NL2018640B1 - Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en toepassing van een opschepinstallatie voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond. - Google Patents

Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en toepassing van een opschepinstallatie voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond. Download PDF

Info

Publication number
NL2018640B1
NL2018640B1 NL2018640A NL2018640A NL2018640B1 NL 2018640 B1 NL2018640 B1 NL 2018640B1 NL 2018640 A NL2018640 A NL 2018640A NL 2018640 A NL2018640 A NL 2018640A NL 2018640 B1 NL2018640 B1 NL 2018640B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
scooping
fork
installation according
forks
installation
Prior art date
Application number
NL2018640A
Other languages
English (en)
Inventor
Hendrik Jansen Albrecht
Original Assignee
Jansen A H Holding Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Jansen A H Holding Bv filed Critical Jansen A H Holding Bv
Priority to NL2018640A priority Critical patent/NL2018640B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2018640B1 publication Critical patent/NL2018640B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/01Removal of dung or urine, e.g. from stables

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Abstract

Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en geschikt is voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond, omvattende: een draagstel waaraan wielen draaibaar zijn bevestigd om deze te verrijden over een ondergrond, een aan het draagstel bevestigd opschepsysteem met een werkzijde voor het opscheppen van brokken vast materiaal en een afvoerzijde voor het afvoeren van brokken vast materiaal, waarbij het opschepsysteem twee of meer beweegbaar opgestelde vorken omvat, waarbij binnen het opschepsysteem de vorken dusdanig zijn opgesteld ten opzichte van elkaar, dat de tanden van verschillende vorken tussen elkaar zijn gepositioneerd; en waarbij het bewegingsmechaniek van de vorken zo is ingesteld dat ten minste twee vorken de herhalende beweging in verschillende fase uitvoeren.

