NL2018390B1 - Avegaar en werkwijze voor het vervaardigen van een boorpaal - Google Patents

Avegaar en werkwijze voor het vervaardigen van een boorpaal Download PDF

Info

Publication number
NL2018390B1
NL2018390B1 NL2018390A NL2018390A NL2018390B1 NL 2018390 B1 NL2018390 B1 NL 2018390B1 NL 2018390 A NL2018390 A NL 2018390A NL 2018390 A NL2018390 A NL 2018390A NL 2018390 B1 NL2018390 B1 NL 2018390B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drill pipe
auger
closing element
auger according
drill
Prior art date
Application number
NL2018390A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Elisabeth Broekman Bas
Original Assignee
European Found Group B V
Aa Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by European Found Group B V, Aa Holding B V filed Critical European Found Group B V
Priority to NL2018390A priority Critical patent/NL2018390B1/nl
Priority to DE102018103130.0A priority patent/DE102018103130A1/de
Application granted granted Critical
Publication of NL2018390B1 publication Critical patent/NL2018390B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/66Mould-pipes or other moulds
    • E02D5/665Mould-pipes or other moulds for making piles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een avegaar voor het vervaardigen van in de grond geformeerde boorpalen. De uitvinding heeft tevens betrekking op een afsluitelement voor gebruik in een avegaar overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft voorts betrekking op een boorinstallatie omvattende een boormotor en een met de boormotor gekoppelde avegaar overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft daarnaast betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van in de grond aangebrachte boorpalen door gebruikmaking van een avegaar overeenkomstig de uitvinding.

