NL2013977B1 - Potted epiphyte, method for growing it and the pot used. - Google Patents

Potted epiphyte, method for growing it and the pot used. Download PDF

Info

Publication number
NL2013977B1
NL2013977B1 NL2013977A NL2013977A NL2013977B1 NL 2013977 B1 NL2013977 B1 NL 2013977B1 NL 2013977 A NL2013977 A NL 2013977A NL 2013977 A NL2013977 A NL 2013977A NL 2013977 B1 NL2013977 B1 NL 2013977B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pot
epiphyte
potted
block
opening
Prior art date
Application number
NL2013977A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Van Helleputte Gino
Original Assignee
Thomsen Sa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Thomsen Sa filed Critical Thomsen Sa
Priority to NL2013977A priority Critical patent/NL2013977B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2013977B1 publication Critical patent/NL2013977B1/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/021Pots formed in one piece; Materials used therefor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G24/00Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor
    • A01G24/40Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor characterised by their structure
    • A01G24/44Growth substrates; Culture media; Apparatus or methods therefor characterised by their structure in block, mat or sheet form
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/029Receptacles for seedlings

Description

"Inqepotte epifyt, werkwijze voor het telen daarvan en daarbij gebruikte pot""Inqepotte epiphyte, method for growing it and used pot"

De uitvinding heeft betrekking op een ingepotte epifyt, in het bijzonder een ingepotte orchidee, die zich in een blokje van opkweeksubstraat bevindt waarmee de epifyt in een teeltsubstraat in een pot geplant is. Het opkweeksubstraat van het blokje heeft een grotere waterretentie dan het teeltsubstraat waardoor er door de aanwezigheid van het blokje in de pot sneller problemen van verminderde wortelontwikkeling en zelfs van wortelrot kunnen ontwikkelen ten opzichte van de gebruikelijke kweekmethode waarbij de jonge planten in trays opgekweekt worden en met blote wortel overgeplant worden in potten gevuld met teeltsubstraat.The invention relates to a potted epiphyte, in particular a potted orchid, which is located in a block of culture substrate with which the epiphyte is planted in a cultivation substrate in a pot. The growing substrate of the block has a greater water retention than the growing substrate, which means that due to the presence of the block in the pot, problems of reduced root development and even root rot can develop faster compared to the usual cultivation method in which the young plants are grown in trays and with bare root can be transplanted into pots filled with cultivation substrate.

Epifyten zijn planten die op andere planten groeien zonder daaraan voedsel te onttrekken. Ze groeien doorgaans in tropische gebieden waar ze niet alleen over de nodige warmte beschikken maar bovendien ook geregeld (bijna dagelijks) een regenbui ontvangen. Hun luchtwortels zijn dus onderworpen aan cyclische periodes van verzadiging en droging. Commercieel belangrijke, in potten geteelde epifyten zijn orchideeën behorende tot de Orchidaceae familie, tot deze familie behoren onder meer de geslachten Phalaenopsis, Miltoniopsis en Cattleya.Epiphytes are plants that grow on other plants without extracting food from them. They usually grow in tropical areas where they not only have the necessary heat but also regularly (almost daily) receive a rain shower. Their air roots are therefore subject to cyclic periods of saturation and drying. Commercially important potted epiphytes are orchids belonging to the Orchidaceae family, including the genera Phalaenopsis, Miltoniopsis and Cattleya.

In de praktijk wordt een orchidee gedurende een half jaar tot anderhalf jaar in een pot geteeld. Ten einde de wortels zo veel mogelijk te verluchten worden de planten met een los grofkorrelig substraat, zoals gemalen boomschors, ingepot. De bodem van de pot is voorzien van openingen die er voor zorgen dat er na een gietbeurt geen water op de bodem blijft staan en die verder ook voor een verluchting van de wortels zorgen zodanig dat deze kunnen opdrogen. Bij orchideeën is het immers zeer belangrijk dat de wortels niet constant nat blijven aangezien dit tot een groeivertraging zal leiden en de wortels bovendien sneller gaan rotten, in het bijzonder door schimmelinfecties zoals door Fusarium, Pythium en Trichoderma. Ook blijkt een constant vochtig teeltsubstraat een goede habitat voor zogenaamde “Potworm” te zijn. Een ongedierte dat de wortels en daarmee de groei van de planten aantast. Om het drogen van de wortels te versnellen worden de potten in de praktijk op een rooster geplaatst, in het bijzonder op een gaasbodem, waaronder verwarmingsbuizen voorzien zijn. Door de onder de potten opstijgende warme lucht droogt het substraat na iedere gietbeurt sneller af waardoor wortelrot en een verminderde wortelgroei tegengegaan kunnen worden.In practice, an orchid is grown in a pot for half a year to a year and a half. In order to ventilate the roots as much as possible, the plants are potted with a loose coarse-grained substrate, such as ground tree bark. The bottom of the pot is provided with openings that ensure that no water remains on the bottom after a watering cycle and that furthermore ensure that the roots are ventilated in such a way that they can dry up. With orchids, it is very important that the roots do not stay constantly wet as this will lead to a growth retardation and, moreover, the roots will rot faster, in particular due to fungal infections such as Fusarium, Pythium and Trichoderma. A constantly moist cultivation substrate also appears to be a good habitat for so-called "Potworm". A pest that affects the roots and therefore the growth of the plants. In order to accelerate the drying of the roots, the pots are in practice placed on a grid, in particular on a mesh base, under which heating pipes are provided. Due to the hot air rising under the pots, the substrate dries faster after every irrigation cycle, so that root rot and reduced root growth can be prevented.

