NL2016490B1 - Voertuig, zoals een auto, camper of bestelbus, en drager met aandrijving. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een voertuig, zoals een auto, camper of bestelbus, verder omvattend: – een in het voertuig bevestigde stoel met een zitvlak; – een nabij de stoel aangebrachte, in het voertuig bevestigde drager, voorzien van een aandrijving voor het verstellen van de drager tussen een eerste stand, waarin een rand van de drager parallel loopt aan de hoofdrijrichting van het voertuig, en in het verlengde ligt van en grenst aan het zitvlak van de stoel, en een tweede stand, waarin deze rand van de drager ten opzichte van de eerste stand dwars op het zitvlak op afstand van het zitvlak is aangebracht. De uitvinding heeft voorts betrekking op een drager met een aandrijving.

Description

Voertuig, zoals een auto, camper of bestelbus, en drager met aandrijving

De uitvinding heeft betrekking op een voertuig, zoals een auto, camper of bestelbus.

Dergelijke voertuigen zijn in allerlei vormen en bekend, en worden bijvoorbeeld gebruikt voor het vervoer van personen en/of goederen. Wanneer de gebruiker van het voertuig, dat wil zeggen een passagier of de bestuurder, een beperkte mobiliteit heeft, dan kan het lastig zijn voor de gebruiker om het voertuig te betreden. Dit probleem speelt met name bij voertuigen met een verhoogde instap, waarbij het zitvlak van de stoel in het voertuig hoger ligt dan de zitting van een hulpmiddel zoals een rolstoel, gebruikt om naar het voertuig te komen.

Om dit probleem op te lossen is het bijvoorbeeld bij een beperkte mobiliteit van de bestuurder van een voertuig bekend om het voertuig aan te passen, waarbij de bestuurdersstoel aan de bodem van het voertuig zodanig wordt bevestigd dat deze stoel rondom een as dwars op de bodem kan draaien. De bestuurder kan hierbij via de laadruimte aan de achterzijde van het voertuig, bijvoorbeeld via een hellingbaan of ramp, het voertuig binnenrijden, vervolgens de stoel met de rugleuning naar de deuropening in de zijkant van het voertuig toedraaien, op de zitting plaatsnemen, en de stoel terugdraaien naar de uitgangspositie. Het draaibaar uitvoeren van de stoel heeft op zichzelf al nadelen. Het plaatsnemen achter het stuur op deze wijze neemt veel tijd in beslag en kost veel inspanning. Het verschaffen van toegang via de achterzijde heeft daarnaast tot gevolg dat deze ruimte niet of slechts inefficiënt gebruikt kan worden voor andere doelen, zoals het vervoer van goederen of andere passagiers dan de bestuurder, waarmee ook een inrichting als camper nagenoeg onmogelijk is. Bovendien is het omwille van veiligheid wenselijk dat de stoel en de naast de stoel aangebrachte gordelbevestigingen zoveel mogelijk op de originele (onaangepaste) door de fabrikant geteste configuratie zijn bevestigd. Bij de aanpassing zullen echter de stoel en het gordelverankeringspunt in de meeste gevallen moeten worden aangepast. Zo dient onder meer de bok te worden aangepast, waarin vaak elektronische componenten zijn aangebracht. Deze componenten zijn dikwijls met starre kabelbundels bedraad. Al met al maakt de noodzaak tot aanpassing de constructie meer complex en duur.

Ook leidt het draaibaar uitvoeren ertoe dat meestal verdere aanpassingen gedaan dienen te worden. De parkeerrem zit meestal in een positie zodat de benen bij het draaien van de stoel deze niet kunnen passeren. Ook zal het vaak wenselijk zijn om een handbediening van rempedaal en gaspedaal in het voertuig op te nemen. Een dergelijke handbediening wordt doorgaans aan de rechterzijde van het stuur geplaatst, en de ruimte voor de plaatsing is vanwege het draaien van de stoel zeer beperkt.

Bovendien zal in veel gevallen de deurstijl van de carrosserie doorgaans een rotatie van de stoel verhinderen, waardoor het vaak noodzakelijk is om te voorzien in een stoel die niet alleen draaibaar is, maar ook verschuifbaar is, waarvoor tevens glijrails geplaatst dienen te worden. Dit maakt de constructie complex en duur. Dit betekent dat de draaibare en vaak verschuifbare stoel ook voorzien dient te worden van middelen voor het verankeren van de stoel. Dit leidt tot een dure en omslachtige constructie van de stoel.

Het is nu een doel van de uitvinding om de bovengenoemde problemen te verminderen of zelfs te voorkomen.