Description

Octrooicentrum © 2018390
(21) Aanvraagnummer: 2018390 © Aanvraag ingediend: 17 februari 2017 (51) Int. CL:
E02D 5/66 (2017.01)
(4^ Aanvraag ingeschreven: (73) Octrooihouder(s):
17 september 2018 EUROPEAN FOUNDATION GROUP B.V.
te Nijmegen.
(43) Aanvraag gepubliceerd: AA HOLDING B.V. te Nijmegen.
(Tt) Octrooi verleend: (72) Uitvinder(s):
17 september 2018 Bas Johannes Elisabeth Broekman
te Horssen.
(45) Octrooischrift uitgegeven:
13 november 2018
(74) Gemachtigde:
ir. H.Th. van den Heuvel c.s.
te 's-Hertogenbosch.
54) Avegaar en werkwijze voor het vervaardigen van een boorpaal © De uitvinding heeft betrekking op een avegaar voor het vervaardigen van in de grond geformeerde boorpalen. De uitvinding heeft tevens betrekking op een afsluitelement voor gebruik in een avegaar overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft voorts betrekking op een boorinstallatie omvattende een boormotor en een met de boormotor gekoppelde avegaar overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft daarnaast betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van in de grond aangebrachte boorpalen door gebruikmaking van een avegaar overeenkomstig de uitvinding.
NL Bl 2018390
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift wijkt af van de oorspronkelijk ingediende stukken.
Alle ingediende stukken kunnen bij Octrooicentrum Nederland worden ingezien.
Avegaar en werkwijze voor het vervaardigen van een boorpaal
De uitvinding heeft betrekking op een avegaar voor het vervaardigen van in de grond geformeerde boorpalen. De uitvinding heeft tevens betrekking op een afsluitelement voor gebruik in een avegaar overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft voorts betrekking op een boorinstallatie omvattende een boormotor en een met de boormotor gekoppelde avegaar overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft daarnaast betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van in de grond aangebrachte boorpalen door gebruikmaking van een avegaar overeenkomstig de uitvinding.
Een boorpaal is een uiteindelijk in de grond gevormde betonnen paal die gebruikt wordt als paalfundering die relatief hoge druk- en trekbelastingen moeten opvangen. De uitvoering van boorpalen verloopt nagenoeg trillingsvrij, waardoor het mogelijk is om bijvoorbeeld in bestaande stadskernen te funderen. Het systeem is bovendien geluidarm, terwijl het wapenen in elke gewenste vorm mogelijk is. Het in de grond vervaardigen van de boorpaal geschiedt doorgaans door het met behulp van een gemotoriseerde holle grondboor. De grondboor omvat een holle hoorbuis die aan een buitenzijde optioneel is voorzien van een schroefblad, waarbij de holle hoorbuis initieel aan een onderzijde is voorzien van een los, plat deksel.
Een dergelijke grondboor wordt tevens aangeduid als een avegaar. Tijdens gebruik wordt de avegaar op het werkniveau geplaatst, en axiaal geroteerd terwijl een neerwaartse kracht wordt uitgeoefend op de avegaar, waardoor een paalschacht wordt gevormd. Bij het bereiken van de gewenste diepte wordt de holle hoorbuis, eventueel onder druk, afgevuld met betonmortel (betonspecie) en, optioneel, een wapening, waarbij de avegaar, al dan niet axiaal roterend, in opwaartse richting wordt getrokken. Tijdens deze opwaartse verplaatsing kan eventueel gebruik worden gemaakt van een smerende substantie om de wrijving tussen de hoorbuis en de omringende grond te beperken. Tijdens de opwaartse verplaatsing wordt de hoorbuis gescheiden van het deksel dat in de met betonmortel afgevulde paalschacht achterblijft. Eventueel kan een wapening worden aangebracht in de paalschacht. Door uitharding van de betonmortel ontstaat de boorpaal, ook wel aangeduid als (betonmortel)schroefpaal, die vervolgens, doorgaans na afwerking van de bovenzijde van de boorpaal, als funderingspaal, in het bijzonder een drukpaal of trekpaal, kan worden gebruikt voor het stabiel ondersteunen van een gebouw of constructie.
Een doel van de uitvinding is het verbeteren van de bekende avegaar.
De uitvinding verschaft daartoe een avegaar voor het vervaardigen van boorpalen, omvattende: ten minste één holle hoorbuis, voorzien van een open onderste uiteinde, welke boorbuis is ingericht om ten minste gedeeltelijk te worden afgevuld met betonmortel ter vervaardiging van een boorpaal, bij voorkeur ten minste één aan een buitenzijde van de boorbuis aangebracht schroefblad, welk schroefblad is voorzien van een grondtransporterende zijde, en ten minste één op het onderste uiteinde van de boorbuis aansluitbaar afsluitelement, ingericht voor het in hoofdzaak afdichten van het onderste uiteinde van de boorbuis, waarbij de boorbuis en/of het schroefblad is voorzien van ten minste één eerste borgelement en het afsluitelement is voorzien van ten minste één tweede borgelement, waarbij het ten minste ene eerste borgelement en het ten minste ene tweede borgelement zijn ingericht om onderling samen te werken tijdens een axiale rotatie van de boorbuis, zodanig dat de boorbuis en het afsluitelement onderling in hoofdzaak gefixeerd worden, en waarbij ten minste een deel van een van de boorbuis afgekeerde onderzijde van het afsluitelement ten minste gedeeltelijk conisch is vormgegeven en bij voorkeur is voorzien van ten minste één schoep, welke (optionele) schoep is voorzien van een grondtransporterende zijde, waarbij de grondtransporterende zijde van de (optionele) schoep in hoofdzaak aansluit op de grondtransporterende zijde van het (optionele) schroefblad bij geborgde aansluiting van het afsluitelement op het onderste uiteinde van de boorbuis waarin het ten minste ene eerste borgelement samenwerkt met het ten minste ene tweede borgelement. Bij aansluiting van het afsluitelement op het onderste uiteinde van de boorbuis sluit het afsluitelement de holle boorbuis in hoofdzaak af, waardoor te verdringen grond om de boorbuis zal worden geleid en waardoor kan worden tegengegaan dat grond zich tot in de boorbuis zal verplaatsen. Een belangrijk voordeel van de avegaar overeenkomstig de uitvinding is echter dat het afsluitelement niet enkel dient ter afsluiting van de boorbuis en derhalve ter voorkoming dat er tijdens het boren grond in de boorbuis terechtkomt, maar tevens het in de grond aanbrengen van de avegaar vergemakkelijkt, hetgeen tot een aanzienlijke energiebesparing kan leiden, met name in bepaalde hardere ondergronden. Dit effect wordt bereikt doordat boorbuis afgekeerde onderzijde van het afsluitelement ten minste gedeeltelijk conisch is vormgegeven en is voorzien van ten minste één schoep, wat de gemakkelijke verplaatsing en het wegvoeren van de grond mogelijk maakt. Door de grondtransporterende zijde van de schoep in hoofdzaak te laten aansluiten op de grondtransporterende zijde van een schroefblad zoals aangebracht op de buitenzijde van de boorbuis, kan de grond relatief ongestoord en efficiënt via de schoep en het schroefblad langs de avegaar worden afgevoerd en/of worden verdrongen. Doordat de onderling samenwerkende borgelementen voorzien op de boorbuis en/of het schroefblad alsmede op het afsluitelement zijn ingericht voor het fixeren van het afsluitelement ten opzichte van de boorbuis, zal een axiale rotatie van de boorbuis worden overgebracht op het afsluitelement en de ten minste ene op het afsluitelement aangebrachte schoep, waardoor de aangrenzende grond in laterale richting en langs het afsluitelement en ten minste gedeeltelijk langs de avegaar kan worden verplaatst en eventueel in laterale richting kan worden verdrongen. Wanneer de gewenste diepte is bereikt, wordt doorgaans betonmortel in de holle boorbuis aangebracht, waarna ten minste de boorbuis van de avegaar uit de grond wordt verwijderd. Hierbij zal het afsluitelement doorgaans worden gescheiden van de boorbuis en in de grond achterblijven. Na verwijdering van de - doorgaans van het afsluitdeksel voorziene boorbuis uit de grond zal de boorbuis doorgaans relatief snel ter plaatse (ten minste gedeeltelijk) worden gereinigd, waarna ten minste de boorbuis gereed is voor het vervaardigen van een andere boorpaal. Onder betonmortel wordt in dit octrooischrift tevens specie, in het bijzonder betonspecie en cementspecie, verstaan. De gerealiseerde (boor)paal is ingericht om te fungeren als funderingspaal, in het bijzonder als drukpaal of als trekpaal, voor het ondersteunen van bijvoorbeeld gebouwen, bruggen, viaducten, wegenbouw, en bedrijsvloeren. Verder kan de (boor)paal, gerealiseerd middels de avegaar overeenkomstig de uitvinding, worden toegepast binnen de sectoren infrabouw, kassenbouw, projectontwikkeling, utiliteitsbouw en industriebouw, waarbij de (boor)paal bij uitstek geschikt voor het funderen van bedrijfshalvloeren en opslagtanks, maar ook als fundering van aardebanen en zettingsarme ophogingen. Om een zettingsarm grondlichaam te creëren wordt een zogenaamd paalmatras toegepast. Een paalmatras omvat één of meerdere funderende (boor)palen, waarover een belastingspreidende laag van geogrid (roosterweefsel en/of funderingsrooster) en steenkorrel wordt aangelegd.
