kleiner dan 70° of kleiner dan 60°.
De beeldopname-inrichting 1 kan voorts zijn voorzien van een wisser 10, welke bijvoorbeeld op de draagstructuur 8 kan zijn voorzien, bij voorkeur op een losneembaar wijze, welke bijvoorbeeld vervanging vergemakkelijkt. Genoemde wisser 10, welke ook wel waterschraper 10 of trekker 10 kan worden genoemd, kan bij voorkeur vochtafstotend en/of niet vocht absorberend zijn, en kan bijvoorbeeld van een rubber of rubber materiaal zijn vervaardigd.
Genoemde wisser 10 kan zijn voor het ten minste gedeeltelijk droog vegen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2, bijvoorbeeld nadat dit oppervlak 3 is geboend.
Ook zou de wisser 10 het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 ten minste gedeeltelijk droog kunnen trekken nadat het vocht absorberende boenelement 6 relatief langdurig voor, in het bijzonder daarbij ook tegenaan, genoemde buitenoppervlak 3 gepositioneerd is geweest, bijvoorbeeld in een geval dat een draagstructuur 8 waarop genoemde boenelement 6 is voorzien dienst doet als beschermkap 8’ voor genoemde buitenoppervlak 3.
Bij voorkeur zit de wisser 10 gepositioneerd aan of nabij een distaai uiteinde 81 van de draagstructuur 8. Additioneel, of alternatief, kan de wisser 10, gezien in de richting M waarin het boenelement 6 naar het te reinigen lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 toe wordt bewogen, voorbij het vocht absorberende boenelement 6 zijn gepositioneerd.
Opgemerkt wordt dat de wisser 10, althans een wisrand 10’ daarvan, in hoofdzaak recht kan zijn, maar alternatief gekromd kan zijn, bijvoorbeeld in het geval het te reinigen lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 gekromd is, waarbij de wisser 10 en/of wisrand 10’ bijvoorbeeld een in hoofdzaak corresponderende kromming kan hebben.
Hoewel het boenelement 6 in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld in hoofdzaak in een rechte lijn M, M’ heen en weer wordt bewogen langs het te reinigen lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2, kan het boenelement 6 in alternatieve uitvoeringsvormen bijvoorbeeld in een kromme lijn langs genoemde buitenoppervlak 3 worden bewogen, bijvoorbeeld in hoofdzaak parallel met een kromming van dat buitenoppervlak 3 gezien in een richting dwars op die beweging en dwars op de optische as 21 van de camera 2.
De beeldopname-inrichting 1 kan bijvoorbeeld worden gebruikt tijdens gebruik van een motorvoertuig waarop of waarin deze beeldopname-inrichting 1 is voorzien. In het bijzonder kan de beeldopname-inrichting 1 zelfs worden gebruikt terwijl het motorvoertuig rijdt, bijvoorbeeld in het geval de camera 2 als achteruitrijdcamera is bedoeld die niet in hoofdzaak continu wordt gebruikt tijdens gebruik van het voertuig.
Bij grote voorkeur is de beeldopname-inrichting 1 zodanig ingericht dat het boenelement 6 geheel kan worden wegbewogen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2, zodat de camera 2 vrij zicht kan hebben in een dergelijke positie van het boenelement 6 waarin het in hoofdzaak niet voor het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 is gelegen. Het boenelement 6 kan dan bijvoorbeeld in hoofdzaak enkel voor het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 aanwezig zijn wanneer genoemde buitenoppervlak 3 dient te worden gereinigd, gedroogd of afgeschennd, bijvoorbeeld door middel van de draagstructuur 8 voor dat boenelement 6.
In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de beeldopname-inrichting 1 kan het boenelement 6 tijdelijk, bijvoorbeeld tijdens gebruik van de camera 2, in een initiële positie worden gestald, welke initiële positie aan een bepaalde zijde, in het bijzonder een laterale zijde, van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 kan zijn gelegen.
Wanneer het genoemde buitenoppervlak 3 geboend dient te worden kan het boenelement 6 richting dat buitenoppervlak 3 worden geschoven, bij voorkeur terwijl het boenelement 6 ten minste gedeeltelijk bevochtigd wordt. Het bevochtigde boenelement 6, of een deel daarvan, kan nadat het dan voor een eerste keer over het buitenoppervlak 3 heeft geschoven, waarbij het dan contact maakte met dat oppervlak 3 en het boende, weer worden teruggeschoven naar de initiële positie waarin het boenelement 6 niet voor dat buitenoppervlak 3 was gelegen. Alternatief kan het boenelement 6 naar een andere positie dan de initiële positie worden gebracht waarin het ook in hoofdzaak niet voor het buitenoppervlak 3 is gelegen. Het boenelement 6 kan daartoe bijvoorbeeld voorbij het buitenoppervlak 3 worden geschoven. Bijvoorbeeld voor een compacte opbouw van de beeldopname-inrichting 1 kan de inrichting 1 dus ook zo zijn ingericht dat het boenelement 6 terug wordt geschoven naar zijn initiële positie.
Opgemerkt wordt dat het boenelement 6 nadat het ten minste gedeeltelijk is bevochtigd en naar het buitenoppervlak 3 is geschoven nog enkele malen ten minste gedeeltelijk over het buitenoppervlak 3 heen en weer kan worden geschoven, alvorens het boenelement 6 voor het buitenoppervlak 3 weg te nemen, bijvoorbeeld om het te stallen of opnieuw te bevochtigen, al clan niet na het eerst ten minste gedeeltelijk te hebben uitgeknepen.