Description

© 2018640
Octrooicentrum Nederland (21) Aanvraagnummer: 2018640 © Aanvraag ingediend: 4 april 2017 © BI OCTROOI (51) Int. CL:
A01K 1/01 (2017.01)
(4^ Aanvraag ingeschreven: © Octrooihouder(s):
11 oktober 2018 A.H. JANSEN HOLDING B.V. te Lunteren.
© Aanvraag gepubliceerd:
- © Uitvinder(s):
Albrecht Hendrik Jansen te Barneveld.
© Octrooi verleend:
11 oktober 2018
© Gemachtigde:
© Octrooischrift uitgegeven: ir. H.Th. van den Heuvel c.s.
11 december 2018 te 's-Hertogenbosch.
© Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en toepassing van een opschepinstallatie voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond.
57) Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en geschikt is voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond, omvattende:
een draagstel waaraan wielen draaibaar zijn bevestigd om deze te verrijden over een ondergrond, een aan het draagstel bevestigd opschepsysteem met een werkzijde voor het opscheppen van brokken vast materiaal en een afvoerzijde voor het afvoeren van brokken vast materiaal, waarbij het opschepsysteem twee of meer beweegbaar opgestelde vorken omvat, waarbij binnen het opschepsysteem de vorken dusdanig zijn opgesteld ten opzichte van elkaar, dat de tanden van verschillende vorken tussen elkaar zijn gepositioneerd;
en waarbij het bewegingsmechaniek van de vorken zo is ingesteld dat ten minste twee vorken de herhalende beweging in verschillende fase uitvoeren.
NL Bl 2018640
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.
Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en toepassing van een opschepinstallatie voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond.
De huidige aanvrage heeft betrekking op een opschepinstallatie die verrijdbaar is, en geschikt is voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond, omvattende:
een draagstel waaraan wielen draaibaar zijn bevestigd om deze te verrijden over een ondergrond, een aan het draagstel bevestigd opschepsysteem met een werkzijde voor het opscheppen van brokken vast materiaal en een afvoerzijde voor het afvoeren van brokken vast materiaal.
De aanvrage heeft daarnaast betrekking op een werkwijze waarbij een opschepinstallatie wordt toegepast voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond.
Een voorbeeld van een in de aanhef aangeduide opschepinstallatie wordt gegeven in de Canadese octrooiaanvrage CA 2946522-A1 welke betrekking heeft op een verrijdbare kar, die aan de voorzijde voorzien is van een schepvormige schraper welke aan de onderrand flexibel is uitgevoerd zodat de schraper zich aan het oppervlak van de ondergrond kan aanpassen. Dankzij de schraper wordt dierlijke mest opgeschept van een vloer, welke vervolgens door een slang wordt opgezogen onder verlaagde druk, en overgebracht in een mesttank.
Een groot nadeel van deze opschepinstallatie treedt op wanneer deze gebruikt wordt voor het verwijderen van mest op zandgronden: de installatie is dan minder goed bruikbaar omdat i) aanklevend zand aan uitwerpselen grotendeels wordt meegenomen bij verwijdering met de schraper, en ii) bij het opzuigen vanaf de schraper extra los zand kan worden opgezogen dat in de mesttank terecht komt. Aldus wordt bij toepassing van deze opschepinstallatie op zandgronden, onbedoeld veel zand verwijderd van de ondergrond, hetgeen ongewenst is.
Er bestaat aldus een algemeen streven, om een opschepinstallatie te ontwikkelen waarmee mest zo ‘schoon’ mogelijk van een ondergrond kan worden verwijderd, dat wil zeggen dat mest met zo min mogelijk aanklevend materiaal van de ondergrond wordt verwijderd, terwijl voorkomen wordt dat los materiaal van de ondergrond op enige andere wijze onbedoeld wordt verwijderd.
De onderhavige uitvinding bereikt bovengenoemd streven, door het verschaffen van een opschepinstallatie volgens de aanhef, waarbij het opschepsysteem twee of meer beweegbaar opgestelde vorken omvat,
- waarbij elke vork is opgebouwd uit een groep parallel naast elkaar opgestelde langwerpige tanden die met elkaar zijn verbonden,
- waarbij elke vork is verbonden aan een bewegingsmechaniek dat ontworpen is om de vork een herhalende beweging uit te laten voeren waarbij de vork tussen een hoogste en laagste positie wordt bewogen;
- waarbij aan de werkzijde van het opschepsysteem, de tanden van elke vork voorste uiteinden hebben, die zodanig zijn uitgevoerd dat deze onder brokken vast materiaal op de ondergrond steken wanneer de vork in de laagste positie verkeert;
waarbij binnen het opschepsysteem de vorken dusdanig zijn opgesteld ten opzichte van elkaar, dat de tanden van verschillende vorken tussen elkaar zijn gepositioneerd;
en waarbij het bewegingsmechaniek van de vorken zo is ingesteld dat ten minste twee vorken de herhalende beweging in verschillende fase uitvoeren.
Bij het gebruik van een dergelijke opschepinstallatie wordt een ‘schone’ verwijdering van mest vanaf de ondergrond bereikt, d.w.z. met zo min mogelijk verwijdering van overig los materiaal dat tot de ondergrond behoort.
Om de opschepinstallatie te gebruiken, wordt de installatie over een ondergrond verreden waarop te verwijderen brokken vast materiaal aanwezig zijn, waarbij de werkzijde van het opschepsysteem naar voren is gericht. Tegelijkertijd is het bewegingsmechaniek in werking gesteld zodat de vorken hun herhalende beweging uitvoeren tussen een hoogste en laagste positie. Elke vork voert daarbij een opschepfunctie uit, namelijk wanneer de vork vanuit een laagste naar een hoogste positie beweegt.