Het ten minste gedeeltelijk conisch vormgegeven deel van de onderzijde van het afsluitelement dient te worden geïnterpreteerd als zijnde dat althans een deel van de onderzijde van het afsluitelement uitkraagt in een van de bovenzijde afgekeerde richting, waarbij de diameter van (althans een deel van) het uitkragende deel afneemt, bij voorkeur geleidelijk afneemt, in een van de bovenzijde van het afsluitelement afgekeerde richting. Het is derhalve denkbaar dat slechts een deel van het uitkragende deel van de onderzijde van het afsluitelement in hoofdzaak conisch vormgegeven is, en dat ten minste één overig deel van het uitkragende deel bijvoorbeeld een constante diameter heeft en/of de conische vormgeving afknot waardoor een frustoconische vormgeving ontstaat.
In een uitvoering van de avegaar volgens de onderhavige uitvinding is een van de onderzijde afgekeerde bovenzijde van het afsluitelement ingericht om los aan te liggen tegen het onderste uiteinde van de boorbuis. Deze maatregel heeft tot gevolg dat het afsluitelement na en/of tijdens het in de boorbuis aanbrengen van de betonmortel in de grond achterblijft, alwaar het onderdeel kan uitmaken van de resulterende boorpaal en de boorpaal mogelijk additionele stevigheid verschaft. Door het ontkoppelen van het afsluitelement wordt de onderste kopse zijde van de boorbuis volledig geopend, hetgeen het door het boorbuis - eventueel onder druk (van boven in de boorbuis vloeiende betonmortel) - met betonmorel afvullen van de gevormde paalschacht voor het vormen van de boorpaal vergemakkelijkt. Bovendien kan het in de grond achterblijvende afsluitelement worden gebruikt het, bij voorkeur op stabiliserende wijze, ondersteunen van een eventueel van de boorpaal deel uitmakende wapening, zoals in het navolgend in nader detail wordt besproken. Tevens kan de boorbuis na het aanbrengen van de betonmortel door het ontkoppelen van het afsluitelement doorgaans relatief gemakkelijk uit de grond worden verwijderd. Hierbij kan de boorbuis in stilstaande toestand in opwaartse richting worden getrokken, doch het geniet doorgaans de voorkeur dat de boorbuis tijdens de opwaartse verplaatsing axiaal wordt geroteerd, en in het bijzonder oscillerend axiaal wordt geroteerd (i.e. afwisselende kortstondige axiale rotatie van de avegaar met de klok mee en tegen de klok in).
Het is voordelig ingeval het schroefblad zich tot aan het onderste uiteinde van de boorbuis uitstrekt en de schoep zich tot een bovenzijde van het afsluitelement uitstrekt. Het onderste uiteinde van het schroefblad, het in het bijzonder de grondtransporterende zijde ervan, kan hiermee aansluiten op de grondtransporterende zijde van de schoep, zonder dat het schroefblad of de schoep zich respectievelijk voorbij het onderste uiteinde van de boorbuis en voorbij de bovenzijde van het afsluitelement moeten uitstrekken. De avegaar, en in het bijzonder het afsluitelement, wordt door het vermijden van het gebruik van lateraal uitstekende delen minder gevoelig voor eventuele beschadiging, waardoor de schoep en het schroefblad niet goed meer op elkaar zouden kunnen aansluiten, hetgeen ten koste zou gaan van de grondtransporterende werking van de avegaar, in het bijzonder het afsluitelement.
Teneinde het transport van de opgeboorde grond verder te vergemakkelijken, waardoor de avegaar met minder kracht in de grond kan worden ingebracht, kan de grondtransporterende zijde van de schoep bij aansluiting van het afsluitelement op het onderste uiteinde van de boorbuis in hoofdzaak naadloos (traploos) en/of vloeiend overgaan in de grondtransporterende zijde van het schroefblad. Met een vloeiende overgang wordt in het bijzonder bedoeld een overgang waarbij de helling van de grondtransporterende zijde van de schoep bij aansluiting op het schroefblad in hoofdzaak overeenkomt met de helling van de grondtransporterende zijde van het schroefblad. Een dergelijke vloeiende overgang voorkomt dat grond zich ter plaatse van de overgang kan ophopen, waardoor de avegaar tijdens het inbrengen in de grond meer weerstand ondervindt.
Een buitendiameter van het afsluitelement is bij voorkeur groter dan een binnendiameter van de boorbuis, zodat het afsluitelement in staat is de onderste kopse zijde van boorbuis volledig af te sluiten en alle te verdringen grond om de boorbuis zal worden geleid. Op deze wijze wordt het afsluitelement tijdens het boren van de avegaar in de grond tevens tegen de onderste (kopse) zijde van het boorbuis gedrukt, die hiermee als aanslag voor het afsluitelement fungeert. Dit komt de stabiliteit van het afsluitelement, en daarmee van de avegaar, tijdens gebruik ten goede. De binnendiameter van de boorbuis is bij voorkeur gelegen tussen de 100 en 650 millimeter. Het is voorts voordelig ingeval een buitendiameter van het afsluitelement in hoofdzaak gelijk is aan een buitendiameter van de boorbuis. Doordat in een dergelijke uitvoeringsvorm de buitenzijde van de boorbuis zonder hoogteverschillen (in hoofdzaak naadloos) doorloopt in de zijkant van het afsluitelement, kan langs de avegaar omhoog getransporteerde grond zich, zonder ophopingen te vormen, relatief eenvoudig en efficiënt langs de buitenzijde van de avegaar bewegen.
In een optionele uitvoeringsvariant van de avegaar is het ten minste ene schroefblad slechts aangebracht op een onderste deel van de boorbuis. Uit de praktijk is gebleken dat het voor een effectieve afvoer van de grond tijdens het boren voldoende is dat het schroefblad enkel het onderste deel van de boorbuis beslaat. In een voorkomend geval is het aantal omwentelingen van het schroefblad rondom de buitenzijde van de boorbuis hierbij minimaal 0,25, en kan bijvoorbeeld zijn gelegen tussen 0,25 en 3, afhankelijk van de spoed van het schroefblad. Tevens kan de buitenzijde van de boorbuis zijn voorzien van meerdere, op afstand van elkaar gelegen schroefbladen. Ingeval het aantal op het afsluitelement aangebrachte grondtransporterende schoepen overeenkomt met het aantal op de boorbuis aangebrachte schroefbladen, dan sluit de grondtransporterende zijde van iedere schroefblad bij voorkeur aan op een grondtransporterende zijde van een (eigen) schoep.
Het is voordelig ingeval de gemiddelde hoek die de grondtransporterende zijde van de ten minste ene schoep en de langsas van de boorbuis onderling insluiten kleiner is dan de gemiddelde hoek die de grondtransporterende zijde van het ten minste ene schroefblad en de langsas van de boorbuis onderling insluiten. In deze voorkeursuitvoering heeft de grondtransporterende zijde van de ten minste ene schoep (gemiddeld) een steiler verloop dan het verloop van de grondtransporterende zijde van het schroefblad. De ten minste ene schoep van het afsluitelement zal de grond hierdoor met name in axiale richting van de avegaar verplaatsen, terwijl het schroefblad de grond hierdoor met name in laterale richting van de avegaar zal verplaatsen. Deze interactie tussen het ten minste ene schroefblad en de ten minste ene schoep dat de grond tijdens het in de grond boren van de avegaar relatief effectief wordt getransporteerd, en opvolgend wordt verdrongen .