Dit doel wordt bereikt door middel van een voertuig, zoals een auto, camper of bestelbus, verder omvattend: - een in het voertuig bevestigde stoel met een zitvlak; - een nabij de stoel aangebrachte, in het voertuig bevestigde drager, voorzien van een aandrijving voor het verstellen van de drager tussen een eerste stand, waarin een rand van de drager parallel loopt aan de hoofdrijrichting van het voertuig, en in het verlengde ligt van en grenst aan het zitvlak van de stoel, en een tweede stand, waarin deze rand van de drager ten opzichte van de eerste stand dwars op het zitvlak op afstand van het zitvlak is aangebracht.

In het voertuig is een stoel bevestigd, bij voorkeur aan de bodem van het voertuig. Naast de stoel wordt bij de uitvinding een drager, zoals bijvoorbeeld een draagbalk, aangebracht en in het voertuig bevestigd. Deze drager is in staat om tussen de eerste stand (de rijpositie) en de tweede stand (de instappositie) een hoogteverschil te overbruggen. De eerste en tweede stand kunnen hierbij de uiterste posities zijn. Het is mogelijk dat de drager ook op een of meerdere tussengelegen posities kan worden vastgezet, bijvoorbeeld met het oog op makkelijk op de drager plaatsnemen vanuit de stoel van het voertuig.

In de eerste stand ligt de drager in het verlengde van de zitting van de stoel, zodat de gebruiker makkelijk van de drager op de zitting kan plaatsnemen (en vice versa), terwijl in de tweede stand de drager op een hoogte ligt zodat de gebruiker makkelijk uit het voertuig kan stappen en mogelijk kan overstappen of overschuiven op een hulpmiddel zoals een rolstoel (en vice versa). In omgekeerde richting, waarin de drager in de tweede stand staat, zal de gebruiker op een hoogte instappen zodat deze met zijn of haar achterwerk in een positie over de drager zit, zodat deze bij het optillen er niet van afglijdt.

De drager vormt een compacte en simpele oplossing welke tijdens het rijden van het voertuig in het voertuig aanwezig kan blijven. De drager verstoort het zitten op de zitting niet, en vereist niet dat de stoel roteerbaar en eventueel zijdelings verschuifbaar wordt gemaakt voor het plaatsnemen op de zitting van de stoel.

De aandrijving kan daarbij op diverse manieren zijn voorzien, bijvoorbeeld elektrisch, hydraulisch of door middel van een actuator.

De drager is hierbij zodanig geconstrueerd dat deze het gewicht van een gebruiker kan dragen, en bij voorkeur ook zodanig dat een gebruiker, gezeten op de drager, een rolstoel buiten het voertuig gedeeltelijk kan demonteren (bijvoorbeeld het verwijderen van de wielen), met het oog op transport met het voertuig.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding strekt de rand van de drager in de tweede stand zich tussen het zitvlak en de bodem van het voertuig uit.

Hoewel de drager volgens de uitvinding zowel kan worden toegepast bij voertuigen met een verlaagde en een verhoogde instap, wordt deze bij voorkeur volgens deze voorkeursuitvoeringsvorm gebruikt, waarbij deze een hoogteverschil bij voertuigen met een verhoogde instap overbrugt. Het is daarbij ook mogelijk dat de tweede positie van de drager nog lager dan de bodem ligt, wanneer de afmetingen van het voertuig hiertoe mogelijkheden verschaffen.

In een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding is de rand in de tweede stand voorts in ten minste twee richtingen dwars op de hoofdrijrichting van het voertuig op afstand van het zitvlak aangebracht.

In dat geval zal de drager niet alleen in verticale richting, maar ook door middel van een zijdelingse beweging in horizontale richting verplaatsen ten opzichte van de zitting van de stoel bij verstelling tussen de eerste en de tweede stand. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van de drager verder vergroot voor een van buiten het voertuig instappende gebruiker.

In een derde voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding is de rand van de drager kantelbaar rondom een parallel aan de rand en op afstand van de rand lopende as aangebracht.

Wanneer de drager door kanteling versteld wordt tussen de eerste en de tweede stand, dan vereenvoudigt dit de constructie van de drager en de aandrijving.

In een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding is de afstand van de rand tot de as instelbaar.

Op die manier kan de rand bijvoorbeeld in de tweede stand verder naar buiten worden geschoven, om de bereikbaarheid van de drager van buiten het voertuig verder te vergroten, terwijl deze extra afstand in dat geval niet aanwezig is wanneer de drager in de eerste stand opgeklapt is in het voertuig.

In een vijfde voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding is de drager een plank, waarbij het uiteinde van de plank in de eerste stand van het zitvlak van de stoel af gekromd is.

