NL2016539B1 - Bril voorzien van een lichtbron, systeem omvattende een dergelijke bril alsmede brillendoos voor een dergelijke bril. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een bril die is voorzien van twee in een montuur gevatte transparante brilglazen. Elk brilglas is met behulp van een op de oren en de neus van een persoon te positioneren montuur voor een oog van een persoon te positioneren. De bril is verder voorzien van ten minste een in het montuur verwerkte lichtbron voor het direct en/of indirect in hoofdzaak van bovenaf afgeven van licht naar de ogen. Een neusmontuurdeel van het montuur reflecteert aan ten minste een naar het oog gerichte neusmontuurdeelzijde ten minste gedeeltelijk het daarop van de lichtbron afkomstige direct of indirect vallende licht naar het oog.

Description

Korte aanduiding: Bril voorzien van een lichtbron, systeem omvattende een dergelijke bril alsmede brillendoos voor een dergelijke bril

Beschrijving

De uitvinding heeft betrekking op een bril voorzien van een lichtbron voor het verlichten van ten minste een deel van een oog van een de bril dragende persoon alsmede betrekking op een systeem omvattende een dergelijke bril. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een brillendoos. WO2014/162271 toont en beschrijft een licht therapie inrichting die is voorzien van een frame alsmede een aantal lichtbronnen. Het frame omvat twee poten, een licht uitzendend paneel, een lichtgeleidingsplaat alsmede een neusbevestiging om de inrichting te plaatsen op de neus van een gebruiker. Figuur 6 van WO2014/162271 toont een uitvoeringsvorm van de lichtgeleidingsplaat van de licht therapie inrichting. Deze lichtgeleidingsplaat is lokaal ruw gemaakt of gecoat met witte verf om het licht vanuit het licht uitzendende paneel naar de ogen van een gebruiker te reflecteren. Tijdens een lichtbehandeling is de lichtgeleidingsplaat niet transparant, dat wil zeggen de gebruiker van de licht therapie inrichting kan als gevolg van het op de coating en/of op de ruwheden weerkaatsende licht niet ongehinderd door het glas kijken.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een design bril te verschaffen waarmee de ogen kunnen worden blootgesteld aan kunstlicht op een qua energieverbruik gunstige wijze en welke bril continu kan worden gedragen zonder dat het zicht van de drager tijdens een lichtbehandeling wordt gehinderd.

Dit doel wordt bereikt met een bril omvattende de aspecten die zijn gedefinieerd in conclusie 1.

Met een dergelijke bril kan een effectieve lichtbehandeling worden uitgevoerd, waarbij de brilglazen continu transparant zijn, dat wil zeggen bij het uitvoeren van een lichtbehandeling met de bril kan de drager ongehinderd blijven kijken door de brilglazen en is de drager in staat om dagelijkse werkzaamheden uit te voeren. Met behulp van het kunstlicht afkomstig van de lichtbron in de bril is het mogelijk om het circadiaanse ritme van een drager van de bril te beïnvloeden zodat bijvoorbeeld de klachten van een jetlag en het werken in ploegen/nachtdienst kunnen worden verminderd en/of zelfs voorkomen. Om het ontwerp van de bril uit het oogpunt van design aantrekkelijk te maken worden er zo min mogelijk componenten in de bril verwerkt. Het heeft derhalve bijvoorbeeld de voorkeur om het aantal lichtbronnen minimaal te houden, bijvoorbeeld maximaal vier op afstand van elkaar opgestelde lichtbronnen die bij voorkeur zijn uitgevoerd als energiezuinige licht-emitterende diodes. Een minimaal aantal componenten in de bril zorgt niet alleen voor een ruimte besparing, maar tevens voor een daling in het energieverbruik van de bril. Hierdoor kan het volume en gewicht van de batterij minimaal worden gehouden, hetgeen ook versterkt bijdraagt aan een compactere bril waarmee een kunstlichtbehandeling uit te voeren is. Door het verschaffen van een compacte bril kan de bril qua vormgeving uitzien als een normale bril zonder lichtbron. Hierdoor kan de bril continu gedragen worden in het publiek zonder dat het direct opvalt dat met de bril een lichtbehandeling uit te voeren is. Verder kan de lichtbehandeling op een vooraf bepaald tijdstip automatisch worden gestart en beëindigd zonder dat de de bril dragende gebruiker hiervoor een handeling hoeft te verrichten. Om de effectieve werking van het kunstlicht in de bril te garanderen zonder dat dit ten koste gaat van het zicht door de transparante glazen of een hoger energieverbruik, wordt het licht afkomstig van de lichtbron direct of indirect van bovenaf aan de ogen afgegeven, dat wil zeggen het licht wordt boven het brilglas afgegeven naar het oog van een dragende persoon. Een drager van de bril zal tijdens een lichtbehandeling geen hinder ondervinden van het van bovenaf aan de ogen afgegeven kunstlicht. De lichtbron zal hiervoor in de boven de ogen gelegen delen van het montuur zijn verwerkt of in de montuurpoten, waarbij bij een lichtbron in een montuurpoot het kunstlicht middels lichtgeleiders naar de boven de ogen gelegen delen van het montuur wordt geleid om vervolgens op indirecte wijze te worden afgegeven aan de ogen. Het op indirecte wijze afgeven van licht aan de ogen is comfortabeler voor een gebruiker van de bril dan dat het licht direct via de lichtbron naar de ogen wordt geleid. Om de hoeveelheid kunstlicht naar de ogen op energiegunstige wijze te optimaliseren in de bril, wordt het onderste deel van het montuur omvattende ten minste het neusmontuurdeel zodanig uitgevoerd dat een ten minste naar het oog van de drager gerichte neusmontuurdeelzijde ten minste gedeeltelijk het daarop van de lichtbron afkomstige direct of indirect vallende licht reflecteert. Deze reflectie van de naar het oog van de drager gerichte neusmontuurdeelzijde is ten minste 50%, bij voorkeur meer dan 85%. Op deze wordt kunstlicht dat anders tijdens een lichtbehandeling verloren gaat, alsnog naar de ogen van de gebruiker gereflecteerd.