De ten minste ene schoep is bij voorkeur aangebracht op het althans deels conische gevormde deel van de onderzijde van het afsluitelement. De schoep strekt zich derhalve bij voorkeur uit in de langsrichting van de avegaar alsmede in de - loodrecht op de langsrichting staande - laterale richting van de avegaar. Bij voorkeur zijn de ten minste ene schoep en het althans deels conische gevormde deel van de onderzijde van het afsluitelement integraal met elkaar verbonden. Bij nadere voorkeur wordt het afsluitelement uit één integraal geheel (één stuk) vervaardigd. Het afsluitelement is bij voorkeur vervaardigd uit een gegoten metaal, bij nadere voorkeur nodulair gietijzer.
Zoals reeds aangegeven is de ten minste gedeeltelijk conisch vormgegeven onderzijde van het afsluitelement bij voorkeur voorzien van meerdere, op afstand van elkaar gelegen schoepen, bij nadere voorkeur twee schoepen. De schoepen zijn bij nadere voorkeur in hoofdzaak gelijkmatig aangebracht op het conische gevormd deel van de onderzijde van het afsluitelement. Hierbij sluiten de schoepen onderling een gelijke hoek in. De schoepen zijn doorgaans in hoofdzaak identiek vormgegeven. Bij voorkeur zijn de schoepen in hoofdzaak rotatiesymmetrisch gerangschikt. Voorts zijn de schoepen bij voorkeur onderling verbonden in een centraal, bij voorkeur puntvormig, deel van de onderzijde van het afsluitelement.
Teneinde de grondtransporterende werking van de één of meerdere schoepen te verbeteren geniet het doorgaans de voorkeur dat ten minste één schoep ten minste gedeeltelijk gekromd is vormgegeven. Hierbij zal bij voorkeur een convexe zijde van de ten minste ene gekromde schoep de grondtransporterende zijde definiëren voor het verdringen van grond in ten minste een laterale richting. Bij voorkeur strekt de convexe zijde van de ten minste ene gekromde schoep zich uit vanuit een centraal deel van de onderzijde van het afsluitelement in een krommingsrichting die, in een gesloten toestand van het afsluitelement, in hoofdzaak overeenkomt met draairichting van het op een buitenzijde van de boorbuis aangebrachte schroefblad, bezien vanuit een onderzijde van de avegaar. Een dergelijke onderlinge oriëntatie maakt het mogelijk om tijdens het, middels axiale rotatie van de avegaar, schroeven (boren) van de avegaar in de grond de grondtransporterende werking door de één of meerdere schoepen te laten realiseren door de convexe zijde van voornoemde schoepen. Doorgaans zal de radius van de ten minste ene gekromde schoep zijn gelegen tussen 50 en 900 millimeter. Iedere schoep kan zijn voorzien van een snijrand, teneinde het grondtransport te vergemakkelijken. Ingeval een snijrand wordt toegepast is deze bij voorkeur voorzien aan de convexe zijde van de schoep.
In weer een andere uitvoeringsvariant van de avegaar steekt het eerste borgelement in axiale richting uit ten opzichte van het onderste (kopse) uiteinde van de boorbuis, waardoor het als aanslag kan fungeren voor een tweede borgelement voorzien op het afsluitelement. Daarnaast steekt het eerste borgelement bij voorkeur in axiale richting uit ten opzichte van een naar het afsluitelement toegekeerde uiteinde van ten minste één schroefblad. Tevens is het voordelig als de hoogte van het ten minste ene eerste borgelement in hoofdzaak overeenkomt met de hoogte van het ten minste ene tweede borgelement, waardoor het contactoppervlak tussen het eerste en tweede borgelement in hoofdzaak volledig is en een zekerder borging wordt bewerkstelligd. Hierbij zal het eerste borgelement (noemenswaardig) doorgaans in hoofdzaak naadloos aansluiten op het tweede borgelement, waardoor een - de aangrijpende toestand ten opzichte van het tweede borgelement in- axiale uitstekend deel van het eerste borgelement kan worden tegengegaan, hetgeen het transporteren van grond doorgaans aanzienlijk vergemakkelijkt.
In een voorkeursuitvoering van de avegaar volgens de uitvinding is het eerste borgelement op afstand gelegen van een naar het afsluitelement toegekeerde uiteinde van ten minste één schroefblad, waarmee de samenwerkende ten minste ene eerste en tweede borgelementen de aansluiting van een op het afsluitelement voorziene schoep op een op de boorbuis voorzien schroefblad in geborgde onderlinge oriëntatie van de boorbuis en het afsluitelement niet in de weg staan. Teneinde de verbinding van het eerste borgelement met de avegaar te versterken kan het eerste borgelement zijn verbonden met zowel ten minste één schroefblad als de buitenzijde van de boorbuis. Hierbij kan het ten minste ene borgelement integraal deel uitmaken van de boorbuis en/of een schroefblad.
Het ten minste ene tweede borgelement voorzien op het afsluitelement kraagt bij voorkeur radiaal (lateraal) uit ten opzichte van een buitendiameter van het afsluitelement. Een deel van een grondtransporterende zijde van ten minste één schoep wordt bij voorkeur gevormd door een voorste kopse zijde van het tweede borgelement, terwijl een van de voorste kopse zijde afgekeerde achterste kopse zijde van het ten minste ene tweede borgelement bij voorkeur een aanslagvlak vormt ingericht voor samenwerking met ten minste één eerste borgelement. Een dergelijke voorkeursoriëntatie leidt ertoe dat ieder eerste borgelement in hoofdzaak loodrecht staat op een met het eerste borgelement samenwerkend tweede borgelement.
Teneinde de aansluiting van het afsluitelement en de boorbuis in de geborgde onderlinge positie van het afsluitelement en de boorbuis verdergaand te waarborgen, kan de avegaar meerdere, op afstand gepositioneerde, eerste borgelementen omvatten, en waarbij de avegaar meerdere, op afstand gepositioneerde, tweede borgelementen omvat. De hoek die voorste kopse zijde van een eerste borgelement en de achterste kopse zijde van een verder eerste borgelement onderling insluiten bedraagt hierbij bij voorkeur ten minste 90 graden. Bij voorkeur zijn de borgelement in hoofdzaak gelijkmatig verdeeld over een buitenomtrek van het afsluitelement.
Teneinde de aansluiting van het afsluitelement op de onderste, kopse uiteinde van de boorbuis te verbeteren kan een van de onderzijde afgekeerde bovenzijde van het afsluitelement aan of nabij de omtrek zijn voorzien van een zich in de langsasrichting opwaarts uitstrekkende flens, welke flens een buitendiameter heeft hoofdzakelijk gelijk is aan of kleiner is dan de binnendiameter van de boorbuis. Doordat de flens, ook wel aangeduid als opstaande rand, een buitendiameter heeft die hoofdzakelijk gelijk is aan of iets kleiner is dan de binnendiameter van de boorbuis, zal deze bij aansluiting van het afsluitelement op het onderste uiteinde van de boorbuis binnen de boorbuis vallen. In het geval dat de buitendiameter van de flens hoofdzakelijk gelijk is aan de binnendiameter van de boorbuis, sluit de flens tevens aan op de binnenzijde van de boorbuis, hetgeen de afsluiting verdergaand verbetert. Tevens wordt met een flens voorkomen dat er onderlinge afschuiving plaatsvindt in het contactvlak van het afsluitelement en de kopse zijde van de boorbuis, of dat deze krachten volledig moeten worden opgevangen door eventuele voorbij het uiteinde van de boorbuis in axiale richting uitstrekkende borgelementen. De flens sluit bovendien een opneemruimte in voor het stabiel kunnen ondersteunen van in de boorpaal aangebrachte - doorgaans verticaal georiënteerde - metalen wapening. De wapening kan vóór het afvullen met betonmortel in de boorbuis worden aangebracht. Het is tevens voordelig ingeval ten minste een deel van de bovenzijde van het afsluitelement concaaf, en bij voorkeur hoofdzakelijk conisch, gevormd is. Het holle afsluitelement dat resulteert heeft doorgaans sterkte-eigenschappen die overeenkomen met die van equivalente, massieve uitvoeringen, terwijl de massa van het afsluitelement ten opzicht van deze equivalenten kleiner is. Bovendien zal het toepassen van de holle bovenzijde van het afsluitelement voornoemde opneemruimte voor een wapening verdergaand vergroten, waardoor de wapening stabieler kan worden ondersteund en in rechtstandige (verticale) richting kan worden gehouden tijdens het afvullen van de boorbuis met betonmortel, hetgeen de kwaliteit van de uiteindelijke boorpaal ten goede komt. Teneinde de stijfheid van het afsluitelement te vergroten, kan het voordelig zijn een van de onderzijde afgekeerde bovenzijde van het afsluitelement te voorzien van ten minste één verstevigingsrib, en bij voorkeur meerdere verstevigingsribben. De één of meerdere verstevigingsribben maken bij voorkeur integraal deel uit van het afsluitelement. Dergelijke verstevigingsribben zijn met name voordelig ingeval een hol (niet-massief) en/of een dunwandig afsluitelement wordt toegepast zoals in het voorgaande beschreven.
