NL2018909B1 - Werkwijze en drooginrichting voor het drogen van metalen blikken - Google Patents
Werkwijze en drooginrichting voor het drogen van metalen blikken Download PDFInfo
- Publication number
- NL2018909B1 NL2018909B1 NL2018909A NL2018909A NL2018909B1 NL 2018909 B1 NL2018909 B1 NL 2018909B1 NL 2018909 A NL2018909 A NL 2018909A NL 2018909 A NL2018909 A NL 2018909A NL 2018909 B1 NL2018909 B1 NL 2018909B1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- drying
- cans
- superheated steam
- drying device
- conveyor belt
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G47/00—Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
- B65G47/52—Devices for transferring articles or materials between conveyors i.e. discharging or feeding devices
- B65G47/66—Fixed platforms or combs, e.g. bridges between conveyors
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65G—TRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
- B65G2201/00—Indexing codes relating to handling devices, e.g. conveyors, characterised by the type of product or load being conveyed or handled
- B65G2201/02—Articles
- B65G2201/0235—Containers
- B65G2201/0252—Cans
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Drying Of Solid Materials (AREA)
- Attitude Control For Articles On Conveyors (AREA)
Abstract
De uitvinding heeft betrekking op een. werkwijze voor het drogen van metalen blikken met behulp van oververhitte stoom waarbij de oververhitte stoom tijdens het drogen. een eerste procestemperatuur heeft, en op een drooginrichting voor het drogen van metalen blikken, waarbij de drooginrichting een eerste behuizing omvat en een of meer eerste inlaatopeningen in de eerste behuizingy waarbij de eerste behuizing een droogzone definieert en is ingericht voor het opnemen van de blikken waarbij de een of Ineer eerste inlaatopeningen zijn ingericht voor het aanvoeren van een droogmedium, waarbij de drooginrichting verder een verwarmingssamenstel omvat dat is ingericht voor het verdampen en oververhitten van vloeibaar water voor het vormen van oververhitte stoom op een eerste procestemperatuur, en waarbij het verwarmingssamenstel in fluïdumverbinding staat met de droogzone via ten minste een van de een of meer eerste inlaatopeningen voor het toevoeren van de oververhitte stoom aan de droogzone. van de oververhitte stoom aan de droogzone.
Description
Werkwijze en drooginrichting voor het drogen van metalen blikken
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een drooginrichting voor het drogen van metalen blikken. US 2007/0256320 Al toont een drooginrichting die een ovendroogkamer omvat, waardoorheen houders, in het bijzonder metalen drankhouderblikken zijn ingericht om te passeren. De drooginrichting is voor gebruik in een in-line blikken producerende inrichting en is ingericht om stroomafwaarts van een wasinrichting te worden geplaatst. De drooginrichting is ingericht om water, chemicaliën, vervuiling etc. van de blikken te verwijderen voorafgaand aan het verder verwerken (bijv, opdrukken) van de blikken. De blikken worden ondersteund op een Kevlar open-rooster-transportband en een zuigkamer wordt gecreëerd om de blikken naar transportband te trekken of aan te trekken teneinde de stabiliteit van de blikken te verhogen. Overeenkomstig, betekent de hogere stabiliteit dat de luchtdruk van de convecterende drooglucht groter kan zijn in vergelijking met een niet gestabiliseerde drooginrichting.
Door de relatief lage warmteoverdrachtscoëfficiënt van lucht is het drogen van blikken een langzaam proces, waarbij een hoge luchtverplaatsing gewenst is. US 2007/0256320 Al openbaart een zuigkamer om de stabiliteit van de blikken te verbeteren bij een hogere luchtdruk.
Het is een doel van de huidige uitvinding om een werkwijze en een drooginrichting voor het drogen van metalen blikken te verschaffen, waarbij de droogtijd en/of de benodigde energie voor het drogen van de blikken kan worden verminderd.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een werkwijze voor het drogen van metalen blikken met behulp van oververhitte stoom, waarbij de oververhitte stoom tijdens het drogen een eerste procestemperatuur heeft.
Door drogen met behulp van oververhitte stoom kan een betere warmteoverdracht bewerkstelligd worden, waardoor de droogtijd en/of de benodigde energie voor het drogen van de blikken kan worden verminderd. In het bijzonder kan door het drogen met behulp van oververhitte stoom een betere warmteoverdracht worden verkregen ten opzichte van het drogen met drooglucht.
In een voorkeursuitvoeringsvorm ligt de eerste procestemperatuur boven de 100°C, bij voorkeur binnen een bereik van 120°C tot 180°C bij meeste voorkeur binnen een bereik van 140°C tot 160°C. Binnen het bovengenoemde bereik kan de droogtijd en/of de benodigde energie voor het drogen van de blikken verder worden verminderd.
In een andere uitvoeringsvorm omvat de werkwijze ten minste de stappen van: a) het plaatsen van de blikken in een droogzone; b) het langs de blikken laten stromen van de oververhitte stoom in de droogzone. Door de oververhitte stoom in de droogzone langs de blikken te laten stromen, kunnen de blikken convectief verwarmd worden. De convectieve warmteoverdracht kan de droogtijd en/of de benodigde energie voor het drogen verminderen.
In een uitvoeringsvorm hiervan worden in stap a) de blikken in een transportrichting van buiten de droogzone naar binnen de droogzone geleid en worden na stap b) de blikken in de transportrichting vanuit de droogzone naar buiten de droogzone geleid. De blikken kunnen dus op eenvoudige wijze in de transportrichting door de droogzone geleid worden. De blikken kunnen in partijen door de droogzone worden geleid of in een continu proces.
In een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan omvat de werkwijze de stap van het verschaffen van een verwarmingssamenstel, waarbij vloeibaar water wordt verdampt en wordt oververhit in het verwarmingssamenstel voor het vormen van de oververhitte stoom. Door het verschaffen van een verwarmingssamenstel kan oververhitte stoom worden verkregen uit vloeibaar water. Vloeibaar water kan vaak eenvoudig worden verkregen in een productieomgeving.
In een verdere uitvoeringsvorm daarvan omvat het verwarmingssamenstel een verhitter en een oververhitter, waarbij voor het verkrijgen van de oververhitte stoom vloeibaar water wordt verdampt tot stoom in de verhitter, en waarbij vervolgens de stoom wordt verwarmd in de oververhitter voor het vormen van de oververhitte stoom. Door de combinatie van de verhitter en de oververhitter kan vloeibaar water effectief in twee stappen worden verdampt en oververhit.
In een verdere uitvoeringsvorm daarvan omvat de werkwijze de stap van het verschaffen van een warmtewisselaar, waarbij ten minste een gedeelte van de oververhitte stoom, nadat dit langs de blikken is geleid, in de warmtewisselaar wordt gecondenseerd voor het onttrekken van vloeibaar water aan de droogzone. In de warmtewisselaar kan de oververhitte stoom worden gecondenseerd voor het verkrijgen van warm, gedestilleerd water. In een productieomgeving kan warm, gedestilleerde water vaak worden hergebruikt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan wordt een volumefractie van de oververhitte stoom in de droogzone ingesteld en/of constant gehouden door het regelen van de hoeveelheid water die wordt onttrokken aan de droogzone. Door het regelen van de hoeveelheid water die wordt onttrokken aan de droogzone kan de volumefractie van de oververhitte stoom worden ingesteld. Bij voorkeur wordt de hoeveelheid water die wordt onttrokken geregeld in relatie tot de hoeveelheid vocht die op de blikken aanwezig is voorafgaand aan het binnen de droogzone leiden van de blikken. Door het regelen van de volumefractie van de oververhitte stoom kan een consistent proces gewaarborgd worden.
In een andere uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het verschaffen van een herverwarmingssamenstel, waarbij de oververhitte stoom, nadat deze langs de blikken is gestroomd, is afgekoeld naar een tweede procestemperatuur, en waarbij ten minste een gedeelte van de oververhitte stoom in het herverwarmingssamenstel wordt verwarmd van de tweede procestemperatuur naar een derde procestemperatuur en wordt teruggeleid naar de droogzone. Door het direct herverwarmen en terugleiden van de oververhitte stoom kan de benodigde energie voor het drogen van de blikken worden verminderd. In een voorkeursuitvoeringsvorm hiervan ligt tweede procestemperatuur boven de 100°C. Door het handhaven van ten minste deze tweede procestemperatuur blijft de oververhitte stoom oververhit.
