NL2015910B1 - Maaikopsamenstel alsmede daarvan voorziene maaiinrichting. - Google Patents

Maaikopsamenstel alsmede daarvan voorziene maaiinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL2015910B1
NL2015910B1 NL2015910A NL2015910A NL2015910B1 NL 2015910 B1 NL2015910 B1 NL 2015910B1 NL 2015910 A NL2015910 A NL 2015910A NL 2015910 A NL2015910 A NL 2015910A NL 2015910 B1 NL2015910 B1 NL 2015910B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
coupling
head assembly
coil
cutting head
assembly according
Prior art date
Application number
NL2015910A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2015910A (nl
Inventor
Willem Schreuders Aart
George Schreuders Johan
Original Assignee
Rilu B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rilu B V filed Critical Rilu B V
Priority to NL2015910A priority Critical patent/NL2015910B1/nl
Priority to EP16201309.8A priority patent/EP3180973B1/en
Publication of NL2015910A publication Critical patent/NL2015910A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2015910B1 publication Critical patent/NL2015910B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/416Flexible line cutters
    • A01D34/4161Means for feeding cutter line
    • A01D34/4163Means for feeding cutter line by triggered line feedout, e.g. bump-feeding

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een maaikopsamenstel, omvattende: - een maaikop omvattende een spoelbehuizing die is ingericht voor het daarin roteerbaar ten opzichte van de spoelbehuizing ontvangen van een spoel met draad; - een koppeling die is geconfigureerd om in een koppelstand de spoel en de spoelbehuizing rotatievast ten opzichte van elkaar te koppelen en om in een vrijgeefstand de spoel ten opzichte van de spoelbehuizing te ontkoppelen; en - waarbij een selectief bekrachtigbare bediening is voorzien die is geconfigureerd om de koppeling van de koppelstand naar de vrijgeefstand te brengen. De uitvinding heeft verder betrekking op een maaiinrichting omvattende een dergelijk maaikopsamenstel.