Het is mogelijk dat het afsluitelement, en in het bijzonder ten minste één tweede borgelement, is voorzien van ten minste één hijsgat ingericht voor samenwerking met een hijsinrichting. Middels dergelijk hijsgat kan een hijsinrichting eenvoudig en betrouwbaar op het afsluitelement aangrijpen.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een afsluitelement voor gebruik in een avegaar overeenkomstig de uitvinding.
De uitvinding heeft vervolgens betrekking op een boorinstallatie, omvattende een boormotor en een met de boormotor gekoppelde avegaar overeenkomstig de uitvinding.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een in de grond aangebrachte (boor)paal door gebruikmaking van een avegaar overeenkomstig de uitvinding, omvattende de stappen: A) het op een werkniveau positioneren van het afsluitelement, B) het op het afsluitelement positioneren van de boorbuis, waarbij het onderste, open uiteinde van de boorbuis aansluit op de bovenzijde van het afsluitelement, C) het middels axiale rotatie van de boorbuis laten samenwerken van het ten minste ene eerste borgelement van de boorbuis en het ten minste ene tweede borgelement van het afsluitelement, waardoor het afsluitelement in hoofdzaak gefixeerd wordt ten opzichte van de boorbuis, en in de grond boren van ten minste een deel van de avegaar, D) het optioneel aanbrengen van een wapening in de in de boorbuis aangebrachte betonmortel, E) het, bij voorkeur onder druk, ten minste gedeeltelijk afvullen van de boorbuis met betonmortel, F) het uit de grond verwijderen van de boorbuis, waarbij het afsluitelement in de grond achterblijft, en G) het laten uitharden van de, optioneel van een wapening voorziene, betonmortel onder vorming van een (boor)paal. Stap
D) kan eventueel achterwege worden gelaten. Ingeval stap D) wordt toegepast wordt stap D) bij voorkeur voorafgaand aan stap E) uitgevoerd. Tijdens stap D) wordt de wapening bij voorkeur op een bovenzijde, en in het bijzonder in een opneemruimte, van het afsluitelement geplaatst. Het afsluitelement fungeert hierbij als basis voor de wapening en voorkomt hiermee dat de wapening te ver de grond kan inzinken en is bovendien geschikt voor het stabiel rechtstandig (verticaal) positioneren van de wapening tijdens het laten omvloeien van de wapening met betonmortel overeenkomstig stap E). Het is echter niet noodzakelijk dat een toegepaste wapening afsteunt en/of contact maakt met het afsluitelement; deze wapening, indien toegepast, kan tevens op afstand van het afsluitelement worden gepositioneerd. Hierbij is het bijvoorbeeld denkbaar dat de wapening in de boorbuis en/of met behulp van een andersoortige (al dan niet tijdelijke) ophangconstructie wordt opgehangen in de boorbuis op afstand van het afsluitelement. Stappen D),
E) , F), en G) kunnen eventueel gelijktijdig plaatsvinden. Het, optioneel op oscillerende wijze, axiaal roteren van de avegaar geschiedt doorgaans middels een met de avegaar gekoppelde boormotor. Het hierbij gehanteerde toerental van de avegaar ligt doorgaans onder 35 toeren per minuut. De druk die in verticale, neerwaartse richting wordt uitgeoefend op de avegaar bedraagt doorgaans meer dan circa 10 ton. Tijdens stap C) wordt de avegaar doorgaans meer dan 5 meter, en veelal circa 20 meter de grond in geboord. Doorgaans zal tijdens het in de grond boren van de avegaar tijdens stap C) ten minste één van het afsluitelement deel uitmakende schoep grond transporteren in laterale richting. Bij nadere voorkeur wordt ten minste een deel van deze door de schoep getransporteerde grond via het op de schoep in hoofdzaak aansluitende ten minste ene schroefblad verder getransporteerd teneinde het inbrengen van de avegaar verdergaand te vergemakkelijken. Het afvullen van de boorbuis met betonmortel volgens stap E) geschiedt doorgaans onder druk, waarbij betonmortel in de boorbuis wordt gepompt (of wordt gestort). Doorgaans zal hierbij ten minste een deel van de druk worden gevormd door in de boorbuis aanwezige betonmortelmassa die door het eigen gewicht drukt op een onderliggende betonmortelmassa. Stap E) kan vóór, tijdens, en/of na stap F) plaatsvinden. Het verwijderen van de avegaar uit de grond overeenkomstig stap F) kan geschieden door de avegaar, in stilstaande toestand (niet-roterende toestand), in opwaartse richting te trekken uit de gevormde paalschacht. Het is echter tevens denkbaar dat de avegaar middels axiale (contra)rotatie uit de grond wordt geschroefd en/of wordt getrokken. Bij nadere voorkeur wordt de avegaar tijdens de opwaartse verplaatsing oscillerend axiaal geroteerd (i.e. afwisselende kortstondige axiale rotatie van de avegaar met de klok mee en tegen de klok in). Doorgaans zal deze stap F) circa 1-20 minuten in beslag nemen. Na verwijdering van de avegaar uit de grond wordt de avegaar bij voorkeur direct opvolgend en ter plaatse (ten minste gedeeltelijk) gereinigd.
De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont:
- figuur 1 een zijaanzicht van een avegaar volgens de uitvinding,
- figuur 2 een zijaanzicht van een boorbuis voor gebruik in de avegaar van figuur 1,
- figuur 3 een zijaanzicht van een afsluitelement voor gebruik in de avegaar van figuur 1,
- figuur 4 een onderaanzicht van de avegaar zoals getoond in figuur 1,
- figuur 5 een bovenaanzicht van de avegaar zoals getoond in figuur 1, en
- figuur 6 een detail van een langsdoorsnede van de avegaar zoals getoond in figuur 1.
In de figuren zijn corresponderende elementen aangegeven met corresponderende referentiecijfers.
Figuur 1 toont een zijaanzicht van een avegaar 1 volgens de uitvinding, omvattende een boorbuis 2 en een daarop aansluitend afsluitelement 3 dat met een bovenzijde 4 los tegen het onderste uiteinde 5 van de boorbuis 2 aanligt. In de getoonde onderlinge oriëntatie van de boorbuis 2 en het afsluitelement 3 worden de boorbuis 2 en het afsluitelement 3 tijdens een axiale rotatie van de avegaar 1 onderling in hoofdzaak gefixeerd (geborgd) door samenwerking van een eerste borgelement 6 voorzien op de boorbuis 2 en een tweede borgelement 7 voorzien op het afsluitelement 3. Het afsluitelement 3 heeft een van de boorbuis 2 afgekeerde onderzijde 8 die in hoofdzaak kegelvormig is vormgegeven en is voorzien van meerdere schoepen 9 (waarvan er slechts één in het aanzicht zichtbaar is). Het is echter tevens denkbaar dat de onderzijde 8 van het afsluitelement 3 van een enkele schoep 9 is voorzien. De schoepen 9 van het afsluitelement 3 zijn onderling verbonden in een centraal deel 10 van de onderzijde 8 van het afsluitelement 3 en strekken zich tot de bovenzijde 4 van het afsluitelement 3 uit. De schoepen 9 zijn voorzien van een grondtransporterende zijde 11 die in de getoonde, geborgde oriëntatie van de boorbuis 2 en het afsluitelement 3 in hoofdzaak aansluit en vloeiend overgaat op grondtransporterende zijde 13 van een schroefblad 12 dat op de boorbuis 2 is aangebracht. In de getoonde uitvoering van de avegaar 1 volgens de uitvinding zijn twee van dergelijke grondtransporterende schroefbladen 12 op de buitenzijde 14 van de boorbuis 2 aangebracht, hoewel het ook mogelijk is een enkel schroefblad of meer dan twee schroefbladen toe te passen.