Een aanvullend optioneel te nemen maatregel voor het montuur van de bril is dat ten minste delen van het oppervlak van de naar het oog van de drager gerichte neusmontuurdeelzijde het licht diffuus reflecteren. Op deze wijze kan het comfort voor een gebruiker tijdens een lichtbehandeling worden verhoogd. Een andere optionele maatregel is om ten minste delen van de naar het oog van de drager gerichte neusmontuurdeelzijde gekromd uit te voeren om het geflecteerde licht specifiek te richten naar het oog of naar een gewenste locatie in het oog voor het verhogen van het effect van het kunstlicht zodat de duur van de lichtbehandeling kan worden verkort, waardoor het energieverbruik van de bril verder kan worden verlaagd.

Met een dergelijk uitgevoerde bril wordt op een energie gunstige wijze een maximaal resultaat met het kunstlicht afkomstig van een lichtbron bereikt. Het verlagen van het aantal componenten en het totale energieverbruik van de bril in bedrijf leidt tot meer ontwerpvrijheid voor de bril of zonnebril waarmee een kunstlichtbehandeling uit te voeren is, zodat het mogelijk is om een qua vormgeving aantrekkelijke design bril te creëren waarmee het uitvoeren van een lichtbehandeling mogelijk is.

Door bijvoorbeeld in de winterdagen met relatief korte perioden daglicht, de bril met kunstlichtbehandeling te gebruiken, is het mogelijk voor het lichaam van de drager van de bril de daglicht periode in de winter kunstmatig te verlengen, waardoor met behulp van de bril de gesteldheid van de drager kan worden verbeterd of het energieniveau van een drager kan worden vergroot. Tevens kan de bril worden gebruikt voor het optimaliseren van het moment waarop een prestatie moet worden geleverd. Voor een topsporter is het bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat de te leveren prestatie vanwege commerciële redenen plaatsvindt op een voor het lichaam van de sporter minder gunstig tijdstip zoals bijvoorbeeld laat in de avond. Door het gebruiken van de bril met de lichtbron daarin kan blauw licht worden gestraald naar de ogen van de drager waardoor de productie van melatonine wordt geremd en de aanmaak van cortisol wordt bevorderd op een moment waarop zonder bril waarschijnlijk een omgekeerd natuurlijk effect zal optreden. Op deze wijze kunnen de normaliter een topprestatie hinderende dag-nacht effecten op een mens worden geminimaliseerd.

De brilglazen kunnen van glas of kunststof worden vervaardigd. Tevens kunnen de brilglazen eendelig met elkaar zijn verbonden.

