NL2014839B1 - Inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal. - Google Patents

Inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal. Download PDF

Info

Publication number
NL2014839B1
NL2014839B1 NL2014839A NL2014839A NL2014839B1 NL 2014839 B1 NL2014839 B1 NL 2014839B1 NL 2014839 A NL2014839 A NL 2014839A NL 2014839 A NL2014839 A NL 2014839A NL 2014839 B1 NL2014839 B1 NL 2014839B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
air
residual material
biological
pipes
substrate
Prior art date
Application number
NL2014839A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2014839A (nl
Inventor
Maria Franciscus Van Den Boomen Johannes
Nicolaas Cornelis Van Den Boomen Henricus
Original Assignee
Upcycling Gemert B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Upcycling Gemert B V filed Critical Upcycling Gemert B V
Priority to NL2014839A priority Critical patent/NL2014839B1/nl
Priority to EP16169598.6A priority patent/EP3095771B1/en
Publication of NL2014839A publication Critical patent/NL2014839A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2014839B1 publication Critical patent/NL2014839B1/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F26DRYING
    • F26BDRYING SOLID MATERIALS OR OBJECTS BY REMOVING LIQUID THEREFROM
    • F26B9/00Machines or apparatus for drying solid materials or objects at rest or with only local agitation; Domestic airing cupboards
    • F26B9/10Machines or apparatus for drying solid materials or objects at rest or with only local agitation; Domestic airing cupboards in the open air; in pans or tables in rooms; Drying stacks of loose material on floors which may be covered, e.g. by a roof
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C05FERTILISERS; MANUFACTURE THEREOF
    • C05FORGANIC FERTILISERS NOT COVERED BY SUBCLASSES C05B, C05C, e.g. FERTILISERS FROM WASTE OR REFUSE
    • C05F17/00Preparation of fertilisers characterised by biological or biochemical treatment steps, e.g. composting or fermentation
    • C05F17/90Apparatus therefor
    • C05F17/964Constructional parts, e.g. floors, covers or doors
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C05FERTILISERS; MANUFACTURE THEREOF
    • C05FORGANIC FERTILISERS NOT COVERED BY SUBCLASSES C05B, C05C, e.g. FERTILISERS FROM WASTE OR REFUSE
    • C05F17/00Preparation of fertilisers characterised by biological or biochemical treatment steps, e.g. composting or fermentation
    • C05F17/90Apparatus therefor
    • C05F17/964Constructional parts, e.g. floors, covers or doors
    • C05F17/971Constructional parts, e.g. floors, covers or doors for feeding or discharging materials to be treated; for feeding or discharging other material
    • C05F17/979Constructional parts, e.g. floors, covers or doors for feeding or discharging materials to be treated; for feeding or discharging other material the other material being gaseous
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F26DRYING
    • F26BDRYING SOLID MATERIALS OR OBJECTS BY REMOVING LIQUID THEREFROM
    • F26B21/00Arrangements or duct systems, e.g. in combination with pallet boxes, for supplying and controlling air or gases for drying solid materials or objects
    • F26B21/004Nozzle assemblies; Air knives; Air distributors; Blow boxes
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F26DRYING
    • F26BDRYING SOLID MATERIALS OR OBJECTS BY REMOVING LIQUID THEREFROM
    • F26B2200/00Drying processes and machines for solid materials characterised by the specific requirements of the drying good
    • F26B2200/02Biomass, e.g. waste vegetative matter, straw
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02PCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES IN THE PRODUCTION OR PROCESSING OF GOODS
    • Y02P20/00Technologies relating to chemical industry
    • Y02P20/141Feedstock
    • Y02P20/145Feedstock the feedstock being materials of biological origin
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02WCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO WASTEWATER TREATMENT OR WASTE MANAGEMENT
    • Y02W30/00Technologies for solid waste management
    • Y02W30/40Bio-organic fraction processing; Production of fertilisers from the organic fraction of waste or refuse

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • Biotechnology (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Microbiology (AREA)
  • Molecular Biology (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Processing Of Solid Wastes (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal, waarbij het biologisch restmateriaal op een ondergrond is gelegen, welke inrichting middelen voor het aan voornoemd biologisch restmateriaal toevoeren van lucht omvat, met het kenmerk, dat voornoemde middelen voor het toevoeren van lucht een of meer leidingen omvatten, welke leiding ten minste twee, aan de omtrekzijde daarvan, onder een hoek geplaatste uitstroomopeningen omvat en zodanig onder voornoemde ondergrond is gepositioneerd dat voornoemde uitstroomopeningen lucht aan voornoemd biologisch restmateriaal toevoeren.