De jonge planten worden vooraf eerst opgekweekt in een opkweeksubstraat. Dit opkweeksubstraat zuigt doorgaans sterker water aan dan het teeltsubstraat waarmee de uiteindelijke potten gevuld zijn en heeft dus m.a.w. een grotere waterretentie dan dit teeltsubstraat. Bij het manueel inpotten van deze jonge planten kan het opkweeksubstraat van de wortels verwijderd worden zodanig dat dit opkweeksubstraat geen natte zone in de pot zal vormen waar door een gebrek aan afdroging en zuurstof sneller wortelrot en/of groeistagnatie zal optreden.The young plants are first grown in a growing substrate. This culture substrate generally sucks in stronger water than the culture substrate with which the final pots are filled and, therefore, has a greater water retention than this culture substrate. When potting these young plants manually, the growing substrate can be removed from the roots such that this growing substrate will not form a wet zone in the pot where root rot and / or growth stagnation will occur faster due to a lack of drying and oxygen.

Het verwijderen van het opkweeksubstraat van de jonge planten is echter niet mogelijk bij de opkweek van de jonge planten in blokjes die vervolgens dan in het bijzonder automatisch ingepot worden. Hierbij worden de blokjes immers door een robotarm vastgenomen en vervolgens in de pot geplaatst. Een dergelijke automatisering is zeer complex met jonge planten met blote wortel (d.w.z. jonge planten waarvan het opkweeksubstraat van de wortels afgeklopt is) aangezien deze niet correct door een robot vastgenomen kunnen worden. Het manueel verwijderen van het opkweeksubstraat is verder ook niet voor alle opkweeksubstraten mogelijk. Dit betekent aldus een sterke beperking van de keuze van het opkweeksubstraat en/of teeltsubstraat, hetgeen in het bijzonder het geval is wanneer voor de opkweek van de jonge planten uitgegaan wordt van weefselkweekmateriaal.However, it is not possible to remove the growing substrate from the young plants when growing the young plants in small blocks which are then, in particular, then automatically potted. After all, the blocks are held by a robot arm and then placed in the pot. Such an automation is very complex with bare-root young plants (i.e., young plants whose roots have been grown from the roots) since they cannot be correctly grasped by a robot. Furthermore, manual removal of the culture substrate is also not possible for all culture substrates. This means a strong limitation of the choice of the cultivation substrate and / or cultivation substrate, which is particularly the case when tissue culture material is used for the cultivation of the young plants.