Het gebruik van opwitters, ook wel optische witmakers genoemd, kan het reflectie percentage van zichtbare licht zelfs boven de 100 procent laten uitkomen. De opwitters zetten onzichtbaar en voor het oog schadelijke ultraviolette straling om in zichtbaar blauw licht, zodat de waargenomen reflectie hoger is dan de aanvankelijke hoeveelheid licht afkomstig van de lichtbron. De opwitter zorgt ervoor dat er straling wordt toegevoegd aan de reflectie van het zichtbare licht.

Voor het simuleren van een donkere omgeving kan de bril worden voorzien van filterlenzen die het blauwe spectrum van het (dag)licht en het UV licht filteren. Transparante rode brilglazen zijn bijvoorbeeld geschikt voor het simuleren van een donkere omgeving. Op deze wijze wordt de natuurlijke productie van het hormoon melatonine niet onderdrukt, zodat het lichaam een lichaamseigen signaal ontvangt om de dagactiviteiten te verminderen en zich voor te bereiden op de nacht.

Voor het op een indirecte wijze afgeven van licht afkomstig uit de lichtbron aan de ogen kan een lichtgeleidingselement worden gebruikt. Door het gebruiken van een lichtgeleidingselement in de bril wordt de bril gebruiksvriendelijker tijdens een lichtbehandeling omdat directe afgifte van licht afkomstig uit de lichtbron hierdoor kan worden geminimaliseerd. Het lichtgeleidingselement kan in het montuur zijn verwerkt. Het lichtgeleidingselement kan daarvoor in een bovenvlak daarvan inkepingen omvatten waarmee in bedrijf het licht afkomstig uit de lichtbron naar een gewenste positie te reflecteren is. Bij een gedragen bril bevindt het lichtgeleidingselement zich boven de ogen. De inkepingen strekken zich bij voorkeur dwars uit op een langsrichting van het langwerpige lichtgeleidingselement, waarbij de inkepingen in de richting van het neusmontuurdeel gelijkmatig dieper worden om het licht afkomstig uit de lichtbron naar de gewenste positie in het oog te reflecteren. De inkepingen hebben een driehoekvormige doorsnede, waarbij de afstand tussen middens van de inkepingen nagenoeg constant is. Dit zorgt voor een gelijkmatige lichtverdeling. Het is verder mogelijk dat het lichtgeleidingselement geen inkepingen omvat, dat wil zeggen dat het bovenvlak vlak is uitgevoerd, waarbij het licht door het vlakke bovenvlak wordt gereflecteerd.

Het montuur van de bril kan zijn voorzien van een draagframe om de brilglazen te dragen. Het draagframe omvat een draagframe-bovendeel dat bij een op de juiste wijze gedragen bril boven de ogen is gelegen en dat zich uitstrekt tussen de montuurpoten van de bril. Het draagframe-bovendeel kan in het midden daarvan verbonden zijn met het neusmontuurdeel. Het draagframe-bovendeel van de bril kan zijn voorzien van een hierboven genoemd lichtgeleidingselement om het kunstlicht indirect van bovenaf vanuit de ten minste ene lichtbron naar de ogen te geleiden. Bovendien zorgt indirecte geleiding voor meer ontwerpvrijheid omdat de positie van de lichtbron te optimaliseren is. De lichtbron kan bijvoorbeeld verder van het oog worden opgesteld zodat het oog geen of slechts minimale hinder ondervindt van de warmte die wordt geproduceerd door de lichtbron.

Het draagframe van het montuur omsluit ten minste de helft van de omtrek van de brilglazen, waarbij bij een gedragen bril het ten minste op oog hoogte en/of lager dan het oog gelegen deel van het draagframe aan de naar het oog van de drager gerichte draagframe-zijde het daarop van de lichtbron direct of indirect vallende licht reflecteert. De reflectie is ten minste 50%, bij voorkeur meer dan 85%.