De werking van de installatie zal in meer detail worden toegelicht aan de hand van de figuren en de beschrijving daarvan.
Teneinde de voorste uiteinden in de laagste positie van de vork onder brokken vast materiaal te laten steken, zal de laagste positie van de vork doelmatig moeten worden gekozen. Het hangt daarbij af van het specifieke type ondergrond waarop de installatie wordt gebruikt, welke exact laagste positie van de vork wordt gekozen.
Op grasland is het voordelig wanneer in laagste positie van de vork, de voorste uiteinden het contactvlak van de wielen benaderen tot 5 a 10 mm. Op een relatief harde vlakke ondergrond is het voordelig wanneer de voorste uiteinden het contactvlak van de wielen raken. Op een zandgrond is het voordelig wanneer de voorste uiteinden het contactvlak van de wielen passeren met 5 a 10 mm. In de praktijk zullen in het laatste geval de voorste uiteinden dus 5 a 10 mm in de zandgrond steken.
Het contactvlak van de wielen wordt in dit verband gedefinieerd als een virtueel vlak dat de contactpunten van de wielen omvat, en dat in de praktijk grotendeels overeenkomt met de ondergrond waarover de installatie wordt verreden, mits deze ondergrond een vlak karakter heeft.
Derhalve heeft het de voorkeur bij de opschepinstallatie volgens de uitvinding, dat in de laagste positie van de vork, de voorste uiteinden t.o.v. het contactvlak van de wielen een verticale afstand innemen van 5 a 10 mm erboven tot 5 a 10 mm eronder.
Voor het speciale geval van een harde, vlakke ondergrond omvat dit het gebied waarin de voorste uiteinden een verticale afstand hebben van 2 mm boven tot 2 mm onder het contactvlak.
Het heeft bijzondere voorkeur bij de opschepinstallatie volgens de uitvinding, dat de laagste positie van de vork verstelbaar is. Aldus kan de opschepinstallatie optimaal worden benut op verschillende types ondergrond.
Het veranderen van de laagste positie van de vork kan bijvoorbeeld eenvoudig worden bewerkstelligd door de as-hoogte van de wielen verstelbaar te laten zijn t.o.v. het draagstel, of door de opschepinstallatie geschikt te maken voor de montage van wielen met verschillende wielhoogte (i.c. wieldiameter).
Ten aanzien van de verrijdbaarheid van de opschepinstallatie volgens de uitvinding, is bij voorkeur het draagstel voorzien van vier of meer wielen. Aldus wordt een stabiele positie op de ondergrond bereikt, zodat de oriëntatie van de installatie grotendeels parallel blijft aan de ondergrond.
Enkele maatregelen die op de opschepinstallatie volgens de uitvinding van toepassing kunnen zijn, zijn de volgende:
De langwerpige tanden zijn lamelvormig uitgevoerd, t.w. relatief lang, van enige hoogte, en van geringe dikte.
Het is voordelig voor de functie van de opschepinstallatie, dat de werkzijde van het opschepsysteem is voorzien aan de voorzijde van de opschepinstallatie bij het verrijden ervan in voorwaartse richting. Het voorwaarts verrijden van de installatie ondersteunt de opschepfunctie die op zichzelf in het opschepsysteem aanwezig is, in de initiële fase van het vanaf de ondergrond opscheppen van brokken vast materiaal.
De opschepinstallatie is handmatig, of eventueel motorisch te verrijden.
Bij de opschepinstallatie volgens de uitvinding heeft het de voorkeur dat ten minste twee vorken de herhalende beweging uitvoeren met een faseverschil dat ligt in het gebied tussen 90 en 270 graden, bij voorkeur tussen 120 en 240 graden, en met speciale voorkeur tussen 160 en 200 graden.
In deze context wordt de herhalende beweging bezien als een cyclus waarbij sprake is van een volledige cyclus wanneer de oorspronkelijke uitgangspositie weer is bereikt, en waartussen aldus een faseverschil bestaat van 360 graden.
Door dit faseverschil wordt een interactie tussen twee vorken bereikt die synergetisch is, doordat de twee vorken eikaars functie afwisselen en daardoor versterken, zoals hierna verder wordt toegelicht.
Bij een faseverschil tussen 160 en 200 graden is sprake van een zogenaamde tegenfase: de twee bewegingen verkeren tijdens de gehele cyclus in vrijwel tegengestelde positie.
Verder heeft het de voorkeur bij de opschepinstallatie volgens de uitvinding dat het bewegingsmechaniek zodanig is ingesteld dat elke vork volgens een vergelijkbaar traject wordt bewogen t.o.v. het draagstel.
Aldus wordt bereikt dat zowel aan de werkzijde als afvoerzijde er sprake is van een uniforme hoogtepositie voor elke vork, hetgeen de functie van de installatie verder versterkt en het gebruik vereenvoudigt.
Met bijzondere voorkeur geldt voor de opschepinstallatie volgens de uitvinding, dat een volledige cyclus van de herhalende beweging van de vork tevens een beweging omvat tussen een voorste en achterste positie.
Aldus maakt elke vork tijdens een cyclus een beweging van voren naar achteren, waardoor een transport van brokken vast materiaal vanaf de werkzijde en in de richting van de afvoerzijde wordt mogelijk gemaakt. Elke vork heeft aldus een transportfunctie.
Vanwege de afwisselende beweging van ten minste twee vorken kunnen brokken vast materiaal in een aantal cycli vanaf de werkzijde naar de afvoerzijde worden getransporteerd.
Het heeft de voorkeur bij de opschepinstallatie volgens de uitvinding, dat tijdens de herhalende beweging elke vork een nagenoeg parallelle stand met een denkbeeldig vlak handhaaft.