Description

Maaikopsamenstel alsmede daarvan voorziene maalinrichting
De uitvinding heeft betrekking op een maaikopsamenstel, omvattende: - een maaikop omvattende een spoelbehuizing die is ingericht voor het daarin roteerbaar ten opzichte van de spoelbehuizing ontvangen van een spoel met draad; en - een koppeling die is geconfigureerd om in een koppelstand de spoel en de spoelbehuizing rotatievast ten opzichte van elkaar te koppelen en om in een vrijgeefstand de spoel ten opzichte van de spoelbehuizing te ontkoppelen.
De uitvinding heeft verder betrekking op een maalinrichting omvattende een dergelijk maaikopsamenstel.
Wanneer grote oppervlakken dienen te worden gemaaid, worden veelal voertuigen met speciaal ingerichte maaimachines ingezet. Een voorbeeld van een veelgebruikte combinatie betreft een tractor die is voorzien van een klepelmaaier. Dergelijke machines zijn ingericht om grote oppervlakken relatief snel te kunnen maaien, maar ontberen de mogelijkheid om zeer nauwkeurig rondom objecten, zoals bomen, verkeerspalen, etc. te kunnen maaien. Aanvraagster heeft voor dit doel verbeterde maalinrichtingen ontwikkeld, die het onderwerp zijn van de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvragen NL2013780 en NL2015365. De laatste ziet op een maalinrichting voor het om objecten heen maaien, omvattende een draaggestel dat is ingericht om aan een voertuig aanbrengbaar te zijn, en een maaigestel dat ten minste één maaikop omvat, waarbij het draaggestel een geleiding omvat die ten minste gedeeltelijk rondom het object plaatsbaar is en waarmee of waarlangs het maaigestel in een baan rondom het object verplaatsbaar is.
Maaikoppen kunnen zijn voorzien van een slijtvaste draad, zoals staaldraad. Maaikoppen met slijtvaste (staal)draad maaien erg goed en behoeven relatief weinig onderhoud. Ze hebben echter het nadeel dat ze het object waaromheen gemaaid wordt kunnen beschadigen. Om beschadiging van het object, zoals een boom, te voorkomen, kunnen maaikoppen worden toegepast die zijn voorzien van een inrichting voor het opnemen van een verbruikshoeveelheid slijtbaar draad. Dergelijke maaikoppen die zijn voorzien met slijtbaar draad worden ook wel poetskoppen genoemd.
Doordat het slijtbaar draad tijdens gebruik slijt en de draad dus telkens iets korter wordt, zal het regelmatig nodig zijn om de draad weer tot een werkzame lengte te verlengen. Bij bosmaaiers is daartoe een in spoelbehuizing van de maaikop aangebrachte koppeling voorzien die een door een veer voorgespannen spoel omvat. Door de bosmaaier hard op de grond te slaan, wordt de voorspankracht van de veer kortstondig overwonnen, waardoor de spoel wordt opgeheven en over een nok heen kan bewegen. Als gevolg daarvan kan de spoel een korte slag roteren totdat deze tegen een volgende nok aangrijpt. Tijdens de gemaakte rotatieslag zal een stuk nieuwe draad van de spoel worden vrijgegeven, waardoor de draadlengte iets verlengt.
Een conventionele bosmaaier omvat derhalve een maaikopsamenstel, omvattende: - een maaikop omvattende een spoelbehuizing die is ingericht voor het daarin roteerbaar ten opzichte van de spoelbehuizing ontvangen van een spoel met draad; en - een koppeling die is geconfigureerd om in een koppelstand de spoel en de spoelbehuizing rotatievast ten opzichte van elkaar te koppelen en om in een vrijgeefstand de spoel ten opzichte van de spoelbehuizing te ontkoppelen.
Nadeel van een dergelijke uit de stand der techniek bekende vrijgeefinrichting zoals deze bij bosmaaiers wordt toegepast, is dat telkens met geweld op de grond dienen te worden geslagen om de vrijgeefinrichting te bedienen. Het gebruik van een bosmaaier is al erg arbeidsintensief doordat het zware machines zijn, die doorgaans door een persoon met behulp van een harnas worden gedragen. Het aanvullend regelmatig op de grond slaan van deze zware machine is een extra fysieke inspanning.
Zoals reeds genoemd worden voor het maaien van grote oppervlakken veelal voertuigen met speciaal ingerichte maaimachines, zoals beschreven in de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvragen NL2013780 en NL2015365 van Aanvraagster, ingezet. Hoewel het denkbaar is dat een bestuurder van een voertuig de maalinrichting telkens hard op de grond slaat, spreekt het voor zich dat deze herhaaldelijke impact de levensduur van de maaimachine kan verkorten. Daarnaast kan de grond beschadigen, zeker wanneer deze door vochtige omstandigheden enigszins zacht is.
Een doel van de onderhavige uitvinding is om een maaikopsamenstel te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen. Bijzonder voordelig zou het zijn indien een maaikopsamenstel met een beperkte fysieke inspanning kan worden bediend. Nog meer bij voorkeur kan de bediening van enige afstand, bijvoorbeeld vanuit de cabine van een voertuig, plaatsvinden.
Het genoemde doel is volgens de uitvinding bereikt met een maaikopsamenstel, omvattende: - een maaikop omvattende een spoelbehuizing die is ingericht voor het daarin roteerbaar ten opzichte van de spoelbehuizing ontvangen van een spoel met draad; - een koppeling die is geconfigureerd om in een koppelstand de spoel en de spoelbehuizing rotatievast ten opzichte van elkaar te koppelen en om in een vrijgeefstand de spoel ten opzichte van de spoelbehuizing te ontkoppelen; en - waarbij een selectief bekrachtigbare bediening is voorzien die is geconfigureerd om de koppeling van de koppelstand naar de vrijgeefstand te brengen.
Door het toepassen van een selectief bekrachtigbare bediening kan de koppeling tijdelijk in de vrijgeefstand worden gebracht, waardoor de spoelbehuizing van de maaikop en de spoel met draad tijdelijk ontkoppeld worden. Als gevolg hiervan kan er een relatieve rotatie tussen de spoelbehuizing en de spoel plaatsvinden, waardoor het draad zich onder invloed van een middelpuntvliedende kracht van de spoel zal afwikkelen. Hierdoor kan het draad verlengen tot een werkzame lengte.
Een verder voordeel van het toepassen van een selectief bekrachtigbare bediening is dat het maaikopsamenstel vanaf afstand, bijvoorbeeld vanuit de cabine van een voertuig, kan worden bediend.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het maaikopsamenstel omvat deze een rotatie vast met de spoelbehuizing verbonden holle aandrijfas, en waarbij de selectief bekrachtigbare bediening een zich door de holle aandrijfas uitstrekkend langgerekt orgaan omvat. De holle aandrijfas maakt het mogelijk dat de in de spoelbehuizing van de maaikop bevindende spoel ten opzichte van de spoelbehuizing kan worden ontkoppeld terwijl de maaikop wordt aangedreven. Hoewel het langgerekt orgaan een flexibel orgaan zoals een koord of ketting kan zijn, is het langgerekt orgaan bij voorkeur een in hoofdzaak star orgaan zoals een as. Een as is robuuster en kan zowel in trek als druk belast worden.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het maaikopsamenstel definieert de maaikop een axiale werkingsrichting en een radiale werkingsrichting, waarbij de axiale werkingsrichting zich tijdens gebruik neerwaarts richting een met de draad te maaien gewas uitstrekt, en waarbij de radiale werkingsrichting zich radiaal vanaf de axiale werkingsrichting uitstrekt, en waarbij de koppeling zich in een tegengesteld aan de axiale werkingsrichting gelegen zijde vanaf de spoel bevindt.