In het rapport GTB-1202 “Vermindering wortelproblemen Miltonia (Miltonopsis)” van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) onderzoeksinstituut Wageningen UR Glastuinbouw wordt het probleem van het zuurstofgebrek ter plaatste van de te lang nat blijvende blokjes (pluggen) in de pot onderzocht en besproken. De oorzaak van dit probleem is het te grote verschil tussen de waterretentie van de teeltsubstraten en de opkweeksubstraten. Het barksubstraat en het commercieel teeltsubstraat Allure hadden bijvoorbeeld beide een waterretentie na uitlekken van ongeveer 35 vol.% terwijl het sphagnum substraat een waterretentie na uitlekken van ongeveer 70 vol.% had en het cocospeatmengsel en de witveen standaard een waterretentie na uitlekken van ongeveer 80 vol.%. Als oplossing voor het te lang nat blijvende opkweeksubstraat in de pot werd aanbevolen om een opkweeksubstraat te gebruiken dat zoals bijvoorbeeld vermiculiet gemakkelijk verwijderd kan worden (maar waarbij de jonge planten dan nog steeds niet automatisch ingepot kunnen worden) of om te zoeken naar een combinatie van opkweek- en teeltsubstraat waarvan de eigenschappen meer in eikaars verlengde liggen. Hierbij moet dus gezocht worden naar een droger plugsubstraat dat door bark leeggezogen wordt, maar wel voldoende nat is voor de vermeerderingsfase om het weefselkweekmateriaal goed te laten bewortelen. Gewenst is een opkweeksubstraat met fijne poriën voor een goede beworteling van het weefselkweekmateriaal en lage zuigkracht zodanig dat het in de bark geen water aanzuigt. Gedacht werd aan brokjes steenwol of polyurethaanschuim maar deze mogelijkheden dienen nog verder onderzocht te worden. Het nadeel van het zoeken naar alternatieve opkweeksubstraten is dat momenteel blokjes vervaardigd van sterk waterabsorberende grondstoffen met een fijne structuur zoals veen en turf de gewenste groei-eigenschappen kunnen bieden terwijl alternatieve substraten zoals blokjes steenwol of polyurethaanschuim bijvoorbeeld door hun minder sterke aanzuiging van water waarschijnlijk minder geschikt zijn voor het opkweken van jonge planten uitgaande van weefselkweekmateriaal.In the report GTB-1202 “Reducing root problems Miltonia (Miltonopsis)” from the Agricultural Research Department (DLO) research institute Wageningen UR Greenhouse Horticulture, the problem of the lack of oxygen in the pot of the remaining blocks (plugs) that stay wet for too long is investigated and discussed. The cause of this problem is the too large difference between the water retention of the cultivation substrates and the cultivation substrates. For example, the bark substrate and the commercial cultivation substrate Allure both had a water retention after leaking of about 35 vol.% While the sphagnum substrate had a water retention after draining of approximately 70 vol. %. As a solution for keeping the growing substrate in the pot too wet for too long, it was recommended to use a growing substrate that, such as vermiculite, can be easily removed (but where the young plants still cannot be automatically potted) or to look for a combination of cultivation and cultivation substrate, the properties of which are more in line with each other. It is therefore necessary to look for a drier plug substrate that is drained by bark, but which is sufficiently wet for the propagation phase to properly root the tissue culture material. Desired is a culture pore with fine pores for a good rooting of the tissue culture material and low suction so that it does not absorb water in the bark. Lots of rock wool or polyurethane foam were considered, but these possibilities still need to be investigated. The disadvantage of searching for alternative cultivation substrates is that currently blocks made of highly water-absorbent raw materials with a fine structure such as peat and peat can offer the desired growth properties, while alternative substrates such as blocks of rock wool or polyurethane foam, for example, are likely to be less owing to their lesser suction of water. be suitable for growing young plants from tissue culture material.

De uitvinding heeft aldus tot doel een oplossing te bieden voor het probleem van wortelrot en/of verminderde wortelgroei door de hogere waterretentie van het opkweeksubstraat ten opzichte van het teeltsubstraat in de pot zonder dat de waterretentie van het opkweeksubstraat verminderd moet worden waardoor dus een optimaal substraat voor de opkweek van de jonge planten kan gekozen worden en dit in het bijzonder wanneer als plantmateriaal uitgegaan wordt van weefselkweekmateriaal.The invention thus has for its object to provide a solution for the problem of root rot and / or reduced root growth due to the higher water retention of the culture substrate relative to the culture substrate in the pot without the water retention of the culture substrate having to be reduced, so that an optimum substrate is required. young plants can be selected for growing, and this in particular if tissue culture material is used as the plant material.

Tot dit doel is de ingepotte epifyt, in het bijzonder de ingepotte orchidee, daardoor gekenmerkt dat de pot waarin de epifyt ingepot is een bodem heeft die onder het blokje in het teeltsubstraat een luchtkanaal vormt dat onderaan een luchtinlaat/-uitlaat heeft en dat bovenaan op een afstand van minder dan 15 mm van de onderzijde van genoemd blokje via een naar boven gerichte beluchtingsopening in het inwendige van de pot uitmondt.For this purpose, the potted epiphyte, in particular the potted orchid, is characterized in that the pot in which the epiphyte is potted has a bottom that forms an air channel below the block in the cultivation substrate and has an air inlet / outlet at the bottom and that at the top. a distance of less than 15 mm from the underside of said block flows into the interior of the pot via an upwardly directed aeration opening.