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal
Beschrijving
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal, waarbij het biologisch restmateriaal op een ondergrond is gelegen, welke inrichting middelen voor het aan voornoemd biologisch restmateriaal toevoeren van lucht omvat. Verder ziet de onderhavige uitvinding toe op een werkwijze voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal onder toepassing van de inrichting zoals hiervoor omschreven, alsmede op de bijzondere toepassing van een dergelijke inrichting.
Drogen is een massa-overdrachtsproces dat bestaat uit het verwijderen van water of vocht door verdamping uit een vaste stof. In het meest voorkomende geval wordt een gasstroom toegepast, bijvoorbeeld lucht, die de damp als vochtigheid afvoert. Andere mogelijkheden voor drogen zijn onder meer vacuümdrogen, trommeldrogen, diëlektrisch drogen (onder toepassing van microgolven), vriesdrogen, superkritisch drogen (onder toepassing van oververhitte stoom) en drogen onder toepassing van natuurlijke lucht. Het verminderen van water kan ook worden uitgevoerd door bijvoorbeeld centrifugeren.
In het bijzonder bij het kweken van champignons komt een grote reststroom van biologisch materiaal vrij. Een champignonkwekerij heeft in principe twee bestanddelen nodig om champignons te kunnen telen: doorgroeide compost, ook wel aangeduid als voedingsbodem, en dekaarde. Doorgroeide compost bevat de noodzakelijke voedingsstoffen voor de champignon. Geschikte bronnen voor de voedingsbodem zijn bijvoorbeeld paardenmest, met stro, kippenmest en kalk. Dekaarde, veelal bestaande uit een mengsel van verschillende soorten turf en schuimaarde (een afvalproduct van de suikerindustrie), zorgt voor de toevoer van water naar de voedingsbodem, voorkomt uitdroging van de voedingsbodem en zorgt voor een goed milieu waarin champignons knoppen kunnen vormen. De dekaarde is bij voorkeur vrij van ziektekiemen, in het bezit van de juiste structuur, beschikt over een zuurgraad van een pH van ongeveer 7,5 en moet vocht kunnen vasthouden. De bacteriën die in de dekaarde leven stimuleren het mycelium tot het vormen van de champignons en zonder deze bacteriën worden er geen champignons gevormd waardoor dus een goede dekaarde van belang is bij de kweek van champignons.
In de teeltbedden wordt in het algemeen een laag van circa 35 centimeter doorgroeide compost of voedingsbodem aangebracht. Op de doorgroeide compostlaag wordt een toplaag van circa 4,5 centimeter aangebracht, ook wel dekaarde genoemd. Vanuit het compost groeien myceliumdraden in de dekaarde. Hier vormen de draden kleine knoppen, die op hun beurt uitgroeien tot volgroeide champignons waarna het oogsten kan beginnen. Een oogstperiode wordt in de champignonteelt met de vakterm 'vlucht' aangeduid. Een kweker oogst per cel twee of drie vluchten.
Champost, doorgroeide compost of champignonmest, is de voedingsbodem voor het kweken van champignons en is doorgaans opgebouwd uit mest, zoals paardenmest, met stro, kippenmest en gips. De champost is doorgroeid met mycelium. Doorgaans wordt boven de champost een toplaag, bijvoorbeeld veen geplaatst, die dient als dekaarde om de vochtigheid optimaal te houden tijdens het kweken van de champignons.
In de huidige praktijk wordt gebruikte champost, dat is champost welke vrijkomt na het kweken van champignons, afgevoerd als meststof, al of niet in het algemeen samen met dekaarde welke op de champost is geplaatst voor het kweken van de champignons. Een nadeel van het afvoeren van champost als meststof is dat het product een beperkte toegevoegde waarde heeft, en dat bovendien transport kosten aanzienlijk zijn.
Uit de Internationale aanvraag WO 2014/116114 is een methode bekend voor het composteren van champost onder omstandigheden voor het verschaffen van gecomposteerde champost met een droge stof gehalte van 45% tot en met 90%, waarbij sprake is van een stap van het scheiden van de champost van de dekaarde, voorafgaand aan het composteren van de champost. Voornoemde Internationale aanvraag WO 2014/116114 openbaart verder dat de dekaarde wordt gedroogd met behulp van warmte die wordt verkregen door het composteren van de champost. Dergelijke dekaarde wordt toegepast als potgrond of als mestconcentraat. Deze Internationale aanvraag verschaft geen informatie volgens welke wijze de droogstap wordt uitgevoerd.
