NL2015848B1 - Plank voor het leggen van een houten vloer in een motief. - Google Patents
Plank voor het leggen van een houten vloer in een motief. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2015848B1 NL2015848B1 NL2015848A NL2015848A NL2015848B1 NL 2015848 B1 NL2015848 B1 NL 2015848B1 NL 2015848 A NL2015848 A NL 2015848A NL 2015848 A NL2015848 A NL 2015848A NL 2015848 B1 NL2015848 B1 NL 2015848B1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- width
- longitudinal side
- plank
- longitudinal
- distance
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F15/00—Flooring
- E04F15/02—Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
- E04F15/04—Flooring or floor layers composed of a number of similar elements only of wood or with a top layer of wood, e.g. with wooden or metal connecting members
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F2201/00—Joining sheets or plates or panels
- E04F2201/01—Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship
- E04F2201/0107—Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship by moving the sheets, plates or panels substantially in their own plane, perpendicular to the abutting edges
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F2201/00—Joining sheets or plates or panels
- E04F2201/02—Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections
- E04F2201/021—Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections with separate protrusions
- E04F2201/022—Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections with separate protrusions with tongue or grooves alternating longitudinally along the edge
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Wood Science & Technology (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Floor Finish (AREA)
Abstract
Een plank 1 voor het leggen van een houten vloer in visgraatmotief, is voorzien van twee lengtezijden waarvan een eerste lengtezijde 7 is voorzien van een hoofdgroef 15 en een tweede lengtezijde 9 is voorzien van een hoofdveer 17, en twee breedtezijden 11, 13, die beide zijn voorzien van een dwarsveer 19, 21. De beide dwarsveren aan de breedtezijden zijn recht tegenover elkaar en in het midden van de breedtezijde aanwezig. De tweede lengtezijde 9 is voorts voorzien van twee op afstand van elkaar aanwezige hulpgroeven 23, 25, die elk nabij een uiteinde van de lengtezijde aanwezig zijn, waarbij de afstand 27 tussen een uiteinde van een dwarsveer 19, 21 tot aan de verst daarvan verwijderde lengtezijde even groot is als de afstand 29 van een breedtezijde tot aan het verst daarvan afgelegen uiteinde van de hulpgroef 23, 25 nabij deze breedtezijde.
Description
Plank voor het leggen van een houten vloer in een motief BESCHRIJVING:
Gebied van de uitvinding
De uitvinding heeft betrekking op een plank voor het leggen van een houten vloer in een motief, welke plank is voorzien van een onderzijde waarmee de plank bij plaatsing op een ondergrond komt te liggen, een bovenzijde die na plaatsing een loopoppervlak vormt, twee lengtezijden waarvan een eerste lengtezijde is voorzien van een hoofdgroef en een tweede lengtezijde is voorzien van een hoofdveer, en twee breedtezijden, waarvan ten minste één breedtezijde is voorzien van een dwarsveer.
Stand van de techniek
Een dergelijke plank is bekend uit US 1 787 027 A. Bij deze bekende plank is in de andere breedtezijde een groef aanwezig. Bij het leggen van deze planken in een visgraatmotief worden de veren in groeven van naburige planken geschoven zodat de planken ten opzichte van elkaar gefixeerd zijn en niet ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven. Voor het leggen van een visgraatmotief zijn er naast dergelijke planken ook planken nodig met een gespiegeld uiterlijk. Met andere woorden: voor het leggen van het visgraatmotief zijn zowel ‘rechtse’ als ‘linkse’ planken nodig.
Nadeel hiervan is dat twee verschillende planken geproduceerd moeten worden en dat de kans op verwisselen aanwezig is. Hierdoor dient men tijdens het leggen constant alert te blijven en komt het regelmatig voor dat een verkeerde plank gebruikt is hetgeen weer hersteld moet worden. Ook kan blijken dat er te veel planken van de ene soort en te weinig van de andere soort in een levering zitten, waardoor eerst omruiling plaats dient te vinden alvorens de vloer af gemaakt kan worden.