In een verdere uitvoeringsvorm is de derde procestemperatuur gelijk of in hoofdzaak gelijk aan de eerste procestemperatuur. Hierdoor kan een consistent droogproces worden gewaarborgd.
In een verdere uitvoeringsvorm hiervan is het herverwarmingssamenstel de oververhitter. Doordat het herverwarmingssamenstel tevens de oververhitter is, kan het verwarmingssamenstel verzadigde stoom toevoeren aan de droogzone in een opstartfase, waardoor energie bespaard kan worden. In de opstartfase kan de verzadigde stoom worden oververhit in het herverwarmingssamenstel, waarna in een procesfase de oververhitte stoom kan worden herverwarmd in het herverwarmingssamenstel.
In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de werkwijze voorafgaand aan stap a) de stappen van: het plaatsen van de blikken in een voorverwarmzone; het langs de blikken laten stromen van verzadigde stoom in de voorverwarmzone. Door de verzadigde stoom langs de blikken te laten stromen kan deze op de blikken condenseren. Door het condenseren van de verzadigde stoom op de blikken kan de benodigde tijd en/of de benodigde energie voor het opwarmen van blikken verminderd worden.
In een andere uitvoeringsvorm omvat de werkwijze de stap van het verschaffen van een blikkenwasser, waarbij de blikken voorafgaand aan het drogen worden gewassen met vloeibaar water in de blikkenwasser. De stap van het drogen van blikken met oververhitte stoom kan bij uitstek geschikt zijn voor het drogen van blikken die eerst zijn gewassen in een blikkenwasser.
In een verdere uitvoeringsvorm daarvan wordt ten minste een deel van het onttrokken vloeibare water toegevoerd aan de blikkenwasser voor het wassen van de blikken. Het toevoeren van het onttrokken vloeibare water aan de blikkenwasser kan water- en/of energiebesparend zijn.
In een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan wordt ten minste een deel van het vloeibare water dat gebruikt is voor het wassen van de blikken in de blikkenwasser, toegevoerd aan het verwarmingssamenstel en opnieuw gebruikt voor het vormen van de oververhitte stoom. Bij voorkeur wordt dit water toegevoerd aan het verwarmingssamenstel voor het vormen van verzadigde stoom in een opstartfase. Het opnieuw gebruiken van water dat gebruikt is voor het wassen van de blikken kan water- en/of energiebesparend zijn.
In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt ten minste een deel van het onttrokken vloeibare water naar het verwarmingssamenstel teruggevoerd en opnieuw wordt gebruikt voor het vormen van de oververhitte stoom. In de warmtewisselaar kan de oververhitte stoom worden gecondenseerd voor het verkrijgen van warm, gedestilleerd water. Bij voorkeur wordt dit water teruggevoerd naar het verwarmingssamenstel voor het vormen van verzadigde stoom in de opstartfase. Het terugvoeren van ten minste een deel van het onttrokken vloeibare water naar het verwarmingssamenstel kan waterbesparend zijn. Ook kan door het terugvoeren van warm water de benodigde energie voor het koken van het water in het verwarmingssamenstel worden verminderd.
De uitvinding verschaft vanuit een tweede aspect een drooginrichting voor het drogen van metalen blikken, waarbij de drooginrichting een eerste behuizing omvat en één of meer eerste inlaatopeningen en één of meer eerste uitlaatopeningen in de eerste behuizing, waarbij de eerste behuizing een droogzone definieert en is ingericht voor het opnemen van de blikken, waarbij de één of meer eerste inlaatopeningen en de één of meer eerste uitlaatopeningen zijn ingericht voor het respectievelijk aanvoeren en afvoeren van het droogmedium, waarbij de drooginrichting verder een verwarmingssamenstel omvat dat is ingericht voor het verdampen en oververhitten van vloeibaar water voor het vormen van het droogmedium in de vorm van oververhitte stoom op een eerste procestemperatuur, en waarbij het verwarmingssamenstel in fluïdumverbinding staat met de droogzone via ten minste één van de een of meer eerste inlaatopeningen voor het toevoeren van de oververhitte stoom aan de droogzone.
Vloeibaar water kan vaak eenvoudig worden verkregen in een productieomgeving. In het verwarmingssamenstel kan het aangevoerde vloeibare water worden verdampt en worden oververhit voor het vormen van de oververhitte stoom. Door drogen met behulp van oververhitte stoom kan een betere warmteoverdracht bewerkstelligd worden, waardoor de droogtijd en/of de benodigde energie voor het drogen van de blikken kan worden verminderd. In het bijzonder kan door het drogen met behulp van oververhitte stoom een betere warmteoverdracht worden verkregen ten opzichte van het drogen met drooglucht. Door de eerste behuizing kan de oververhitte stoom ten minste gedeeltelijk binnen de droogzone gehouden worden, waardoor energie kan worden bespaard.
In een voorkeursuitvoeringsvorm ligt de eerste procestemperatuur boven de 100°C, bij voorkeur binnen een bereik van 120°C tot 180°C bij meeste voorkeur binnen een bereik van 140°C tot 160°C. Binnen het bovengenoemde bereik kan de droogtijd en/of de benodigde energie voor het drogen van de blikken verder worden verminderd.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm hiervan omvat de drooginrichting een regeleenheid voor het instellen van de eerste procestemperatuur binnen een bereik van 120°C tot 180°C, bij meer voorkeur binnen een bereik van 140°C tot 160°C. Door het verschaffen van een regeleenheid kan de temperatuur binnen de drooginrichting worden ingesteld.
In een andere uitvoeringsvorm omvat het verwarmingssamenstel een verhitter en een oververhitter, waarbij de verhitter is ingericht voor het verdampen van vloeibaar water tot stoom, en waarbij de oververhitter is ingericht om de in de verhitter verkregen stoom te verwarmen voor het vormen van de oververhitte stoom op de eerste procestemperatuur. In de verhitter kan het aangevoerde vloeibare water aan de kook worden gebracht en worden verdampt voor het vormen van verzadigde stoom. De verzadigde stoom kan vervolgens naar de oververhitter worden gevoerd en kan daar verder worden verwarmd en/of oververhit voor het vormen van de oververhitte stoom.
In een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan omvat de drooginrichting verder een tweede behuizing en is de drooginrichting verder voorzien van één of meer tweede inlaatopeningen en één of meer tweede uitlaatopeningen in de tweede behuizing, waarbij de tweede behuizing een voorverwarmzone definieert en is ingericht teneinde de blikken op te nemen, waarbij de één of meer tweede inlaatopeningen en de één of meer tweede uitlaatopeningen zijn ingericht voor het respectievelijk aanvoeren en afvoeren van het verwarmingsmedium, waarbij de verhitter is ingericht voor het verdampen van vloeibaar water voor het vormen van het verwarmingsmedium in de vorm van verzadigde stoom, en waarbij de verhitter in fluïdumverbinding staat met de voorverwarmzone via ten minste één van de één of meer tweede inlaatopeningen voor het toevoeren van verzadigde stoom aan de voorverwarmzone. Door de verzadigde stoom langs de blikken te laten stromen kan deze op de blikken condenseren. Door het condenseren van de verzadigde stoom op de blikken kan de benodigde tijd en/of de benodigde energie voor het opwarmen van blikken verminderd worden.
In een andere uitvoeringsvorm omvat de drooginrichting verder een warmtewisselaar, waarbij de warmtewisselaar in fluïdumverbinding staat met de droogzone voor het toevoeren van oververhitte stoom van de droogzone naar de warmtewisselaar, en waarbij de warmtewisselaar is ingericht om de oververhitte stoom te condenseren voor het onttrekken van vloeibaar water aan de droogzone. In de warmtewisselaar kan de oververhitte stoom worden gecondenseerd voor het verkrijgen van warm, gedestilleerd water. In een productieomgeving kan warm, gedestilleerde water vaak worden hergebruikt.