Dit is gunstig ten aanzien van de opschep- en transportfunctie van elke vork tijdens gebruik van de installatie.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de opschepinstallatie volgens de uitvinding, is het bewegingsmechaniek verbonden met de vork middels een rotatieverbinding. Bijvoorbeeld is de rotatieverbinding samengesteld uit een as gestoken door een boring.
Met bijzondere voorkeur volgt deze rotatieverbinding tijdens de herhalende beweging een baan die elliptisch of cirkeivormig is.
De opschepinstallatie volgens de uitvinding omvat bij voorkeur tevens een geleidingsmechaniek dat de herhalende beweging van elke vork geleidt.
Aldus wordt de herhalende beweging van elke vork ondersteund door een tweede mechaniek dat voorzien is op een afstand van het bewegingsmechaniek zelf, terwijl het geleidingsmechaniek zelf passief is d.w.z. niet voorzien is van een aandrijvingsmiddel. Het geleidingsmechaniek kan bijvoorbeeld een passieve tweede rotatieverbinding omvatten tussen de vork en het draagstel.
Het is bijzonder voordelig wanneer bij de opschepinstallatie volgens de uitvinding, elke vork achtereenvolgens de volgende posities inneemt tijdens de herhalende beweging: een laagste positie, een voorste positie, een hoogste positie, en een achterste positie.
Aldus voert de vork tijdens zo’n cyclus de volgende functies uit:
i) ondersteken van brokken vast materiaal (laagste positie), ii) naar voren schuiven vork tijdens ondersteken (voorste positie), iii) omhoog lichten van vast materiaal (hoogste positie), iv) in de richting van de afvoerzijde transporteren (achterste positie).
Na stap iv) beweegt de vork opnieuw naar beneden (naar laagste positie), en wordt vast materiaal overgenomen op een andere vork die uit fase beweegt, en al in voorste of hoogste positie verkeert. Aldus wordt bereikt dat het opschepsysteem als geheel een transport naar de afvoerzijde bewerkstelligt.
Bij de opschepinstallatie volgens de uitvinding, heeft het verdere voorkeur dat het bewegingsmechaniek één of meer werkarmen omvat die roteerbaar zijn opgesteld ten opzichte van het draagstel.
De rotatie van de werkarmen wordt bij voorkeur door een motor aangedreven via een aandrijfas. Bijvoorbeeld wordt hiervoor een elektromotor toegepast.
Met bijzondere voorkeur is bij de opschepinstallatie volgens de uitvinding, het bewegingsmechaniek ontworpen om meerdere vorken tegelijkertijd te bewegen.
Als alternatief, kan het opschepsysteem meerdere bewegingsmechanieken omvatten, waarbij een bewegingsmechaniek slechts een enkele vork beweegt.
Een geschikt bewegingsmechaniek dat alle vorken tegelijkertijd beweegt, heeft de uitvoering van een krukas. De krukas roteert hierbij over een centrale as die aan de uiteinden is voorzien, met daartussen excentrisch opgestelde tussenassen die gestoken zijn door boringen in de tanden van verschillende vorken. De krukas is bovendien bij uitstek geschikt om een faseverschil te bereiken tussen verschillende vorken, zoals hierna zal worden toegelicht.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de opschepinstallatie volgens de uitvinding, staan de voorste uiteinden van de tanden van elke vork onder een schuine hoek naar beneden gericht ten opzichte van het contactvlak van de wielen.
De schuine hoek bedraagt bij voorkeur tussen 5 en 30 graden t.o.v. het contactvlak. De schuine hoek geldt in elk geval voor de bovenrand van de tanden van de vork. Het is voordelig wanneer de schuine hoek eveneens geldt voor de onderrand van de tanden.
Wanneer de bovenrand van de tanden onder een dergelijke hoek staat, draagt dat bij aan de opschepfunctie van de vork.
Het is voordelig wanneer aan de afvoerzijde van het opschepsysteem, de bovenrand van de tanden een grotendeels horizontale oriëntatie heeft. Dit bevordert de transportfunctie van brokken vast materiaal naar de afvoerzijde van de vork.
Bij de opschepinstallatie volgens de uitvinding, heeft het de voorkeur dat de voorste uiteinden van de tanden van elke vork spits toelopen.
In het bijzonder wordt hiermee bedoeld dat de bovenrand en onderrand van elke tand spits naar elkaar toelopen. Het is niet noodzakelijk dat de dikte van de voorste uiteinden spits toeloopt.
Bij voorkeur hebben de spits toelopende voorste uiteinden een afgeronde punt.
Verder geldt voor de opschepinstallatie volgens de uitvinding, dat met speciale voorkeur de bovenrand van de voorste uiteinden is voorzien van opstaande richels.
Deze richels zijn uitgevoerd als verhogingen die ook wel als nokken kunnen worden aangeduid, en die op regelmatige afstand van elkaar aanwezig zijn op de bovenrand.
Deze richels dragen bij aan een transport in de richting van de afvoerzijde over de voorste uiteinden van de vorken.
De opschepinstallatie volgens de uitvinding, is bij voorkeur tevens voorzien van een afvoereenheid opgesteld ter hoogte van de afvoerzijde van het opschepsysteem.
De afvoereenheid omvat bij voorkeur een aan het opschepsysteem verbonden zuigmond waarvan een voorste open uiteinde is gericht op de afvoerzijde van de vorken wanneer deze in hoogste positie verkeren. Aan het achterste uiteinde van de zuigmond is aan een transportventilator of een zgn. impeller gekoppeld, waarmee een verlaagde druk wordt gecreëerd in de zuigmond. De transportventilator transporteert daarbij brokken vast materiaal verder in de afvoerrichting. Aan de afvoereenheid kan achter de ventilator nog een slang gekoppeld worden voor het gericht afvoeren naar bijvoorbeeld een opvangbak.
De afvoereenheid zou ook een lopende band kunnen omvatten waarover brokken vast materiaal worden getransporteerd in afvoerrichting.
