NL2017008B1 - Tilinrichting voor het in een kist plaatsen van een lichaam - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een tilinrichting voor het in een doodkist plaatsen van een lichaam. De tilinrichting omvat een gestel met twee op afstand van elkaar geplaatste langsdragers. Tussen de langsdragers is een opneemopening voor het lichaam gevormd. Aan elk van de twee langsdragers is ten minste een draagelement voorzien. De draagelementen zijn beweegbaar tussen een eerste positie waarin de draagelementen de opneemopening vrijgeven, en een tweede positie waarin de draagelementen de opneemopening ten minste gedeeltelijk begrenzen. De tilinrichting is verder voorzien van vergrendelmiddelen voor het vergrendelen van de draagelementen in de tweede positie. Met de inrichting is een eenvoudig, nauwkeurig en minder zwaar tillen van een lichaam mogelijk. In het bijzonder is een eenvoudige plaatsing in een kist mogelijk.

Description

Korte aanduiding: Tilinrichting voor het in een kist plaatsen van een lichaam Beschrijving

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een tilinrichting voor het tillen van een lichaam.

Na het overlijden van een persoon, is het vaak noodzakelijk om het lichaam een aantal malen te tillen. Een van deze noodzakelijke momenten wordt gevormd door het in de doodkist tillen van het lichaam. Het tillen dient zorgvuldig en netjes te gebeuren, zeker wanneer de overleden persoon nog opgebaard in de kist dient te worden. In dat geval is het bijvoorbeeld wenselijk dat de overledene mooi recht ligt, en ook dat kleding goed zit. Veelal gebeurt het tillen nog handmatig, en gezien het bovenstaande is dit een lastig, maar vooral ook zwaar karwei. Vanwege steeds strenger wordende regelgeving is daarbij de verwachting dat het handmatig tillen aan banden gelegd wordt.

De onderhavige uitvinding heeft derhalve tot doel om een tilinrichting te verschaffen, waarmee het in een kist plaatsen van een lichaam eenvoudiger, minder zwaar en nauwkeuriger kan gebeuren.

Met dit doel voor ogen verschaft de onderhavige uitvinding een tilinrichting, in het bijzonder voor het in een doodkist plaatsen van een lichaam. De tilinrichting omvat een gestel met twee op afstand van elkaar geplaatste langsdragers. De afstand tussen de langsdragers is daarbij zodanig dat de langsdragers aan weerszijden van een lichaam plaatsbaar zijn. Het gestel en de langsdragers zijn zodanig vormgegeven dat tussen de langsdragers en het gestel een opneemruimte voor het lichaam gevormd is. Tussen de langsdragers is dan als het ware een opneemopening gevormd. Aan elk van de twee langsdragers is volgens de onderhavige uitvinding ten minste een draagelement voorzien. Er zijn aldus een veelheid draagelementen voorzien. De veelheid draagelementen zijn beweegbaar tussen een eerste positie en een tweede positie. In de eerste positie geven de draagelementen de opneemopening vrij, zodanig dat een lichaam bij de opneemopening geplaatst kan worden. In de tweede positie begrenzen de draagelementen de opneemopening ten minste gedeeltelijk. Daarmee vormen de draagelementen ten minste een gedeeltelijke begrenzing van de opneemruimte, zodat het lichaam in de tilinrichting gehouden kan worden. Verder is de tilinrichting volgens de onderhavige uitvinding voorzien van vergrendelmiddelen voor het vergrendelen van de draagelementen in de tweede positie. Doordat de draagelementen vergrendeld zijn, kunnen deze gebruikt worden om het lichaam te dragen. Daarmee is het mogelijk om het lichaam op een eenvoudige manier te tillen met de tilinrichting volgens de onderhavige uitvinding. Daarmee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zullen navolgend nader worden toegelicht.

In een uitvoeringsvorm, zijn de draagelementen zwenkbaar beweegbaar tussen de eerste positie en de tweede positie. Door middel van het zwenken zijn de draagelementen op een relatief eenvoudige wijze onder het te tillen lichaam te plaatsen. Ook het onder het lichaam wegnemen van de draagelementen, bijvoorbeeld na plaatsing van het lichaam in de kist, is door middel van het zwenken relatief eenvoudig uit te voeren. Daarbij is het bijvoorbeeld denkbaar dat een zwenkbeweging van de draagelementen gecombineerd wordt met een in hoofdzaak verticale translatie van het gestel. Daarmee wordt een “grijpende” of “scheppende” beweging van de draagelementen tot stand gebracht.