Voorts wordt op gemerkt dat hoewel het boenelement 6 in het getoonde voorbeeld heen en weer wordt geschoven, in het bijzonder in laterale richting M, M’, het boenelement 6 alternatief anders kan worden bewogen. Zo kan de inrichting 1 zijn ingericht om het boenelement 6, bijvoorbeeld tijdens het boenen, ook ten minste gedeeltelijk rond te laten draaien, bijvoorbeeld om een al dan niet verschuifbare rotatie-as, die zich bij voorkeur uitstrekt in een richting in hoofdzaak dwars op het genoemde buitenoppervlak 3. In uitvoeringsvormen kan het boenelement 6 roteren en gelijktijdig verschuiven, bijvoorbeeld opzij en/of naar boven of beneden.
Nadat het boenelement 6 ten minste gedeeltelijk is bevochtigd, ten minste gedeeltelijk voor het buitenoppervlak 3 is geschoven, en vervolgens weer voor het buitenoppervlak 3 is weggeschoven, al dan niet nadat het eerst nog één of meerdere keren ten minste gedeeltelijk over het buitenoppervlak 3 is geschoven voor het weg te schuiven, kan ten minste een deel van het boenelement 6 naar de drooginrichting 9 worden geschoven. Het boenelement 6 kan dan ten minste gedeeltelijk worden gedroogd, bij voorkeur door ten minste een gedeelte van het daarin aanwezige vocht er uit te knijpen. Eventueel zou, bijvoorbeeld alvorens het ten minste deel van het boenelement 6 ten minste gedeeltelijk uit te knijpen, dat ten minste deel van het boenelement 6 eerst nogmaals bevochtigd kunnen worden. Op die manier kan het boenelement 6 of deel daarvan, dat dan bijvoorbeeld niet langer door het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 wordt samengedrukt, en derhalve weer meer vocht kan absorberen, additioneel vocht absorberen, waardoor er vervolgens meer vocht uit het boenelement 6 kan worden geknepen, wat kan faciliteren dat er meer in en/of op het boenelement aanwezig vuil kan worden verwijderd bij het uitknijpen van het boenelement 6. Opgemerkt wordt dat het eventuele nogmaals bevochtigen van het boenelement in uitvoeringsvormen met behulp van hetzelfde bevochtigingsapparaat 7 kan gebeuren waarmee het boenelement 6 ook initieel kan worden bevochtigd alvorens het voor het eerst naar het te reinigen lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 te verschuiven.
Terwijl het boenelement 6 wordt weggeschoven van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 kan de eventueel aanwezige trekker 10 of zogenaamde wisser 10 op het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 achtergebleven vocht, los geboend vuil, en/of losgeweekt vuil wegtrekken van dat oppervlak 3.
Nadat het boenelement 6 of deel daarvan voor het buitenoppervlak 3 is weggeschoven kan het, bij voorkeur nadat het ten minste gedeeltelijk is uitgeknepen, eventueel nogmaals bevochtigd worden en één of meerdere keren over het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 worden geschoven waarbij het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 dan door het bevochtigde vocht absorberende boenelement 6 wordt geboend.
Tevens wordt opgemerkt dat, tijdens het ten minste gedeeltelijk reinigen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2 van de aan de carrosserie van het motorvoertuig bevestigde beeldopname-inrichting 1, het vocht absorberende boenelement 6 of een draagstructuur 8 waardoor dat boenelement 6 wordt gedragen wordt aangedreven door een aandrijfeenheid die er voor zorgt dat het boenelement 6 dus gedeeltelijk over het lichtdoorlatende buitenoppervlak veegt. De aandrijfeenheid kan bijvoorbeeld door een gebruiker, bijvoorbeeld een bestuurder van het motorvoertuig, worden bediend. Alternatief of additioneel kan er een besturingseenheid zijn die de aandrijfeenheid aanstuurt, bijvoorbeeld op basis van informatie over een graad van bevuiling van het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 van de camera 2, welke bijvoorbeeld ten minste gedeeltelijk op basis van door de camera 2 zelf geregistreerde beelden of opnames en/of ten minste gedeeltelijk door middel van één of meerdere sensoren wordt gedetecteerd. Alternatief, of additioneel, kan de besturingseenheid bijvoorbeeld elke keer het lichtdoorlatende buitenoppervlak 3 laten reinigen wanneer de camera 2 geactiveerd wordt en/of bijvoorbeeld wanneer het motorvoertuig in werking wordt gesteld.
Opgemerkt wordt dat voor het doel van duidelijkheid en een beknopte beschrijving elementen of kenmerken hierin zijn beschreven als deel van dezelfde of verschillende uitvoeringsvoorbeelden en dat de omvang van de uitvinding uitvoeringsvormen kan omvatten die combinaties vormen van alle of sommige van de beschreven elementen of kenmerken.
Het zal duidelijk zijn dat elk van de getoonde en beschreven beeldopname-inrichtingen en elk element van de getoonde en beschreven werkwijzen ook geacht wordt afzonderlijk te zijn beschreven en getoond en ook individueel kan worden toegepast en/of in combinatie met ten minste één ander element kan worden toegepast en geacht wordt hierin als zodanig te zijn beschreven.
Voorts wordt op gemerkt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Vele varianten zijn mogelijk.
Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding, zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