In een andere uitvoeringsvorm omvat de drooginrichting verder een herverwarmingssamenstel voor het verwarmen van oververhitte stoom, waarbij het herverwarmingssamenstel in fluïdumverbinding staat met de droogzone via ten minste één van de één of meer eerste uitlaatopeningen voor het aan de droogzone onttrekken van oververhitte stoom, waarbij de oververhitte stoom, nadat dit langs de blikken is gestroomd, is afgekoeld naar een tweede procestemperatuur, waarbij het herverwarmingssamenstel is ingericht teneinde de onttrokken oververhitte stoom te verwarmen van de tweede procestemperatuur naar een derde procestemperatuur, en waarbij het herverwarmingssamenstel in fluïdumverbinding staat met de droogzone via ten minste één van de één of meer eerste inlaatopeningen voor het toevoeren van de herverwarmde oververhitte stoom aan de droogzone. Door het direct herverwarmen en terugleiden van de oververhitte stoom kan de benodigde energie voor het drogen van de blikken worden verminderd.
In een alternatieve uitvoeringsvorm hiervan is het herverwarmingssamenstel de oververhitter. Doordat het herverwarmingssamenstel tevens de oververhitter is, kan het verwarmingssamenstel verzadigde stoom toevoeren aan de droogzone in de opstartfase, waardoor energie bespaard kan worden. In de opstartfase kan de verzadigde stoom worden oververhit in het herverwarmingssamenstel, waarna in een procesfase de oververhitte stoom kan worden herverwarmd in het herverwarmingssamenstel.
In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de drooginrichting verder een warmtewisselaar, waarbij de warmtewisselaar in fluïdumverbinding staat met de droogzone voor het toevoeren van oververhitte stoom van de droogzone naar de warmtewisselaar, en waarbij de warmtewisselaar is ingericht om de oververhitte stoom te condenseren voor het onttrekken van vloeibaar water aan de droogzone, waarbij de drooginrichting is ingericht om ten minste een deel van het onttrokken vloeibare water terug te voeren naar het verwarmingssamenstel. In de warmtewisselaar kan de oververhitte stoom worden gecondenseerd voor het verkrijgen van warm, gedestilleerd water. Dit water kan bijvoorbeeld voor de opstartfase worden teruggevoerd naar het verwarmingssamenstel. Het terugvoeren van ten minste een deel van het onttrokken vloeibare water naar het verwarmingssamenstel kan waterbesparend zijn. Ook kan door het terugvoeren van warm water de benodigde energie voor het koken van het water in het verwarmingssamenstel worden verminderd.
In een andere uitvoeringsvorm omvat de eerste behuizing een eerste doorvoeropening en een tweede doorvoeropening stroomafwaarts in een transportrichting ten opzichte van de eerste doorvoeropening. Via de doorvoeropeningen kunnen de blikken gemakkelijk door de behuizing worden geleid.
In een voorkeursuitvoeringsvorm hiervan omvat de drooginrichting verder een transportinrichting, waarbij de transportinrichting is ingericht voor het achtereenvolgens door de eerste doorvoeropening en de tweede doorvoeropening verplaatsen van de blikken in de transportrichting. De blikken kunnen dus op eenvoudige wijze in de transportrichting door de droogzone geleid worden. De blikken kunnen in partijen binnen de droogzone worden geleid of in een continu proces.
In een verdere uitvoeringsvorm daarvan omvat de transportinrichting een eerste transportband die zich in de transportrichting uitstrekt tot aan de tweede opening. De blikken kunnen eenvoudig op de transportband geplaatst worden en kunnen op de transportband eenvoudig in de transportrichting verplaatst worden.
In een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan is de eerste transportband een water doorlatende transportband. Doordat de eerste transportband water doorlatend is, kunnen vloeibaar water en stoom in de droogzone door de transportband heen getransporteerd worden. Doorgaans worden de blikken zodanig op de transportband geplaatst dat de blikken met de open zijde daarvan naar de transportband toe gericht zijn. Bij een water doorlatende transportband volgens de uitvinding kan de oververhitte stoom dus van onderaf door de transportband heen de blikken binnendringen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan is de eerste transportband een draadtransportband. Een draadtransportband kan de blikken ondersteunen en kan water en stoom doorlaten.
In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de transportinrichting verder een tweede transportband die zich in de transportrichting uitstrekt vanaf de tweede doorvoeropening, en waarbij de transportinrichting verder een overgangsdeel omvat dat zich in de transportrichting tussen de eerste transportband en de tweede transportband uitstrekt in een dwarsrichting loodrecht of in hoofdzaak loodrecht op de transportrichting. In de stand der techniek strekt een enkele transportband zich door de gehele behuizing uit en steekt deze zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts uit ten opzichte van de behuizing. Omdat de transportband een veel grotere massa heeft dan de blikken die door de transportband getransporteerd worden, zal de transportband die de behuizing koud binnenkomt meer warmte-energie opnemen dan de blikken. Deze warmte-energie gaat bij de bekende transportband vervolgens weer verloren, doordat deze bij het verlaten van de behuizing afkoelt. Daarnaast moet in het hierboven besproken geval de gehele transportband warmtebestendig zijn. Doordat de tweede transportband volgens de uitvinding zich niet binnen de droogzone bevindt, kan worden tegengegaan en/of voorkomen dat de tweede transportband opwarmt. Hierdoor kunnen warmteverliezen van de drooginrichting worden beperkt. Ook kan de tweede transportband een eenvoudigere transportband zijn. De blikken kunnen over het overgangsdeel eenvoudig van de eerste transportband naar de tweede transportband schuiven of glijden. In het bijzonder kan door het overgangsdeel worden tegengegaan en/of voorkomen dat de blikken omvallen bij het overgaan van de eerste transportband naar de tweede transportband.
In een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan heeft het overgangsdeel een breedte in de transportrichting, waarbij de breedte bij voorkeur kleiner dan vijf centimeter is, bij meer voorkeur kleiner dan drie centimeter, en bij meeste voorkeur kleiner of gelijk aan een halve diameter van een standaard '202 Can'. Door een breedte binnen het bovengenoemde bereik kunnen de blikken in contact blijven met ten minste een van de eerste en de tweede transportband.
In een uitvoeringsvorm daarvan omvatten de eerste transportband en de tweede transportband in de transportrichting respectievelijk een kop-as en een staart-as, waarbij het overgangsdeel tussen de kop-as en de staart-as gelegen is, waarbij de kop-as en de staart-as niet-aangedreven assen zijn. Wanneer de genoemde assen van de eerste en tweede transportband niet-aangedreven assen zijn kunnen deze in diameter beperkt worden en kan de ruimte tussen de transportbanden en dus ook de breedte van het overgangsdeel worden verkleind.
In een andere uitvoeringsvorm wordt de eerste transportband ondersteund door een ondersteuning, waarbij de ondersteuning eerste dwarsliggers en tweede dwarsliggers omvat, waarbij de eerste dwarsliggers loodrecht of in hoofdzaak loodrecht op de transportrichting zijn aangebracht, en waarbij de tweede dwarsliggers in een visgraatpatroon zijn aangebracht op de eerste dwarsliggers en een ondersteuningsvlak vormen voor het ondersteunen van de eerste transportband. Door het ondersteunen van de eerste transportband in het ondersteuningsvlak kan worden tegengegaan en/of voorkomen dat de transportband doorbuigt en/of doorzakt, waardoor kan worden tegengegaan en/of voorkomen dat de blikken omvallen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan is de eerste transportband een metalen transportband en omvatten de tweede dwarsliggers aan de naar het ondersteuningsvlak gerichte zijde een kunststof laag.
In een alternatieve uitvoering daarvan is de eerste transportband een metalen transportband en zijn de tweede dwarsliggers van kunststof gemaakt. De kunststof kan zorgen voor een betere geleiding tussen de transportband en de ondersteuning. Ook kan de kunststof zorgen voor minder slijtage van de transportband en de ondersteuning.
De uitvinding verschaft vanuit een derde aspect een blikkenverwerkingslijn, waarbij de blikkenverwerkingslijn de hiervoor genoemde drooginrichting omvat en een blikkenwasser stroomopwaarts in de blikkenverwerkingslijn.