In een uitvoeringsvorm, zijn de langsdragers zwenkbaar beweegbaar, en is het bij de respectievelijke van de langsdragers behorende draagelement vast verbonden met die langsdrager. Elk draagelement is dus vast verbonden met een bijbehorende langsdrager. Op deze wijze wordt een relatief eenvoudige constructie verkregen. Bewegen (zwenken) van de langsdrager zorgt voor een gelijktijdig bewegen (in het bijzonder zwenken) van het bijbehorend draagelement. Hiermee wordt het aansturen van de gewenste beweging relatief eenvoudig.

De beweegbare langsdragers zijn in een uitvoeringsvorm in tegengestelde richtingen zwenkbaar. Daarmee wordt op eenvoudige wijze een vrijgeven en begrenzen van de opneemopening met de draagelementen mogelijk. Daarbij is het denkbaar dat de twee tegenover elkaar gelegen beweegbare langsdragers gekoppeld met elkaar beweegbaar zijn. Dit betekent dat een zwenking van de ene langsdrager leidt tot een soortgelijke zwenking (in tegengestelde richting) van de andere langsdrager. Echter, in een andere uitvoeringsvorm is het denkbaar dat de langsdragers vrij ten opzichte van elkaar zijn. Dit betekent dat een zwenking van de ene langsdrager niet noodzakelijkerwijs leidt tot een zwenking van de andere langsdrager. Een dergelijke uitvoeringsvorm kan voordelig zijn, aangezien dit het plaatsen van de draagelementen onder het lichaam op een bepaalde manier vereenvoudigt.

In een uitvoeringsvorm, is aan elk van de twee langsdragers telkens een veelheid draagelementen voorzien. De veelheid draagelementen kan in het bijzonder op onderlinge afstand van elkaar geplaatst zijn. Hiermee kan een selectieve en verbeterde ondersteuning van het lichaam plaatsvinden. Daarbij zorgt de toepassing van een veelheid draagelementen voor een verbeterde verdeling van de te dragen last. Bovendien zorgt het toepassen van een veelheid draagelementen dat deze relatief eenvoudig onder het lichaam schuifbaar zijn.

In een uitvoeringsvorm, omvatten de vergrendelmiddelen een ontgrendelhendel voor het vrijgeven van de vergrendeling van de draagelementen in de tweede positie. Deze uitvoeringsvorm maakt het op eenvoudige wijze mogelijk om, na plaatsing van het lichaam in een kist, de draagelementen te ontgrendelen en de tilinrichting uit de kist te verwijderen. De gebruiker hoeft daartoe slechts de ontgrendelhendel te bedienen, waardoor de draagelementen ontgrendeld worden, en waardoor bij het optillen van de tilinrichting de draagelementen onder het lichaam uit zullen bewegen.

In een uitvoeringsvorm, omvatten de vergrendelmiddelen een nokmechanisme. Een dergelijke uitvoeringsvorm is bijzonder betrouwbaar voor het tot stand brengen van een vergrendelde positie van de draagelementen. In een bijzondere uitvoeringsvorm, omvat het nokmechanisme een met ten minste een van de langsdragers verbonden nok, alsmede een met het gestel verbonden nokvolger. Bij het zwenken van de langsdragers zal de nokvolger dan over de nok bewegen, waardoor een vergrendelde toestand tot stand brengbaar is. Het nokmechanisme is daarbij in het bijzonder vormgesloten uitgevoerd, bijvoorbeeld in de vorm van een groef nok.

In een uitvoeringsvorm, zijn de vergrendelmiddelen ingericht om de draagelementen automatisch te vergrendelen wanneer deze vanuit de eerste positie naar de tweede positie gebracht worden. Dit is voordelig, omdat de draagelementen daarmee automatisch vergrendeld worden wanneer deze zich onder het lichaam in de juiste stand bevinden. Daarmee is het tillen van het lichaam relatief eenvoudig.

De tilinrichting volgens de onderhavige uitvinding kan in het bijzonder getild worden met een hefeenheid, zoals een plafondlift of andersoortig uitgevoerde lift. De tilinrichting omvat daartoe in een uitvoeringsvorm een aangrijpelement, waarop de hefeenheid kan aangrijpen. Door toepassing van het aangrijpelement, kan de tilinrichting met het ingesloten lichaam op eenvoudige wijze getild worden, door aangrijping op een of meerdere aangrijppunten.