Claims (14)

1. Beeldopname-inrichting voor een carrosserie van een motorvoertuig, omvattende een camera voorzien van een lichtdoorlatend buitenoppervlak, waarbij de beeldopname-inrichting voorts een reinigingsinrichting omvat voor het ten minste gedeeltelijk reinigen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak, waarbij de reinigingsinrichting een boenapparaat met een vocht absorberend boenelement omvat voor het ten minste gedeeltelijk boenen van het lichtdoorlatende buitenoppervlak, en waarbij de reinigingsinrichting voorts een bevochtigingsapparaat omvat voor het direct en/of indirect bevochtigen van het vocht absorberende boenelement.
2. Beeldopname-inrichting volgens conclusie 1, waarbij het vocht absorberende boenelement een vocht-absorberend materiaal, bijvoorbeeld spons of molton, omvat.
3. Beeldopname-inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het vocht absorberende boenelement een vocht absorberende structuur heeft, bijvoorbeeld waarbij genoemde boenelement een borstel omvat met borstelharen waartussen vocht kan worden vastgehouden.
4. Beeldopname-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de reinigingsinrichting, bij voorkeur het boenapparaat daarvan, een draagstructuur omvat voor het dragen van het vocht absorberende boenelement, bij voorkeur waarbij de draagstructuur beweegbaar is ten opzichte van het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera, bij grotere voorkeur waarbij de beeldopname-inrichting is voorzien van een aandrijfsysteem voor het de draagstructuur ten minste gedeeltelijk langs of over het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera te laten bewegen.
5. Beeldopname-inrichting volgens conclusie 4, waarbij de draagstructuur een beschermkap voor het lichtdoorlatende buitenoppervlak van de camera vormt.
6. Beeldopname-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vocht absorberende boenelement samendrukbaar en veerkrachtig is.
7. Beeldopname-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vocht absorberende boenelement voorgespannen is in een richting weg van de beweegbare draagstructuur.
8. Beeldopname-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vocht absorberende boenelement, althans wanneer het zich in de buurt van het lichtdoorlatende buitenoppervlak bevindt, is voorgespannen richting het lichtdoorlatende buitenoppervlak.
9. Beeldopname-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de beeldopname-inrichting zodanig is ingericht dat het bevochtigingsapparaat het vocht absorberende boenelement direct kan bevochtigen.
10. Beeldopname-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het bevochtigingsapparaat een mondstuk omvat met een uitlaatopening voor het uitlaten van vocht voor het bevochtigen van het vocht absorberende boenelement.
11. Beeldopname-inrichting volgens conclusie 10, waarbij de uitlaatopening is gericht richting het vocht absorberende boenelement, althans wanneer het vocht absorberende boenelement zich ter hoogte van het mondstuk bevindt.
12. Beeldopname-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de beeldopname-inrichting voorts is voorzien van een drooginrichting voor het verwijderen van ten minste een deel van vocht dat aanwezig is in het vocht absorberende boenelement, bij voorkeur waarbij de drooginrichting is ingericht om vocht uit het vocht absorberende boenelement te knijpen, bij grotere voorkeur waarbij de drooginrichting is voorzien van een uitknijpelement, bijvoorbeeld een roller, voor het uit het vocht absorberende boenelement knijpen van vocht.
13. Beeldopname-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de beeldopname-inrichting, in het bijzonder de draagstructuur daarvan, is voorzien van een wisser.
14. Werkwijze voor het tijdens gebruik van een motorvoertuig ten minste gedeeltelijk reinigen van een lichtdoorlatend buitenoppervlak van een camera van een aan een carrosserie van het motorvoertuig bevestigde beeldopname-inrichting, omvattende de stap van het zodanig aandrijven van een draagstructuur die een bevochtigd vocht absorberend boenelement draagt dat het bevochtigde vocht absorberende boenelement ten minste gedeeltelijk over het lichtdoorlatende buitenoppervlak veegt.
NL2019022A 2017-06-06 2017-06-06 Beeldopname-inrichting, en werkwijze NL2019022B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2019022A NL2019022B1 (nl) 2017-06-06 2017-06-06 Beeldopname-inrichting, en werkwijze
DE102018113355.3A DE102018113355A1 (de) 2017-06-06 2018-06-05 Bildaufnahmeeinrichtung und deren Arbeitsweise