Tijdens gebruik waarbij de axiale werkingsrichting in hoofdzaak neerwaarts richting een op de bodem groeiend gewas zoals gras is gericht, zal de koppeling zich dus op een hoger gelegen niveau dan de spoel bevinden.
Doordat de koppeling zich in een tegengesteld aan de axiale werkingsrichting gelegen zijde vanaf de spoel bevindt ontstaat er ruimte voor een selectief bekrachtigbare bediening die is geconfigureerd om de koppeling van de koppelstand naar de vrijgeefstand te brengen.
Bij een bosmaaier bevindt de koppeling zich aan de onderzijde van de spoelbehuizing. Een drukveer die tussen de spoel en de bovenzijde van de spoelbehuizing is aangebracht drukt de spoel neerwaarts tegen de koppeling. Door het met kracht op de bodem slaan van de koppeling wordt de koppeling van de bosmaaier tijdelijk vrijgegeven. Tussen de spoel en de bodem is echter onvoldoende ruimte voor het aanbrengen van een selectief bekrachtigbare bediening volgens de uitvinding.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de koppeling buiten de spoelbehuizing van de maaikop aangebracht. De spoelbehuizing van de maaikop kan hierdoor van beperkte omvang blijven, en de koppeling kan desgewenst op enige afstand van de maaikop en daardoor beter afgeschermd worden aangebracht.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het maaikopsamenstel verder een met de koppeling verbonden koppelas die zich roteerbaar ten opzichte van de spoelbehuizing door de wand van de spoelbehuizing uitstrekt en die rotatievast met de spoel in de spoelbehuizing koppelbaar is. Door de koppelas kan de koppeling op enige afstand van de spoelbehuizing worden geplaatst, wat constructieve voordelen voor het aanbrengen van een aandrijving verschaft, zoals nog nader zal worden toegelicht.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de koppeling: - een rotatievast met de spoel verbonden eerste koppeldeel; - een rotatievast met de spoelbehuizing verbonden tweede koppeldeel; - waarbij het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel coaxiaal ten opzichte van elkaar zijn aangebracht; en - waarbij het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel ieder één of meer dan één nok omvatten die in de koppelstand met elkaar in aangrijpbaar zijn en die in de vrijgeefstand ten minste tijdelijk met elkaar uit aangrijping zijn.
Het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel zijn coaxiaal ten opzichte van elkaar aangebracht, waarbij hun gemeenschappelijke as samenvalt met de langsas van de koppelas. De koppelas strekt zich bovendien in de axiale werkingsrichting van het maaikopsamenstel uit. Doordat het eerste koppeldeel rotatievast met de spoel is verbonden en het tweede koppeldeel rotatievast met de spoelbehuizing is verbonden kan met de koppeling een relatieve rotatie tussen de spoel en de spoelbehuizing worden gereguleerd.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat ten minste het eerste koppeldeel of het tweede koppeldeel een labyrintvormige groef die de één of meer dan één nok vormt, en waarbij de één of meer dan één nok van het andere koppeldeel door deze labyrintvormige groef geleidbaar is. De labyrintvormige groef definieert een slaglengte waarin het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel relatief ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn. Doordat het eerste koppeldeel rotatievast met de spoel is verbonden en het tweede koppeldeel rotatievast met de spoelbehuizing is verbonden, is de door de labyrintvormige groef gedefinieerde slaglengte gerelateerd aan een relatieve rotatie tussen de spoel en de spoelbehuizing.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de selectief bekrachtigbare bediening een actuator die is geconfigureerd om de koppeling tussen de koppelstand en de vrijgeefstand te bewegen. Deze actuator kan bijvoorbeeld een solenoid zijn die op afstand elektronisch wordt bekrachtigd, bijvoorbeeld vanuit een bestuurderscabine van een maaiinrichting.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de actuator ingericht om de coaxiaal ten opzichte van elkaar aangebrachte koppeldelen in een axiale richting ten opzichte van elkaar te verplaatsen, waarbij de nokken in de vrijgeefstand uit aangrijping worden gebracht.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is één koppeldeel verbonden met een om een scharnieras scharnierbare hefboom waar de actuator op aangrijpt. Enerzijds kan door de momentarm van de hefboom de door de actuator uitgeoefende kracht worden versterkt. Anderzijds verschaft de hefboom de mogelijkheid om de bediening in hoofdzaak naast in plaats van in het verlengde van de koppeling te positioneren, hetgeen een compactere opbouw van het maaikopsamenstel mogelijk maakt.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt de scharnierbare hefboom voorgespannen door een tegen de actuator inwerkende veer. Wanneer de bekrachtiging van de actuator wordt weggenomen zal de veer de hefboom weer terug verplaatsen, zodat de koppeling weer in zijn koppelstand komt. De vakman zal inzien dat hier een kinematische omkering mogelijk is. Enerzijds kan de actuator een duwende actuator zijn die de hefboom in een eerste richting duwt, en een veer die de hefboom in een tweede richting, die tegengesteld is aan de eerste richting, beweegt. Indien de veer aan dezelfde zijde van de hefboom is aangebracht als de duwende actuator, zal de veer een trekveer zijn. Indien de veer aan de ander zijde van de hefboom is aangebracht als de duwende actuator, zal de veer een drukveer zijn. Anderzijds kan de actuator een trekkende actuator zijn, in welk geval een veer aan dezelfde zijde van de hefboom een drukveer is, en in welk geval een veer aan de andere zijde van de hefboom een trekveer is.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm definiëren het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel tezamen over de omtrek daarvan ten minste vier koppelstanden. Doordat het eerste koppeldeel rotatievast met de spoel is verbonden en het tweede koppeldeel rotatievast met de spoelbehuizing is verbonden, zijn de afstanden tussen de koppelstanden gerelateerd aan de relatieve rotatie tussen de spoel en de spoelbehuizing, en derhalve gerelateerd aan de hoeveelheid draad die tussen twee koppelstanden wordt vrijgegeven. Het is tevens denkbaar dat een groter aantal koppelstanden is gedefinieerd, zoals meer dan zes, meer dan acht, meer dan tien of zelfs twaalf of meer koppelstanden. In het geval van twaalf koppelstanden zijn ze evenredig over de omtrek met een onderlinge hoek van telkens circa 30° verdeeld.