Figuur 2 toont een zijaanzicht van een boorbuis 2 ten gebruike in de avegaar 1 van figuur 1. Wederom zijn twee aan een buitenzijde 14 van de boorbuis 2 aangebrachte schroefbladen 12 te zien. De schroefbladen 12 zijn op onderlinge afstand van elkaar gelegen en zodanig op de buitenzijde 14 van de boorbuis 2 aangebracht dat een doorsnede van de boorbuis 2 loodrecht op de langsas 16 van de boorbuis 2 (die samenvalt met de langsas 16 van de avegaar 1) ter hoogte van de schroefbladen 12 rotatiesym metrisch is. De schroefbladen 12 in de getoonde uitvoering zijn hierbij beperkt tot het onderste deel van de boorbuis 2 en strekken zich tot aan het onderste, open uiteinde 5 van de boorbuis 2 uit. Op de boorbuis 2 zijn twee eerste borgelementen 6 voorzien die in axiale richting uitsteken ten opzichte van het onderste uiteinde 5 van de boorbuis 2 alsmede ten opzichte van de onderste uiteinden 17 van de schroefbladen 12. De eerste borgelementen 6 zijn hierbij verbonden met zowel ten minste één schroefblad 12 als de buitenzijde 14 van de boorbuis 2.
Figuur 3 toont een zijaanzicht van een afsluitelement 3 ten gebruike in de avegaar 1 van figuur 1. Het afsluitelement 3 omvat een conisch gevormde onderzijde 8 waarop twee, op afstand van elkaar gelegen schoepen 9 zijn voorzien. Ook hier is het evengoed mogelijk dat een alternatieve uitvoering van het afsluitelement een enkele schoep of meer dan twee schoepen omvat. De schoepen 9 zijn onderling verbonden in het centrale deel 10 van de onderzijde 8 van het afsluitelement 3 en strekken zich lateraal uit, waarbij ze doorlopen tot een de onderzijde 8 afgekeerde bovenzijde 4 van het afsluitelement 3. De schoepen 9 zijn gekromd vormgegeven, waarbij een convexe zijde van de ten minste ene gekromde schoep dienst doet als grondtransporterende zijde 11 voor het in ten minste een laterale richting verdringen van grond. De bovenzijde 4 van het afsluitelement 3 is nabij de omtrek voorzien van een zich in de richting van de langsas 16 vanaf de bovenzijde 4 van het afsluitelement 3 uitstrekkende flens 19. Deze flens 19 heeft een buitendiameter 20 die hoofdzakelijk gelijk is aan of iets kleiner is dan de binnendiameter 21 (zie figuur 5) van de boorbuis 2, waardoor deze bij aansluiting van het afsluitelement 3 op het onderste uiteinde 5 van de boorbuis 2 aansluit op de binnenzijde 22 (zie figuur 6) van de boorbuis 2. Voorts is het afsluitelement 3 voorzien van twee tweede borgelementen 7 die radiaal uitkragen ten opzichte van een buitendiameter 18 (zie figuur 4) van het afsluitelement 3. Doordat de schoepen 9 doorlopen tot een de onderzijde 8 afgekeerde bovenzijde 4 van het afsluitelement 3, worden de voorste, kopse zijden 23 van de tweede borgelementen 7 gevormd door een deel van de grondtransporterende zijden 11 van de schoepen 9. Tevens zijn de tweede borgelementen 7 voorzien van een doorlopend hijsgat 24 ingericht voor samenwerking met een (niet getoonde) hijsinrichting. Het afsluitelement 3 kan (in hoofdzaak) integraal zijn vervaardigd uit een gegoten metaal, zoals een gegoten nodulair gietijzer. Echter is het eveneens mogelijk dat andere materialen met een voldoende gunstige sterkte-eigenschappen kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van het afsluitelement 3.
Figuur 4 toont een onderaanzicht van de avegaar 1 zoals getoond in figuur 1, waarin het afsluitelement 3 en het onderste uiteinde 5 van de boorbuis 2, alsmede de op de buitenzijde 14 van de boorbuis 2 aangebrachte schroefbladen 12, zichtbaar zijn. In de getoonde geborgde aansluiting van het afsluitelement 3 op het onderste uiteinde 5 van de boorbuis 2 werken de eerste borgelementen 6 voorzien op de boorbuis 2 samen met de tweede borgelementen 7 voorzien op het afsluitelement 3. Meer specifiek vormen de achterste kopse zijden 25 van de tweede borgelementen 7 een aanslagvlak voor één van de zijkanten 26 van de eerste borgelementen 6, die derhalve tevens als aanslagvlak fungeren. Voorts wordt het onderste uiteinde 5 van de boorbuis 2 in de geborgde aansluiting door het afsluitelement 3 afgedicht omdat de buitendiameter 18 van het afsluitelement 3 groter is dan een binnendiameter 21 (zie figuur 5) van de boorbuis 2. In de getoonde uitvoering is de buitendiameter 18 van het afsluitelement 3 (iets) kleiner dan de buitendiameter 27 van de boorbuis 2. Echter is het ook mogelijk dat de buitendiameter 18 van het afsluitelement 3 gelijk is aan de buitendiameter 27 van de boorbuis 2, zodat de zijkant van het afsluitelement 28 samenvalt met de buitenzijde 14 van de boorbuis 2.
Figuur 5 toont een bovenaanzicht van de avegaar 1 zoals getoond in figuur 1, waarin de holle boorbuis 2 en het afsluitelement 3 zichtbaar zijn in geborgde aansluiting van het afsluitelement 3 op het onderste uiteinde 5 van de boorbuis 2. Tevens zijn de op de buitenzijde 14 van de boorbuis 2 aangebrachte schroefbladen 12 te zien. De in de richting van de langsas 16 naar boven toe uitstrekkende flens 19 die op de bovenzijde 4 van het afsluitelement 3 is aangebracht, heeft een buitendiameter 20 die (iets) kleiner is dan de binnendiameter 21 van de boorbuis 2 waardoor deze in de boorbuis 2 is opgenomen. Tevens sluit de flens 19 een opneemruimte in voor opname van ten minste een deel van een, optioneel toegepaste, wapening van een te vervaardigen boorpaal. De bovenzijde 4 van het afsluitelement 3 is concaaf (hol), en bij voorkeur hoofdzakelijk conisch, gevormd. Daarnaast is de bovenzijde 4 van het afsluitelement 3 voorzien van een viertal verstevigingsribben 29, hoewel de toepassing andere aantallen verstevigingsribben binnen het kader van de uitvinding eveneens mogelijk is. De punt 30 van de door het afsluitelement 3 gevormde kegel is in de getoonde uitvoering massief uitgevoerd.
Figuur 6 toont een detail van een langsdoorsnede van de avegaar 1 zoals getoond in figuur 1, waarop de geborgde aansluiting van het afsluitelement 3 op het onderste uiteinde 5 van de boorbuis 2 duidelijk te zien is. Een deel van de bovenzijde 4 van het afsluitelement 3 doet dienst als aanslagvlak 31 waarmee het afsluitelement 3 tegen het onderste, open uiteinde 5 van de boorbuis 2 aanligt en de boorbuis 2 afsluit. De op de bovenzijde 4 aangebrachte naar boven toe uitstrekkende flens 19 strekt zich hierbij uit aan de binnenzijde 22 van de boorbuis
2. De schoepen 9 voorzien op de onderzijde 8 van het afsluitelement 3 lopen door tot de bovenzijde 4 van het afsluitelement 3 en sluiten met hun grondtransporterende zijde 11 daarbij vloeiend aan op de grondtransporterende zijde 13 van de op de buitenzijde 14 van de boorbuis 2 aangebrachte schroefbladen 12. Op deze manier kan door de schoepen 9 getransporteerde grond gemakkelijk via de op de schoepen 9 aansluitende schroefbladen 12 verder wordt getransporteerd.
Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies legio varianten mogelijk zijn, die voor de vakman op dit gebied voor de hand zullen liggen. Hierbij is het denkbaar dat verschillende inventieve concepten en/of technische maatregelen van de hierboven beschreven uitvoeringsvarianten volledig of gedeeltelijk gecombineerd kunnen worden zonder daarbij afstand te doen van de in bijgesloten conclusies beschreven uitvindingsgedachte.
Met het in dit octrooischrift gebruikte werkwoord Omvatten' en vervoegingen hiervan wordt niet alleen 'omvatten' verstaan, maar wordt ook verstaan de uitdrukkingen 'bevatten', 'in hoofdzaak bestaan', 'gevormd door', en vervoegingen hiervan.