Een drooginrichting voor het drogen van blikken kan bij uitstek geschikt zijn voor het drogen van blikken die eerst zijn gewassen in een blikkenwasser.
In een verdere uitvoeringsvorm daarvan omvat de blikkenverwerkingslijn een tweede leiding voor het toevoeren van vloeibaar water uit de drooginrichting naar de blikkenwasser voor het wassen van de blikken. Het toevoeren van het onttrokken vloeibare water aan de blikkenwasser kan water- en/of energiebesparend zijn.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
Zo kan de genoemde combinatie van een eerste transportband en een tweede transportband aan weerszijden van een doorvoeropening van een droogzone ook worden toegepast afzonderlijk van het al-dan-niet drogen van blikken met oververhitte stoom en kan de ondersteuning van de eerste transportband ook op andere transportbanden in worden toegepast.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in: figuur 1 toont een isometrisch aanzicht van een drooginrichting voor het drogen van metalen blikken volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 toont een doorsnede van de drooginrichting volgens de lijn II-II; figuur 3 toont een schematisch diagram van de meest belangrijke componenten van de drooginrichting; figuur 4 toont een doorsnede van een alternatieve drooginrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 5 toont een schematisch diagram van de meest belangrijke componenten van de alternatieve uitvoeringsvorm volgens figuur 4; figuur 6 toont een bovenaanzicht van een ondersteuning, voor toepassing in de drooginrichting volgens figuur 2; figuur 7 toont een detailweergave van de drooginrichting volgens de cirkel VII in figuur 1; figuur 8 toont een schematisch diagram van blikkenverwerkingslijn; en figuur 9 toont een isometrisch aanzicht van een alternatieve ondersteuning, voor toepassing in een blikkenwasser in de blikkenverwerkingslijn.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Figuren 1-3 tonen een drooginrichting 1 geschikt voor het uitvoeren van een werkwijze voor het drogen van metalen blikken 9 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Zoals in figuren 1 en 2 is weergegeven omvat de drooginrichting 1 een eerste behuizing 2 voor het vormen van een droogzone 2 0 voor het opnemen van de blikken 9 en een transportinrichting 4 voor het in een transportrichting X transporteren van de blikken 9 door de droogzone 20. De drooginrichting 1 omvat een eerste doorvoeropening 21 en een tweede doorvoeropening 22 in de eerste behuizing 2 voor het in een continu proces in de transportrichting X doorvoeren van blikken 9 van buiten de behuizing 2 naar de droogzone 20 binnen de behuizing 2 en vanuit de droogzone 20 naar buiten de behuizing 2. Om een effectieve scheiding tussen de droogzone 20 en de omgeving van de drooginrichting te behouden zijn de doorvoeropeningen 21, 22 zo klein of laag mogelijk en/of kunnen de doorvoeropeningen 21, 22 worden voorzien van een luchtgordijn (niet weergegeven). Zoals in figuur 2 is weergegeven, omvat de drooginrichting 1 twee eerste inlaatopeningen 23 en twee eerste uitlaatopeningen 24 in de eerste behuizing 2 voor het aan- en afvoeren van een droogmedium. Bij voorkeur zijn de eerste inlaatopeningen 23 ieder voorzien van een mondstuk (niet weergegeven) voor het gelijkmatig verspreiden van het droogmedium binnen de droogzone 20.
De drooginrichting 1 omvat verder een verwarmingssamenstel 6, schematisch weergegeven in figuur 3, voor het verdampen en verhitten van vloeibaar water W voor het vormen van oververhitte stoom S. Het verwarmingssamenstel 6 communiceert met de droogzone 20 via de inlaatopeningen 23 voor het aanvoeren van de oververhitte stoom S als het droogmedium waarmee de blikken 9 in de droogzone 2 gedroogd worden. De drooginrichting 1 is ingericht om de oververhitte stoom S in de droogzone 20 van de inlaatopeningen 23 langs de blikken 9 naar de uitlaatopeningen 24 te laten stromen. Door convectieve warmteoverdracht tussen de oververhitte stoom S en de blikken 9 zullen de blikken 9 snel opwarmen naar een temperatuur waarop vocht dat op de wand van de blikken 9 aanwezig is verdampt.
Zoals in figuren 1 en 2 is weergegeven is de transportinrichting 4 ingericht om de blikken 9 in de transportrichting X van buiten de droogzone 20 naar binnen de droogzone 20 en vanuit de droogzone 20 naar buiten de droogzone 20 te geleiden. In het bijzonder is de transportinrichting 4 ingericht voor het achtereenvolgens door de eerste doorvoeropening 21 en de tweede doorvoeropening 22 verplaatsen van de blikken 9 in de transportrichting X. De blikken 9 kunnen in partijen of in een continu proces door de droogzone 20 worden geleid.
De transportinrichting 4 volgens de huidige uitvinding omvat in de uitvoeringsvorm volgens figuren 1 en 2 een eerste transportband 41 en een tweede transportband 42, stroomafwaarts van de eerste transportband 41 in de transportrichting X. Zoals in figuur 2 is weergegeven strekken de eerste transportband 41 en de tweede transportband 42 zich in de transportrichting X uit in een horizontaal of in hoofzaak horizontaal transportvlak P voor het ondersteunen van de blikken 9.
De eerste transportband 41 strekt zich vanaf een punt stroomopwaarts in de transportrichting X ten opzichte van de eerste doorvoeropening 21 in de transportrichting X uit tot aan de tweede doorvoeropening 22 voor het invoeren en door de droogzone 20 voeren van de blikken 9. Omdat de eerste transportband 41 zich ten minste gedeeltelijk in de droogzone 20 bevind, wordt deze blootgesteld aan hoge temperaturen. Daarom is de eerste transportband 41 uitgevoerd als een warmtebestendige transportband. Bij voorkeur is de eerste transportband 41 een water doorlatende transportband. In dit voorbeeld is de eerste transportband 41 een draadtransportband.
De tweede transportband 42 is stroomafwaarts in de transportrichting X vanaf de tweede doorvoeropening 22 aangebracht buiten de eerste behuizing 2. Doordat de tweede transportband 42 buiten de eerste behuizing 2 is aangebracht, kan worden tegengegaan dat deze opwarmt in de droogzone 20 en kunnen warmteverliezen worden beperkt. Omdat de tweede transportband 42 niet aan de hoge temperaturen in de droogzone 20 wordt blootgesteld kan dit een eenvoudigere en/of goedkopere transportband zijn dan de eerste transportband 41.
Figuur 7 toont een detail van het overgangsgebied tussen de eerste transportband 41 en de tweede transportband 42. In dit overgangsgebied omvat de transportinrichting 4 een overgangsdeel 44 voor het overbruggen van de afstand tussen de eerste transportband 41 en de tweede transportband 42 in de transportrichting X. Het overgangsdeel 44 is in de transportrichting X tussen de eerste tansportband 41 en de tweede transportband 42 aangebracht. Het overgangsdeel 44 strekt zich uit in een dwarsrichting Y loodrecht of in hoofdzaak loodrecht op de transportrichting X. In het bijzonder strekt het overgangsdeel zich in het transportvlak P uit in de dwarsrichting Y. Het overgangsdeel 44 heeft een vlakke of in hoofdzaak vlakke bovenzijde 43 met een breedte in de transportrichting X. De breedte van het overgangsdeel 44 is bij voorkeur kleiner dan vijf centimeter. Bij meer voorkeur is de breedte van het overgangsdeel 44 kleiner dan drie centimeter. Bij meeste voorkeur is de breedte van het overgangsdeel kleiner of gelijk aan een halve diameter van een standaard '202 Can'.
De eerste transportband 41 en de tweede transportband 42 omvatten in de transportrichting X respectievelijk een kop-as 45 en een staart-as 46, daar waar de bovenlopen van de respectievelijke transportband 41, 42 overgaan in de onderlopen. Het overgangsdeel 44 is aangebracht tussen de kop-as 45 en de staart-as 46. Bij voorkeur zijn de kop-as 45 en de staart-as 46 rollen, tandwielen of tandraderen. Bij meeste voorkeur zijn de kop-as 45 en de staart-as 46 niet-aangedreven assen, zodat deze kleiner kunnen zijn dan de aangedreven assen. Door de kop-as 45 en de staart-as 46 zo klein mogelijk te houden kan de afstand tussen de eerste transportband 41 en de tweede transportband 42, en dus ook de breedte van de bovenzijde 43 van het overgangsdeel 44, zo klein mogelijk gehouden worden.