Samenvatting van de uitvinding
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een plank van de in de aanhef omschreven soort waarmee een vloer in een motief, waaronder een visgraatmotief, gelegd kan worden en waarbij de hierboven beschreven nadelen van de bekende planken zich niet voordoen. Hiertoe is de plank volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de andere breedtezijde is voorzien van een verdere dwarsveer, waarbij de beide dwarsveren aan de breedtezijden recht tegenover elkaar en in het midden van de breedtezijde aanwezig zijn, en dat de tweede lengtezijde voorts is voorzien van twee op afstand van elkaar aanwezige hulpgroeven, die elk nabij een uiteinde van de lengtezijde aanwezig zijn, waarbij de afstand tussen een uiteinde van een dwarsveer aan de breedtezijde tot aan de verst daarvan verwijderde lengtezijde even groot of nagenoeg even groot is als de afstand van een breedtezijde tot aan het verst daarvan afgelegen uiteinde van de hulpgroef in de tweede lengtezijde nabij deze breedtezijde. Voor het leggen van een vloer in visgraatmotief met de planken volgens de uitvinding zijn er geen ‘’linkse’ en ‘rechtse’ planken nodig, maar kan met één soort planken volstaan worden, terwijl toch alle planken ten opzichte van elkaar opgesloten worden en niet ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven. Hierdoor ‘pakt men bij het leggen nooit mis’ en kan het niet voorkomen dat er te weinig van de ene en te veel van de andere zijn.
Opgemerkt wordt dat uit WO 98/38401 A een plank bekend is waarmee ook een visgraatmotief gelegd kan worden zonder dat daarbij een andere ‘gespiegelde’ plank nodig is. Echter, bij deze bekende plank bevinden zich groeven in beide breedtezijden zodat er geen verband aanwezig is tussen de kopse zijden en de daartegenaan aanwezige lengtezijden. Dit kan opgelost worden door daar waar nodig losse veren in de kopse kanten aan te brengen, maar dit vergt weer extra handelingen tijdens het leggen met de kans dat soms de extra veer vergeten wordt. Bovendien geven losse veren altijd een minder goede passing omdat er ruimte voor het veertje dient te zijn.
Voorts wordt opgemerkt dat uit US 2 187 672 A een plank bekend is waarmee ook een visgraatmotief gelegd kan worden zonder dat daarbij een andere ‘gespiegelde’ plank nodig is. Hierbij bevindt zich in een breedtezijde een groef en is aan de andere breedtezijde een veer aanwezig zodat er wel verband aanwezig is tussen de kopse zijden en de lengtezijden. Echter, hierbij zijn de lengtezijden over een helft voorzien van een groef en over de andere helft voorzien van een veer. Hierbij is het voor het leggen van een visgraat motief noodzakelijk dat de lengte van de plank twee keer zo groot is als de breedte. Dit geeft beperkingen aan het uiterlijk van de vloer waardoor het visgraatpatroon moeilijker in het motief te herkennen is.
Om de planken in een dubbel visgraadmotief te kunnen leggen is een uitvoeringsvorm van de plank volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de tweede lengtezijde voorts is voorzien van twee op afstand van elkaar aanwezige verdere hulpgroeven nabij de hulpgroeven, welke verdere hulpgroeven elk op een afstand van de nabij aanwezige hulpgroef aanwezig is van twee keer de afstand van elke hulpgroef tot de nabij gelegen breedtezijde. Voor het leggen van de planken in een drievoudig visgraadmotief zijn twee nog verdere hulpgroeven aanwezig die ook weer op een afstand van twee keer de afstand van elke hulpgroef tot de nabij gelegen breedtezijde van de verdere hulpgroeven aanwezig zijn.
Om de planken in een blokmotief te kunnen leggen is een verdere uitvoeringsvorm van de plank volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat over de hele tweede lengtezijde hulpgroeven aanwezig zijn, waarbij naburige hulpgroeven op een afstand van twee keer de afstand van elke hulpgroef tot de nabij gelegen breedtezijde aanwezig zijn.
Om een optimale fixatie van de planken ten opzichte van elkaar te verkrijgen, is een uitvoeringsvorm van de plank volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de lengte van de dwarsveer aan de breedtezijde gelijk of nagenoeg gelijk is aan de lengte van de hulpgroef in de tweede lengtezijde, zodat de dwarsveer aan beide uiteinden is opgesloten in de hulpgroef.
Om over de hele breedte de planken ten opzichte van elkaar te fixeren, is een verdere uitvoeringsvorm van de plank volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat tussen de dwarsveer aan de breedtezijde en de beide lengtezijden subgroeven aanwezig zijn, zodat de planken over de volledige breedte met de groeven en veren in elkaar geschoven zijn.
Nog een verdere uitvoeringsvorm van de plank volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de hoofdveer aan de tweede lengtezijde zich tussen de hulpgroeven in de tweede lengtezijde uitstrekt. Hierdoor komen ook aan de lengtezijden naburige planken over een groter deel van de lengte met elkaar in ingrijping.