De uitvinding heeft verder betrekking op een systeem omvattende een in dit document beschreven bril met een communicatie-eenheid en een externe inrichting voorzien van een processor, alsmede een computerprogramma welke in gebruik de processor bewerkstelligt om de ten minste ene lichtbron in de bril aan te sturen conform een vooraf bepaald programma, waarbij bij voorkeur het gewenste programma te kiezen is door een drager van de bril. De externe inrichting is bij voorkeur een draagbaar apparaat zoals een smartphone/tablet of dergelijke, waarbij het computerprogramma een op de telefoon te installeren app kan zijn die met die bril via Bluetooth technologie draadloos kan communiceren, bijvoorbeeld om een lichtbehandeling conform een vooraf bepaald of gekozen programma op gezette tijden te starten of te beëindigen.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een brillendoos voor een in dit document beschreven bril waarbij de brillendoos en de bril zijn voorzien van bijvoorbeeld Qi technologie zodat de batterij van de in de brillendoos geplaatste bril draadloos middels magnetische inductie op te laden is. Bij voorkeur, omvat de brillendoos een eigen batterij, zodat de draagbare brillendoos zonder kabels kan worden gebruikt voor het opladen van de bril.

Overige aanvullende aspecten van de bril zijn in de afhankelijke conclusies beschreven.

De bril zal nu worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde figuren getoond uitvoeringsvoorbeeld, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch vooraanzicht van een bril toont;

Figuur 2 een perspectivisch achteraanzicht van een bril toont;

Figuur 3 een geëxplodeerd achteraanzicht van de in de figuren 1 en 2 getoonde bril toont;

Figuur 4 een geëxplodeerd vooraanzicht van de in de figuren 1 en 2 getoonde bril toont;

Figuur 5 een geëxplodeerd zijaanzicht van de in de figuren 1 en 2 getoonde bril toont;

Figuren 6a, 6b een lichtgeleidingselement voor een andere uitvoeringsvorm van de bril tonen.

In de figuren zijn overeenkomstige onderdelen voorzien van hetzelfde verwijzingscijfer.

De figuren 1-5 tonen een bril 1 omvattende twee in een montuur 5 gevatte transparante brilglazen 3a, 3b. De brilglazen 3a, 3b omvatten de vorm van conventionele brilglazen. De brilglazen 3a, 3b kunnen gekleurd zijn uitgevoerd. Het is mogelijk dat de brilglazen filterlenzen zijn voor het filteren van blauw licht en/of UV licht, of dat de brilglazen filterlenzen zijn voor het filteren van rood licht. De brilglazen kunnen losneembaar met het montuur 5 zijn verbonden, zodat een gebruiker de filterlenzen voor het filteren van blauw licht en/of UV licht kan wisselen met filterlenzen voor het filteren van rood licht of indien gewenst conventionele brilglazen.

Het montuur 5 omvat verder twee montuurpoten 7a, 7b. In de figuren 1 en 2 is de bril 1 in een gebruikspositie getoond waarin de bril 1 door een persoon kan worden gedragen. Elk brilglas 3a, 3b is met behulp van het op de oren en de neus van een persoon te positioneren montuur 5 voor een van de twee ogen van een persoon te positioneren is. De in de figuren getoonde bril kan zijn uitgevoerd als een zonnebril met zonnebrilglazen 3a, 3b.

Het montuur 5 omvat verder een draagframe 9 voor het dragen van de brilglazen 3a, 3b. Het draagframe 9 is op een eerste uiteinde 11 (linker uiteinde in figuur 1) verbonden met een eerste montuurzijdeel 12 en op een tweede uiteinde 13 (rechter uiteinde in figuur 1) verbonden met een tweede montuurzijdeel 14. De montuurzijdelen 12, 14 zijn op een van het draagframe 9 afgekeerd uiteinde verbonden met de montuurpoten 7a, 7b.

De bril 1 is voorzien van twee lichtbronnen (niet getoond), waarbij de eerste lichtbron in het eerste montuurzijdeel 12 is verwerkt in een nabij het brilglas 3a gelegen uiteinde daarvan, terwijl de tweede lichtbron in het tweede montuurzijdeel 14 is verwerkt in een nabij het brilglas 3b gelegen uiteinde daarvan.

De lichtbronnen zijn licht-emitterende diodes (LED’s), welke LED’s rood en/of blauw licht kunnen uitzenden. Het blauwe licht heeft een golflengte van 480-500 nanometer. Het rode licht heeft een golflengte van 660-700 nanometer. Het is mogelijk om de bril 1 enkel te voorzien van blauw licht uitzendende LED’s. Met behulp van de LED’s is met de bril 1 een lichtbehandeling uit te voeren voor het afremmen of stimuleren van de productie van melatonine/cortisol bij een gebruiker.