Zoals in figuur 2 is weergegeven omvat de transportinrichting 4 verder een ondersteuning 8 voor het ondersteunen van de eerste transportband 41. De ondersteuning 8 omvat dragers 81, eerste dwarsliggers 82 en tweede dwarsliggers 83. De dragers 81 strekken zich uit in de transportrichting X of in hoofdzaak parallel aan de transportrichting X en ondersteunen de eerste dwarsliggers 82. De eerste dwarsliggers 82 strekken zich loodrecht of in hoofdzaak loodrecht op de transportrichting X uit tussen de dragers 81 terwijl de tweede dwarsliggers 83 in een visgraatpatroon zijn aangebracht op de eerste dwarsliggers 82 en tussen de dragers 81. De tweede dwarsliggers 83 rusten op de eerste dwarsliggers 82. De tweede dwarsliggers 83 vormen aan de van de eerste dwarsliggers 82 afgerichte en/of naar boven gerichte zijde een ondersteuningsvlak voor het ondersteunen van de eerste transportband. Het ondersteuningsvlak is evenwijdig aan het transportvlak P. In dit voorbeeld is de eerste transportband 41 een metalen transportband. De tweede dwarsliggers 83 zijn aan de naar het ondersteuningsvlak gerichte zijde voorzien van een kunststof laag om de wrijvingsweerstand en de slijtage ter plaatse van het contact met de metalen eerste transportband 41 te verminderen. Eventueel zijn de tweede dwarsliggers 83 volledig van kunststof, mits de desbetreffende kunststof geschikt is voor de in de droogzone 20 heersende condities. In dit voorbeeld is de kunststof polytetrafluoretheen (PTFE).
Figuur 3 toont een schematisch diagram van de drooginrichting 1. Zoals schematisch weergegeven in figuur 3 is het verwarmingssamenstel 6 ingericht voor het verdampen van vloeibaar water W tot verzadigde stoom V en voor het verwarmen van de verzadigde stoom V voor het vormen van oververhitte stoom S op een eerste procestemperatuur Tl. Voor de vakman zal duidelijk zijn dat bij atmosferische druk een eerste procestemperatuur Tl van minder dan 100°C zal leiden tot het condenseren van stoom in de droogzone 20. Het verwarmingssamenstel 6 is daarom ingericht om de oververhitte stoom S te verwarmen tot een eerste procestemperatuur Tl van ten minste boven de 100°C. Bij voorkeur is het verwarmingssamenstel 6 ingericht om de oververhitte stoom S te verwarmen tot een eerste procestemperatuur Tl binnen een bereik van 120°C tot 180°C. Bij meeste voorkeur is het verwarmingssamenstel 6 ingericht om de oververhitte stoom S te verwarmen binnen tot een eerste procestemperatuur Tl een bereik van 140°C tot 160°C.
In dit voorbeeld omvat de drooginrichting 1 een regeleenheid 63 voor het instellen van de eerste procestemperatuur Tl binnen een bereik van 120°C tot 180°C. Bij voorkeur is de regeleenheid 63 ingericht voor het instellen van een eerste procestemperatuur Tl binnen een bereik van 140°C tot 160°C.
Zoals verder in figuur 3 is weergegeven omvat het verwarmingssamenstel 6 een verhitter 61 en een oververhitter 62. De verhitter 61 is ingericht voor het aan de kook brengen en verdampen van vloeibaar water W tot verzadigde stoom V. De oververhitter 62 is ingericht om de in de verhitter 61 verkregen verzadigde stoom V te verwarmen voor het vormen van de oververhitte stoom S op de eerste procestemperatuur Tl.
Zoals in figuur 3 is weergegeven omvat de drooginrichting 1 verder een warmtewisselaar 7 voor het condenseren van oververhitte stoom S voor het onttrekken van vloeibaar water W aan de droogzone 20. De warmtewisselaar 7 staat in f luïdumverbinding met de droogzone 2 0 voor het ontvangen van oververhitte stoom S van de droogzone 20. In dit voorbeeld staat de warmtewisselaar 7 in fluïdumverbinding met de droogzone 20 via ten minste één van de in figuur 2 weergegeven eerste uitlaatopeningen 24.
Bij voorkeur is de warmtewisselaar 7 een parallelle warmtewisselaar en wordt de oververhitte stoom S in de warmtewisselaar 7 gecondenseerd door deze te parallel te koelen met een koelwaterstroom van koud vloeibaar water W. Door het parallel koelen met de koelwaterstroom zal de oververhitte stoom S tot warm vloeibaar water W condenseren en zal de koelwaterstroom opwarmen.
In dit voorbeeld wordt ten minste een gedeelte van de het in de warmtewisselaar 7 aan de droogzone 20 onttrokken water W teruggevoerd naar de verhitter 61. Bij voorkeur wordt daarnaast ook ten minste een gedeelte van de opgewarmde koelwaterstroom naar de verhitter 61 gevoerd.
De regeleenheid 63 is ingericht voor het regelen van de hoeveelheid water W die wordt onttrokken aan de droogzone 20. Bij voorkeur wordt de hoeveelheid water W die wordt onttrokken aan de droogzone 20 geregeld in relatie tot de hoeveelheid vocht die op de blikken 9 aanwezig is voorafgaand aan het binnen de droogzone 20 leiden van de blikken 9. Zodoende kan een volumefractie van de oververhitte stoom S in de droogzone 20 worden ingesteld en/of constant worden gehouden.
Zoals in figuur 3 is weergegeven omvat de drooginrichting 1 verder een herverwarmingssamenstel 5 voor het herverwarmen van oververhitte stoom S. Het herverwarmingssamenstel 5 staat in dit voorbeeld in fluïdumverbinding met de droogzone 20 via ten minste één van de in figuur 2 weergegeven eerste uitlaatopeningen 24 voor het aan de droogzone 20 onttrekken van oververhitte stoom S.
Door de warmteoverdracht is de oververhitte stoom S, nadat deze langs de blikken 9 is gestroomd, afgekoeld naar een tweede procestemperatuur T2. Het herverwarmingssamenstel 5 is ingericht teneinde de onttrokken oververhitte stoom S, te herverwarmen van de tweede procestemperatuur T2 naar een derde procestemperatuur T3. Het herverwarmingssamenstel 5 staat in f luïdumverbinding met de droogzone 20 via ten minste één van de eerste inlaatopeningen 23 om de herverwarmde oververhitte stoom S op de derde procestemperatuur T3 toe te voeren aan de droogzone 20.
Bij voorkeur ligt de tweede procestemperatuur T2 boven de 100°C zodat de oververhitte stoom S oververhit blijft. De derde procestemperatuur T3 is gelijk of in hoofdzaak gelijk aan de eerste procestemperatuur Tl.
In een alternatieve uitvoeringsvorm van de drooginrichting 1 is het herverwarmingssamenstel 5 tevens de oververhitter 61. In deze uitvoeringsvorm is het verwarmingssamenstel 6 ingericht om verzadigde stoom V aan de droogzone 20 toe te voeren. Het herverwarmingssamenstel 5 is ingericht voor het oververhitten van de verzadigde stoom V tot oververhitte stoom S op de eerste procestemperatuur Tl in een opstartfase en voor het herverwarmen van de oververhitte stoom S in een procesfase.
Figuur 4 toont een alternatieve drooginrichting 101 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding. De alternatieve drooginrichting 101 verschilt van de eerder besproken drooginrichting 1 doordat deze een eerste behuizing 102 voor het vormen van een droogzone 120 én een tweede behuizing 103 voor het vormen van een voorverwarmzone 130 omvat. De drooginrichting 101 is ingericht om in de voorverwarmzone 130 verzadigde stoom V langs de blikken 9 te laten stromen. De drooginrichting 101 is verder ingericht om in de droogzone 120 de oververhitte stoom S langs de blikken 9 te laten stromen. Door de verzadigde stoom V langs de blikken 9 te laten stromen in de voorverwarmzone 130 zullen de blikken 9 opwarmen door een combinatie van convectieve warmteoverdracht en warmte die vrijkomt bij het condenseren van de verzadigde stoom V op de blikken 9. Door de convectieve warmteoverdracht tussen de oververhitte stoom S en de blikken 9 in de droogzone 120 zullen de blikken 9 vervolgens verder opwarmen naar een temperatuur waarop vocht dat op de wand van de blikken 9 aanwezig is verdampt.