In een uitvoeringsvorm, is de tilinrichting voorzien van met het gestel verbonden balansmiddelen. Hiermee kan de balans van de totale tilinrichting met het ingesloten lichaam worden aangepast. De balansmiddelen kunnen bijvoorbeeld een verplaatsbaar gewicht omvatten. In een andere uitvoeringsvorm omvatten de balansmiddelen een verplaatsbaar voorzien aangrijpelement. Dit aangrijpelement is dan in een langsrichting van de langsdragers verplaatsbaar uitgevoerd, zodanig dat het hefpunt van de tilinrichting kan worden aangepast en er een balans ontstaat in de getilde combinatie.

In een uitvoeringsvorm, omvat de tilinrichting stelmiddelen voor het instellen van de tweede positie van de draagelementen. Hiermee wordt het mogelijk om de uiteindelijke tweede positie van de draagelementen in te stellen. Dit is in het bijzonder voordelig, omdat hiermee ook de op het lichaam uitgeoefende druk kan worden beperkt, hetgeen in sommige gevallen wenselijk is om onnodige schade aan het lichaam te beperken.

In een uitvoeringsvorm, is de afstand tussen de twee langsdragers aanpasbaar. De afstand tussen de twee langsdragers kan hiermee aangepast worden, bijvoorbeeld aan de afmetingen van de te tillen persoon, of aan de afmetingen van de kist. In een uitvoeringsvorm, omvat het gestel ten minste twee gesteldelen, waarbij elk van de twee gesteldelen telkens verbonden is met een van de twee langsdragers, en waarbij de tilinrichting een met de twee gesteldelen verbonden stangenmechanisme omvat. Op deze wijze is de afstand tussen de langsdragers op relatief eenvoudige wijze aan te passen.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde figuren, waarin een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond is. In de figuren tonen:

Fig. 1a en 1b -zijaanzichten van de tilinrichting volgens de onderhavige uitvinding, respectievelijk met de draagelementen in de eerste positie (Fig. 1a) en de tweede positie (Fig. 1b);

Fig. 2 - een vooraanzicht van de tilinrichting volgens de onderhavige uitvinding, gezien vanaf het hoofdeinde daarvan;

Fig. 3a en 3b - een achteraanzicht van de tilinrichting volgens de onderhavige uitvinding, gezien vanaf het voeteneinde daarvan, respectievelijk met de draagelementen in de eerste positie (Fig. 3a) en de tweede positie (Fig. 3b);

Fig. 4a en 4b - details van de vergrendelmiddelen van de tilinrichting volgens de onderhavige uitvinding, respectievelijk wanneer de draagelementen (slechts gedeeltelijk getoond) zich in de eerste positie (Fig. 4a) en de tweede positie (Fig. 4b) bevinden;

Fig. 5 - een schematisch aanzicht van de tilinrichting volgens de onderhavige uitvinding, in een gebruikstoestand waarbij een lichaam is opgenomen, en waarbij de tilinrichting gekoppeld is aan een plafondlift.

Fig. 1a en 1b tonen zijaanzichten van een uitvoeringsvorm van de tilinrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding. De tilinrichting 1 is ingericht voor het in een doodkist plaatsen van een lichaam, in het bijzonder met behulp van een extern liftmiddel, zoals een plafondlift. In een alternatieve uitvoeringsvorm, is het denkbaar dat de tilinrichting 1 gebruikt wordt voor het handmatig (bijvoorbeeld met twee of meer personen) in een kist tillen van een lichaam.