Volgens een nog verdere en alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm omvat het maaikopsamenstel verder een in de spoelbehuizing aangebrachte veer die is geconfigureerd om de koppeling in de koppelstand te forceren, en waarbij de selectief bekrachtigbare bediening een zich door de holle aandrijfas uitstrekkende koppelas omvat die is geconfigureerd om de spoel ten opzichte van de spoelbehuizing te ontkoppelen wanneer de selectief bekrachtigbare bediening wordt bekrachtigd.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de veer een tussen de spoel en het deksel van de spoelbehuizing aangebrachte drukveer, en waarbij de koppelas aan of nabij een uiteinde is voorzien van een eindstop die aangrijpbaar is met de drukveer. Een dergelijke drukveer is op zichzelf bekend van maaikoppen voor bosmaaiers. Echter, in plaats van het met geweld op de grond slaan van de maaikop voor het tijdelijk overwinnen van de door de veer op de spoel uitgeoefende voorspanning, zoals bij bosmaaiers gebruikelijk is, is de koppeling volgens de uitvinding met een selectief bekrachtigbare bediening bedienbaar. De zich door de holle aandrijfas uitstrekkende koppelas zorgt er voor dat de selectief bekrachtigbare bediening de drukveer kan tegenwerken, waardoor de koppeling tijdelijk in een vrijgeefstand gebracht wordt.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de selectief bekrachtigbare bediening een actuator omvat die is geconfigureerd om de koppeling tussen de koppelstand en de vrijgeefstand te bewegen.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is tussen de koppeling en spoelbehuizing een aandrijving voor het roteerbaar aandrijven van ten minste de maaikop met de spoelbehuizing voorzien. De aandrijving, die bijvoorbeeld een riemschijf of een tandwiel omvat, dient om de maaikop al dan niet tezamen met de spoel roteerbaar aan te drijven. Door de aandrijving tussen de spoelbehuizing en de koppeling aan te brengen is de maaikopinrichting constructief eenvoudig en met een beperkte inbouwruimte in een maaigestel van een maalinrichting aan te brengen.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is tussen de aandrijving en de spoelbehuizing een holle aandrijfas voorzien, en waarbij de koppelas zich door de holle aandrijfas uitstrekt. De toepassing van een holle aandrijfas maakt het mogelijk dat de koppelas zich daardoorheen uitstrekt, zodat de aandrijving op constructief elegante wijze tussen de maaikop en de koppeling kan zijn aangebracht.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de holle aandrijfas roteerbaar opgenomen in een lagerbus. De lagerbus maakt het mogelijk om de maaikopinrichting roteerbaar aan een maaigestel van een maalinrichting te bevestigen.
De uitvinding heeft verder betrekking op een maalinrichting voor het om een object heen maaien, omvattende: - een draaggestel dat is ingericht om aan een voertuig aanbrengbaar te zijn; en - een aan het draaggestel aangebracht maaigestel dat ten minste één maaikopsamenstel volgens één van de voorgaande conclusies omvat.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de maalinrichting bevindt de koppeling zich vanaf de spoel aan dezelfde zijde van de spoel als een bevestiging waarmee het maaikopsamenstel aan het draaggestel is bevestigd.
De uitvinding heeft verder betrekking op een bosmaaier, omvattende een maaikopsamenstel volgens de uitvinding.
In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont:
Figuur 1: een perspectivisch aanzicht van een maaikopsamenstel volgens de uitvinding;
Figuur 2: een uitgekleed en deels perspectivisch aanzicht van de maaikopsamenstel volgens figuur 1;
Figuur 3: een uiteen getrokken perspectivische weergave van de maaikopsamenstel volgens figuren 1 en 2;
Figuur 4: een doorsnedeaanzicht van de maaikopsamenstel volgens de figuren 1-3 in een eerste stand;
Figuur 5: een doorsnedeaanzicht van de maaikopsamenstel volgens de figuren 1-3 in een tweede stand;
Figuren 6-10: perspectivische aanzichten van opeenvolgende stappen tijdens het ontkoppelen en opnieuw koppelen van de koppeling;
Figuur 11: een zijaanzicht van de koppeling met een schematische weergave van de in figuren 6-10 afgelegde rotatieslag;
Figuur 12: een bovenaanzicht van de koppeling met een schematische weergave van de in figuren 6-10 af gelegde rotatieslag;
Figuren 13 en 14: een bovenaanzicht van een beginstand en eindstand van een spoel overeenkomstig de in figuren 6-10 afgelegde rotatieslag; en
Figuren 15 en 16: gedetailleerde doorsnedeaanzichten van een verdere voorkeursuitvoeringsvorm in respectievelijk een koppelstand en een vrijgeefstand.
De perspectivische weergave van figuur 1 toont een maaikopsamenstel 1 omvattende een maaikop 2. De maaikop 2 heeft een spoelbehuizing 4 die is ingericht voor het daarin roteerbaar ten opzichte van de spoelbehuizing 4 ontvangen van een spoel 18 met draad 20. Aan de onderzijde van het maaikopsamenstel 1 is een afstandshouder 70 voorzien die tijdens maaiwerkzaamheden de maaikop 2 een minimale afstand boven de bodem houdt, waarbij deze afstand is gerelateerd aan de maaihoogte.
De spoelbehuizing 4 omvat een houder 6 waarin draaddoorvoeropeningen 8 zijn voorzien, waardoorheen het draad 20 van de spoel 18 zich tot buiten de maaikop 2 kan uitstrekken. De houder 6 wordt aan de bovenzijde afgesloten door een deksel 10.
Boven de deksel 10 is een lagerbus 118 aangebracht die, zoals nader nog zal worden toegelicht, dient om het maaikopsamenstel 1 roteerbaar aan een frame 126 van bijvoorbeeld een maaigestel te bevestigen. Opgemerkt wordt dat ‘boven’ verwijst naar de in de figuur getoonde oriëntatie, die overeenkomt me de oriëntatie van het maaikopsamenstel 1 tijdens het gebruik daarvan.
Boven de lagerbus 118 bevindt zich een aandrijving 88 die in de getoonde uitvoeringsvorm een riemschijf 90 heeft.
Verder naar boven zijn een koppeling 42 en een bediening 76 van de koppeling 42 getoond. De selectief bekrachtigbare bediening 76 omvat een actuator 78 in de vorm van een solenoid. De actuator 78 kan een hefboom 80 rondom een scharnieras 82 verplaatsen, waarbij de hefboom via een bevestiging met de koppeling 42 de koppeling 42 kan bedienen tussen een koppelstand en een ontkoppelstand. De hefboom 80 heeft een (niet getoonde) doorboring waardoorheen een koppelas 26 zich uitstrekt. De koppelas 26 heeft aan zijn uiteinde een moer 30 en een ring 32, waarbij de ring 32 aanligt tegen de hefboom 80.
De actuator 78 wordt door een veer 84 tegengewerkt, zodat bij het wegvallen van de selectief aanbrengbare bekrachtiging van de actuator 78 de veer 84 de hefboom 80 terug verplaatst, waardoor de koppeling 42 weer terug in een koppelstand wordt gebracht. Dit proces zal in het navolgende nog nader worden toegelicht.
De koppeling 42 is geconfigureerd om in een koppelstand de spoel 18 en de spoelbehuizing 4 rotatievast ten opzichte van elkaar te koppelen en om in een vrijgeefstand de spoel 18 ten opzichte van de spoelbehuizing 4 te ontkoppelen. De selectief bekrachtigbare bediening 76 is geconfigureerd om de koppeling 42 van de koppelstand naar de vrijgeefstand te brengen. Doordat in figuur 2 de maaikop 2, een holle aandrijfas 92 en een eerste koppeldeel 44 gestippeld zijn weergegeven, is het tweede koppeldeel 54 van de koppeling 42 zichtbaar. Figuur 2 toont een geassembleerde toestand en figuur 3 toont de onderdelen in een uiteen getrokken weergave.