De hierna volgende specificaties gelden bij voorkeur voor de opschepinstallatie volgens de uitvinding:
• De richels op de bovenrand van voorste uiteinden van de tanden van een vork, hebben een hoogte van 5 mm hoogte en een lengte 20 mm.
• De richels liggen op een afstand van 30 mm van elkaar. De richels hebben de vorm van een zaagtand die uitsteekt op de bovenrand.
• De tanden hebben een dikte van 5 mm.
• Tussen naburige tanden bestaat een vrije tussenruimte van 15 mm.
• De amplitude tussen de hoogste en laagste positie van de vork bedraagt 30 mm.
• Het verschil tussen de voorste en achterste positie van de vork bedraagt 30 mm.
• De lengte van het onder een hoek gerichte voorste uiteinde van de tanden bedraagt 155 mm aan de onderrand en 180 mm aan de bovenrand.
De lengte van het horizontale deel van de tanden aan de afvoerzijde bedraagt 255 mm.
• Elke vork omvat 6 tot 8 tanden, en het opschepsysteem bestaat uit 2 vorken.
• De totale breedte van de werkzijde van het opschepsysteem bedraagt 355 mm.
Volgens een tweede aspect heeft de uitvinding betrekking op de toepassing van een opschepinstallatie volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij deze opschepinstallatie verreden wordt over een ondergrond terwijl het bewegingsmechaniek voor de vorken wordt aangedreven, zodat brokken vast materiaal die op de ondergrond aanwezig zijn verwijderd worden.
Bij voorkeur is bij het tweede aspect van de uitvinding de ondergrond een zandgrond.
Bij verdere voorkeur zijn bij het tweede aspect van de uitvinding de brokken vast materiaal uitwerpselen van dieren, in het bijzonder van paarden.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde figuren, waarin:
- Figuur 1 een fotografische weergave is van een opschepinstallatie volgens de uitvinding;
- Figuur 2 een schematisch bovenaanzicht is van een opschepinstallatie volgens de uitvinding;
Figuur 3 een zijaanzicht is van een tand die onderdeel is van een opschepinstallatie volgens de uitvinding;
- Figuur 4 een zijaanzicht is van een onderdeel van een bewegingsmechaniek dat verbonden is met twee naburige tanden binnen een opschepinstallatie volgens de uitvinding;
- Figuur 5 een schematisch zijaanzicht van onderdelen van een opschepinstallatie volgens de uitvinding toont, terwijl deze in bedrijf is;
- Figuur 6 toont een schematisch zijaanzicht van een complete opschepinstallatie volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont in perspectief een opschepinstallatie 1 volgens de uitvinding welke is gebaseerd op een draagstel 2 waaraan wielen 3 draaibaar zijn bevestigd om deze te verrijden over een ondergrond. De weergegeven voorzijde van de opschepinstallatie 1 functioneert als werkzijde voor het opscheppen van brokken vast materiaal 12, in dit geval hippische uitwerpselen. De getoonde achterzijde van de opschepinstallatie 1 functioneert als afvoerzijde voor het afvoeren van de uitwerpselen. Binnen het draagstel 2 zijn twee groepen beweegbare tanden 4A, 4B opgesteld waarbij elke groep tanden een vork vormt. Elke vork is opgebouwd uit een groep parallel naast elkaar opgestelde langwerpige tanden 4A, 4B die met elkaar zijn verbonden.
Elke vork is verbonden aan een (niet zichtbaar) bewegingsmechaniek dat ontworpen is om de vork een herhalende beweging uit te laten voeren waarbij de vork tussen een hoogste en laagste positie wordt bewogen. Deze posities zijn ook zichtbaar in de figuur: deze toont de naast elkaar opgestelde tanden 4A in laagste positie, en de tanden 4B in hoogste positie. Het niet zichtbare bewegingsmechaniek wordt aangedreven door een aandrijvingsbron 10. Verder is een passief geleidingsmechaniek 8 voorzien dat de beweging van de groepen tanden begeleidt. Achterop de opschepinstallatie is een afvoereenheid 14 opgesteld waarmee uitwerpselen 12 naar een afvaltank worden gevoerd. Met een beugel 6 zijn de wederzijdse zijkanten van het draagstel 2 met elkaar verbonden tot een integraal geheel.
Figuur 2 toont schematisch de belangrijkste onderdelen van de opschepinstallatie van figuur 1. Overeenkomstige onderdelen van figuur 1 zijn derhalve met gelijke verwijzingscijfers aangeduid. De zijkanten van draagstel 2 zijn aan het achtereinde verbonden door een dwarsverbinding 25, terwijl de beugel 6 aan de voorzijde is weggelaten voor het overzicht. Figuur 2 toont de tanden 4A en 4B in een resp. voorste en achterste positie, in welke positie zij zijn gebracht door een krukas 22 die wordt aangedreven vanaf aandrijvingsbron 10. De aandrijvingsbron kan bijvoorbeeld een tandwieloverbrenging zijn die door een elektromotor wordt aangedreven. De krukas 22 omvat twee uiteinden die de centrale as van de krukas 22 bepalen waarover de krukas roteert. De krukas omvat voorts afwisselende, excentrisch geplaatste tussenassen 26 die door verbindingsarmen (in deze context ook aangeduid als werkarmen) 28 met elkaar zijn verbonden. De tussenassen steken door boringen die zijn voorzien in de tanden 4A, 4B. Op een overeenkomstige wijze als de aangedreven krukas 22 is de opschepinstallatie voorzien van een passieve krukas 8 die de beweging van de tanden begeleidt. Deze passieve krukas 8 functioneert aldus als een geleidingsmechaniek. Het geheel van de krukassen 22 en 8, samen met de twee groepen tanden 4A, 4B, wordt in deze context aangeduid als opschepsysteem, aangezien deze onderdelen de daadwerkelijke functie van het opscheppen uitvoeren. Figuur 2 toont dat binnen het opschepsysteem de vork met tanden 4A dusdanig is opgesteld ten opzichte van de vork met tanden 4B, dat de respectievelijke tanden van de twee vorken tussen elkaar zijn gepositioneerd. Daarbij zijn de twee vorken dusdanig met het bewegingsmechaniek (krukas) 22 en geleidingsmechaniek 8 verbonden dat de twee vorken een herhalende beweging in tegenfase uitvoeren.