Zoals in figuur 4 is weergegeven, omvat de alternatieve drooginrichting 101 net als de hiervoor besproken drooginrichting 1 diverse eerste inlaatopeningen 123 en eerste uitlaatopeningen 124 voor het toevoeren en afvoeren van de oververhitte stoom S naar en van de droogzone 120 en ten minste een tweede inlaatopening 133 en een tweede uitlaatopening 134 in de tweede behuizing 103 voor het toevoeren en afvoeren van verzadigde stoom V naar en van de voorverwarmzone 130.
De alternatieve drooginrichting 101 omvat een eerste doorvoeropening 121 en een tweede doorvoeropening 122 die zijn aangebracht in de eerste behuizing 102 voor het daardoorheen doorvoeren van de blikken 9. Op eenzelfde wijze omvat de alternatieve drooginrichting 101 een derde doorvoeropening 131 en een vierde doorvoeropening 132 die zijn aangebracht in de tweede behuizing 103 voor het daardoorheen doorvoeren van de blikken 9. In dit voorbeeld is de eerste behuizing 102 stroomafwaarts in de transportrichting X geplaatst ten opzichte van de tweede behuizing 103. In het bijzonder zijn de eerste behuizing 102 en de derde behuizing 103 aaneengesloten, zodanig dat de vierde doorvoeropening 132 van de tweede behuizing 103 in de transportrichting aansluit, direct aansluit of samenvalt met de eerste doorvoeropening 121 van de eerste behuizing 102.
De verhitter 61 van het verwarmingssamenstel 6 is ingericht voor het verdampen van vloeibaar water W tot verzadigde stoom V. De oververhitter 62 is ingericht voor het verwarmen van verzadigde stoom V voor het vormen van oververhitte stoom S op de eerste procestemperatuur Tl. De verhitter 61 staat in fluïdumverbinding met de voorverwarmzone 130 voor het toevoeren van de verzadigde stoom V aan de voorverwarmzone 130. De oververhitter 62 staat in f luïdumverbinding met de droogzone 120 voor het toevoeren van de oververhitte stoom S aan de droogzone 120.
De alternatieve drooginrichting 101 omvat verder een warmtewisselaar 7 zoals in de hiervoor besproken drooginrichting 1 of een alternatieve warmtewisselaar 107 of een set van twee warmtewisselaars voor het opvangen, afvoeren en/of hergebruiken van condensaat van respectievelijk de droogzone 120 en de voorverwarmzone 130.
Figuur 8 toont een blikkenverwerkingslijn 10 die een drooginrichting 1 volgens de uitvinding omvat en een blikkenwasser 11 stroomopwaarts ten opzichte van de drooginrichting 1 in de blikkenverwerkingslijn. De blikkenwasser 11 is ingericht voor het wassen van de blikken 9 met warm vloeibaar water W. De drooginrichting 1 is ingericht voor het drogen van de blikken 9, nadat deze zijn gewassen in de blikkenwasser 11. In dit voorbeeld omvat de blikkenverwerkingslijn 11 een eerste leiding 12 voor het toevoeren van vloeibaar water W uit de blikkenwasser 11 naar de drooginrichting 1 voor het vormen van oververhitte stoom S. De blikkenverwerkingslijn 11 omvat in dit voorbeeld verder een tweede leiding 13 voor het toevoeren van vloeibaar water W uit de drooginrichting 1 naar de blikkenwasser 11 voor het wassen van de blikken 9.
Figuur 9 toont een alternatieve ondersteuning 208 voor het ondersteunen van een transportband in de blikkenwasser 11. Omdat de middelen waarmee de blikken gewassen worden vaak agressief en/of corrosief zijn, is een dergelijke transportband doorgaans een corrosiebestendige metalen transportband.
De alternatieve ondersteuning 208 omvat dragers 281, eerste dwarsliggers 282 en tweede dwarsliggers 283. De dragers 281 strekken zich uit in de transportrichting X of in hoofdzaak parallel aan de transportrichting X en ondersteunen de eerste dwarsliggers 282. De eerste dwarsliggers 282 strekken zich loodrecht of in hoofdzaak loodrecht uit ten opzichte van de transportrichting X en omvatten uitsparingen 280 voor het inklemmen van de tweede dwarsliggers 283. De tweede dwarsliggers 283 zijn in een visgraatpatroon aangebracht en zijn ingeklemd in de uitsparingen 280 van de eerste dwarsliggers 282. De tweede dwarsliggers 283 vormen aan de van de eerste dwarsliggers 282 afgerichte zijde een ondersteuningsvlak E op afstand van de eerste dwarsliggers 282.
De tweede dwarsliggers 283 worden bij voorkeur gevormd door een meervoud van individuele kunststof stroken 284. De kunststof stroken 284 zijn standaard en/of rechte stroken die gezamenlijk het visgraatpatroon vormen. Door het gebruik van kunststof kan slijtage in het ondersteuningsvlak E tussen de metalen transportband en de tweede dwarsliggers 283 worden beperkt. De kunststof stroken kunnen eenvoudig in de uitsparingen van de eerste dwarsliggers 282 geplaatst worden. De kunststof stroken 284 worden slechts door inklemming in positie gehouden en hoeven derhalve niet onderling verbonden te zijn en/of te worden. Daarmee zijn de kunststof stroken 284 relatief goedkoop ten opzichte van een speciaal voorgevormd visgraat patroon of een ander voorgevormd patroon, waardoor de kosten van de alternatieve ondersteuning 208 laag kunnen blijven.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.
Claims (39)
1. Werkwijze voor het drogen van metalen blikken (9) met behulp van oververhitte stoom (S), waarbij de oververhitte stoom (S) tijdens het drogen een eerste procestemperatuur (Tl) heeft.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de eerste procestemperatuur (Tl) boven de 100°C ligt, bij voorkeur binnen een bereik van 120°C tot 180°C bij meeste voorkeur binnen een bereik van 140°C tot 160°C.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de werkwijze ten minste de stappen omvat van: a) het plaatsen van de blikken (9) in een droogzone (20, 120); b) het langs de blikken (9) laten stromen van de oververhitte stoom (S) in de droogzone (20, 120).
4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij in stap a) de blikken (9) in een transportrichting (X) van buiten de droogzone (20, 120) naar binnen de droogzone (20, 120) worden geleid, en waarbij na stap b) de blikken (9) in de transportrichting (X) vanuit de droogzone (20, 120) naar buiten de droogzone (20, 120) worden geleid.
5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, waarbij de werkwijze de stap omvat van het verschaffen van een verwarmingssamenstel (6), waarbij vloeibaar water (W) wordt verdampt en wordt oververhit in het verwarmingssamenstel (6) voor het vormen van de oververhitte stoom (S).
6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij het verwarmingssamenstel (6) een verhitter (61) omvat en een oververhitter (62), waarbij voor het verkrijgen van de oververhitte stoom (S) vloeibaar water (W) wordt verdampt tot stoom (V) in de verhitter (61), en waarbij vervolgens de stoom (V) wordt verwarmd in de oververhitter (62) voor het vormen van de oververhitte stoom (S).
7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, waarbij de werkwijze de stap omvat van het verschaffen van een warmtewisselaar (7, 107), waarbij ten minste een gedeelte van de oververhitte stoom (S) , nadat dit langs de blikken (9) is geleid, in de warmtewisselaar (7, 107) wordt gecondenseerd voor het onttrekken van vloeibaar water (W) aan de droogzone (20, 120) .
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij een volumefractie van de oververhitte stoom (S) in de droogzone (20, 120) wordt ingesteld en/of constant wordt gehouden door het regelen van de hoeveelheid water (W) die wordt onttrokken aan de droogzone (20,120) .