De reeds besproken maaikop 2 is in figuur 3 uiteen getrokken en toont tussen het deksel 10 en de houder 6 een spoel 18 met draad 20. Het deksel 10 is aan de bovenzijde voorzien van een opening 12 met inwendige schroefdraad 14. De holle aandrijfas 92 is aan een uiteinde van een uitwendige schroefdraad 94 voorzien die correspondeert met de inwendige schroefdraad 14 van de opening 12. Op deze wijze kan de holle aandrijfas 92 rotatievast aandrijfbaar met het deksel 10 van de maaikop 2 worden verbonden. De holle aandrijfas 92 heeft verder een spiebaan 98 waarin een (niet getoonde) spie plaatsbaar. Met de spie kan de holle aandrijfas 92 rotatievast met de riemschijf 90 gekoppeld worden. De holle aandrijfas 92 is aan zijn van de uitwendige schroefdraad 94 af gekeerde uiteinde eveneens voorzien van een uitwendige schroefdraad 100. Verder omvat de holle aandrijfas 92 een schouder 96 waarop de lagerbus 118 kan afsteunen.
De koppeling 42 wordt eveneens uiteen getrokken getoond en omvat een eerste koppeldeel 44 en een tweede koppeldeel 54.
Het eerste koppeldeel 44 wordt met een koppelas 26 rotatievast verbonden met een rotatie-asymmetrische asopening 22 van de spoel 18. De koppelas 26 strekt zich door de holle aandrijfas 92 en de opening 12 in het deksel 10 van de spoelbehuizing 4 tot binnen de spoelbehuizing 4 uit. De koppelas 26 is voorzien van een rotatie-asymmetrisch (onrond) uiteinde dat correspondeert met de vorm van de o rotatie-asymmetrische asopening 22 van de spoel 18, zodat een rotatievaste koppeling tussen de koppelas 26 en de spoel 18 ontstaat.
Het eerste koppeldeel 44 is rotatievast verbonden met de koppelas 26 en is zodoende eveneens rotatievast verbonden met de spoel 18. Het eerste koppeldeel 54 omvat verdeeld over de omtrek een aantal openingen 50 waardoorheen een pin 48 tot binnen het eerste koppeldeel 44 insteekbaar is. Het deel van de pin 48 dat zich binnen het eerste koppeldeel 44 uitstrekt vormt daar een nok 46, waarmee het eerste koppeldeel 44 koppelbaaris met het tweede koppeldeel 54.
Het tweede koppeldeel 54 omvat een spiebaan 60 en is daarmee rotatievast verbindbaar met de holle aandrijfas 92, waardoor het tweede koppeldeel 54 eveneens rotatievast verbonden is met de spoelbehuizing 4 van de maaikop 2.
In de doorsnede aanzichten van de figuren 4 en 5 wordt het maaikopsamenstel 1 volgens de uitvinding in meer detail getoond. Figuur 4 toont een gekoppelde toestand van de koppeling 42 en figuur 5 toont een ontkoppelde toestand van de koppeling 42.
Het maaikopsamenstel 1 heeft nabij de spoel 8 een draad 20 waarmee het maaiwerkzaamheden kan uitvoeren. De radiale richting waarin de draad 20 zich rondom de maaikop 2 uitstrekt definieert een radiale werkingsrichting R van het maaikopsamenstel 1. Omdat de maaikop 2 tijdens gebruik dient om een op de bodem groeiend gewas zoals gras te maaien zal het maaikopsamenstel 1 zich tijdens gebruik in de in figuren 4 en 5 getoonde oriëntatie bevinden, waarbij een neerwaarts gerichte axiale werkingsrichting A wordt gedefinieerd.
De afstandshouder 70 kan in contact komen met de bodem en houdt de maaikop 2 een minimale afstand boven de bodem, waardoor een minimale maaihoogte wordt gewaarborgd.
Opgemerkt wordt dat de koppeling 42 zich in een tegengesteld aan de axiale werkingsrichting A gelegen zijde van de spoel 18 bevindt, waardoor er ruimte ontstaat voor de selectief bekrachtigbare bediening 76 die is geconfigureerd om de koppeling 42 van de koppelstand naar de vrijgeefstand te brengen. In de in de figuren getoonde oriëntatie van het maaikopsamenstel, die overeenkomt met een oriëntatie tijdens gebruik, bevindt de zich tegengesteld aan de axiale werkingsrichting A gelegen zijde van de spoel 18 zich aan de bovenzijde van de spoel 18.
In de getoonde uitvoeringsvorm is de koppeling 42 buiten de spoelbehuizing 4 van de maaikop 2 aangebracht en bevindt de koppeling 42 zich op enige afstand van de maaikop 2. De koppelas 26 verbindt het eerste koppeldeel 44 van de koppeling 42 met de spoel 18 in de spoelbehuizing 4 van de maaikop 2. Doordat de koppelas 26 enige afstand tussen de koppeling 42 en de spoelbehuizing 4 verschaft kan daartussen een lagerbus 118 worden voorzien waarmee het maaikopsamenstel 1 met bouten 124 aan een frame 126 van bijvoorbeeld een maaigestel kan worden bevestigd. Verder kan tussen de koppeling 42 en de maaikop 2 een aandrijving 88 zijn voorzien.
Het gedetailleerde aanzicht van figuren 4 en 5 toont verder hoe de afstandshouder 70 met een bus 72 en moer 74 aan de onderzijde van de maaikop 2 is bevestigd.
Op de schouder 96 van de holle aandrijfas 92 rust de lagerbus 118 die is voorzien van kogellagers 120. De verbinding met het frame 126 van het maaigestel geschiedt via in een flens 122 aangebrachte bouten 124.
Tussen de riemschijf 90 van de aandrijver 88 en de lagerbus 118 is een vulschijf 102 aangebracht.
Aan de bovenzijde van de riemschijf 90 zijn een borgring 104, een moer 106 en een ring 108 voorzien. Vervolgens is het nog nader toe te lichten tweede koppeldeel 54 rondom de holle aandrijfas 92 aangebracht en worden vervolgens een ring 110, borgring 112 en moer 114 aangebracht, waarbij de moer 114 aangrijpt op de uitwendige schroefdraad 100 van de holle aandrijfas 92.
De in figuur 4 getoonde gekoppelde stand komt overeen met het perspectivische detailaanzicht volgens figuur 6, en de in figuur 5 ontkoppelde toestand komt overeen met de toestand van bijvoorbeeld figuur 8. Het eerste koppeldeel 44 van de koppeling 42 is daarbij in hoogterichting over een afstand “y” door de selectief bekrachtigbare bediening 76 verplaatst.
De werking van de koppeling zal nu aan de hand van de figuren 6-10 nader worden toegelicht. In alle figuren is het eerste koppeldeel 44 gestippeld weergegeven, waardoor de relatieve positie en relatieve oriëntatie van het tweede koppeldeel 54 ten opzichte van het eerste koppeldeel 44 duidelijk zichtbaar is.
Opgemerkt wordt dat het eerste koppeldeel 44 met behulp van een vergrendelpen 36 rotatievast is verbonden met de koppelas 26. De koppelas 26 is voorzien van een uitsparing 34 waardoorheen de vergrendelpen 36 zich uitstrekt. De vergrendelpen wordt geborgd met een borgveren 38.
Onder verwijzing naar figuur 3 is het eerste koppeldeel 44 voorzien van door de openingen 50 gestoken pinnen 48 die binnen het eerste koppeldeel 44 nokken 46 vormen. De pinnen 48 en nokken 46 van het eerste koppeldeel 44 zijn omwille van de duidelijkheid wél met doorgetrokken lijnen getekend. De nokken 46 zijn aldus onderdeel van het eerste koppeldeel 44 en vallen in een labyrintvormige groef 58 die aan de buitenomtrek van het tweede koppeldeel 54 is aangebracht. De labyrintvormige groef 58 heeft een aantal nokken 56 waartegen de nokken 46 van het eerste koppeldeel 44 in aangrijping kunnen komen. Deze aangrijping tussen de nokken 46 van het eerste koppeldeel en de nokken 56 van de labyrintvormige groef 58 van het tweede koppeldeel 54 vindt plaats wanneer de koppeling 42 zich in een koppelstand bevindt. Een dergelijke koppelstand wordt bijvoorbeeld getoond in figuur 6.
Wanneer de koppeling 42 door middel van de selectief bekrachtigbare bediening 76 wordt bediend zal de actuator 78 de hefboom 80 bovenwaarts verplaatsen. De hefboom 80 is via de ring 32 en de moer 30 in verbinding met de koppelas 26. Als de hefboom 80 omhoog beweesgt zal de koppelsas 26 ook in bovenwaartse richting verplaatsen en daarmee het eerste koppeldeel 44 in bovenwaartse richting meenemen. Als gevolg daarvan zullen de nokken 46 uit aangrijping met de nokken 56 in het onderste deel van de labyrintvormige groef 58 worden getrokken (figuur 7), waardoor er een relatieve rotatie tussen het eerste koppeldeel 44 en tweede koppeldeel 54 kan plaatsvinden.