Om naburige planken over een nog groter deel van de lengte in elkaar te laten grijpen, is een verdere uitvoeringsvorm van de plank volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat tussen elke hulpgroef in de tweede lengtezijde en de dichtstbijzijnde breedtezijde een subveer aanwezig is.
Bij voorkeur strekt de hoofdgroef in de eerste lengtezijde zich over de gehele eerste lengtezijde uit, zodat ook de eerste lengtezijde over een zo groot mogelijke lengte in ingrijping is met een naburige plank. Bovendien is het hierdoor mogelijk om de planken ook in een dubbel visgraatmotief te leggen (telkens twee planken over de volledige lengte tegen elkaar en de paren in visgraatmotief leggen). Weliswaar kunnen de dwarsveren aan de kopse kanten dan wel in de in de eerste lengtezijde aanwezige hoofdgroef verschuiven, waardoor tijdens het leggen ervoor gewaakt moet worden dat de planken niet ten opzichte van elkaar verschuiven, maar in een eenmaal gelegde vloer zijn de planken toch allemaal opgesloten.
Beknopte omschrijving van de tekeningen
Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de plank volgens de uitvinding en met de planken gelegde vloeren. Hierbij toont:
Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van de plank volgens de uitvinding; Figuur 2 een tweetal van de in figuur 1 weergegeven planken in perspectief in een stand waarin ze in elkaar geschoven worden;
Figuur 3 een aantal van de in figuur 1 weergegeven planken in visgraatpositie voordat ze in elkaar geschoven worden;
Figuur 4 de in figuur 3 weergegeven planken nadat ze in elkaar geschoven zijn;
Figuur 5 de van de in figuur 1 weergegeven planken in een dubbel visgraatmotief;
Figuur 6 een tweede uitvoeringsvorm van de plank volgens de uitvinding;
Figuur 7 een aantal van de in figuur 6 weergegeven planken in dubbel visgraatpositie voordat ze in elkaar geschoven worden;
Figuur 8 een derde uitvoeringsvorm van de plank volgens de uitvinding; en
Figuur 9 een aantal van de in figuur 8 weergegeven planken in blokpositie voordat ze in elkaar geschoven worden.
Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen
In figuur 1 is een eerste uitvoeringsvorm van de plank volgens de uitvinding weergegeven. De plank 1 is voorzien van een onderzijde 3 (zie figuur 2) waarmee de plank bij plaatsing op een ondergrond komt te liggen en een bovenzijde 5 die na plaatsing een loopoppervlak vormt. De plank heeft twee lengtezijden 7, 9 waarvan een eerste lengtezijde 7 is voorzien van een hoofdgroef 15 die zich over de gehele eerste lengtezijde uitstrekt en waarvan een tweede lengtezijde 9 is voorzien van een hoofd veer 17.
Deze tweede lengtezijde 9 is voorts voorzien van twee op afstand van elkaar aanwezige hulpgroeven 23, 25, die elk nabij een uiteinde van de lengtezijde aanwezig zijn. De hoofdveer 17 strekt zich hierbij tussen de beide hulpgroeven 23, 25 uit. Tussen elke hulpgroef 23, 25 en de dichtstbijzijnde breedtezijde 11, 13 is een subveer 37 aanwezig.
De plank heeft voorts twee breedtezijden 11, 13, die beide zijn voorzien van een dwarsveer 19, 21. De beide dwarsveren 19, 21 zijn recht tegenover elkaar en in het midden van de breedtezijde 11, 13 aanwezig. Tussen de dwarsveren 19, 21 aan de breedtezijde 11, 13 en de beide lengtezijden 7, 9 zijn subgroeven 35 aanwezig.
De afstand 27 tussen een uiteinde van een dwarsveer 19, 21 aan de breedtezijde tot aan de verst daarvan verwijderde lengtezijde is even groot als de afstand 29 van een breedtezijde tot aan het verst daarvan afgelegen uiteinde van de hulpgroef 23, 25 in de tweede lengtezijde 9 nabij deze breedtezijde.
De lengte 31 van de dwarsveer 19, 21 aan de breedtezijde 11, 13 is nagenoeg gelijk aan (iets kleiner dan) de lengte 33 van de hulpgroef 23, 25 in de tweede lengtezijde 9.
Ter illustratie zijn in figuur 2 een tweetal planken 1 in perspectief weergegeven in een stand waarin ze in elkaar geschoven worden.