De in Fig. 1a getoonde tilinrichting 1 omvat een gestel 3 met een bovendrager 4 en twee lager geplaatste langsdragers 5a, waarbij vermeld dient te worden dat in Fig. 1a slechts één langsdrager 5a goed zichtbaar is. Zoals te zien is in Fig. 2, zijn de langsdragers 5a, 5b op afstand van elkaar geplaatst, en wel zodanig dat daartussen opneemopening O voor het lichaam gevormd is. Aan elk van de twee langsdragers 5a, 5b zijn in de uitvoeringsvorm van Fig. 1a een veelheid in langsrichting van de langsdrager 5a op regelmatige afstand van elkaar geplaatste draagelementen 7 voorzien. De draagelementen 7 zijn vanuit de in Fig. 1a getoonde eerste positie beweegbaar naar de in Fig. 1b getoonde tweede positie. In de eerste positie (Fig. 1a) geven de draagelementen 7 de opneemopening O vrij, doordat de draagelementen 7 zich in hoofdzaak in neerwaartse richting uitstrekken. In de tweede positie (Fig. 1b) strekken de draagelementen 7 zich in hoofdzaak in een horizontale richting uit, waardoor de draagelementen 7 de opneemopening O ten minste gedeeltelijk begrenzen, zoals beter te zien is in Fig. 2. Om de draagelementen 7 in de tweede positie te vergrendelen, zijn verder nog vergrendelmiddelen 9 voorzien, die in Fig. 1a en 1b slechts schematisch te zien zijn. Daarbij zijn de vergendelmiddelen 9 bij voorkeur ingericht om de draagelementen 7 automatisch te vergrendelen bij het bereiken van de tweede positie. Om vervolgens de vergrendeling van de vergrendelmiddelen 9 op te heffen, is een ontgrendelhendel 11 voorzien. Na bediening van deze hendel 11, is het weer mogelijk om de draagelementen naar de in Fig. 1a getoonde eerste positie te bewegen.

Verder is in Fig. 1a te zien dat de inrichting bij de bovendrager 4 daarvan voorzien is van balansmiddelen 32, 33. De balansmiddelen 32, 33 omvatten een aangrijpelement 31 waarmee de volledige tilinrichting opgetild kan worden, in het bijzonder door middel van een extern hefmiddel, zoals later toegelicht zal worden aan de hand van Fig. 5. Het aangrijpelement 31 is schuifbaar beweegbaar opgenomen in een in hoofdzaak verticaal geplaatste plaat 33 die voorzien is van een sleuf 34. Door middel van een bedieningsmiddel kan het aangrijpelement 31 verschoven worden, waarmee het evenwicht van het volledige samenstel ingesteld kan worden.

De tilinrichting 1 omvat voorts nog een in een langsrichting van de inrichting 1 verschuifbare staaf 41. De staaf 41 is verschuifbaar in een met de bovendrager 4 verbonden verbindingsdeel 42. Door middel van een knop 43 is de staaf 41 vergrendelbaar. Aan de staaf 41 is een niet getoonde hoofdondersteuning bevestigbaar. Deze hoofdondersteuning wordt aan de hand van Fig. 5 nog nader toegelicht.

Fig. 1a en 1b laten verder nog zien dat de langsdragers 5a, 5b aan hun uiteinden telkens verbonden zijn met uiteinden van de bovendrager 4 door middel van een stangenmechanisme 28. Door middel van dit stangenmechanisme 28 is de afstand tussen de langsdragers 5a, 5b aan te passen. Ook dit zal verder hieronder nog worden toegelicht.

Nu verwijzend naar Fig. 2, wordt de tilinrichting van Fig. 1b getoond, dat wil zeggen met de draagelementen 7 in de tweede positie, waarin de opening O in hoofdzaak begrenst wordt. Belangrijk hierbij is dat een in de opneemruimte geplaatst lichaam niet voorbij de draagelementen 7 kan bewegen. De draagelementen 7 zijn hiertoe van een daartoe geschikt materiaal gemaakt, en bezitten voldoende stijfheid. Ook de onderlinge afstand van de draagelementen 7 is daarop afgestemd. Dergelijke keuze in materialen en afstanden zijn op zich binnen het bereik van de vakman.

Fig. 2 laat verder goed zien dat de langsdragers 5a, 5b niet volledig parallel aan elkaar geplaatst zijn. De langsdragers 5a, 5b strekken zich vanaf het hoofdeinde (linkerzijde Fig. 1b) naar het voeteneinde (rechterzijde in Fig. 1b) verjongend uit, dat wil zeggen dat de langsdragers 5a, 5b in die richting taps toelopen. Door deze vorm is een betere aanpassing aan het lichaam mogelijk. De draagelementen 7 zijn, zoals te zien is in Fig. 2, ook aangepast aan de vorm van het lichaam, doordat de draagelementen 7 zich niet volledig horizontaal uitstrekken, maar onder een neerwaarts gerichte hoek.