De nokken 46 van het eerste koppeldeel zullen vervolgens tegen een nok 57 aan de bovenzijde van de labyrintvormige groef aankomen (figuur 8). Doordat de actuator 78 slechts kortstondig wordt bekrachtigd en de veer 84 de hefboom 80 na het wegvallen van de bekrachtiging van de actuator 78 weer neerwaarts trekt, zal de nok 46 van het eerste koppeldeel 44 uit aangrijping worden gebracht met de nok 57 aan de bovenzijde van de labyrintvormige groef 58 van het tweede koppeldeel 54 (figuur 9). Doordat het eerste koppeldeel 44 en tweede koppeldeel 54 nu nog een verdere relatieve rotatie ten opzichte van elkaar kunnen maken zal de nok 46 zich verplaatsen naar de in figuur 10 getoonde positie. Figuur 10 toont een nieuwe koppelstand waarbij de nok 46 van het eerste koppeldeel 44 tegen de eerstvolgende nok 56 aan de onderzijde van de labyrintvormige groef 58 van het tweede koppeldeel 58 aanligt.
De afstand die een nok 46 van de in figuur 6 getoonde stand naar de in figuur 10 getoonde stand aflegt, is gerelateerd aan de relatieve rotatie die het eerste koppeldeel 44 en het tweede koppeldeel 54 ten opzichte van elkaar maken wanneer de koppeling 42 door de selectief bekrachtigbare bediening 76 tijdelijk wordt ontkoppeld. De trajectorie die een nok 46 van de in de figuren 6-10 aflegt, wordt in het zijaanzicht van figuur 11 schematisch weergegeven.
Het bovenaanzicht van figuur 12 toont de onderste nokken 56 van de labyrintvormige groef 58 en toont de hoekverdraaiing φ die een nok 46 volgens de trajectorie van figuur 11 ondergaat.
De figuren 13 en 14 komen overeen met respectievelijk de toestand in de figuren 6 en 10, en tonen hoe de draad 2 met een draadlengte d toeneemt wanneer de spoel 18 een hoekverdraaiing φ ten opzichte van de spoelbehuizing 4 maakt.
In de figuren 15 en 16 worden gedetailleerde doorsnedeaanzichten getoond van een verdere (alternatieve) voorkeursuitvoeringsvorm van een maaikopsamenstel volgens de uitvinding, zoals deze bijvoorbeeld bij een bosmaaier zou kunnen worden toegepast. Het maaikopsamenstel omvat een maaikop 202 met een spoelbehuizing 204 die is ingericht voor het daarin roteerbaar ten opzichte van de spoelbehuizing 204 ontvangen van een spoel 218 met draad 220. De draad 220 kan zich door in de houder 206 aangebrachte draaddoorvoeropeningen 208 tot buiten de spoelbehuizing 204 uitstrekken.
Deze uitvoeringsvorm vertoont veel overeenkomsten met een conventionele maaikop van een bosmaaier. Tussen het deksel 201 van de spoelbehuizing 204 en de spoel 218 is een drukveer 216 voorzien die de spoel 218 richting de bodem 207 van de houder 206 van de spoelbehuizing 206 drukt. De spoel 218 drukt tegen op de bodem 207 aangebrachte (niet getoonde) nokken, zoals deze bekend zijn bij bosmaaiers uit de stand der techniek. De nokken vormen als het ware de koppeling die is geconfigureerd om in een koppelstand de spoel 218 en de spoelbehuizing 204 rotatievast ten opzichte van elkaar te koppelen en om in een vrijgeefstand de spoel 218 ten opzichte van de spoelbehuizing 204 te ontkoppelen.
De uitvinding verschilt van een bosmaaier uit de stand der techniek doordat er een selectief bekrachtigbare bediening 76 is voorzien die is geconfigureerd om de koppeling van de koppelstand naar de vrijgeefstand te brengen. Door het toepassen van een selectief bekrachtigbare bediening kan de koppeling tijdelijk in de vrijgeefstand worden gebracht, waardoor de spoelbehuizing 204 van de maaikop 202 en de spoel 218 met draad 220 tijdelijk ontkoppeld worden. Als gevolg hiervan kan er een relatieve rotatie tussen de spoelbehuizing 204 en de spoel 218 plaatsvinden, waardoor het draad 220 zich onder invloed van een middelpuntvliedende kracht van de spoel 218 zal afwikkelen. Hierdoor kan het draad verlengen tot een werkzame lengte.
Met de selectief bekrachtigbare bediening 76 kan de voorspankracht van de veer 216 kortstondig worden overwonnen, waardoor de spoel 218 wordt opgeheven en over een (niet getoonde) nok heen kan bewegen. Als gevolg daarvan kan de spoel 218 een korte slag roteren totdat deze tegen een volgende nok aangrijpt. Tijdens de gemaakte rotatieslag zal een stuk nieuwe draad van de spoel 218 worden vrijgegeven, waardoor de draadlengte iets verlengt.
Het deksel 210 van de spoelbehuizing 204 omvat een opening 212 die van een inwendige schroefdraad 214 is voorzien. Een holle aandrijfas 292 is aan het uiteinde voorzien van een uitwendige schroefdraad waarmee de holle aandrijfas 292 rotatievast aandrijfbaar met de inwendige schroefdraad 214 van de spoelbehuizing 204 kan aangrijpen.
Doordat de holle aandrijfas 292 hol is, kan de koppelas 226 zich door de holle aandrijfas 292 tot in de spoelbehuizing 204 uitstrekken.
De koppelas 226 is aan zijn binnen de spoelbehuizing 204 gelegen uiteinde voorzien van een eindstop 217 die aangrijpbaar is met de drukveer 216. Wanneer de koppelas 226 met de selectief bekrachtigbare bediening - die vergelijkbaar met de in figuren 1 en 2 getoonde bediening 76 kan zijn uitgevoerd - in bovenwaartse richting wordt verplaatst zal het uiteinde van de koppelas 226 zich in de richting van het deksel 210 verplaatsen en de drukveer 216 comprimeren (figuur 16).
Doordat de selectief bekrachtigbare bediening de door de drukveer 216 op de spoel 218 uitgeoefende drukkracht tijdelijk wegneemt, kan de spoel 218 over een (niet getoonde) nok heen kan bewegen. Als gevolg daarvan kan de spoel 218 een korte slag roteren totdat deze tegen een volgende nok aangrijpt. Tijdens de gemaakte rotatieslag zal een stuk nieuwe draad van de spoel 218 worden vrijgegeven, waardoor de draadlengte iets verlengt.
Om het over de (niet getoonde) nok heen bewegen te bevorderen is in de bodem 207 een veerkamer 209 uitgespaard, waarin een hulpdrukveer 211 is aangebracht. De hulpdrukveer 211 is minder sterk dan de drukveer 216, doch is wel sterk genoeg om de spoel 218 op te kunnen liften wanneer de drukveer 216 niet tegen de spoel 218 drukt.
De hierboven beschreven uitvoeringsvorm is, hoewel ze een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding toont, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. Zo zal de vakman inzien dat er kinematische omkeringen mogelijk zijn die binnen de uitvindingsgedachte vallen. Zo is het denkbaar dat het met de spoel 18 verbonden koppeldeel is uitgevoerd als een tweede koppeldeel 54 volgens de beschrijving, en dat het met de spoelbehuizing 4 verbonden koppeldeel is uitgevoerd als een eerste koppeldeel 44 volgens de beschrijving. Ook kan een labyrintvormige groef in het eerste koppeldeel 44 zijn voorzien, in welk geval het tweede koppeldeel 54 is voorzien van nokken die met deze groef aangrijpbaar zijn.
Wanneer maatregelen in de conclusies gevolgd worden door verwijzingscijfers, dienen dergelijke verwijzingscijfers enkel om bij te dragen aan het begrip van de conclusies, maar zijn ze op geen enkele wijze beperkend voor de beschermingsomvang. De beschreven rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.