Uit het Nederlands octrooi 194986 is een methode bekend voor het verwerken van champignonvoetjes door de champignonvoetjes te winnen uit het bed waarin de champignonvoetjes worden gekweekt, waarbij een snijstap, een droogstap en een mechanische afzondering van de nog aanhechtende dekaarde worden toegepast. Ook in dit Nederlands octrooi wordt geen informatie verschaft volgens welke wijze de droogstap wordt uitgevoerd.
Uit de Europese octrooiaanvraag EP 2 455 357 is een methode voor het behandelen van paddenstoelcompost bekend, omvattende het toevoeren van de te behandelen compost aan een eerste scheider, zoals een zeef, ter verkrijging van een eerste fractie, omvattend kleinere compostdeeltjes, en een tweede fractie, omvattend grotere compostdeeltjes, het gedeeltelijk verminderen van water uit de grotere compostdeeltjes, het kleuren van het gedeeltelijk gedroogde materiaal met een kleurmiddelmateriaal en het verder verminderen van water uit het gekleurde materiaal om een aldus behandelde compost te verkrijgen. Aanvullende gegevens omtrent het uitvoeren van de droogstap worden in deze Europese octrooiaanvraag niet verschaft.
Verder is uit de Internationale aanvraag WO 2012/101213 een methode voor het recyclen van gebruikte champignon dekaarde omvattende champignon afvalresten bekend. Daarnaast openbaart de Internationale aanvraag W02013/108196 een methode voor het bereiden van dekaarde om te worden toegepast bij het kweken van champignons en is uit de Britse publicatie GB2 166 633 en het Amerikaans octrooi US 4,978,501 een methode bekend voor het continu steriliseren van vochtige plantachtige materialen waarbij de te behandelen materialen door een tunnel worden geleid, welke tunnel wordt blootgesteld aan radiofrequentie elektromagnetische golven.
De Japanse publicatie JP 2002-346513 heeft betrekking op een fermentatietank waarin een compostering wordt uitgevoerd. Onder de vloer van een dergelijke fermentatietank bevindt zich een buizenconstructie, waarbij aan een binnenbuis een warmte-overdrachtsmedium wordt toegevoerd, bijvoorbeeld heet water, waarna in de annulaire ruimte tussen de buitenbuis en de binnenbuis lucht wordt geleid. Aldus wordt de ingeblazen lucht door het door de binnenbuis stromende warme water verwarmd, welke verwarmde lucht vervolgens door de buitenbuis kan uittreden via de daarin aangebrachte openingen. Een dergelijke constructie van een gesloten binnenbuis en een van openingen voorziene buitenbuis is aldus in de ondergrond van de fermentor geplaatst, welke constructie in een soort behuizing is geplaatst. Omdat de behuizing slechts aan de bovenzijde open is uitgevoerd, zal de uit de openingen van de buitenbuis tredende lucht alleen de open uitgevoerde bovenzijde van de behuizing kunnen verlaten en het te fermenteren materiaal, dat op de vloer ligt, zal met de luchtstroom in contact treden om te drogen en te fermenteren. Uit dit Japanse document is het aldus bekend om een buizenstelstel in een vloer aan te brengen om daarmee warme lucht door een vloer heen te leiden. Er is echter geen sprake van een doelmatig gerichte luchtstroom naar de vloer.
Een aspect van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een methode om biologische restmaterialen met lucht volgens een milieuvriendelijke en doelmatige manier te behandelen om aldus het restmateriaal te herverwerken tot bruikbare reststoffen.
Een ander aspect van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze voor het verwerken van specifieke biologische restmaterialen, in het bijzonder dekaarde en verbruikte champost, welke beide materialen worden toegepast bij het met behulp van een voedingsbodem kweken van champignons, waarbij de verbruikte dekaarde en verbruikte champost verder worden behandeld om geschikt te worden voor een nieuwe toepassing.
Een ander aspect van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een methode om biologische restmaterialen met lucht volgens een milieuvriendelijke en doelmatige manier te behandelen waarbij de daarbij toe te passen hoeveelheid energie tot een minimum wordt beperkt.