In de figuren 3 en 4 zijn een aantal planken in visgraatpositie weergegeven voordat respectievelijk nadat ze in elkaar geschoven zijn.
De planken 1 kunnen ook in een dubbel visgraatmotief worden gelegd. Dit is ter illustratie weergegeven in figuur 5.
In figuur 6 is een tweede uitvoeringsvorm van de plank 41 volgens de uitvinding weergegeven. Alle onderdelen die gelijk zijn aan die van de hiervoor beschreven eerste uitvoeringsvorm zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. De tweede lengtezijde 9 van deze plank 41 is voorts voorzien van twee op afstand van elkaar aanwezige verdere hulpgroeven 43 en 45 die op afstand naast de hulpgroeven 23 en 25 aanwezig zijn. Deze verdere hulp groeven zijn elk op een afstand 47 van de nabij aanwezige hulpgroef aanwezig. Deze afstand is gelijk aan twee keer de afstand 49 van elke hulpgroef 23 tot de nabij gelegen breedtezijde 11.
In figuur 7 zijn een aantal planken 41 in dubbel visgraatpositie weergegeven voordat ze tot een dubbel visgraadmotief in elkaar worden geschoven.
In figuur 8 is een derde uitvoeringsvorm van de plank 51 volgens de uitvinding weergegeven. Alle onderdelen die gelijk zijn aan die van de hiervoor beschreven tweede uitvoeringsvorm zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. Over de hele tweede lengtezijde 9 zijn hulpgroeven 43, 45 en 53 aanwezig, waarbij naburige hulpgroeven op een afstand 55 van elkaar aanwezig zijn. Deze afstand is gelijk aan twee keer de afstand 49 van elke hulpgroef tot de nabij gelegen breedtezijde aanwezig zijn.
In figuur 9 zijn een aantal planken 51 in blokpositie voordat ze in elkaar tot een blokmotief worden geschoven.
Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.
Claims (8)
1. Plank (1; 41; 51) voor het leggen van een houten vloer in een motief, welke plank (1; 41; 51) is voorzien van een onderzijde (3) waarmee de plank bij plaatsing op een ondergrond komt te liggen, een bovenzijde (5) die na plaatsing een loopoppervlak vormt, twee lengtezijden (7, 9) waarvan een eerste lengtezijde (7) is voorzien van een hoofdgroef (15) en een tweede lengtezijde (9) is voorzien van een hoofdveer (17), en twee breedtezijden (11, 13), waarvan ten minste één breedtezijde (11) is voorzien van een dwarsveer (19), met het kenmerk, dat de andere breedtezijde (13) is voorzien van een verdere dwarsveer (21), waarbij de beide dwarsveren (19, 21) aan de breedtezijden (11, 13) recht tegenover elkaar en in het midden van de breedtezijde aanwezig zijn, en dat de tweede lengtezijde (9) voorts is voorzien van twee op afstand van elkaar aanwezige hulpgroeven (23, 25), die elk nabij een uiteinde van de lengtezijde aanwezig zijn, waarbij de afstand (27) tussen een uiteinde van een dwarsveer (19, 21) aan de breedtezijde tot aan de verst daarvan verwijderde lengtezijde even groot of nagenoeg even groot is als de afstand (29) van een breedtezijde tot aan het verst daarvan afgelegen uiteinde van de hulpgroef (23, 25) in de tweede lengtezijde (9) nabij deze breedtezijde.
2. Plank (41; 51) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede lengtezijde (9) voorts is voorzien van twee op afstand van elkaar aanwezige verdere hulpgroeven (43, 45) nabij de hulpgroeven (23, 25), welke verdere hulpgroeven elk op een afstand (47) van de nabij aanwezige hulpgroef aanwezig is van twee keer de afstand (49) van elke hulpgroef (23, 25) tot de nabij gelegen breedtezijde (11, 13).
3. Plank (51) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat over de hele tweede lengtezijde (9) hulpgroeven (43, 45, 53) aanwezig zijn, waarbij naburige hulpgroeven op een afstand (55) van twee keer de afstand (49) van elke hulpgroef (23, 25) tot de nabij gelegen breedtezijde (11, 13) aanwezig zijn.
4. Plank volgens conclusie 1, 2 of 3 met het kenmerk, dat de lengte (31) van de dwarsveer (19, 21) aan de breedtezijde (11, 13) gelijk of nagenoeg gelijk is aan de lengte (33) van de hulpgroef (23, 25) in de tweede lengtezijde (9).