Figuur 3 toont een afzonderlijke tand 4A in een oriëntatie overeenkomstig de ernaast weergegeven fig. 2. Binnen het opschepsysteem van fig. 2 is de tand 4B op dezelfde wijze uitgevoerd als tand 4A.
Het linker deel van de tand 4A vormt een voorste uiteinde 34 dat naar de werkzijde van het opschepsysteem is gericht; het rechter deel 30 van de tand is naar de afvoerzijde van het systeem gericht.
Op het rechter deel 30 van de tand heeft de bovenrand 44 een vrijwel horizontale oriëntatie. Daarentegen staat het voorste uiteinde 34 schuin naar beneden gericht, waarbij de bovenrand 38 en benedenrand 36 convergeren tot een afgeronde punt 42. De bovenrand 38 is voorzien van driehoekige verhogingen (ook wel: nokken) 40.
De tand is voorzien van twee boringen 32 waardoor tussenassen 26 van de aangedreven krukas 22 en de geleidingskrukas 8 kunnen worden gestoken, zodat een rotatieverbinding wordt gevormd.
Wanneer binnen het opschepsysteem de tand 4A naar de laagste stand wordt bewogen, dan benadert het voorste uiteinde 34 met de punt 42 als eerste de ondergrond waarop de installatie staat, zoals verder in figuur 5 zal worden toegelicht.
Figuur 4 toont een onderdeel van het bewegingsmechaniek 22 dat verbonden is met twee naburige tanden 4A en 4B, omvattende een werkarm 28 die om zijn middelpunt roteert in de richting van de klok, zoals aangegeven met gestippelde pijlen 50. De tussenassen 26 die door de respectievelijke boringen 32 van de twee tanden 4A en 4B zijn getoken, beschrijven aldus een cirkelvormige baan. Ten gevolge van de draaiing van de gehele krukas 22, worden de tanden bewogen in een herhalende beweging, langs een laagste positie, een voorste positie, een hoogste positie, en een achterste positie. Door de tegengestelde positie van de tussenassen 22 bewegen de naburige tanden 4A en 4B in tegenfase van elkaar, t.w. met een faseverschil van ongeveer 180 graden.
Figuur 5 toont een schematisch zijaanzicht van onderdelen van een opschepinstallatie 1 volgens de uitvinding volgens fig. 2, terwijl deze in bedrijf is. De weergave van de opschepinstallatie 1 is een virtuele, omdat hierbij verbindende onderdelen uit fig. 2 zijn weggelaten ten behoeve van het overzicht. Getoond wordt een tand 4A die in laagste positie is bewogen door een niet weergegeven bewegingsmechaniek van het opschepsysteem. Het opschepsysteem wordt hierbij over de getoonde wielen 3 voorwaarts verreden in linker richting over een ondergrond 56, bijvoorbeeld een zandgrond. In de getoonde laagste positie, steekt de punt 42 van het voorste uiteinde 34 lichtjes in de grond: ca. 4 mm diep. Aldus kan het voorste uiteinde bij voorwaartse beweging van de opschepinstallatie 1 onder brokken vast materiaal zoals paardenvijgen 60 steken, en deze tegelijkertijd opiichten van de grond wanneer de tand wordt aangedreven volgens de beweging die is getoond in fig. 4. Het vaste materiaal 60 zal blijven steken achter nokken 40 op de bovenrand van het voorste uiteinde, terwijl naburige tanden in een volgende cyclus het vast materiaal een stap verder naar achteren, t.w. in de richting van de afvoerzijde van het opschepsysteem bewegen.
Figuur 6 toont een schematisch zijaanzicht van een opschepinstallatie 1 volgens de uitvinding volgens fig. 2, waarin overeenkomstige onderdelen uit voorgaande figuren hetzelfde zijn genummerd. Van het draagstel 2 is een zijflank weergegeven waaraan twee draaibare wielen 3 zijn verbonden met assen 58. Door de zijflank steken de uiteinden 8 en 22 van de respectievelijke krukassen, welke uiteinden samenvallen met de centrale as van de krukas. Achter de zijflank is gestippeld de tand 4A weergegeven, die in een vergelijkbare laagste positie staat als in fig. 5 weergegeven, waarbij de punt 42 van het voorste uiteinde 34 lichtjes in de ondergrond 56 steekt. In hoogste positie zal de tand 4A net boven de uiteinden 8 en 22 zich bevinden, en wel in overeenstemming met fig. 4, dat het principe van deze beweging tussen hoogste en laagste positie laat zien.
Fig. 6 toont als toevoeging t.o.v. fig. 2, dat de zijflank van het draagstel 2 aan het achtereinde is voorzien van een nok 70, waaraan draaibaar een zuigmond 70 is verbonden middels een draaibare verbindingsas 75. Op symmetrische wijze is de tegenovergelegen zijflank van het draagstel 2 op dezelfde wijze voorzien van een nok met een draaibare verbindingsas. Aldus strekt de zuigmond 70 zich uit over de gehele breedte van het draagstel, d.w.z. overeenkomstig de dwarsverbinding 25 in fig. 2.
Het voorste open uiteinde 71 van de zuigmond 70 (de feitelijke zuigmond) is gericht op de afvoerzijde 44 van de vorken wanneer deze in hoogste positie verkeren. Door de draaibare verbinding kan de hoek waaronder de zuigmond wordt gericht nader worden ingesteld. Aan het achterste uiteinde van de zuigmond 72, is een transportventilator of een zgn. impeller 74 gekoppeld, waarmee een verlaagde druk wordt gecreëerd in de zuigmond zodat vanaf het open uiteinde 71 brokken vast materiaal kunnen worden afgevoerd. Aan de afvoerzijde van de ventilator is een slang 76 gekoppeld door welke brokken vast materiaal naar een opvangbak 78 worden getransporteerd. De opvangbak 78 is aan beide zijkanten van wielen 80 voorzien, zodat de opschepinstallatie als één geheel verrijdbaar is.