De onderhavige uitvinding ziet aldus toe op een inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal, waarbij het biologisch restmateriaal op een ondergrond is gelegen, welke inrichting middelen voor het aan voornoemd biologisch restmateriaal toevoeren van lucht omvat, waarbij voornoemde middelen voor het toevoeren van lucht een of meer leidingen omvatten, welke leiding ten minste twee, aan de omtrekzijde daarvan, onder een hoek geplaatste uitstroomopeningen omvat en zodanig onder voornoemde ondergrond is gepositioneerd dat voornoemde uitstroomopeningen lucht aan voornoemd biologisch restmateriaal toevoeren.
Onder toepassing van de hiervoor genoemde stappen hebben de onderhavige uitvinders geconstateerd dat aan een of meer voornoemde aspecten wordt voldaan. Het is met name gunstig gebleken om voornoemde uitstroomopeningen onder een hoek te plaatsen waarmee een goede verdeling van de toe te voeren lucht in het op de ondergrond liggende biologisch restmateriaal is te verkrijgen. Het is met name wenselijk gebleken om de hoek, waaronder de uitstroomopeningen zijn geplaatst, te kiezen in het gebied van 30-150°, met name 50-130° en bij voorkeur 80-110°. Indien een hoek, waaronder de uitstroomopeningen zijn geplaatst, lager dan 30° wordt toegepast, dan zullen er op de ondergrond gebieden ontstaan waarnaar onvoldoende lucht wordt geleid waardoor een inhomogene luchtbehandeling ontstaat. Indien een hoek, waaronder de uitstroomopeningen zijn geplaatst, groter dan 150° wordt toegepast, dan ontstaat er ook een situatie dat naar bepaalde gebieden van de ondergrond een onvoldoende hoeveelheid lucht wordt geleid, resulterend in een inhomogene luchtbehandeling. De hier toegepaste term hoek dient te worden opgevat als de hoek die wordt ingesloten door een denkbeeldige lijn door de ene uitstroomopening en een denkbeeldige lijn door de andere uitstroomopening, welke uitstroomopeningen op eenzelfde leiding zijn gepositioneerd. Indien bijvoorbeeld de hoek 90° is, dan staan de uitstroomopeningen haaks op elkaar. Bij bijvoorbeeld een hoek in de buurt van voornoemde ondergrens van 30° zullen derhalve de uitstroomopeningen “dicht” tegen elkaar aanliggen. Daarentegen zullen bijvoorbeeld bij een hoek in de buurt van voornoemde bovengrens van 150° de uitstroomopeningen “ver” van elkaar liggen.
De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot een bijzonder aantal uitstroomopeningen dat zich aan de omtrekzijde van de leiding bevindt. Het is met name wenselijk de uitstroomopeningen “paarsgewijs” uit te voeren, hetgeen betekent dat, gezien in de lengterichting van de leiding, er steeds twee uitstroomopeningen naast elkaar zijn gelegen. Het is in een bijzondere uitvoeringsvorm echter wenselijk om de uitstroomopeningen, in de lengterichting van de leiding gezien, te laten “verspringen” zodat er op een dergelijke leiding in feite sprake is van een ten minste twee, naast elkaar gelegen rijen van uitstroomopeningen, waarbij de posities van de uitstroomopeningen, in de rijen ten opzichte van elkaar, zijn verschoven waardoor er geen sprake (meer) is van paren van uitstroomopeningen op dezelfde leiding.
Het verdient de voorkeur dat voornoemde uitstroomopeningen op een regelmatige onderlinge afstand over de lengte van voornoemde leiding zijn gepositioneerd waarmee aldus wordt gewaarborgd dat het op de ondergrond liggende biologisch restmateriaal homogeen met lucht wordt behandeld. De onderlinge afstand tussen voornoemde uitstroomopeningen, gezien over de lengte van voornoemde leiding, is bij voorkeur ten minste 5 cm, met name 10 cm, in het bijzonder ten minste 15 cm.
Het van de leiding afgekeerde uiteinde van de uitstroomopening komt nagenoeg overeen met het loopvlak van de ondergrond. Aldus is er sprake van een nagenoeg vlak loopvlak en zullen de uitstroomopeningen niet uit het loopvlak “steken”. Met name bij het “vullen” van de ondergrond met biologisch restmateriaal, waarbij mogelijk gebruik wordt gemaakt van zware werktuigen, zoals vorkhefttrucks, shovels, laadklepvoertuigen, kruiwagens, is het wenselijk dat er geen obstakels op de ondergrond aanwezig zijn. Ook is het mogelijk dat mensen over de ondergrond zullen lopen waarbij het wenselijk is dat er geen “uitsteeksels” aanwezig zijn.
In de onderhavige inrichting is het met name wenselijk dat voornoemde leidingen op een regelmatige onderlinge afstand onder de ondergrond zijn gepositioneerd, waarbij de leidingen bij voorkeur evenwijdig aan elkaar zijn gepositioneerd. Het verdient vanuit constructief oogpunt de voorkeur de leidingen te omgeven door een betonsamenstelling, eventueel versterkt met de daarvoor gebruikelijke middelen zoals vlechtwerk.