5. Plank volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat tussen de dwarsveer (19), (21) aan de breedtezijde (11, 13) en de beide lengtezijden (7, 9) subgroeven (35) aanwezig zijn.
6. Plank volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de veer (17) aan de tweede lengtezijde (9) zich tussen de hulpgroeven (23, 25) in de tweede lengtezijde uitstrekt.
7. Plank volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat tussen elke hulpgroef (23, 25) in de tweede lengtezijde (9) en de dichtstbijzijnde breedtezijde (11, 13) een subveer (37) aanwezig is.
8. Plank volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoofdgroef (15) in de eerste lengtezijde (7) zich over de gehele eerste lengtezijde uitstrekt.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
EP16180362.2A EP3128102B1 (en) | 2015-08-06 | 2016-07-20 | Board for a wooden floor with a motif |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2015278 | 2015-08-06 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2015848B1 true NL2015848B1 (nl) | 2017-02-21 |
Family
ID=55405407
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2015848A NL2015848B1 (nl) | 2015-08-06 | 2015-11-25 | Plank voor het leggen van een houten vloer in een motief. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL2015848B1 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1787027A (en) * | 1929-02-20 | 1930-12-30 | Wasleff Alex | Herringbone flooring |
US2187672A (en) * | 1934-09-27 | 1940-01-16 | Axel G W Wedberg | Three ply flooring |
WO1998038401A1 (en) * | 1997-02-26 | 1998-09-03 | Tarkett Ab | Parquet fillet |
WO2002075074A1 (en) * | 2001-03-21 | 2002-09-26 | Faxe Design A/S | A flooring consisting of floor tiles connected to each other by tonque and groovejoints and fastened to the sub floor by covered fasteners |
-
2015
- 2015-11-25 NL NL2015848A patent/NL2015848B1/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1787027A (en) * | 1929-02-20 | 1930-12-30 | Wasleff Alex | Herringbone flooring |
US2187672A (en) * | 1934-09-27 | 1940-01-16 | Axel G W Wedberg | Three ply flooring |
WO1998038401A1 (en) * | 1997-02-26 | 1998-09-03 | Tarkett Ab | Parquet fillet |
WO2002075074A1 (en) * | 2001-03-21 | 2002-09-26 | Faxe Design A/S | A flooring consisting of floor tiles connected to each other by tonque and groovejoints and fastened to the sub floor by covered fasteners |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1017403A5 (nl) | Vloerelement, vergrendelingsysteem voor vloerelementen, vloerbekleding en werkwijze voor het samenstellen van dergelijke vloerelementen tot een vloerbekleding. | |
CN111237308B (zh) | 用于建筑镶板的机械锁定系统 | |
BE1018514A3 (nl) | Conische kabelbaan. | |
BR0212995B1 (pt) | piso compreendido de tÁbuas de assoalho retangulares. | |
BE1021833B1 (nl) | Paneel | |
EP1970500A3 (en) | Floor laying system, profiled rail and floorboard for such a floor laying system, as well as applications of the floor laying system for different purposes | |
BRPI0407664B1 (pt) | "sistema de piso e método de instalação". | |
EP3128102B1 (en) | Board for a wooden floor with a motif | |
JP2017519950A5 (nl) | ||
BE1022985B1 (nl) | Vloerpaneel voor het vormen van een vloerbekleding | |
US20150224379A1 (en) | Agility ladder | |
EP3276104B1 (en) | Herringbone surface decorative material and manufacturing method thereof | |
US8973328B2 (en) | Floor tile expansion joint | |
EA027624B1 (ru) | Панель напольного покрытия с наклоненной вдоль боковой кромки запорной поверхностью | |
US20090302725A1 (en) | Modular Storage System | |
NL2015848B1 (nl) | Plank voor het leggen van een houten vloer in een motief. | |
US1843024A (en) | Wood block flooring | |
US20150050448A1 (en) | Strip foam floor mat | |
KR102093881B1 (ko) | 도시공원과 생태하천에 적용되는 데크 체결장치 | |
US9593489B2 (en) | Tread for steel-pan stairways | |
US1511869A (en) | Rail joint | |
BE1025342B1 (nl) | Wand- of plafondpaneel en wand- of plafondinrichting | |
EA043030B1 (ru) | Панель и напольное покрытие, содержащее панель | |
EA042996B1 (ru) | Панель для создания напольного покрытия | |
BE1017532A6 (nl) | Vloerpaneel en vloerbekleding bestaande uit dergelijke vloerpanelen. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20191201 |