Claims (39)

  1. Conclusies
    1. Avegaar voor het vervaardigen van boorpalen, omvattende
    - ten minste één holle boorbuis, voorzien van een open onderste uiteinde, welke boorbuis is ingericht om ten minste gedeeltelijk te worden afgevuld met betonmortel ter vervaardiging van een boorpaal,
    - ten minste één aan een buitenzijde van de boorbuis aangebracht schroefblad, welk schroefblad is voorzien van een grondtransporterende zijde, en
    - ten minste één op het onderste uiteinde van de boorbuis aansluitbaar afsluitelement, ingericht voor het in hoofdzaak afdichten van het onderste uiteinde van de boorbuis, waarbij de boorbuis en/of het schroefblad is voorzien van ten minste één eerste borgelement en het afsluitelement is voorzien van ten minste één tweede borgelement, waarbij het ten minste ene eerste borgelement en het ten minste ene tweede borgelement zijn ingericht om onderling samen te werken tijdens een axiale rotatie van de boorbuis, zodanig dat de boorbuis en het afsluitelement onderling in hoofdzaak gefixeerd worden, en waarbij ten minste een deel van een van de boorbuis afgekeerde onderzijde van het afsluitelement ten minste gedeeltelijk conisch is vormgegeven en is voorzien van ten minste één schoep, welke schoep is voorzien van een grondtransporterende zijde, waarbij de grondtransporterende zijde van de schoep in hoofdzaak aansluit op de grondtransporterende zijde van het schroefblad bij geborgde aansluiting van het afsluitelement op het onderste uiteinde van de boorbuis waarin het ten minste ene eerste borgelement samenwerkt met het ten minste ene tweede borgelement.
  2. 2. Avegaar volgens conclusie 1, waarbij een van de onderzijde afgekeerde bovenzijde van het afsluitelement is ingericht om los aan te liggen tegen het onderste uiteinde van de boorbuis.
  3. 3. Avegaar volgens conclusie 1 of 2, waarbij het schroefblad zich tot aan het onderste uiteinde van de boorbuis uitstrekt en de schoep zich tot een bovenzijde van het afsluitelement uitstrekt.
  4. 4. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de grondtransporterende zijde van de schoep bij aansluiting van het afsluitelement op het onderste uiteinde van de boorbuis in hoofdzaak vloeiend overgaat in de grondtransporterende zijde van het schroefblad.
  5. 5. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een buitendiameter van het afsluitelement groter is dan een binnendiameter van de boorbuis.
  6. 6. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een buitendiameter van het afsluitelement in hoofdzaak gelijk is aan een buitendiameter van de boorbuis.
  7. 7. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het ten minste ene schroefblad slechts is aangebracht op een onderste deel van de boorbuis.
  8. 8. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het aantal omwentelingen van het schroefblad rondom de buitenzijde van de boorbuis minimaal 0,25 bedraagt.
  9. 9. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de buitenzijde van de boorbuis is voorzien van meerdere, op afstand van elkaar gelegen schroefbladen.
  10. 10. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de gemiddelde hoek die de grondtransporterende zijde van de ten minste ene schoep en de langsas van de boorbuis onderling insluiten kleiner is dan de gemiddelde hoek die de grondtransporterende zijde van het ten minste ene schroefblad en de langsas van de boorbuis onderling insluiten.
  11. 11. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene schoep is aangebracht op het althans deels conische gevormde deel van de onderzijde van het afsluitelement.
  12. 12. Avegaar volgens conclusie 11, waarbij de ten minste ene schoep en het althans deels conische gevormde deel van de onderzijde van het afsluitelement integraal met elkaar zijn verbonden.
  13. 13. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste gedeeltelijk conisch vormgegeven onderzijde van het afsluitelement is voorzien van meerdere, op afstand van elkaar gelegen schoepen.
  14. 14. Avegaar volgens conclusie 13, waarbij de schoepen in hoofdzaak rotatiesymmetrisch gerangschikt zijn.
  15. 15. Avegaar volgens conclusie 13 of 14, waarbij de schoepen onderling verbonden zijn in een centraal deel van de onderzijde van het afsluitelement.
  16. 16. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één schoep ten minste gedeeltelijk gekromd is vormgegeven.
  17. 17. Avegaar volgens conclusie 16, waarbij een convexe zijde van de ten minste ene gekromde schoep de grondtransporterende zijde definieert voor het verdringen van grond in ten minste een laterale richting.
  18. 18. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste borgelement in axiale richting uitsteekt ten opzichte van het onderste uiteinde van de boorbuis.
  19. 19. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste borgelement in axiale richting uitsteekt ten opzichte van een naar het afsluitelement toegekeerde uiteinde van ten minste één schroefblad.
  20. 20. Avegaar volgens conclusie 18 of 19, waarbij de hoogte van het ten minste ene eerste borgelement in hoofdzaak overeenkomt met de hoogte van het ten minste ene tweede borgelement.
  21. 21. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste borgelement op afstand is gelegen van een naar het afsluitelement toegekeerde uiteinde van ten minste één schroefblad.
  22. 22. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste borgelement is verbonden met zowel ten minste één schroefblad als de buitenzijde van de boorbuis.
  23. 23. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het ten minste ene tweede borgelement radiaal uitkraagt ten opzichte van een buitendiameter van het afsluitelement.
  24. 24. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een deel van een grondtransporterende zijde van ten minste één schoep wordt gevormd door een voorste kopse zijde van het tweede borgelement.
  25. 25. Avegaar volgens conclusie 24, waarbij een van de voorste kopse zijde afgekeerde achterste kopse zijde van het ten minste ene tweede borgelement een aanslagvlak vormt ingericht voor samenwerking met ten minste één eerste borgelement.
  26. 26. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de avegaar meerdere, op afstand gepositioneerde, eerste borgelementen omvat, en waarbij de avegaar meerdere, op afstand gepositioneerde, tweede borgelementen omvat.
  27. 27. Avegaar volgens conclusie 25 en 26, waarbij de hoek die voorste kopse zijde van een eerste borgelement en de achterste kopse zijde van een verder eerste borgelement onderling insluiten ten minste 90 graden bedraagt.
  28. 28. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een van de onderzijde afgekeerde bovenzijde van het afsluitelement aan of nabij de omtrek is voorzien van een zich in de langsasrichting opwaarts uitstrekkende flens, welke flens een buitendiameter heeft hoofdzakelijk gelijk is aan of kleiner is dan de binnendiameter van de boorbuis.
  29. 29. Avegaar volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een deel van de bovenzijde van het afsluitelement concaaf, en bij voorkeur hoofdzakelijk conisch, gevormd is.
  30. 30. Avegaar volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een deel van de bovenzijde van het afsluitelement een opneemruimte insluit voor opname van ten minste een deel van een wapening van een te vervaardigen boorpaal.
  31. 31. Avegaar volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bovenzijde van het afsluitelement is voorzien van ten minste één verstevigingsrib, en bij voorkeur meerdere verstevigingsribben.
  32. 32. Avegaar volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één tweede borgelement is voorzien van ten minste één hijsgat ingericht voor samenwerking met een hijsinrichting.
  33. 33. Avegaar volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de binnendiameter van de hoorbuis is gelegen tussen 100 en 650 millimeter.
  34. 34. Avegaar volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het afsluitelement in hoofdzaak is vervaardigd uit een gegoten metaal, bij voorkeur gegoten nodulair gietijzer.
  35. 35. Afsluitelement voor gebruik in een avegaar volgens een van de voorgaande conclusies.
  36. 36. Boorinstallatie, omvattende een boormotor en een met de boormotor gekoppelde avegaar volgens een van de conclusies 1-34.
  37. 37. Werkwijze voor het vervaardigen van een in de grond aangebrachte boorpaal door gebruikmaking van een avegaar volgens een der conclusies 1-34, omvattende de stappen:
    A) het op een werkniveau positioneren van het afsluitelement,
    B) het op het afsluitelement positioneren van de boorbuis, waarbij het onderste, open uiteinde van de boorbuis aansluit op de bovenzijde van het afsluitelement,
    C) het middels axiale rotatie van de boorbuis
    i. laten samenwerken van het ten minste ene eerste borgelement van de boorbuis en het ten minste ene tweede borgelement van het afsluitelement, waardoor het afsluitelement in hoofdzaak gefixeerd wordt ten opzichte van de boorbuis, en ii. in de grond boren van ten minste een deel van de avegaar,
    D) het optioneel aanbrengen van een wapening in de in de boorbuis aangebrachte betonmortel,
    E) het, bij voorkeur onder druk, ten minste gedeeltelijk afvullen van de boorbuis met betonmortel,
    F) het uit de grond verwijderen van de boorbuis, waarbij het afsluitelement in de grond achterblijft, en
    G) het laten uitharden van de, optioneel van een wapening voorziene, betonmortel onder vorming van een boorpaal.
  38. 38. Werkwijze volgens conclusie 37, waarbij het axiaal roteren van de avegaar geschiedt middels een met de avegaar gekoppelde boormotor.
  39. 39. Werkwijze volgens conclusie 37 of 38, waarbij tijdens het in de grond boren van de avegaar tijdens stap C) ten minste één van het afsluitelement deel uitmakende schoep grond transporteert in laterale richting, waarbij ten minste een deel van de door de schoep getransporteerde grond via het op de schoep in hoofdzaak aansluitende ten minste ene schroefblad verder wordt getransporteerd
    1/5
NL2018390A 2017-02-17 2017-02-17 Avegaar en werkwijze voor het vervaardigen van een boorpaal NL2018390B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2018390A NL2018390B1 (nl) 2017-02-17 2017-02-17 Avegaar en werkwijze voor het vervaardigen van een boorpaal
DE102018103130.0A DE102018103130A1 (de) 2017-02-17 2018-02-13 Schneckenbohrer und Verfahren zur Herstellung eines Bohrpfahls