Normalerwijze bevindt de onderzijde van het blokje zich op een afstand van ten minste enkele centimeters van de bodem van de pot, en dus van de openingen die daarin voorzien zijn. Het water in het blokje dient aldus via het teeltsubstraat uit het blokje onttrokken te worden, hetgeen te lang duurt in geval het opkweeksubstraat van het blokje een hogere waterretentie heeft, en het water dus sterker aanzuigt, dan het teeltsubstraat waarmee de pot gevuld is. Het luchtkanaal dat in de pot van de opgepotte epifyt voorzien is, laat het blokje echter toe om rechtstreekser vocht met de omgevende atmosfeer uit te wisselen waardoor het blokje dus merkelijk sneller afdroogt na een watergift. Vastgesteld werd dat hierdoor de wortels gezond gehouden konden worden en dat tevens een goede wortelontwikkeling bekomen kon worden.Normally, the bottom of the block is at a distance of at least a few centimeters from the bottom of the pot, and thus from the openings provided therein. The water in the block must therefore be withdrawn from the block via the cultivation substrate, which takes too long if the culture substrate of the block has a higher water retention, and the water therefore sucks in more strongly than the cultivation substrate with which the pot is filled. The air channel that is provided in the pot with the potted epiphyte, however, allows the block to exchange more moisture directly with the surrounding atmosphere, so that the block dries considerably faster after watering. It was established that this allowed the roots to be kept healthy and that good root development could also be achieved.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de ingepotte epifyt volgens de uitvinding heeft genoemde luchtinlaat/-uitlaat een oppervlakte die groter is dan de oppervlakte van genoemde beluchtingsopening, waarbij de oppervlakte van genoemde luchtinlaat/-uitlaat bij voorkeur ten minste 200%, meer bij voorkeur ten minste 250% en liefst ten minste 300% van de oppervlakte van genoemde beluchtingsopening bedraagt.In a preferred embodiment of the potted epiphyte according to the invention, said air inlet / outlet has a surface that is larger than the surface of said aeration opening, the surface of said air inlet / outlet preferably at least 200%, more preferably at least 250 % and preferably at least 300% of the area of said aeration opening.

Bij het telen van de ingepotte epifyt op een rooster boven een verwarmingselement biedt dit het belangrijke voordeel dat meer van de opstijgende warme lucht in het luchtkanaal terecht komt waardoor via deze warme lucht meer vocht afkomstig van het blokje verwijderd kan worden. De grotere luchtinlaat/-uitlaat in de bodem van de pot versnelt dus het afdrogen van het blokje in de pot.When growing the potted epiphyte on a grid above a heating element, this offers the important advantage that more of the rising hot air enters the air duct, so that more moisture from the block can be removed via this hot air. The larger air inlet / outlet in the bottom of the pot therefore accelerates the drying of the block in the pot.

Om de afvoer van vocht uit het blokje zo weinig mogelijk door het teeltsubstraat te laten belemmeren, bevindt de onderzijde van genoemd blokje zich hetzij op genoemde beluchtingsopening of op een afstand van minder dan 10 mm, bij voorkeur op een afstand van minder dan 5 mm boven genoemde beluchtingsopening.In order to minimize the drainage of moisture from the block by the cultivation substrate, the underside of said block is located either at said aeration opening or at a distance of less than 10 mm, preferably at a distance of less than 5 mm above said vent opening.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het telen van een epifyt, in het bijzonder voor het produceren van een ingepotte epifyt volgens de uitvinding, in welke werkwijze men uitgaat van een epifyt die in een blokje van opkweeksubstraat opgekweekt is, men de epifyt samen met genoemd blokje in een pot in een teeltsubstraat plant en men de epifyt in deze pot laat opgroeien, waarbij het opkweeksubstraat een eerste waterretentie na uitlekken heeft, gemeten volgens de norm EN 13041:2011 bij een zuigspanning van 0 Pa, en het teeltsubstraat een tweede waterretentie na uitlekken, gemeten volgens de norm EN 13041:2011 bij een zuigspanning van 0 Pa, welke tweede waterretentie kleiner is dan genoemde eerste waterretentie. Om wortelrot en/of om vermindering van de wortelgroei tegen te gaan, is de werkwijze volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat de pot die men voor het telen van de epifyt gebruikt een bodem heeft die onder het blokje in het teeltsubstraat een luchtkanaal vormt dat onderaan een luchtinlaat/-uitlaat heeft en dat bovenaan op een afstand van minder dan 15 mm van de onderzijde van genoemd blokje via een naar boven gerichte beluchtingsopening in het inwendige van de pot uitmondt.The invention also relates to a method for growing an epiphyte, in particular for producing a potted epiphyte according to the invention, in which method one starts from an epiphyte grown in a block of culture substrate, the epiphyte together plant with said block in a pot in a growing substrate and let the epiphyte grow in this pot, the growing substrate having a first water retention after draining, measured according to standard EN 13041: 2011 at a suction voltage of 0 Pa, and the growing substrate a second water retention after draining, measured according to standard EN 13041: 2011 at a suction voltage of 0 Pa, which second water retention is smaller than said first water retention. In order to prevent root rot and / or to reduce root growth, the method according to the invention is characterized in that the pot used for growing the epiphyte has a bottom which forms an air channel below the block in the growing substrate. air inlet / outlet and which opens at the top at a distance of less than 15 mm from the underside of said block through an upwardly directed vent opening into the interior of the pot.

Zoals hierboven reeds beschreven, laat het luchtkanaal het blokje toe om rechtstreekser vocht met de omgevende atmosfeer uit te wisselen waardoor het blokje dus merkelijk sneller afdroogt zodanig dat wortelrot en/of een vermindering van de wortelontwikkeling tegengegaan kunnen worden.As already described above, the air duct allows the block to exchange moisture directly with the surrounding atmosphere, so that the block dries considerably faster so that root rot and / or a reduction in root development can be prevented.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding laat men de epifyt boven een verwarmingssysteem op een rooster opgroeien zodanig dat de opgewarmde lucht bij de teelt van de epifyt doorheen het rooster tot in genoemd luchtkanaal kan opstijgen.In a preferred embodiment of the method according to the invention, the epiphyte is allowed to grow on a grid above a heating system such that the heated air during the cultivation of the epiphyte can rise through the grid into said air duct.