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2019022A NL2019022B1 (nl) 2017-06-06 2017-06-06 Beeldopname-inrichting, en werkwijze

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2019022B1 true NL2019022B1 (nl) 2018-12-13

Family

ID=59295266

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2019022A NL2019022B1 (nl) 2017-06-06 2017-06-06 Beeldopname-inrichting, en werkwijze

Country Status (2)

Country Link
DE (1) DE102018113355A1 (nl)
NL (1) NL2019022B1 (nl)

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10012004A1 (de) * 2000-03-11 2001-09-27 Bosch Gmbh Robert Einrichtung zum Sauberhalten optischer Elemente in Kraftfahrzeugen, insbesondere von Sensor- oder Kamera-Abdeckungen
EP2873571A1 (en) * 2012-07-11 2015-05-20 Nissan Motor Co., Ltd. Vehicle-mounted-camera cleaning device
DE102014220257A1 (de) * 2014-10-07 2016-04-21 Conti Temic Microelectronic Gmbh Reinigungsvorrichtung für eine optisch transparente Abdeckung einer Kamera eines Kraftfahrzeugs und Reinigungsverfahren
GB2535862A (en) * 2016-01-21 2016-08-31 Daimler Ag Optical device for a vehicle
EP3109102A1 (de) * 2015-06-22 2016-12-28 SMR Patents S.à.r.l. Linsenreinigung mit biegeaktuator
EP3141441A1 (fr) * 2015-09-14 2017-03-15 Valeo Systèmes d'Essuyage Dispositif de nettoyage d'un système de détection équipant un véhicule automobile
WO2017192672A1 (en) * 2016-05-03 2017-11-09 Continental Automotive Systems, Inc. Cleaning device for an imaging sensor