Claims (20)

  1. Conclusies
    1. Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en geschikt is voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond, omvattende:
    een draagstel waaraan wielen draaibaar zijn bevestigd om deze te verrijden over een ondergrond, een aan het draagstel bevestigd opschepsysteem met een werkzijde voor het opscheppen van brokken vast materiaal en een afvoerzijde voor het afvoeren van brokken vast materiaal, waarbij het opschepsysteem twee of meer beweegbaar opgestelde vorken omvat,
    - waarbij elke vork is opgebouwd uit een groep parallel naast elkaar opgestelde langwerpige tanden die met elkaar zijn verbonden,
    - waarbij elke vork is verbonden aan een bewegingsmechaniek dat ontworpen is om de vork een herhalende beweging uit te laten voeren waarbij de vork tussen een hoogste en laagste positie wordt bewogen;
    - waarbij aan de werkzijde van het opschepsysteem, de tanden van elke vork voorste uiteinden hebben, die zodanig zijn uitgevoerd dat deze onder brokken vast materiaal op de ondergrond steken wanneer de vork in de laagste positie verkeert;
    waarbij binnen het opschepsysteem de vorken dusdanig zijn opgesteld ten opzichte van elkaar, dat de tanden van verschillende vorken tussen elkaar zijn gepositioneerd;
    en waarbij het bewegingsmechaniek van de vorken zo is ingesteld dat ten minste twee vorken de herhalende beweging in verschillende fase uitvoeren.
  2. 2. Opschepinstallatie volgens conclusie 1, waarbij in de laagste positie van de vork, de voorste uiteinden t.o.v. het contactvlak van de wielen een verticale afstand innemen van 5 a 10 mm erboven tot 5 a 10 mm eronder.
  3. 3. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de laagste positie van de vork verstelbaar is.
  4. 4. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het draagstel is voorzien van vier of meer wielen.
  5. 5. Opschepinstallatie een van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste twee vorken de herhalende beweging uitvoeren met een faseverschil dat ligt in het gebied tussen 90 en 270 graden, bij voorkeur tussen 120 en 240 graden, en met speciale voorkeur tussen 160 en 200 graden.
  6. 6. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bewegingsmechaniek zodanig is ingesteld dat elke vork volgens een vergelijkbaar traject wordt bewogen t.o.v. het draagstel.
  7. 7. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een volledige cyclus van de herhalende beweging van de vork tevens een beweging omvat tussen een voorste en achterste positie.
  8. 8. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij tijdens de herhalende beweging elke vork een nagenoeg parallelle stand met een denkbeeldig vlak handhaaft.
  9. 9. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het opschepsysteem een geleidingsmechaniek omvat dat de herhalende beweging van elke vork geleidt.
  10. 10. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bewegingsmechaniek is verbonden met de vork middels een rotatieverbinding, en waarin bij voorkeur de rotatieverbinding tijdens de herhalende beweging een baan volgt die elliptisch of cirkelvormig is.
  11. 11. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies 7-10, waarbij elke vork achtereenvolgens de volgende posities inneemt tijdens de herhalende beweging: een laagste positie, een voorste positie, een hoogste positie, en een achterste positie.
  12. 12. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bewegingsmechaniek een of meer werkarmen omvat die roteerbaar zijn opgesteld ten opzichte van het draagstel.
  13. 13. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bewegingsmechaniek is ontworpen om meerdere vorken tegelijkertijd te bewegen.
  14. 14. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de voorste uiteinden van de tanden van elke vork onder een schuine hoek naar beneden gericht staan ten opzichte van een horizontale ondergrond.
  15. 15. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de voorste uiteinden van de tanden van elke vork spits toelopen.
  16. 16. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de bovenrand van de voorste uiteinden is voorzien van opstaande richels.
  17. 17. Opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, welke tevens is voorzien van een afvoereenheid opgesteld ter hoogte van de afvoerzijde van het opschepsysteem.
  18. 18. Toepassing van een opschepinstallatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij deze opschepinstallatie verreden wordt over een ondergrond terwijl het bewegingsmechaniek voor de vorken wordt aangedreven, zodat brokken vast materiaal die op de ondergrond aanwezig zijn verwijderd worden.
  19. 19. Toepassing volgens conclusie 18, waarbij de ondergrond een zandgrond is.
  20. 20. Toepassing volgens conclusie 18 of 19, waarbij de brokken vast materiaal uitwerpselen van dieren zijn, in het bijzonder van paarden.
    1/4
    2/4
NL2018640A 2017-04-04 2017-04-04 Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en toepassing van een opschepinstallatie voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond. NL2018640B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2018640A NL2018640B1 (nl) 2017-04-04 2017-04-04 Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en toepassing van een opschepinstallatie voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2018640A NL2018640B1 (nl) 2017-04-04 2017-04-04 Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en toepassing van een opschepinstallatie voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2018640B1 true NL2018640B1 (nl) 2018-10-11