Het draagframe 9 omvat een neusmontuurdeel 15. Het neusmontuurdeel 15 is dat deel van het montuur 5 dat rondom de neus is gelegen indien de bril 1 door een gebruiker wordt gedragen. Het neusmontuurdeel 15 omvat een neuscontactoppervlak, een van de drager afgekeerde neusmontuurdeelvoorzijde 19, een binnenvlak 16 voor het dragen van een deel van het brilglas alsmede een bij een gedragen bril 1 aan de naar het oog gerichte neusmontuurdeelzijde 17. In de getoonde bril 1 zijn het neuscontactoppervlak en de neusmontuurdeelvoorzijde 19 een geheel die naadloos in elkaar overgaan. Het draagframe 9 omvat tevens een draagframe-bovendeel 23 dat bij een op de juiste wijze gedragen bril 1 boven de ogen van de drager is gelegen en dat zich uitstrekt tussen de montuurpoten 7a, 7b van de bril 1. Het draagframe-bovendeel 23 is in het midden daarvan verbonden met het neusmontuurdeel 15.

Zoals getoond in de figuren 3-5 is het draagframe-bovendeel 23 van de bril 1 voorzien van twee daarin verwerkte plaatvormige langwerpige lichtgeleidingselementen 25, 26. Met behulp van de lichtgeleidingselementen 25, 26 is het licht afkomstig van de LED’s indirect door reflectie naar de ogen te geleiden. Een van het neusmontuurdeel 15 afgekeerd uiteinde 27, 29 van elk lichtgeleidingselement 25, 26 staat in verbinding met de LED’s in de montuurzijdelen 12, 14 op een zodanige wijze dat het kunstlicht van de LED’s via de in het draagframe-bovendeel 23 verwerkte plaatvormige lichtgeleidingselementen 25, 26 indirect van bovenaf naar de ogen gestraald. In de bril 1 is het mogelijk dat geen kunstlicht direct van een LED naar de ogen van een gebruiker gestraald, zodat een met de bril 1 uit te voeren lichtbehandeling enkel werkt met indirect licht. Op deze wijze wordt het comfort van de bril 1 tijdens een lichtbehandeling voor een gebruiker verhoogd.

De naar de ogen van de drager gerichte zijden van het draagframe 9 die onder de lichtgeleidingselementen 25, 26 zijn gelegen, zoals bijvoorbeeld de neusmontuurdeelzijde 17, reflecteren het indirecte van de lichtgeleidingselementen 25, 26 afkomstige kunstlicht naar het oog van de gebruiker. De overige onder de lichtgeleidingselementen 25, 26 gelegen zijden van het draagframe 9 die in bedrijf naar het oog zijn gericht kunnen op dezelfde wijze als de neusmontuurdeelzijde 17 zijn uitgevoerd, zodat de hoeveelheid naar de ogen gestraald licht wordt vergroot. Deze zijden van het draagframe 9 omvatten de naar het oog gerichte draagframezijde 35, 36, welke zich in de bril 1 uitstrekt tussen de neusmontuurdeelzijde 17 en het draagframe-bovendeel 23. De reflecterende zijden van het draagframe 9 kunnen tevens de het glas 3a,3b insluitende binnenvlakken omvatten zoals het binnenvlak 16 van het neusmontuurdeel en de overige onder de lichtgeleidingselementen 25, 26 gelegen binnenvlakken 38, 39 van het draagframe 9.

De bril 1 is verder voorzien van een zacht uitgevoerde voering 40 om het draagcomfort van de bril 1 voor een gebruiker te verhogen. Daarbij is het mogelijk om ook de ten minste de naar de ogen gerichte zijden van de voering reflecterend uit te voeren om in bedrijf het daarop vallende indirecte licht van de lichtgeleidingselementen 25, 26 te reflecteren naar de ogen.

De licht reflecterende delen van de bril 1, zoals de zijden van het draagframe 9 en/of de voering, reflecteren het daarop vallende licht voor ten minste 50% reflecteert, bij voorkeur meer dan 85%.

Met de bril 1 is het mogelijk om minimaal 4 lux en maximaal 6 lux op netvliesniveau en minimaal 36 lux en maximaal 50 lux op lensniveau te verschaffen is voor het uitvoeren van een effectieve kunstlichtbehandeling.