Claims (21)

1. Maaikopsamenstel, omvattende: - een maaikop (2) omvattende een spoelbehuizing (4) die is ingericht voor het daarin roteerbaar ten opzichte van de spoelbehuizing ontvangen van een spoel (18) met draad (20); - een koppeling (42) die is geconfigureerd om in een koppelstand de spoel (18) en de spoelbehuizing (4) rotatievast ten opzichte van elkaar te koppelen en om in een vrijgeefstand de spoel (18) ten opzichte van de spoelbehuizing (4) te ontkoppelen; en - waarbij een selectief bekrachtigbare bediening (76) is voorzien die is geconfigureerd om de koppeling (42) van de koppelstand naar de vrijgeefstand te brengen.
2. Maaikopsamenstel volgens conclusie 1, omvattende: - een rotatievast met de spoelbehuizing verbonden holle aandrijfas; en - waarbij de selectief bekrachtigbare bediening een zich door de holle aandrijfas uitstrekkend langgerekt orgaan omvat.
3. Maaikopsamenstel volgens conclusie 1 of 2, - waarbij de maaikop (2) een axiale werkingsrichting (A) en een radiale werkingsrichting (R) definieert, waarbij de axiale werkingsrichting (A) zich tijdens gebruik neerwaarts richting een met de draad (20) te maaien gewas uitstrekt, en waarbij de radiale werkingsrichting (R) zich radiaal vanaf de axiale werkingsrichting (A) uitstrekt; en - waarbij de koppeling (42) zich in een tegengesteld aan de axiale werkingsrichting (A) gelegen zijde vanaf de spoel (18) bevindt.
4. Maaikopsamenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de koppeling (42) buiten de spoelbehuizing (4) van de maaikop (2) is aangebracht.
5. Maaikopsamenstel volgens conclusie 4, verder omvattende een met de koppeling (42) verbonden koppelas (26) die zich roteerbaar ten opzichte van de spoelbehuizing (4) door de wand (10) van de spoelbehuizing uitstrekt en die rotatievast met de spoel (18) in de spoelbehuizing (4) koppelbaar is.
6. Maaikopsamenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de koppeling (42) omvat: - een rotatievast met de spoel verbonden eerste koppeldeel; - een rotatievast met de spoelbehuizing verbonden tweede koppeldeel; - waarbij het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel coaxiaal ten opzichte van elkaar zijn aangebracht; en - waarbij het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel ieder één of meer dan één nok omvatten die in de koppelstand met elkaar in aangrijpbaar zijn en die in de vrijgeefstand ten minste tijdelijk met elkaar uit aangrijping zijn.
7. Maaikopsamenstel volgens conclusie 6, waarbij ten minste het eerste koppeldeel of het tweede koppeldeel een labyrintvormige groef (58) omvat die de één of meer dan één nok vormt, en waarbij de één of meer dan één nok van het andere koppeldeel door deze labyrintvormige groef geleidbaar is.
8. Maaikopsamenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de selectief bekrachtigbare bediening (76) een actuator (78) omvat die is geconfigureerd om de koppeling tussen de koppelstand en de vrijgeefstand te bewegen.
9. Maaikopsamenstel volgens conclusie 8, waarbij de actuator (78) is ingericht om de coaxiaal ten opzichte van elkaar aangebrachte koppeldelen in een axiale richting ten opzichte van elkaar te verplaatsen, waarbij de nokken in de vrijgeefstand uit aangrijping worden gebracht.
10. Maaikopsamenstel volgens conclusie 8 of 9, waarbij één koppeldeel is verbonden met een om een scharnieras (82) scharnierbare hefboom (80) waar de actuator (78) op aangrijpt.
11. Maaikopsamenstel volgens conclusie 10, waarbij de scharnierbare hefboom wordt voorgespannen door een tegen de actuator (78) inwerkende veer (84).
12. Maaikopsamenstel volgens één van de conclusies 6-11, waarbij het eerste koppeldeel en het tweede koppeldeel tezamen over de omtrek daarvan ten minste vier koppelstanden definiëren.
13. Maaikopsamenstel volgens conclusies 2, verder omvattende: - een in de spoelbehuizing aangebrachte veer die is geconfigureerd om de koppeling in de koppelstand te forceren; en - waarbij de selectief bekrachtigbare bediening een zich door de holle aandrijfas uitstrekkende koppelas omvat die is geconfigureerd om de spoel ten opzichte van de spoelbehuizing te ontkoppelen wanneer de selectief bekrachtigbare bediening wordt bekrachtigd.
14. Maaikopsamenstel volgens conclusie 13, waarbij de veer een tussen de spoel en het deksel van de spoelbehuizing aangebrachte drukveer is, en waarbij de koppelas aan of nabij een uiteinde is voorzien van een eindstop die aangrijpbaar is met de drukveer.
15 Maaikopsamenstel volgens conclusie 13 of 14, waarbij de selectief bekrachtigbare bediening een actuator omvat die is geconfigureerd om de koppeling tussen de koppelstand en de vrijgeefstand te bewegen.
16. Maaikopsamenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij tussen de koppeling (42) en spoelbehuizing (4) een aandrijving (88) voor het roteerbaar aandrijven van ten minste de maaikop (2) met de spoelbehuizing (4) is voorzien.
17. Maaikopsamenstel volgens conclusie 16, waarbij de holle aandrijfas tussen de aandrijving (88) en de spoelbehuizing (4) is voorzien, en waarbij de koppelas (26) zich door de holle aandrijfas (92) uitstrekt.
18. Maaikopsamenstel volgens één van de conclusies 2-17, waarbij de holle aandrijfas (92) roteerbaar is opgenomen in een lagerbus (118).
19. Maalinrichting voor het om een object heen maaien, omvattende: - een draaggestel dat is ingericht om aan een voertuig aanbrengbaar te zijn; en - een aan het draaggestel aangebracht maaigestel dat ten minste één maaikopsamenstel volgens één van de voorgaande conclusies omvat.
20. Maalinrichting volgens conclusie 19, waarbij de koppeling zich vanaf de spoel aan dezelfde zijde van de spoel bevindt als een bevestiging waarmee het maaikopsamenstel aan het draaggestel is bevestigd.
21. Bosmaaier, omvattende een maaikopsamenstel volgens één van de conclusies 1,2, 13-17.
NL2015910A 2015-12-04 2015-12-04 Maaikopsamenstel alsmede daarvan voorziene maaiinrichting. NL2015910B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2015910A NL2015910B1 (nl) 2015-12-04 2015-12-04 Maaikopsamenstel alsmede daarvan voorziene maaiinrichting.
EP16201309.8A EP3180973B1 (en) 2015-12-04 2016-11-30 Mowing head assembly and mowing device provided therewith