De onderlinge afstand tussen voornoemde leidingen is bij voorkeur ten minste 10 cm, met name 20 cm, in het bijzonder ten minste 30 cm bedraagt, waarbij voornoemde leidingen in het bijzonder een diameter bezitten in het gebied van 100-300 mm, met name 150-250, bij voorkeur 175-225 mm. De materiaalkeuze van de leiding is niet beperkt maar de toepassing van kunststofleidingen verdient de voorkeur. De toevoer van lucht aan de leidingen kan via afzonderlijke toevoerleidingen plaatsvinden maar het verdient de voorkeur een centrale toevoerleiding toe te passen waarbij via een aftakorgaan de afzonderlijke leidingen van lucht worden voorzien.
De onderhavige uitvinding ziet verder toe op een werkwijze voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal onder toepassing van de inrichting zoals hiervoor beschreven, welke werkwijze de volgende stappen omvat: i) het op de ondergrond aanbrengen van biologisch restmateriaal; ii) het aan de leidingen toevoeren van lucht, en iii) het door het op de ondergrond aanwezige biologisch restmateriaal doorleiden van lucht.
Vanuit energetisch en ecologisch oogpunt is het wenselijk dat de uit het biologisch restmateriaal tredende luchtstroom wordt hergebruikt. Bij het met lucht behandelen ontstaat er veelal warmte in het biologisch restmateriaal, welke warmte kan worden teruggewonnen. De behandeling met lucht kan ook een composteringsmethode omvatten.
De behandeling met lucht wordt in het bijzonder in een van de omgeving afgesloten ruimte uitgevoerd. Hierbij verdient het de voorkeur dat de temperatuur en/of vochtigheid van de ruimte waarin voornoemde behandeling met lucht wordt uitgevoerd door een meet- en regelsysteem wordt beheerd.
De onderhavige uitvinders hebben geconstateerd dat het debiet van de aan de leidingen toe te voeren luchtstroom zich in het bijzonder bevindt in een gebied van 0-70 m/s, met name 20-60 m/s, bij voorkeur 30-50 m/s.
De volgens stap ii) toe te voeren lucht bezit een temperatuur in het gebied van 5-50 °C, met name 10-40 °C, bij voorkeur 10-30 °C.
Het is in een bijzondere uitvoeringsvorm mogelijk om de toe te voeren luchtstroom aan een voorbehandeling te onderwerpen, bijvoorbeeld het beïnvloeden van de temperatuur en luchtvochtigheid. Ook is het wenselijk gebleken om een of meer procesparameters, gekozen uit de groep van debiet, temperatuur en luchtvochtigheid, van de aan de leidingen toe te voeren luchtstroom gedurende voornoemde behandeling met lucht te variëren. Dit betekent dat gedurende het uitvoeren van de onderhavige werkwijze men in staat is tot het aanpassen van bijvoorbeeld een of meer van debiet, temperatuur en luchtvochtigheid. Er kunnen aldus verschillende luchtbehandelingsprogramma’s worden toegepast, bijvoorbeeld afhankelijk van het restmateriaal waarmee wordt aangevangen, of afhankelijk van het gewenste eindproduct.
Als een geschikt biologisch restmateriaal wordt een bij het kweken van champignons verkregen restmateriaal genoemd, in het bijzonder verbruikte dekaarde en verbruikte voedingsbodem.
In de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding is het verder mogelijk om aan het biologisch restmateriaal, bij voorkeur na de droogbehandeling, een of meer hulpstoffen toe te voegen, bij voorkeur gekozen uit de groep van kalk, fosfor en stikstof. Dergelijke hulpstoffen dienen om het behandelde biologisch restmateriaal voor een bepaalde toepassing geschikt te maken. Bijvoorbeeld door het toevoegen van kalk om de zuurgraad aan te passen. Een voorbeeld van een hulpstof is gemalen eierschalen voor de kalk, welke hulpstof naast een hoog percentage kalk ook andere bestanddelen bevat, zoals zink. Ook is het mogelijk om het op de ondergrond liggende biologisch restmateriaal tijdens of na de behandeling met lucht om te woelen. Onder “omwoelen” dient het loswerken, omploegen dan wel omwroeten van biologisch restmateriaal te worden verstaan waardoor het proces van besterven van de in het biologisch restmateriaal nog aanwezige restproducten wordt bespoedigd. In een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige werkwijze is het wenselijk dat het biologisch restmateriaal, voordat de luchtbehandeling wordt uitgevoerd, aan een verkleiningsstap wordt onderworpen.