Vastgesteld werd dat door de combinatie van het luchtkanaal naar het blokje en de opstijgende warme lucht onder de pot het blokje optimaal kan afdrogen waardoor deze dus uit een substraat vervaardigd mag zijn dat sterker water vasthoudt dan het substraat waarmee de pot gevuld is.It was established that the combination of the air channel to the block and the rising hot air under the pot can dry the block optimally, so that it can be made from a substrate that retains stronger water than the substrate with which the pot is filled.

De uitvinding heeft ten slotte nog betrekking op een pot voor het produceren van een ingepotte epifyt volgens de uitvinding en/of voor toepassing in de werkwijze volgens de uitvinding, welke pot een bodem heeft die een luchtkanaal vormt dat onderaan een luchtinlaat/-uitlaat heeft en dat bovenaan via een naar boven gerichte beluchtingsopening in het inwendige van de pot uitmondt.The invention finally also relates to a pot for producing a potted epiphyte according to the invention and / or for use in the method according to the invention, which pot has a bottom which forms an air channel which has an air inlet / outlet at the bottom and which opens into the interior of the pot via an upwardly directed vent opening.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is deze pot daardoor gekenmerkt dat genoemd luchtkanaal ten minste gedeeltelijk gevormd wordt door een instulping in de bodem van de pot, welke instulping zich bij voorkeur tot op een hoogte van ten minste 10%, bij voorkeur ten minste 15% en meer bij voorkeur ten minste 20% van de totale hoogte van de pot uitstrekt.In a preferred embodiment, this pot is characterized in that said air duct is formed at least partly by an indentation in the bottom of the pot, which indentation is preferably at a height of at least 10%, preferably at least 15% and more at preferably at least 20% of the total height of the pot.

Bij voorkeur vertoont de instulping bovenaan een naar boven gerichte opening en is de instulping bovenaan verder voorzien van ten minste twee uitsteeksels die zich tot boven genoemde opening uitstrekken.Preferably, the indentation at the top has an upwardly directed opening and the indentation at the top is further provided with at least two protrusions which extend above said opening.

Door de aanwezigheid van de uitsteeksels op de instulping wordt verhinderd dat de opening bovenaan in de instulping door de onderzijde van het blokje, of eventueel door een relatief groot stuk van het teeltsubstraat afgesloten zou worden waardoor er doorheen deze opening geen warme lucht meer langs het blokje doorheen het teeltsubstraat zou kunnen opstijgen.The presence of the protrusions on the indentation prevents the opening at the top of the indentation from being closed off by the underside of the block, or possibly by a relatively large part of the cultivation substrate, as a result of which there is no longer any warm air along the block. could ascend through the cultivation substrate.

Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een ingepotte epifyt en van een werkwijze voor het produceren daarvan volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt evenwel slechts als voorbeeld gegeven en is niet bedoeld om de beschermingsomvang, zoals bepaald door de conclusies, te beperken. De in de beschrijving aangegeven verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgevoegde tekeningen waarin:Further advantages and details of the invention will appear from the following description of a preferred embodiment of a potted epiphyte and of a method for producing it according to the invention. However, this description is only given as an example and is not intended to limit the scope of protection as defined by the claims. The reference numerals given in the description relate to the accompanying drawings in which:

Figuur 1 in perspectief een bovenaanzicht weergeeft op een pot volgens de uitvinding;Figure 1 represents a top view of a pot according to the invention in perspective;

Figuur 2 een langsdoorsnede doorheen het midden van de in figuur 1 getoonde pot weergeeft, waarbij een Phalaenopsis plant in een blokje in teeltsubstraat in de pot geplant is;Figure 2 shows a longitudinal section through the center of the pot shown in Figure 1, wherein a Phalaenopsis plant is planted in a block in a cultivation substrate in the pot;

Figuur 3 eenzelfde zicht is als figuur 2 waarbij de plant met het blokje iets hoger in de pot geplant is;Figure 3 is the same view as Figure 2 where the plant with the block is planted slightly higher in the pot;

Figuur 4 een langsdoorsnede doorheen een eerste variante uitvoeringsvorm van de pot weergeeft, waarin de beluchtingsopening bovenin de instulping door dwarsverbindingen in vier openingen opgedeeld is;Figure 4 shows a longitudinal section through a first variant embodiment of the pot, in which the aeration opening at the top of the indentation is divided into four openings by cross connections;