De figuren 6a, 6b tonen een andere uitvoeringsvorm van het lichtgeleidingselement 50. Dit lichtgeleidingselement 50 kan op dezelfde positie in het draagframe-bovendeel 23 van de in de figuren 1-5 getoonde bril 1 worden gemonteerd als het lichtgeleidingselement 25, 26.

Het langwerpige lichtgeleidingselement 50 is voorzien van een eerste LED 51, alsmede een tweede LED 53. In een bril (niet getoond) met het lichtgeleidingselement 50 zijn geen andere lichtbronnen voor het uitvoeren van een lichtbehandeling noodzakelijk. Het langwerpige lichtgeleidingselement 50 is voorzien van een deels van inkepingen 55 voorziene bovenzijde 57 alsmede een aan de onderzijde 61 uitstekend deel 59.

De nabij de LED’s 51, 53 gelegen delen van bovenzijde 57 zijn vlak uitgevoerd zonder inkepingen 55. Tussen de vlakke delen van de bovenzijde zijn de inkepingen 55 voorzien. Het deel met inkepingen 55 is groter dan de twee vlakke einddelen samen. De inkepingen 55 strekken zich dwars op de langsrichting van het langwerpige lichtgeleidingselement 50 uit. De doorsnede van elke inkeping 55 is driehoekvormig. De inkepingen 55 worden gelijkmatig dieper in de richting van de tweede LED 53, terwijl de afstand tussen de middens 63 van de opeenvolgende inkepingen constant blijft.

De LED’s 51, 53 stralen het kunstlicht in hoofdzaak zijdelings in het lichtgeleidingselement 50 in de door de pijlen P1 en P2 aangegeven richting naar de inkepingen 55. Het kunstlicht wordt middels de inkepingen 55 in de door pijlen P3 en P4 aangegeven richting gereflecteerd naar het oog van een gebruiker.

Het lichtgeleidingselement 50 is bij voorkeur vervaardigd van polycarbonaat (bijvoorbeeld ALCOM pwl 10/1.1 WT1302-05LB). Het is mogelijk om gekleurde of licht reflecterende pigmenten toe te voegen aan het materiaal, zodat het licht diffuus naar de ogen kan worden gereflecteerd.

Het montuur 5 is voorzien van een aanstuureenheid zoals bijvoorbeeld een printplaat (PCB) alsmede een batterij. Optioneel kan het montuur 5 van een geheugenopslag zijn voorzien. Deze componenten kunnen zijn gelegen in de montuurzijdelen 12, 14 of in de montuurpoten 7a, 7b. Verder kan het montuur zijn voorzien van een communicatie-eenheid (niet getoond) zoals bijvoorbeeld een USB poort voor het verschaffen van een bedrade verbinding en/of bijvoorbeeld een Bluetooth-chip voor het verschaffen van een draadloze verbinding.

De bril 1 kan een onderdeel zijn van een systeem dat verder is voorzien van een externe inrichting omvattende een processor, alsmede een computerprogramma welke in gebruik de processor bewerkstelligt om de LED’s in de bril aan te sturen conform een vooraf bepaald programma.

Het is mogelijk dat de bril zodanig ontworpen is dat het draagframe van het montuur de omtrek van de brilglazen slechts gedeeltelijk omsluit.

Het is tevens mogelijk dat ten minste delen van het oppervlak van de naar het oog van de drager gerichte draagframe-zijde dusdanig zijn uitgevoerd dat het te reflecteren licht diffuus wordt gereflecteerd. Tevens kunnen delen van de naar het oog van de drager gerichte draagframe-zijde zodanig zijn gekromd dat het te reflecteren licht wordt gericht naar een positie in het oog. Verder kan de naar het oog van de drager gerichte draagframe-zijde zijn voorzien van opwitters.

De LED’s voor het uitzenden van het blauwe licht en UV licht kunnen zijn voorzien van filters voor het filteren van het voor het oog schadelijke deel van het door de lichtbron uitgezonden lichtspectrum van het licht, zoals bijvoorbeeld UV straling met een golflengte tussen 10 en 400 nanometer. Deze filters kunnen tevens ergens anders in de bril worden aangebracht om te voorkomen dat een schadelijk deel van het met de lichtbron uitgezonden licht het oog bereikt.