In Fig. 2 is ook te zien dat het gestel 3 nabij het hoofdeinde twee gesteldelen 21, 22 omvat, die door middel van een stelmiddel 12 en een stangenmechanisme 28 ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. Door middel van het ten opzichte van elkaar rondom scharnier 25 bewegen van de gesteldelen 21, 22, kan de afstand tussen de langsdragers 5a, 5b ter plaatse van het hoofdeinde worden aangepast. Aan een achterzijde van de inrichting 1 is een zelfde constructie voorzien voor twee verdere gesteldelen 23, 24.

Nu verwijzend naar Fig. 3a en 3b, is de tilinrichting 1 te zien vanaf het voeteneinde (rechterzijde in Fig. 1a, 1b), in respectievelijk de eerste positie en de tweede positie van de draagelementen 7. Nabij het voeteneinde zijn met name de vergrendelmiddelen 9 voorzien. De vergrendelmiddelen omvatten een nokkenmechanisme met een nok die op elk van de beide langsdragers 5a, 5b voorzien is, en telkens een bijbehorende nokvolger 13 die door middel van een staafelement 18 met het gestel 3, in het bijzonder met gesteldelen 23, 24, verbonden is. Het staafelement 18 is scharnierbaar met het gestel 3 verbonden, ter plaatste van scharnierelement 16. Aan een bovenzijde van het scharnierelement is een ontgrendelhendel 11 verbonden met het staafelement. Fig. 3b laat nog zien dat het staafelement 18 voorzien is van een stelelement 19, waarmee de positie van de nokvolger 17 is aan te passen.

Uit Fig. 3a en 3b blijkt dat de draagelementen 7 star verbonden zijn met de langsdragers 5a, 5b, en dat door middel van zwenken van de langsdragers 5a, 5b de draagelementen vanuit de eerste positie naar de tweede positie brengbaar zijn. Tijdens deze beweging volgt de nokvolger de op de langsdrager 5a, 5b voorziene nokgroef, zodanig dat de nokvolger op een gegeven moment in een nokslot terecht komt. Terug bewegen van de nokvolger is dan niet meer mogelijk, tenzij de nokvolger ontgrendeld wordt door middel van het naar boven bewegen van de ontgrendelhendel 11, waarmee de nokvolgers naar buiten geduwd worden en weer in het nokspoor terecht komen, zodanig dat beweging terug naar de eerste positie mogelijk wordt.

Fig. 3a en 3b tonen dat de inrichting op voordelige wijze beperkt is voor wat betreft de ruimte die nodig is voor de draagelementen 7 om hun werk te doen. De draagelementen 7 strekken zich in de eerste positie (Fig. 3a) binnen de door het gestel bepaalde breedtemaat uit. De draagelementen 7 strekken zich neerwaarts, en naar een centrale as van de inrichting uit. Omdat de benodigde breedtemaat hierdoor beperkt is, is de inrichting bijzonder geschikt voor het daarmee in een kist plaatsen van een lichaam. Bij plaatsing is voldoende ruimte voor de inrichting en het lichaam. Bij het ontgrendelen kan de inrichting omhoog bewegen, en tegelijkertijd de draagorganen 7 weer naar buiten toe zwenken. De draagorganen komen echter nooit voorbij de door de langsdragers 5a begrensde breedte, en zullen daardoor niet in aanraking komen met de kist, waardoor een eenvoudig uitnemen mogelijk is.

Fig. 4a toont in detail het nokmechanisme 9 in de eerste positie, en Fig. 4b toont in detail het nokmechanisme 9 in de tweede positie. De nok 15 is, net als de draagorganen 7, star verbonden met de langsdrager 5b. Bij een zwenking van de langsdrager 5b rondom as 6 zal de nok 15 meebewegen, totdat op een gegeven moment de nokvolger 17 nabij de nokstop 16 komt, en daar automatisch in zal schieten. Terug bewegen van de langsdrager 5b is dan niet meer mogelijk, omdat de nokvolger 17 de beweging voorkomt. Pas nadat het ontgrendelmechanisme gebruikt wordt, kan de nokvolger 17 weer in het nokspoor geduwd worden en is terug bewegen mogelijk. De positie van de nokvolger 17 is verder nog iets aan te passen met stelmiddelen 19. Daarmee kan de nokvolger 17 in de langsrichting van het staafelement 18 verplaatst worden, zodanig dat enigszins bepaald kan worden bij welke zwenkhoek de nokvolger in de nokstop 16 terecht komt.