De onderhavige uitvinding ziet verder toe op de toepassing van de hiervoor omschreven inrichting voor het composteren van een bij het kweken van champignons verkregen restmateriaal.
De onderhavige uitvinding ziet verder toe op de toepassing van de hiervoor omschreven inrichting het drogen van een bij het kweken van champignons verkregen restmateriaal.
De onderhavige uitvinding wordt hierna aan de hand van een aantal figuren toegelicht, welke figuren in geen geval als beperkend moeten worden opgevat.
Figuur 1 toont een bovenaanzicht van de onderhavige inrichting.
Figuur 2 toont een vooraanzicht van de onderhavige inrichting zoals getoond in figuur 1.
In figuur 1 is een bovenaanzicht van de vloer volgens de onderhavige uitvinding schematisch met verwijzingscijfer 3 weergeven. Vloer 3 is samengesteld uit een aantal, naast elkaar en parallel gerangschikte leidingen 1 waarin zich uitstroomopeningen 2, gelegen aan de omtrekzijde van de leiding, bevinden. Leidingen 1 liggen op een onderlinge afstand aangeduid met A. De diameter van leidingen 1 is aangeduid met C. De onderlinge afstand tussen voornoemde uitstroomopeningen 2, gezien over de lengte van voornoemde leiding 1, is aangeduid met B. Hoewel figuur 1 slechts vier leidingen 1 laat zien, moet het duidelijk zijn dat de onderhavige uitvinding in geen geval tot een dergelijk aantal leidingen is beperkt. Ook laat figuur 1 steeds leidingen 1 zien met een gelijke diameter C, maar in een bijzondere uitvoeringsvorm is het mogelijk dat leidingen met verschillende diameters worden toegepast. Ook is het mogelijk dat leidingen worden toegepast die de beschikking hebben over een diameter die, over de lengte van de leiding gezien, niet constant is. Ook is het mogelijk dat zich tussen de leidingen 1 aanvullende leidingen (niet weergegeven) bevinden, bijvoorbeeld leidingen voor transport van vloeistoffen, leidingen voor transport van elektriciteit en dergelijke. Hoewel de leidingen 1 steeds naast elkaar gelegen uitstroomopeningen 2 laten zien, ook wel op te vatten als een paar, naast elkaar gelegen uitstroomopeningen, is het ook mogelijk (niet weergegeven) dat de uitstroomopeningen, over de lengte van de leiding gezien, ten opzichte van elkaar “verspringen” zodat er geen echt sprake is van een “paar” van uitstroomopeningen 2.
In Figuur 2 toont een schematische weergave van een vooraanzicht van de onderhavige inrichting zoals getoond in figuur 1. De naast elkaar gerangschikte leidingen 1 bezitten een dwarsdoorsnede 4 waardoor lucht wordt geleid. De lucht verlaat leiding 1 via de aan de omtrekzijde daarvan, onder een hoek geplaatste uitstroomopeningen 2. Het van de leiding 1 afgekeerde uiteinde van de uitstroomopening 2 komt nagenoeg met het loopvlak van ondergrond 6. Op ondergrond 6 wordt het te behandelen biologisch restmateriaal (niet weergegeven) gestort. De onderlinge afstand tussen twee, op leiding 1 naast elkaar gelegen uitstroomopeningen 2 is aangeduid met D. De onderlinge afstand tussen twee naast elkaar gelegen (van verschillende, naast elkaar gelegen leidingen 1) uitstroomopeningen 2 is aangeduid met A. De onderlinge afstand tussen dergelijke naast elkaar gelegen leidingen 1 is aangeduid met E.
Het verdient de voorkeur dat A, te weten de onderlinge afstand tussen voornoemde leidingen 1, ten minste 10 cm, met name 15 cm, bij voorkeur ten minste 20 cm, in het bijzonder ten hoogste 40 cm, bedraagt.
Het verdient de voorkeur dat B, te weten de onderlinge afstand tussen voornoemde uitstroomopeningen 2, gezien over de lengte van voornoemde leiding 1, ten minste 5 cm, met name 10 cm, bij voorkeur ten minste 15 cm, in het bijzonder ten hoogste 20 cm, bedraagt.
Het verdient de voorkeur dat C, te weten de diameter voornoemde leidingenl, in het gebied van 100-300 mm, met name 150-250, bij voorkeur 175-225 mm ligt.
Het verdient de voorkeur dat D, te weten de afstand tussen twee, naast elkaar gepositioneerde uitstroomopeningen 2 gelegen op dezelfde leiding 2, in het gebied van 140-210 mm, bij voorkeur 150-190 mm, met name 155-170 mm ligt.
Het verdient de voorkeur dat E, te weten de afstand tussen twee naast elkaar gelegen leidingen 2, in het gebied van 320-400 mm, bij voorkeur 330-390 mm, in het bijzonder 350-370 mm, ligt.