Figuur 5 een langsdoorsnede door een tweede variante uitvoeringsvorm van de pot weergeeft, waarin de uitsteeksels zich bovenaan de instulping radiaal in plaats van tangentieel uitstrekken;Figure 5 shows a longitudinal section through a second variant embodiment of the pot, wherein the protrusions extend radially instead of tangentially at the top of the indentation;

Figuur 6 een langsdoorsnede door een derde variante uitvoeringsvorm van de pot weergeeft, waarin de instulping verlaagd is en de uitsteeksels bovenop de instulping verhoogd zijn;Figure 6 shows a longitudinal section through a third variant embodiment of the pot, wherein the notch is lowered and the protrusions on top of the notch are raised;

Figuur 7 een langsdoorsnede door een vierde variante uitvoeringsvorm van de pot weergeeft, waarin de instulping weggelaten is en de uitsteeksels verder verhoogd zijn; enFigure 7 shows a longitudinal section through a fourth variant embodiment of the pot, in which the notch is omitted and the protrusions are further raised; and

Figuur 8 een langsdoorsnede door een vijfde variante uitvoeringsvorm van de pot weergeeft, waarin de instulping een “verhoogde bodem” vormt.Figure 8 shows a longitudinal section through a fifth variant embodiment of the pot, in which the indentation forms a "raised bottom".

De uitvinding heeft betrekking op een ingepotte epifyt, op een werkwijze voor het telen van deze epifyt, of voor het produceren van de ingepotte epifyt, en op een pot bestemd voor het inpotten van de epifyt. De epifyt is in het bijzonder een orchidee of behoort met andere woorden tot de orchideeën familie (Orchidaceae). De commercieel belangrijkste orchideeën behoren tot het Phalaenopsis geslacht of tot het Miltoniopsis geslacht.The invention relates to a potted epiphyte, to a method for growing this epiphyte, or to produce the potted epiphyte, and to a pot intended for potting the epiphyte. The epiphyte is in particular an orchid or in other words belongs to the orchid family (Orchidaceae). The commercially most important orchids belong to the Phalaenopsis genus or to the Miltoniopsis genus.

Orchideeën worden in de praktijk meestal opgekweekt uitgaande van weefselkweekmateriaal, d.w.z. van plantmateriaal dat op een kunstmatige voedingsbodem gekweekt wordt, bijvoorbeeld uitgaande van plantenmeristemen (meristeemcultuur). Andere vermeerderingstechnieken zoals vermeerdering door zaad of stekken kunnen indien mogelijk ook toegepast worden. Nadat het weefselkweekmateriaal voldoende tot een plantje met bladeren en wortels ontwikkeld is, wordt dit materiaal in een opkweeksubstraat geplant. Dit opkweeksubstraat heeft bij voorkeur fijne poriën voor een goede beworteling van het weefselkweekmateriaal. Opkweeksubstraten op basis van veen, cocospeat of andere organische materialen komen hiervoor in aanmerking. Opkweeksubstraten kunnen ook anorganische materialen bevatten zoals rotswol of kunststofmaterialen zoals polyurethaanschuim. Een veel gebruikt opkweeksubstraat dat bijzonder geschikt is voor de opkweek van jonge planten uitgaande van weefselkweekmateriaal is sphagnum.Orchids are usually cultivated in practice from tissue culture material, i.e. from plant material grown on an artificial culture medium, for example from plant meristems (meristem culture). Other propagation techniques such as propagation by seed or cuttings can also be applied if possible. After the tissue culture material has sufficiently developed into a plant with leaves and roots, this material is planted in a culture substrate. This culture substrate preferably has fine pores for proper rooting of the tissue culture material. Cultivation substrates based on peat, coconut peat or other organic materials are eligible for this. Culture substrates may also contain inorganic materials such as rock wool or plastic materials such as polyurethane foam. A widely used growing substrate that is particularly suitable for growing young plants from tissue culture material is sphagnum.

Volgens de uitvinding worden de jonge planten in blokjes opgekweekt. Deze blokjes bevatten het opkweeksubstraat. Het opkweeksubstraat kan in deze blokjes op verschillende manieren samengehouden worden in het bijzonder door een mandje, door middel van lijm, door het opkweeksubstraat samen te persen (persblokjes), door de wortels van de jonge plant zelf (opgekweekt in een potje waaruit de jonge plant samen met het daaraan vasthangende opkweeksubstraat verwijderd wordt) of door een combinatie hiervan. Bij zogenenaamde stekmandjes worden de plantjes bijvoorbeeld tussen twee halve blokjes in een cylindrisch mandje aangebracht waarna deze halve blokjes nat gemaakt worden waardoor deze zwellen en in het mandje komen vast te zitten. Bijzonder voordelig is het gebruik van zogenoemde lijmpluggen, d.w.z. pluggen (blokjes) waarin het opkweeksubstraat door lijm samengehouden wordt.According to the invention, the young plants are grown in cubes. These blocks contain the culture substrate. The growing substrate can be held together in these blocks in different ways, in particular by compressing a basket, by means of glue, by pressing the growing substrate (press blocks), by the roots of the young plant itself (grown in a pot from which the young plant together with the associated culture substrate) or by a combination thereof. With so-called cutting baskets, for example, the plants are placed between two half-cubes in a cylindrical basket, after which these half-cubes are made wet, causing them to swell and become stuck in the basket. The use of so-called glue plugs, i.e. plugs (blocks) in which the culture substrate is held together by glue, is particularly advantageous.