Het is voordelig om de drager als een gedeeltelijk vlakke plank uit te voeren, omdat dit een comfortabele zitting verschaft tijdens het verstellen. Het gekromde uiteinde maakt het mogelijk om een gebruiker bij verstelling van de tweede stand naar de eerste stand op de drager te rollen, dat wil zeggen waarbij de afstand van de rand tot de knieholte steeds verder wordt verkleind. Dit vereenvoudigt de overstap op de zitting van de stoel van het voertuig.

In een zesde voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding omvat het voertuig verder een carrosserie met een deuropening, waarbij de drager zich in de eerste stand geheel binnen de carrosserie uitstrekt, en waarbij de drager ten minste gedeeltelijk door de deuropening buiten de carrosserie steekt.

Wanneer de drager tussen de deuropening en de stoel aan het voertuig is bevestigd maakt dit de drager vanaf de buitenzijde van het voertuig makkelijk bereikbaar.

In de eerste stand zal de drager het sluiten van de deur van het voertuig niet verhinderen doordat de drager zich binnen de carrosserie uitstrekt. In de tweede stand ligt de drager ten minste gedeeltelijk buiten de carrosserie. Hierdoor is de drager in de tweede stand makkelijk toegankelijk.

In een zevende voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding is de stoel de bestuurdersstoel van het voertuig.

Door de drager aan te brengen nabij de bestuurdersstoel verschaft de drager mogelijkheden voor een in mobiliteit beperkte bestuurder van een voertuig om dit voertuig zelfstandig te betreden, waarbij deze minder of zelfs in het geheel niet afhankelijk is van hulp van derden. Het is echter ook mogelijk om, daarnaast of uitsluitend, een aparte drager te voorzien voor één of meerdere van eventuele overige stoelen.

In een achtste voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding omvat de stoel een bok, waarop het zitvlak is aangebracht, welke bok bevestigd is aan de bodem van het voertuig, waarbij de aandrijving een lier omvat.

Een aandrijving die door middel van een lier geschiedt, heeft voordelen ten opzichte van andere eerder genoemde soorten aandrijving die eventueel ook tot de mogelijkheden behoren. De vereiste inbouwruimte is relatief beperkt, en een dergelijke aandrijving kan gemakkelijk aan de stoel, bijvoorbeeld aan de tegenoverliggende zijde als de zijde waar de drager is gemonteerd, worden aangebracht. Dit is onder andere voordelig met het oog op de in de bok aangebrachte elektronica.

In een negende voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding is de aandrijving verbonden met een afstandsbediening, voor het bedienen van de aandrijving.

Om voor de bediening niet afhankelijk te zijn verdient het de voorkeur om de aandrijving te voorzien van een afstandsbediening voor het verstellen van de drager tussen de eerste en de tweede stand. Deze afstandsbediening kan een losse afstandsbediening zijn, maar kan eventueel ook geïntegreerd zijn in het dashboard van het voertuig, of bijvoorbeeld te bedienen zijn via een mobiele telefoon, zoals een smartphone.

In een tiende voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding is de stoel niet-draaibaar aan de bodem van het voertuig bevestigd.

Door de gekozen constructie van de drager is het niet langer noodzakelijk, maar slechts optioneel om te voorzien in een rotatiemogelijkheid van de stoel. Om die reden kan de stoel vast aan het voertuig niet-draaibaar bevestigd worden, hetgeen de veiligheid van de stoel verder vergroot.

In een elfde voorkeursuitvoeringsvorm van het voertuig volgens de uitvinding omvat het voertuig een laadruimte, waarbij het voertuig voorts is voorzien van een op afstand bedienbare beugel voor het in de laadruimte tillen van een rolstoel.

Vaak zal een in mobiliteit beperkte gebruiker gebruik maken van een rolstoel voor verplaatsing buiten en naar het voertuig. Om, nadat de gebruiker het voertuig heeft betreden, het mogelijk te maken om de rolstoel in het voertuig op te bergen, verdient het aanbeveling om het voertuig te voorzien van een, bij voorkeur elektronisch aangestuurde, beugel, waarmee de rolstoel in de laadruimte getild kan worden. Er zijn op zich kofferbakliften en plafondliften bekend welke voor deze functie geschikt zijn.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een drager met een aandrijving, welke drager geschikt is voor aanbrenging nabij een stoel in een voertuig, verstelbaar tussen een eerste stand en een tweede stand, waarin een rand van de drager ten opzichte van de eerste stand op afstand van de eerste stand is aangebracht, waarbij de aandrijving geschikt is voor het verstellen van de drager tussen de eerste en de tweede stand.