Claims (21)

1. Inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal, waarbij het biologisch restmateriaal op een ondergrond is gelegen, welke inrichting middelen voor het aan voornoemd biologisch restmateriaal toevoeren van lucht omvat, met het kenmerk, dat voornoemde middelen voor het toevoeren van lucht een of meer leidingen omvatten, welke leiding ten minste twee, aan de omtrekzijde daarvan, onder een hoek geplaatste uitstroomopeningen omvat en zodanig onder voornoemde ondergrond is gepositioneerd dat voornoemde uitstroomopeningen lucht aan voornoemd biologisch restmateriaal toevoeren.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voornoemde leidingen op een regelmatige onderlinge afstand onder de ondergrond zijn gepositioneerd.
3. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voornoemde leidingen evenwijdig aan elkaar zijn gepositioneerd.
4. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het van de leiding afgekeerde uiteinde van de uitstroomopening nagenoeg overeenkomt met het loopvlak van de ondergrond.
5. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de leidingen zijn omgeven door een betonsamenstelling.
6. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voornoemde uitstroomopeningen op een regelmatige onderlinge afstand over de lengte van voornoemde leiding zijn gepositioneerd.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand tussen voornoemde uitstroomopeningen, gezien over de lengte van voornoemde leiding, ten minste 5 cm, met name 10 cm, bij voorkeur ten minste 15 cm, in het bijzonder ten hoogste 20 cm, bedraagt.
8. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand tussen voornoemde leidingen ten minste 10 cm, met name 15 cm, bij voorkeur ten minste 20 cm, in het bijzonder ten hoogste 40 cm bedraagt.
9. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoek waaronder de uitstroomopeningen zijn geplaatst zich bevindt in het gebied van 30-150 °, met name 50-130 0 en bij voorkeur 80-110 °.
10. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voornoemde leidingen een diameter bezitten in het gebied van 100-300 mm, met name 150-250, bij voorkeur 175-225 mm.
11. Werkwijze voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal onder toepassing van de inrichting zoals beschreven in een of meer van de voorgaande conclusies, welke werkwijze de volgende stappen omvat: i) het op de ondergrond aanbrengen van biologisch restmateriaal; ii) het aan de leidingen toevoeren van lucht, en iii) het door het op de ondergrond aanwezige biologisch restmateriaal doorleiden van lucht.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de uit het biologisch restmateriaal tredende luchtstroom wordt hergebruikt.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de warmte, aanwezig in de uit het biologisch restmateriaal tredende luchtstroom, wordt teruggewonnen.
14. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de behandeling met lucht in een van de omgeving afgesloten ruimte wordt uitgevoerd.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de temperatuur en/of vochtigheid van de ruimte waarin voornoemde behandeling met lucht wordt uitgevoerd door een meet- en regelsysteem wordt beheerd.
16. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies 11- 15, met het kenmerk, dat het debiet van de aan de leidingen toe te voeren luchtstroom zich bevindt in een gebied van 0-70 m/s, met name 20-60 m/s, bij voorkeur 30-50 m/s.
17. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies 11- 16, met het kenmerk, dat de volgens stap ii) toe te voeren lucht een temperatuur bezit in het gebied van 5-50 °C, met name 10-40 °C, bij voorkeur 10-30 °C.
18. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies 11- 17, met het kenmerk, dat een of meer procesparameters, gekozen uit de groep van debiet, temperatuur en luchtvochtigheid, van de aan de leidingen toe te voeren luchtstroom gedurende voornoemde behandeling met lucht wordt gevarieerd.
19. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies 11-18, met het kenmerk, dat het biologisch restmateriaal een bij het kweken van champignons verkregen restmateriaal is.
20. Toepassing van een inrichting zoals omschreven in een of meer van de conclusies 1-10 voor het composteren van een bij het kweken van champignons verkregen restmateriaal.
21. Toepassing van een inrichting zoals omschreven in een of meer van de conclusies 1-10 voor het drogen van een bij het kweken van champignons verkregen restmateriaal.
NL2014839A 2015-05-21 2015-05-21 Inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal. NL2014839B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014839A NL2014839B1 (nl) 2015-05-21 2015-05-21 Inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal.
EP16169598.6A EP3095771B1 (en) 2015-05-21 2016-05-13 Installation for the treatment of a biologic waste material with air