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10012004A1 (de) * 2000-03-11 2001-09-27 Bosch Gmbh Robert Einrichtung zum Sauberhalten optischer Elemente in Kraftfahrzeugen, insbesondere von Sensor- oder Kamera-Abdeckungen
EP2873571A1 (en) * 2012-07-11 2015-05-20 Nissan Motor Co., Ltd. Vehicle-mounted-camera cleaning device
DE102014220257A1 (de) * 2014-10-07 2016-04-21 Conti Temic Microelectronic Gmbh Reinigungsvorrichtung für eine optisch transparente Abdeckung einer Kamera eines Kraftfahrzeugs und Reinigungsverfahren
EP3109102A1 (de) * 2015-06-22 2016-12-28 SMR Patents S.à.r.l. Linsenreinigung mit biegeaktuator
EP3141441A1 (fr) * 2015-09-14 2017-03-15 Valeo Systèmes d'Essuyage Dispositif de nettoyage d'un système de détection équipant un véhicule automobile
GB2535862A (en) * 2016-01-21 2016-08-31 Daimler Ag Optical device for a vehicle
WO2017192672A1 (en) * 2016-05-03 2017-11-09 Continental Automotive Systems, Inc. Cleaning device for an imaging sensor

Also Published As

Publication number Publication date
DE102018113355A1 (de) 2018-12-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6913251B2 (ja) 周辺環境捕捉のために形成された装置およびそのような装置のカバーのクリーニング方法
KR102180718B1 (ko) 자동차의 내부 공간을 청소하기 위한 방법 및 장치
US7350998B2 (en) Glass cleaning tool
JP2017221654A (ja) 自動清掃機
EP3300970B1 (fr) Dispositif de nettoyage d'un capteur optique, systeme d'assistance a la conduite et procede de nettoyage associes
US5778483A (en) Windshield wiper blade assembly with sponge and tension mechanism
US20180361998A1 (en) Vehicle camera module with integrated lens cleaner
RU2705878C2 (ru) Щетка стеклоочистителя, система очистки и способ очистки стеклянных поверхностей автомобиля
US20120291217A1 (en) Windshield Wiper Blade and Suited for Removal of Solid Material
NL2009526C2 (nl) Zelfrijdend stalvoertuig voor het verwijderen van mest alsmede een samenstel van een dergelijk stalvoertuig en een stalvloer.
JP2016009099A5 (nl)
NL2019022B1 (nl) Beeldopname-inrichting, en werkwijze
CN106740492A (zh) 一种具有清洁功能的倒后镜
WO2020126299A1 (fr) Système d'essuyage d'une vitre arrière présentant un dispositif d'aspersion
KR20220059489A (ko) 광학 센서 장치를 세척하기 위한 세척 유닛 및 세척 방법
JP2017197171A (ja) 自動車両用の光学センサを洗浄するための装置及び関連する光学検出システム
US20070124886A1 (en) Combination wiper for vehicle outside mirror and front door window
US3667853A (en) Liquid feed control for cleaning apparatus
CN110519501A (zh) 一种自清洁镜罩装置
CN207670297U (zh) 一种防雨汽车后视镜
WO2012059927A1 (en) Windshield wiper system and method
FR2465836A1 (fr) Motocycle pour le nettoyage des sols
EP3165418A1 (fr) Procédé de commande d'un système d'essuyage et de lavage d'une vitre d'un véhicule et système le mettant en oeuvre
CA2754898A1 (en) Windshield wiper blade refill suited for removal of solid material
FR2903640A1 (fr) Essuie-glace pour l'essuyage d'un pare-brise panoramique pourvu de surfaces laterales, systeme d'essuyage correspondant et son utilisation.