Het voordeel van het gebruik van blokjes (pluggen) is dat de jonge planten op grootte gesorteerd kunnen worden alvorens ze aan de plantenteler geleverd worden. Deze sortering kan automatisch gebeuren. Een verder voordeel is dat ook het inpotten van de jonge planten geautomatiseerd kan worden. De jonge planten kunnen immers eenvoudig machinaal bij hun wortelblokje vastgenomen worden en in de plantpot in de gewenste positie aangebracht worden.The advantage of using blocks (plugs) is that the young plants can be sorted by size before they are delivered to the plant grower. This sorting can be done automatically. A further advantage is that the potting of the young plants can also be automated. After all, the young plants can easily be grasped by their root block and placed in the plant pot in the desired position.

De pot waarin de jonge plant gepland wordt, wordt niet met het opkweeksubstraat opgevuld maar wel met een teeltsubstraat. Dit teeltsubstraat bestaat doorgaans uit groffere deeltjes en heeft aldus ook groffere poriën dan het opkweeksubstraat. Het teeltsubstraat is bij voorkeur een los, grofkorrelig substraat. Dit substraat bestaat bij voorkeur voor ten minste 80 gew. %, liefst voor ten minste 90 gew. %, uit deeltjes die groter zijn dan 5 mm, d.w.z. uit deeltjes die door een zeef van 5 mm tegengehouden worden. Bij voorkeur bestaat het substraat ten minste voor 95 gew. % uit deeltjes groter dan of gelijk aan 7 mm. De deeltjes hebben hierbij een zodanige hardheid dat ze in de pot nagenoeg niet samengedrukt worden. In de praktijk is bij voorbeeld gemalen houtschors, d.w.z. het zogenoemd bark substraat, voordelig gebleken voor het telen van orchideeën. Van deze gemalen houtschors wordt dan bij voorbeeld een 7-12 mm fractie gebruikt, ofwel een 12-18 mm fractie, afhankelijk van het groeistadium van de plant. Eventueel kunnen aan de houtschors nog andere materialen zoals bijvoorbeeld spagnum toegevoegd worden. Dergelijk sphagnum is draadvorming en aldus fijner dan de boomschors. Het voordeel van een draadvorming fijner materiaal is dat dit materiaal homogeen tussen het grover materiaal verdeeld blijft en aldus niet voor een compactere laag onderin de pot zal zorgen.The pot in which the young plant is planned is not filled with the growing substrate, but with a growing substrate. This cultivation substrate generally consists of coarser particles and thus also has coarser pores than the culture substrate. The cultivation substrate is preferably a loose, coarse-grained substrate. This substrate preferably consists of at least 80 wt. %, preferably for at least 90 wt. %, from particles larger than 5 mm, i.e. from particles retained by a 5 mm screen. The substrate preferably consists of at least 95 wt. % from particles larger than or equal to 7 mm. The particles here have such a hardness that they are hardly compressed in the pot. In practice, for example, ground wood bark, i.e. the so-called bark substrate, has proven to be advantageous for growing orchids. Of this ground wood bark, for example, a 7-12 mm fraction is used, or a 12-18 mm fraction, depending on the stage of growth of the plant. Optionally, other materials such as spagnum can be added to the wood bark. Such sphagnum is wire formation and thus finer than the tree bark. The advantage of a finer material forming wire is that this material remains homogeneously distributed between the coarser material and thus will not provide a more compact layer at the bottom of the pot.

Niettegenstaande er bijvoorbeeld sphagnum aan het barksubstraat toegevoegd kan worden, wordt een wezenlijk verschil tussen het opkweeksubstraat van het blokje en het teeltsubstraat gevormd door hun waterretentie eigenschappen. Deze waterretentie kan gemeten worden volgens de Europese norm EN 13041:2011 bij verschillende zuigspanningen. De waterretentie na uitlekken, dus bij een zuigspanning van 0 Pa, van het opkweeksubstraat is volgens de uitvinding hoger dan de waterretentie na uitlekken van het teeltsubstraat.For example, despite the fact that sphagnum can be added to the bark substrate, a substantial difference between the culture substrate of the block and the cultivation substrate is formed by their water retention properties. This water retention can be measured according to the European standard EN 13041: 2011 at different suction voltages. According to the invention, the water retention after leakage, i.e. at a suction voltage of 0 Pa, of the culture substrate is higher than the water retention after leakage of the cultivation substrate.