De drager volgens de uitvinding kan bij voorkeur zoals hiervoor beschreven in een voertuig worden geplaatst, en de voorkeursuitvoeringsvormen van het voertuig kunnen, voor zover van toepassing op de drager, om soortgelijke redenen ook voordelig op de drager worden toegepast.

Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur IA en 1B toont in zijaanzicht een voertuig volgens de uitvinding met de draagbalk in respectievelijk de eerste en de tweede stand.

Figuur 2A en 2B tonen een detail in achteraanzicht langs de lijnen II-II (respectievelijk A en B) in figuren IA en 1B in respectievelijk de eerste en tweede stand.

Figuur 1 en 2 tonen een voertuig 1 met een carrosserie 2. In de carrosserie 2 is een bestuurdersstoel 3 bevestigd aan de bodem 4 van de carrosserie 2 nabij een deuropening 5 in de carrosserie 2. De bestuurdersstoel staat gericht naar dashboard 6 van het voertuig 1. Tussen de deuropening 5 en de bestuurdersstoel 3 is een drager 7 aangebracht.

Drager 7 omvat een plank 8 met een rand 9, welke parallel loopt aan de hoofdrijrichting R van het voertuig. De drager omvat tevens een uiteinde 10 dat in de eerste stand van de zitvlak 11 af gekromd is. Drager 7 is kantelbaar bevestigd rondom as 12, welke as 12 eveneens parallel loopt aan de hoofdrijrichting R van voertuig 1.

In de eerste stand ligt de drager 7 daarbij in het verlengde van zitvlak 11 van de bestuurdersstoel 3, welk zitvlak 11 door middel van een bok 13 aan de bodem 4 van het voertuig 1 is bevestigd. Tussen zitvlak 11 en bok 13 loopt een niet getoonde lier. In de tweede stand steekt de drager 7 door de deuropening 5 naar buiten.

De afstand van uiteinde 10 tot as 12 is variabel, doordat uiteinde 10 en plank 8 ten opzichte van as 12 via een telescoopmechanisme kunnen worden uitgeschoven.

Claims (13)

1. Voertuig, zoals een auto, camper of bestelbus, verder omvattend: - een in het voertuig bevestigde stoel met een zitvlak; - een nabij de stoel aangebrachte, in het voertuig bevestigde drager, voorzien van een aandrijving voor het verstellen van de drager tussen een eerste stand, waarin een rand van de drager parallel loopt aan de hoofdrijrichting van het voertuig, en in het verlengde ligt van en grenst aan het zitvlak van de stoel, en een tweede stand, waarin deze rand van de drager ten opzichte van de eerste stand dwars op het zitvlak op afstand van het zitvlak is aangebracht.

2. Voertuig volgens conclusie 1, waarbij de rand van de drager in de tweede stand zich tussen het zitvlak en de bodem van het voertuig uitstrekt.

3. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, waarbij de rand in de tweede stand voorts in ten minste twee richtingen dwars op de hoofdrijrichting van het voertuig op afstand van het zitvlak is aangebracht.

4. Voertuig volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de rand van de drager kantelbaar rondom een parallel aan de rand en op afstand van de rand lopende as is aangebracht.

5. Voertuig volgens conclusie 4, waarbij de afstand van de rand tot de as instelbaar is.

6. Voertuig volgens conclusie 4 of 5, waarbij de drager een plank is, waarbij het uiteinde van de plank in de eerste stand van het zitvlak van de stoel af gekromd is.

7. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, verder omvattend een carrosserie met een deuropening, waarbij de drager zich in de eerste stand geheel binnen de carrosserie uitstrekt, en waarbij de drager ten minste gedeeltelijk door de deuropening buiten de carrosserie steekt.

8. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stoel de bestuurdersstoel van het voertuig is.

9. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stoel een bok omvat, waarop het zitvlak is aangebracht, welke bok bevestigd is aan de bodem van het voertuig, waarbij de aandrijving een lier omvat.

10. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de aandrijving verbonden is met een afstandsbediening, voor het bedienen van de aandrijving.

11. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stoel niet-draaibaar aan de bodem van het voertuig bevestigd is.

12. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het voertuig een laadruimte omvat, en waarbij het voertuig voorts is voorzien van een op afstand bedienbare beugel voor het in de laadruimte tillen van een rolstoel.

13. Drager met een aandrijving, welke drager geschikt is voor aanbrenging nabij een stoel in een voertuig, verstelbaar tussen een eerste stand en een tweede stand, waarin een rand van de drager ten opzichte van de eerste stand op afstand van de eerste stand is aangebracht, waarbij de aandrijving geschikt is voor het verstellen van de drager tussen de eerste en de tweede stand.