9. Werkwijze volgens een der conclusies 3-8, waarbij de werkwijze de stap omvat van het verschaffen van een herverwarmingssamenstel (5), waarbij de oververhitte stoom (S) , nadat deze langs de blikken (9) is gestroomd, is afgekoeld naar een tweede procestemperatuur (T2), en waarbij ten minste een gedeelte van de oververhitte stoom (S) in het herverwarmingssamenstel (5) wordt verwarmd van de tweede procestemperatuur (T2) naar een derde procestemperatuur (T3) en wordt teruggeleid naar de droogzone (20, 120).
10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de tweede procestemperatuur (T2) boven de 100°C ligt.
11. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, waarbij de derde procestemperatuur (T3) gelijk of in hoofdzaak gelijk is aan de eerste procestemperatuur (Tl).
12. Werkwijze volgens een der conclusies 9-11, waarbij het herverwarmingssamenstel (5) de oververhitter ( 62) is.
13. Werkwijze volgens een der conclusies 3-12, waarbij de werkwijze voorafgaand aan stap a) de stappen omvat van: het plaatsen van de blikken (9) in een voorverwarmzone (130); het langs de blikken (9) laten stromen van verzadigde stoom (V) in de voorverwarmzone (130) .
14. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, waarbij de werkwijze de stap omvat van het verschaffen van een blikkenwasser (10), en waarbij de blikken (9) voorafgaand aan het drogen worden gewassen met vloeibaar water (W) in de blikkenwasser (10).
15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij ten minste een deel van het onttrokken vloeibare water (W) wordt toegevoerd aan de blikkenwasser (10) voor het wassen van de blikken (9) .
16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, waarbij ten minste een deel van het vloeibare water (W) dat gebruikt is voor het wassen van de blikken in de blikkenwasser (10), wordt toegevoerd aan het verwarmingssamenstel (6) en opnieuw wordt gebruikt voor het vormen van de oververhitte stoom (S) .
17. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij ten minste een deel van het onttrokken vloeibare water (W) naar het verwarmingssamenstel (6) wordt teruggevoerd en opnieuw wordt gebruikt voor het vormen van de oververhitte stoom (S) .
18. Drooginrichting (1, 101) voor het drogen van metalen blikken (9), waarbij de drooginrichting (1, 101) een eerste behuizing (2, 102) omvat en één of meer eerste inlaatopeningen (23, 123) en één of meer eerste uitlaatopeningen (24, 124) in de eerste behuizing (2, 102), waarbij de eerste behuizing (2, 102) een droogzone (20, 120) definieert en is ingericht voor het opnemen van de blikken (9), waarbij de één of meer eerste inlaatopeningen (23, 123) en de één of meer eerste uitlaatopeningen (24, 124) zijn ingericht voor het respectievelijk aanvoeren en afvoeren van het droogmedium, waarbij de drooginrichting (1, 101) verder een verwarmingssamenstel (6) omvat dat is ingericht voor het verdampen en oververhitten van vloeibaar water (W) voor het vormen van het droogmedium in de vorm van oververhitte stoom (S) op een eerste procestemperatuur (Tl), en waarbij het verwarmingssamenstel (6) in fluïdumverbinding staat met de droogzone (20, 120) via ten minste één van de een of meer eerste inlaatopeningen (23, 123) voor het toevoeren van de oververhitte stoom (S) aan de droogzone (20, 120).
19. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 18 of 19, waarbij de eerste procestemperatuur (Tl) boven de 100°C ligt, bij voorkeur binnen een bereik van 120°C tot 180°C bij meeste voorkeur binnen een bereik van 140°C tot 160°C.
20. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 18, waarbij de drooginrichting een regeleenheid (63) omvat voor het instellen van de eerste procestemperatuur (Tl) binnen een bereik van 120°C tot 180°C, bij voorkeur binnen een bereik van 140°C tot 160°C.
21. Drooginrichting (1, 101) volgens een der conclusies 18-20, waarbij het verwarmingssamenstel (6) een verhitter (61) en een oververhitter (62) omvat, waarbij de verhitter (61) is ingericht voor het verdampen van vloeibaar water (W) tot stoom, en waarbij de oververhitter (62) is ingericht om de in de verhitter (61) verkregen stoom te verwarmen voor het vormen van de oververhitte stoom (S) op de eerste procestemperatuur (Tl).
22. Drooginrichting (101) volgens conclusie 21, waarbij de drooginrichting (101) verder een tweede behuizing (103) omvat, en verder is voorzien van één of meer tweede inlaatopeningen (133) en één of meer tweede uitlaatopeningen (134) in de tweede behuizing (103), waarbij de tweede behuizing (103) een voorverwarmzone (130) definieert en is ingericht teneinde de blikken (9) op te nemen, waarbij de één of meer tweede inlaatopeningen (133) en de één of meer tweede uitlaatopeningen (134) zijn ingericht voor het respectievelijk aanvoeren en afvoeren van het verwarmingsmedium, waarbij de verhitter (61) is ingericht voor het verdampen van vloeibaar water (W) voor het vormen van het verwarmingsmedium in de vorm van verzadigde stoom (V), en waarbij de verhitter (61) in fluïdumverbinding staat met de voorverwarmzone (130) via ten minste één van de één of meer tweede inlaatopeningen (133) voor het toevoeren van verzadigde stoom (V) aan de voorverwarmzone (130) .
23. Drooginrichting (1, 101) volgens een der conclusies 18-21, waarbij de drooginrichting (1, 101) verder een warmtewisselaar (7, 107) omvat, waarbij de warmtewisselaar in fluïdumverbinding staat met de droogzone (20, 120) voor het toevoeren van oververhitte stoom (S) van de droogzone (20, 120) naar de warmtewisselaar (7,107), en waarbij de warmtewisselaar (7,107) is ingericht om de oververhitte stoom (S) te condenseren voor het onttrekken van vloeibaar water (W) aan de droogzone (20, 120).
24. Drooginrichting (1, 101) volgens een der conclusies 18-23, waarbij de drooginrichting (1, 101) verder een herverwarmingssamenstel (5) omvat voor het verwarmen van oververhitte stoom (S) , waarbij het herverwarmingssamenstel (5) in fluïdumverbinding staat met de droogzone (20, 120) via ten minste één van de één of meer eerste uitlaatopeningen (24, 124) voor het aan de droogzone onttrekken van oververhitte stoom (S), waarbij de oververhitte stoom (S) , nadat dit langs de blikken (9) is gestroomd, is afgekoeld naar een tweede procestemperatuur (T2), waarbij het herverwarmingssamenstel (5) is ingericht teneinde de onttrokken oververhitte stoom (S) te verwarmen van de tweede procestemperatuur (T2) naar een derde procestemperatuur (T3), en waarbij het herverwarmingssamenstel (5) in fluïdumverbinding staat met de droogzone (20, 120) via ten minste één van de één of meer eerste inlaatopeningen (23, 123) voor het toevoeren van de herverwarmde oververhitte stoom (S) aan de droogzone (20, 120) .
25. Drooginrichting (1,101), volgens conclusie 24, waarbij het herverwarmingssamenstel (5) de oververhitter (62) is.
26. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 23, waarbij de warmtewisselaar (7, 107) is ingericht om de oververhitte stoom (S) te condenseren voor het onttrekken van vloeibaar water (W) aan de droogzone (20, 120), waarbij de drooginrichting (1, 101) is ingericht om ten minste een deel van het onttrokken vloeibare water (W) terug te voeren naar het verwarmingssamenstel (6).
27. Drooginrichting (1, 101) volgens een der conclusies 18-26, waarbij de eerste behuizing (2, 102) een eerste doorvoeropening (21, 121) omvat en een tweede doorvoeropening (22, 122) stroomafwaarts in een transportrichting (X) ten opzichte van de eerste doorvoeropening (21, 121) .
28. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 27, waarbij de drooginrichting (1, 101) verder een transportinrichting (4) omvat, waarbij de transportinrichting (4) is ingericht voor het achtereenvolgens door de eerste doorvoeropening (21, 121) en de tweede doorvoeropening (22, 122) verplaatsen van de blikken (9) in de transportrichting (X).
29. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 28, waarbij de transportinrichting (1, 101) een eerste transportband (41) omvat die zich in de transportrichting (X) uitstrekt tot aan de tweede opening (22, 122).
30. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 29, waarbij de eerste transportband (41) een waterdoorlatende transportband is.
31. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 29 of 30, waarbij de eerste transportband (41) een draadtransportband is.
32. Drooginrichting (1, 101) volgens een der conclusies 29-31, waarbij de transportinrichting (1, 101) verder een tweede transportband (42) omvat die zich in de transportrichting (X) uitstrekt vanaf de tweede doorvoeropening (22, 122), en waarbij de transportinrichting (1, 101) verder een overgangsdeel (44) omvat dat zich in de transportrichting (X) tussen de eerste transportband (41) en de tweede transportband (42) uitstrekt in een dwarsrichting (Y) loodrecht of in hoofdzaak loodrecht op de transportrichting (X).
33. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 32, waarbij het overgangsdeel (44) een breedte heeft in de transportrichting (X), waarbij de breedte kleiner dan vijf centimeter is, bij voorkeur kleiner dan drie centimeter, en bij meeste voorkeur kleiner of gelijk aan een halve diameter van een standaard '202 Can'.
34. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 32 of 33, waarbij de eerste transportband (41) en de tweede transportband (42) in de transportrichting (X) respectievelijk een kop-as(45) en een staart-as (46) omvatten, waarbij het overgangsdeel (44) tussen de kop-as(45) en de staart-as(46) gelegen is, waarbij de kop-as(45) en de staart-as (46) niet-aangedreven assen zijn.
35. Drooginrichting (1, 101) volgens een der conclusies 29-34, waarbij de eerste transportband (41) wordt ondersteund door een ondersteuning (8), waarbij de ondersteuning (8) eerste dwarsliggers (82) en tweede dwarsliggers (83) omvat, waarbij de eerste dwarsliggers (82) loodrecht of in hoofdzaak loodrecht op de transportrichting (X) zijn aangebracht, en waarbij de tweede dwarsliggers (83) in een visgraatpatroon zijn aangebracht op de eerste dwarsliggers (82) en een ondersteuningsvlak vormen voor het ondersteunen van de eerste transportband (41).
36. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 35, waarbij de eerste transportband (41) een metalen transportband is, en waarbij de tweede dwarsliggers (83) aan de naar het ondersteuningsvlak gerichte zijde een kunststof laag omvatten.
37. Drooginrichting (1, 101) volgens conclusie 36, waarbij de eerste transportband (41) een metalen transportband is, en waarbij de tweede dwarsliggers (83) van kunststof zijn gemaakt.
38. Blikkenverwerkingslijn (10), waarbij de blikkenverwerkingslijn (10) een drooginrichting (1, 101) volgens een der conclusies 18-37 omvat en een blikkenwasser (11) stroomopwaarts in de blikkenverwerkingslijn (10).
39. Blikkenverwerkingslijn (10) volgens conclusie 38, waarbij de blikkenverwerkingslijn (10) een tweede leiding (13) omvat voor het toevoeren van vloeibaar water (W) uit de drooginrichting (1, 101) naar de blikkenwasser (11) voor het wassen van de blikken (9). -o-o-o-o-o-o-o-o— GH/RM
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2018909A NL2018909B1 (nl) | 2017-05-12 | 2017-05-12 | Werkwijze en drooginrichting voor het drogen van metalen blikken |
PCT/NL2018/050312 WO2018208160A1 (en) | 2017-05-12 | 2018-05-11 | Transport device and method for transporting cans |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2018909A NL2018909B1 (nl) | 2017-05-12 | 2017-05-12 | Werkwijze en drooginrichting voor het drogen van metalen blikken |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2018909B1 true NL2018909B1 (nl) | 2018-11-15 |
Family
ID=62223175
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2018909A NL2018909B1 (nl) | 2017-05-12 | 2017-05-12 | Werkwijze en drooginrichting voor het drogen van metalen blikken |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL2018909B1 (nl) |
WO (1) | WO2018208160A1 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL2021102B1 (en) * | 2018-06-11 | 2019-12-16 | Rexnord Flattop Europe Bv | Modular conveyor belt transfer system |
CN109516170B (zh) * | 2018-12-06 | 2024-06-07 | 广东美的智能机器人有限公司 | 氢炉系统和用于氢炉系统的传输过渡装置、传输设备 |
CN115298118A (zh) * | 2020-04-09 | 2022-11-04 | 三菱电机株式会社 | 集聚装置 |
Family Cites Families (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3823228A1 (de) * | 1988-07-08 | 1990-01-11 | Seitz Enzinger Noll Masch | Verfahren und anordnung zum umformen eines angefoerderten einspurigen behaelterstromes in einen abzufoerdernden mehrspurigen behaelterstrom |
DE9212012U1 (de) * | 1992-09-05 | 1992-12-17 | Ancra Jungfalk GmbH, 7707 Engen | Förderstraße nach wenigstens zwei sich bewegenden Tragoberflächen zum Transport kleiner Gegenstände |
US6550604B2 (en) * | 2001-01-31 | 2003-04-22 | The Laitram Corporation | Self-clearing vibrating article-transfer mechanism |
GB0411661D0 (en) | 2004-05-25 | 2004-06-30 | Greenbank Technology Ltd | Drying apparatus and method |
NL2003487C2 (nl) * | 2009-09-14 | 2011-03-15 | Rexnord Flattop Europe Bv | Transportsysteem. |
US8210341B2 (en) * | 2009-12-08 | 2012-07-03 | Laitram, L.L.C. | Conveyor transfer system with floating transfer platform |
CN205441937U (zh) * | 2016-03-08 | 2016-08-10 | 象山福成轻工机械厂 | 易拉罐制罐生产线宽5英尺内输送单元间连接过桥板 |
-
2017
- 2017-05-12 NL NL2018909A patent/NL2018909B1/nl active
-
2018
- 2018-05-11 WO PCT/NL2018/050312 patent/WO2018208160A1/en active Application Filing
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2018208160A1 (en) | 2018-11-15 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL2018909B1 (nl) | Werkwijze en drooginrichting voor het drogen van metalen blikken | |
TWI655136B (zh) | Shrinking label heat shrinking device | |
Nimmol et al. | Drying and heat transfer behavior of banana undergoing combined low-pressure superheated steam and far-infrared radiation drying | |
KR20070047239A (ko) | 건조 방법 및 장치 | |
US4612712A (en) | Machine for heating an article or product by vapor condensation | |
JPS6318648B2 (nl) | ||
KR910018755A (ko) | 액체 또는 반죽형태의 약제가 제공된 재료웨브를 열처리하는 방법 및 장치 | |
JPH07121354B2 (ja) | 粒状乾燥物製造方法及び真空凍結乾燥装置 | |
US2414580A (en) | Heated endless conveyer structure for dehydrating foods | |
US3791049A (en) | Drying methods with moisture profile control | |
JPH06180181A (ja) | 凍結乾燥の調整法 | |
CA2299082A1 (en) | Operating procedure for a pasteurizing facility | |
US2728387A (en) | Apparatus for drying culture media and analogous materials | |
US3978874A (en) | Heat sensitive film shrinking machine | |
RU2647192C2 (ru) | Способ и устройство для сушки жидкой пленки, нанесенной на подложку | |
NL1021988C2 (nl) | Werkwijze en inrichting voor het condenseren van periodiek vrijkomende hoeveelheden damp. | |
US10645941B2 (en) | Method and system for treating a product | |
CN104583698A (zh) | 用于干燥施加到基材上的液体膜的方法和设备 | |
CN207662150U (zh) | 一种鞭炮筒子微波烘干机 | |
US6446310B2 (en) | Apparatus and related method for applying moisture to cotton during a ginning operation | |
JP2020076541A (ja) | 気相式加熱方法及び気相式加熱装置 | |
JP6909998B2 (ja) | 気相式加熱方法及び気相式加熱装置 | |
NL1018799C2 (nl) | Hol paneel voor het maken van ijs. | |
JPS6259164B2 (nl) | ||
SE515299C2 (sv) | Förfarande vid torkning av papper |