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2014839A NL2014839B1 (nl) 2015-05-21 2015-05-21 Inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2014839A NL2014839A (nl) 2016-11-28
NL2014839B1 true NL2014839B1 (nl) 2017-01-31

Family

ID=56363688

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2014839A NL2014839B1 (nl) 2015-05-21 2015-05-21 Inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3095771B1 (nl)
NL (1) NL2014839B1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN108651160A (zh) * 2018-07-25 2018-10-16 安徽亿源生物工程有限公司 一种废弃菌糠再利用栽培食用菌的方法
NL2024165B1 (nl) 2019-11-05 2021-07-20 Bioverbeek B V Werkwijze voor het nuttig hergebruiken van een C02 bevattende gasstroom.
NL2029597B1 (nl) * 2021-11-02 2023-06-01 Valoriworld B V Dynamische actieve beladings- en beluchtingsvloer voor het composteren van organisch materiaal in een gesloten mobiele of stationaire reactor.

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2551599C3 (de) * 1975-11-18 1978-10-19 Hoetzel-Beton Gmbh Betonsteinwerke, 7501 Eggenstein Betonformplatte für einen Bodenbelag zur Lagerung von Abfallstoffen
GB8424292D0 (en) 1984-09-26 1984-10-31 Ministry Of Agriculture Fisher Partial sterilisation of mushroom casing
US4978501A (en) 1984-09-26 1990-12-18 Minister Of Agriculture, Fisheries & Food, Etc. Continuous process for the partial sterilization of mushroom casing
AT392423B (de) * 1989-05-11 1991-03-25 Voest Alpine Stahl Linz Vorrichtung zum einbringen von gasen in festbettfilter
NL194986C (nl) 1993-04-06 2003-10-03 Vlasakker Environmental Res S Werkwijze voor het verwerken van champignonvoetjes.
CA2306658C (en) * 2000-05-01 2004-09-07 Dietmar A.M. Tholen Improved aeration system for composting organic matter
JP2002346513A (ja) 2001-05-25 2002-12-03 Tokyo Gas Engineering Co Ltd 生ごみ処理機
CA2451597C (en) * 2001-07-12 2010-12-14 Joseph P. Ouellette Biomass heating system
ITBO20050343A1 (it) * 2005-05-13 2006-11-14 Ambientalia S R L Impianto per il trattamento dei rifiuti
NL2005729C2 (en) 2010-11-19 2012-05-22 Agriculture Res & Dev B V Mushroom compost as mulch.
NL2006093C2 (en) 2011-01-28 2012-07-31 Stichting Eco Consult Method for recycling used mushroom casing soil, recycled mushroom casing soil and the use thereof.
LT5867B (lt) 2012-01-20 2012-09-25 Kęstutis Juščius Dengiančiojo sluoksnio (dangos) arba mišinio, skirto pievagrybiams bei augalams auginti, gamybos būdas
WO2014116114A2 (en) 2013-01-24 2014-07-31 Upcycling Gemert B.V. Method for composting spent mushroom compost

Also Published As

Publication number Publication date
NL2014839A (nl) 2016-11-28
EP3095771B1 (en) 2019-03-06
EP3095771A1 (en) 2016-11-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2014839B1 (nl) Inrichting voor het met lucht behandelen van een biologisch restmateriaal.
CN107410220A (zh) 一种蚯蚓的林下条带式养殖方法
CN106135126A (zh) 一种养猪和种植结合的可持续式循环种养方法
Rocha et al. Influence of host plant on the physiological attributes of field-grown sandal tree (Santalum album)
Collela et al. Potential utilization of spent Agaricus bisporus mushroom substrate for seedling production and organic fertilizer in tomato cultivation
CN104844287A (zh) 一种同时制备固态、液态有机肥的方法
CN108094335A (zh) 林下立体养殖蚯蚓的方法
Akther et al. Effects of organic and inorganic fertilizer combination with insect netting on the production of Indian spinach (Basella alba L.)
Martins et al. Organomineral phosphorus fertilization in the production of corn, soybean and bean cultivated in succession.
CN106146066A (zh) 一种黄栌树种植生物有机肥的制备方法
CN103430914B (zh) 一种调节蚯蚓生长和繁殖速度的培养物和养殖方法
Apaeva et al. Ecologized technology of spring wheat cultivation with application of granular organic fertilizers
EP2992754B1 (en) Method for processing casing soil
CN106416929A (zh) 一种麻竹园竹蔸的清除方法
EP2939526B1 (en) Method for processing casing soil
CN206872647U (zh) 种养结合物质循环利用系统
Perera et al. Technical feasibility and effectiveness of vermicomposting at household level
CN109348768A (zh) 杂草秸秆还田培肥土壤方法
CN104620715B (zh) 一种应用于退耕地中土壤动物生态恢复的生物土壤制备方法
CN107278580A (zh) 一种金线莲的林下种植方法
RU2447046C2 (ru) Способ обеззараживания и обезвреживания отходов овощеводства
CN106278420A (zh) 一种法桐树种植生物有机肥的制备方法
CN106187350A (zh) 一种板栗树种植生物有机肥的制备方法
CN106278421A (zh) 一种臭椿树种植生物有机肥的制备方法
CN107624571A (zh) 稻田鱼鳅共生共养方法

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200601