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2015910A NL2015910B1 (nl) 2015-12-04 2015-12-04 Maaikopsamenstel alsmede daarvan voorziene maaiinrichting.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2015910A NL2015910A (nl) 2017-06-13
NL2015910B1 true NL2015910B1 (nl) 2017-06-30

Family

ID=55443293

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2015910A NL2015910B1 (nl) 2015-12-04 2015-12-04 Maaikopsamenstel alsmede daarvan voorziene maaiinrichting.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3180973B1 (nl)
NL (1) NL2015910B1 (nl)

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4211005A (en) * 1977-07-25 1980-07-08 Emerson Electric Co. Apparatus for cutting vegetation
US4209902A (en) * 1977-12-19 1980-07-01 Emerson Electric Co. Apparatus for cutting vegetation
WO2001010188A1 (en) * 1999-08-11 2001-02-15 Grace Albert S Weed and grass trimmer
US6684614B2 (en) * 2000-06-30 2004-02-03 Owen Patrick Greenwell Mobile power driven vegetation trimmer and line feed control
WO2012083353A1 (en) * 2010-12-20 2012-06-28 Deng Yoa Fang Device for dispensing flexible trimmer line

Also Published As

Publication number Publication date
NL2015910A (nl) 2017-06-13
EP3180973B1 (en) 2021-05-19
EP3180973A1 (en) 2017-06-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4733525A (en) Cutting machine utilizable in agriculture, viticulture and aboriculture
US11497167B2 (en) Method and kit for extracting and using auxiliary power
US6474053B1 (en) Lawnmower equipped with a retractable edger and trimmer
US9010078B2 (en) Weed trimmer with a wingnut plate
US20070193240A1 (en) Cutting assembly with high lift impeller blade and string trimmer combination
US6735874B2 (en) Cutting head for a rotary trimmer
US5241809A (en) Cutting machine with a pivoting hitching structure
NL2015910B1 (nl) Maaikopsamenstel alsmede daarvan voorziene maaiinrichting.
US3662529A (en) Swinging blade arrangement for mower assembly
DE2411602A1 (de) Vorrichtung zum schneiden bzw. maehen von pflanzen und dergl
US7165382B2 (en) Trimmer attachment for lawn mowers and tractors
EP2092816B1 (de) Mulchkopf
KR101618734B1 (ko) 안전커버를 일체로 구성한 예초기용 칼날세트
US7197864B2 (en) Transport arrangement for an agricultural machine having a detachable front attachment
KR101362432B1 (ko) 개폐커버를 구비한 모우어 컨디셔너
KR102343273B1 (ko) 쵸퍼형 원형 베일러
KR102574531B1 (ko) 안전판을 구비한 예초기 헤드
WO2017052375A1 (en) A method of coupling an agricultural implement to a tractor, and an assembly
KR100940390B1 (ko) 농기계용 제초장치
CA2827757C (en) Tractor-mounted weed trimmer with a wingnut plate
US26972A (en) Improvement in combined reaping and mowing machines
KR20200045130A (ko) 예초기
KR102134005B1 (ko) 예취기용 감김방지 장치 및 이를 채용하는 예취기
CA2785259C (en) Weed trimmer with a wingnut plate
KR200455207Y1 (ko) 회전에 의한 원심력으로 절단체가 펼쳐지는 휨강도가 우수한 바퀴식 예초기의 안전 절단장치

Legal Events

Date Code Title Description
RC Pledge established

Free format text: DETAILS LICENCE OR PLEDGE: RIGHT OF PLEDGE, ESTABLISHED

Name of requester: E.J. SCHREUDERS

Effective date: 20171123

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230101