Het is verder mogelijk om de bril te voorzien van ten minste een centraal in het montuur verwerkte lichtbron voor het direct en/of indirect in hoofdzaak van bovenaf afgeven van licht naar de ogen.

Het montuur 5 kan zijn voorzien van twee scharnierbare montuurpoten. In de gebruikspositie van de bril 1 met uitgeklapte scharnierbare montuurpoten kan de bril 1 door een persoon worden gedragen, waarbij elk brilglas 3a, 3b met behulp van het op de oren en de neus van een persoon te positioneren montuur 5 voor een van de twee ogen van een persoon te positioneren is. Door de montuurpoten naar elkaar toe te scharnieren in de richting van de brilglazen 3a, 3b is de bril 1 van de uitgeklapte toestand naar een compacte ingeklapte toestand te brengen, zodat deze bijvoorbeeld op te bergen is in een brillendoos (niet getoond).

De brillendoos en de bril kunnen zijn voorzien van Qi technologie zodat de batterij van de bril draadloos op te laden is. Verder kan de brillendoos zelf voorzien zijn van een batterij zodat de brillendoos zonder kabels met behulp van de batterij van de brillendoos de batterij van de bril draadloos kan opladen.

Een alternatieve bril kan zijn voorzien van twee in een montuur gevatte transparante brilglazen, waarbij elk brilglas met behulp van het op de oren en de neus van een persoon te positioneren montuur voor een oog van een persoon te positioneren is, de bril verder zijnde voorzien van ten minste een in het montuur verwerkte lichtbron, waarbij het montuur boven het brilglas is voorzien van ten minste een lichtgeleidingselement voor het indirect in hoofdzaak van boven het brilglas afgeven van licht afkomstig van de ten minste ene lichtbron naar de ogen. De alternatieve bril omvat een lichtgeleidingselement met inkepingen zoals hierin beschreven en getoond in de figuren. De alternatieve bril kan optioneel een montuur met een neusmontuurdeel omvatten, welk neusmontuurdeel aan ten minste een naar het oog gerichte neusmontuurdeelzijde ten minste gedeeltelijk het daarop van de lichtbron afkomstige direct of indirect vallende licht reflecteert naar het oog.

Claims (36)

1. Bril die is voorzien van twee in een montuur gevatte transparante brilglazen, waarbij elk brilglas met behulp van het op de oren en de neus van een persoon te positioneren montuur voor een oog van een persoon te positioneren is, de bril verder zijnde voorzien van ten minste een in het montuur verwerkte lichtbron voor het direct en/of indirect in hoofdzaak van boven het brilglas afgeven van licht naar de ogen, waarbij een neusmontuurdeel van het montuur aan ten minste een naar het oog gerichte neusmontuurdeelzijde ten minste gedeeltelijk het daarop van de lichtbron afkomstige direct of indirect vallende licht reflecteert naar het oog.

2. Bril volgens conclusie 1, waarbij de naar het oog gerichte neusmontuurdeelzijde ten minste gedeeltelijk het daarop van de lichtbron afkomstige direct of indirect vallende licht voor ten minste 50% reflecteert, bij voorkeur meer dan 85% reflecteert.

3. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het montuur boven het brilglas is voorzien van ten minste een lichtgeleidingselement voor het indirect in hoofdzaak van boven het brilglas afgeven van licht afkomstig van de ten minste ene lichtbron naar de ogen.

4. Bril volgens conclusie 3, waarbij het lichtgeleidingselement is voorzien van een bovenzijde met daarin inkepingen, waarbij bij voorkeur elke inkeping zich dwars op de langsrichting van het lichtgeleidingselement uitstrekt.

5. Bril volgens conclusie 4, waarbij de inkepingen in de richting van het neusmontuurdeel dieper worden.

6. Bril volgens conclusie 5, waarbij de inkepingen in de richting van het neusmontuurdeel gelijkmatig dieper worden.

7. Bril volgens een der conclusies 4-6, waarbij de afstanden tussen middens van de inkepingen constant is.

8. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de transparante brilglazen gekleurd zijn.

9. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de brilglazen eendelig met elkaar zijn verbonden.

10. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de brilglazen filterlenzen zijn voor het filteren van blauw licht en/of UV licht, of de brilglazen zijn filterlenzen voor het filteren van rood licht.

11. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bril een zonnebril is voorzien van zonnebrilglazen.

12. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de brilglazen losneembaar met het montuur zijn verbonden.

13. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lichtbron ten minste een licht-emitterende diode is, welke licht-emitterende diode rood en/of blauw licht kan uitzenden.

14. Bril volgens conclusie 13, waarbij het rode licht een golflengte van 660-700 nanometer heeft.

15. Bril volgens conclusie 13 of 14, waarbij het blauwe licht een golflengte van 464-480 nanometer heeft.

16. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij met behulp van de ten minste ene lichtbron 36-50 lux op netvliesniveau te verschaffen is.

17. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het montuur van de bril is voorzien van een draagframe om de brilglazen te dragen.

18. Bril volgens conclusie 17, waarbij het neusmontuurdeel een onderdeel van het draagframe is.

19. Bril volgens conclusie 17 of 18, waarbij het draagframe een draagframe-bovendeel omvat dat bij een op de juiste wijze gedragen bril boven de ogen is gelegen en dat zich uitstrekt tussen montuurpoten van de bril.

20. Bril volgens conclusie 19, waarbij het draagframe-bovendeel van de bril is voorzien van de ten minste ene lichtbron.

21. Bril volgens conclusie 3 in combinatie met conclusie 19 of 20, waarbij het draagframe-bovendeel is voorzien van het lichtgeleidingselement.

22. Bril volgens een der conclusies 19-21, waarbij het draagframe van het montuur ten minste de helft van de omtrek van de brilglazen omsluit, waarbij bij een gedragen bril het lager dan het draagframe-bovendeel gelegen deel van het draagframe aan ten minste een naar het oog gerichte draagframe-zijde ten minste gedeeltelijk het daarop van de lichtbron afkomstige direct of indirect vallende licht reflecteert naar het oog.

23. Bril volgens conclusie 22, waarbij de naar het oog gerichte draagframe-zijde ten minste gedeeltelijk het daarop van de lichtbron afkomstige direct of indirect vallende licht voor ten minste 50% reflecteert, bij voorkeur meer dan 85% reflecteert.

24. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het oppervlak van ten minste de naar het oog gerichte neusmontuurdeelzijde ten minste gedeeltelijk is uitgevoerd om het te reflecteren licht diffuus te reflecteren naar het oog.

25. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een deel van de naar het oog gerichte neusmontuurdeelzijde is gekromd om het te reflecteren licht te richten naar het oog.

26. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste de naar het oog gerichte neusmontuurdeelzijde ten minste gedeeltelijk is voorzien van opwitters.

27. Bril volgens conclusie 24, 25 of 26, waarbij de neusmontuurdeelzijde en de draagframezijde hetzelfde zijn uitgevoerd.

28. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke montuurpoot van het montuur is voorzien van een lichtbron.

29. Bril volgens conclusie 17, waarbij het draagframe aan weerszijden is verbonden met montuurzijdelen, waarbij in elk montuurzijdeel een lichtbron is voorzien.

30. Bril volgens conclusie 3 en 28 of 3 en 29, waarbij met behulp van het lichtgeleidingselement het licht afkomstig van de lichtbronnen naar de ogen te geleiden zijn.

31. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het montuur is voorzien van een communicatie-eenheid zoals bijvoorbeeld een USB poort voor een bedrade verbinding en/of bijvoorbeeld een Bluetooth-chip voor een draadloze verbinding.

32. Bril volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het montuur is voorzien van een aanstuureenheid zoals bijvoorbeeld een printplaat (PCB) alsmede een batterij en optioneel van een geheugenopslag.

33. Systeem omvattende een bril volgens conclusie 31, waarbij het systeem verder is voorzien van een externe inrichting voorzien van een processor alsmede een computerprogramma welke in gebruik de processor bewerkstelligt om de ten minste ene lichtbron in de bril aan te sturen conform een vooraf bepaald programma, waarbij bij voorkeur het gewenste programma te kiezen is door een drager van de bril.

34. Systeem volgens conclusies 33, met het kenmerk, dat het computerprogramma op basis van in te voeren en/of automatisch te bepalen parameters een programma start of een aantal programma’s aanbiedt waaruit een persoon kan kiezen.

35. Brillendoos voor een bril volgens conclusie 32, waarbij de batterij van de in de brillendoos geplaatste bril draadloos middels magnetische inductie op te laden is.

36. Brillendoos volgens conclusie 35, waarbij de brillendoos is voorzien van een verdere batterij.