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2018390A NL2018390B1 (nl) 2017-02-17 2017-02-17 Avegaar en werkwijze voor het vervaardigen van een boorpaal

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2018390B1 true NL2018390B1 (nl) 2018-09-17

Family

ID=58737813

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2018390A NL2018390B1 (nl) 2017-02-17 2017-02-17 Avegaar en werkwijze voor het vervaardigen van een boorpaal

Country Status (2)

Country Link
DE (1) DE102018103130A1 (nl)
NL (1) NL2018390B1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN114033317A (zh) * 2021-11-26 2022-02-11 上海宝冶集团有限公司 一种钻孔送管注套壳料一体的改进钻杆装置

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH328979A (de) * 1955-04-15 1958-04-15 Losinger Ag Rammrohr für die Erstellung von Pfahlgründungen, Spundwänden, Bodenverdichtungen, Drainagen, Schächten und Filterbrunnen
EP0371533A1 (en) * 1988-11-30 1990-06-06 Jacob Bouten Method for providing concrete foundation piles and hallow earth drill to be used for that purpose

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH328979A (de) * 1955-04-15 1958-04-15 Losinger Ag Rammrohr für die Erstellung von Pfahlgründungen, Spundwänden, Bodenverdichtungen, Drainagen, Schächten und Filterbrunnen
EP0371533A1 (en) * 1988-11-30 1990-06-06 Jacob Bouten Method for providing concrete foundation piles and hallow earth drill to be used for that purpose

Also Published As

Publication number Publication date
DE102018103130A1 (de) 2018-08-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN101100929B (zh) 扩底挖斗
CN101781888B (zh) 一种振动沉管挤密碎石-混凝土组合桩及其施工方法
EP2042659A1 (en) Post anchor
US9816245B2 (en) Filling tube for producing a column of filling material in the ground as well as device and method related thereto
NL2018390B1 (nl) Avegaar en werkwijze voor het vervaardigen van een boorpaal
CN102518131A (zh) 一种全套管无障碍取土器
NL2018306B1 (nl) Avegaar en werkwijze voor het vervaardigen van boorpalen
CN101705682B (zh) 一种现浇x形混凝土桩活瓣桩尖结构装置及使用方法
CZ20013033A3 (cs) Způsob frézování ąachtových poklopů a/nebo úloľných rámů pro ąachtové poklopy a zařízení k provádění tohoto způsobu
CN106049563B (zh) 地震受损桥墩基础补强加固系统
BE1024718A1 (nl) Werkwijze voor het vormen van een gewapende paal en hulpstuk voor gebruik daarin
JP2007113270A (ja) 基礎構造および基礎構造の施工方法
JP2010209645A (ja) 基礎杭構造及び基礎杭の構築方法
JP2003064664A (ja) ソイルセメント合成杭の造成方法
US6641333B2 (en) Method of forming enlarged pile heads
JP4476230B2 (ja) 鋼管杭の根固め工法
US7429148B2 (en) Method for making a foundation pile
JP3827710B1 (ja) 既製杭及びアンカーの施工方法
BE1025057A9 (nl) Steunstructuur voor een offshore windturbine en ballasthouder daarvoor
CN205711753U (zh) 一种多层井字形辐射状0#块托架结构
CN218952159U (zh) 一种建筑桩
JP3293796B2 (ja) 杭打ち装置
KR101585539B1 (ko) 선단지지력이 보강된 지반보강용 파일
JP2011047274A (ja) 基礎構造および基礎構造の施工方法
JP2010189927A (ja) 既製杭の埋設装置及び埋設方法

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: JACBO PFAHLGRUENDUNGEN GMBH; DE

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: EUROPEAN FOUNDATION GROUP B.V.

Effective date: 20210824