Fig. 5, ten slotte, toont de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding in een gebruikstoestand, waarbij een lichaam onder gebruikmaking van een plafondlift 101 wordt getild. De plafondlift 101 omvat een aan het plafond P voorzien huis 102, alsmede een zich daarvandaan uitstrekkend tilelement 103, zoals bijvoorbeeld een kabel of riem. Door middel van een in het huis 102 voorziene motor is het tilelement te gebruiken om een last te tillen. Het tilelement 103 is bevestigd aan het aangrijpelement 31, en daarmee kan de tilinrichting 1 opgetild worden. Fig. 5 laat daarbij zien dat een lichaam in de inrichting 1 geplaatst is. De torso T en de benen L worden daarbij ondersteund door de draagelementen 7. Het hoofd H wordt ondersteund door middel van een aan de staaf 41 voorziene draagband 45.

De uitvinding is hierboven nader toegelicht aan de hand van een mogelijke uitvoeringsvorm. Binnen het kader van de uitvinding zijn modificaties denkbaar. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de aangehechte conclusies.

Claims (14)

1. Tilinrichting (1) voor het in een doodkist plaatsen van een lichaam, omvattende een gestel (3) met twee op afstand van elkaar geplaatste langsdragers (5a, 5b) waartussen een opneemopening (O) voor het lichaam gevormd is, waarbij aan elk van de twee langsdragers (5a, 5b) ten minste een draagelement (7) voorzien is, waarbij de draagelementen (7) beweegbaar zijn tussen een eerste positie waarin de draagelementen (7) de opneemopening (O) vrijgeven, en een tweede positie waarin de draagelementen (7) de opneemopening (O) ten minste gedeeltelijk begrenzen, en waarbij de tilinrichting voorzien is van vergrendelmiddelen (9) voor het vergrendelen van de draagelementen (7) in de tweede positie.

2. Tilinrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij de draagelementen (7) zwenkbaar beweegbaar zijn tussen de eerste positie en de tweede positie.

3. Tilinrichting (1) volgens conclusie 2, waarbij de langsdragers (5a, 5b) zwenkbaar beweegbaar zijn en de draagelementen vast verbonden zijn met de langsdragers.

4. Tilinrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aan elk van de twee langsdragers (5a, 5b) telkens een veelheid draagelementen (7) voorzien is.

5. Tilinrichting (1) volgens conclusie 4, waarbij de veelheid draagelementen (7) op onderlinge afstand geplaatst is.

6. Tilinrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de vergrendelmiddelen (9) een ontgrendelhendel (11) omvatten voor het vrijgeven van de vergrendeling van de draagelementen in de tweede positie.

7. Tilinrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de vergrendelmiddelen (9) een nokmechanisme (13) omvatten.

8. Tilinrichting (1) volgens conclusie 3 en 7, waarbij het nokmechanisme (13) een met ten minste een van de langsdragers (5a, 5b) verbonden nok (15), alsmede een met het gestel (3) verbonden nokvolger (17) omvat.

9. Tilinrichting (1) volgens conclusie 7 of 8, waarbij het nokmechanisme (13) vormgesloten is uitgevoerd, in het bijzonder als een groefnok (15).

10. Tilinrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de vergrendelmiddelen (9) zijn ingericht om de draagelementen (7) automatisch te vergrendelen wanneer deze vanuit de eerste positie naar de tweede positie gebracht worden.

11. Tilinrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de tilinrichting (1) voorzien is van met het gestel verbonden balansmiddelen (32, 33).

12. Tilinrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de tilinrichting (1) stelmiddelen (19) omvat voor het instellen van de tweede positie van de draagelementen (7).

13. Tilinrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afstand tussen de twee langsdragers (5a, 5b) aanpasbaar is.

14. Tilinrichting (1) volgens conclusie 13, waarbij het gestel ten minste twee gesteldelen (21,22, 23, 24) omvat, waarbij elk van de twee gesteldelen (21,22, 23, 24) telkens verbonden is met een van de twee langsdragers (5a, 5b), en waarbij de tilinrichting een met de twee gesteldelen (21, 22, 23, 24) verbonden stangenmechanisme (12, 28) omvat.