Family

ID=58639023

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2018640A NL2018640B1 (nl) 2017-04-04 2017-04-04 Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en toepassing van een opschepinstallatie voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2018640B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH0612519U (ja) * 1992-07-16 1994-02-18 ヤンマー農機株式会社 走行形清掃機の取り込み装置
US20050172909A1 (en) * 2004-02-09 2005-08-11 Emery Richard H. Self-cleaning pet litter box assembly
US20160165832A1 (en) * 2013-01-03 2016-06-16 Louise Klemm Clark Self-propelled stall cleaning apparatus

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH0612519U (ja) * 1992-07-16 1994-02-18 ヤンマー農機株式会社 走行形清掃機の取り込み装置
US20050172909A1 (en) * 2004-02-09 2005-08-11 Emery Richard H. Self-cleaning pet litter box assembly
US20160165832A1 (en) * 2013-01-03 2016-06-16 Louise Klemm Clark Self-propelled stall cleaning apparatus

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2018640B1 (nl) Opschepinstallatie die verrijdbaar is, en toepassing van een opschepinstallatie voor het verwijderen van brokken vast materiaal van een ondergrond.
JP6941854B2 (ja) 地下茎作物の掘り取り装置
US3597909A (en) Machine for harvesting onions and the like
RU2664580C2 (ru) Машина для скашивания убираемой культуры в виде стеблей
NL8303728A (nl) Inrichting voor het vergaren van pluimvee.
US523707A (en) Hay-cocker
US1520247A (en) Portable shoveling and loading machine
US7156236B2 (en) Machine for removing articles deposited on the ground
KR100552598B1 (ko) 참깨 탈곡장치
US1447912A (en) Conveyer for potato harvesters
EP1872654A1 (fr) Machine à retourner les poches à huîtres
JP2009189336A (ja) 農作業機
JP5226343B2 (ja) 農作業機
JP6982873B2 (ja) 収穫機
US1230320A (en) Sod-remover.
US1301109A (en) Potato-handling machine.
US616885A (en) Potato-harvester
JP7330512B2 (ja) 捕鶏機
US1521089A (en) Sheaf-delivering conveyer for shocking machines
US931789A (en) Beet-harvester.
CN106942364A (zh) 一种小型谷物翻晒筛选机械
US506069A (en) Potato-digger
US1333324A (en) Beet-harvester
JP2006034280A (ja) 野菜収穫機
US567846A (en) Potato-harvester

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200501