In het bijzonder is de waterretentie na uitlekken van het teeltsubstraat kleiner dan 80%, kleiner dan 70% of zelfs kleiner dan 60% van de waterretentie na uitlekken van het opkweeksubstraat. De waterretentie na uitlekken van het opkweeksubstraat is bij voorkeur groter dan 50 vol.%, meer bij voorkeur groter dan 60 vol.% en liefst zelfs groter dan 65 vol.%. De waterretentie na uitlekken van het teeltsubstraat is daarentegen bij voorkeur kleiner dan 50 vol.%, meer bij voorkeur kleiner dan 40 vol.% en liefst zelfs kleiner dan 35 vol.%.In particular, the water retention after draining the cultivation substrate is less than 80%, less than 70% or even less than 60% of the water retention after draining the culture substrate. The water retention after leakage of the culture substrate is preferably greater than 50 volume%, more preferably greater than 60 volume%, and most preferably even greater than 65 volume%. The water retention after leakage of the cultivation substrate, on the other hand, is preferably less than 50 vol.%, More preferably less than 40 vol.% And most preferably even less than 35 vol.%.

Bij het telen van orchideeën worden de ingepotte planten op een rooster waaronder een verwarmingssysteem voorzien is, geplaatst. Het rooster wordt bij voorbeeld door een gaas gevormd terwijl het verwarmingssysteem uit verwarmingsbuizen bestaat. Door de warme lucht die onder de potten opstijgt, droogt het grofkorrelig teelsubstraat in de potten na iedere watergift snel af. Door de hogere waterretentie van de blokjes drogen deze veel minder snel af, hetgeen tot een minder sterke groei van de wortels kan leiden en zelfs tot wortelrot.When growing orchids, the potted plants are placed on a grid under which a heating system is provided. For example, the grid is formed by a mesh while the heating system consists of heating pipes. Due to the warm air that rises under the pots, the coarse-grained crop substrate in the pots dries quickly after every watering. Due to the higher water retention of the cubes, they dry out much less quickly, which can lead to a less strong growth of the roots and even to root rot.

Zoals hierboven aangegeven bestaat de doelstelling van de uitvinding er in een manier te verschaffen om het wortelmilieu in het blokje na iedere watergift sneller te doen opdrogen om aldus groeivertraging en/of wortelrot te vermijden of om groei te stimuleren.As stated above, the object of the invention is to provide a way to allow the root environment in the block to dry up faster after each irrigation so as to avoid growth retardation and / or root rot or to stimulate growth.

Een verder belangrijk aspect van de uitvinding is de pot die hiervoor gebruikt wordt. Een eerste uitvoeringsvorm van een pot 1 volgens de uitvinding is weergegeven in figuren 1 tot 3. De pot bestaat hoofdzakelijk uit een bodem 2, een zich tussen de bovenrand 3 van de pot en de bodem uitstrekkende zijwand 4 en een onder de bodem uitstekende omtreksrand 5 waarop de pot rust. De bodem 2 vertoont een vlakke, cirkelvormige laagste zone 6 waarin negen openingen 7 voorzien zijn. Het aantal en de vorm van de openingen kan uiteraard variëren. Aan de binnenkant van de laagste zone 6 is een hellende zone 8 die op een centrale instulping 10 aansluit.A further important aspect of the invention is the pot used for this. A first embodiment of a pot 1 according to the invention is shown in figures 1 to 3. The pot consists essentially of a bottom 2, a side wall 4 extending between the top edge 3 of the pot and the bottom and a peripheral edge 5 protruding below the bottom. on which the pot rests. The bottom 2 has a flat, circular lowest zone 6 in which nine openings 7 are provided. The number and shape of the openings can of course vary. On the inside of the lowest zone 6 is a sloping zone 8 that connects to a central indentation 10.

In figuren 2 en 3 is een langsdoorsnede van de pot 1 weergegeven, waarbij de pot gevuld is met een teeltsubstraat 11 waarin een orchidee 12 in een blokje 13 van opkweeksubstraat 14 gepland is. Het blokje 13 is nagenoeg cilindervormig en bevindt zich in de pot 1 boven de instulping 10. Andere vormen zijn uiteraard ook mogelijk zoals een kubus- of balkvorm of een afgeknotte piramidevorm, m.a.w. een conische vorm. Een essentieel kenmerk van de uitvinding is dat de bodem 2 van de pot 1 onder het blokje 13 een luchtkanaal 15 in het teeltsubstraat 11 vormt dat onderaan een luchtinlaat/-uitlaat 16 heeft en dat bovenaan op een afstand d van minder dan 15 mm van de onderzijde van het blokje 13 via een naar boven gerichte beluchtingsopening 17 in het inwendige van de pot 1 uitmondt. De beluchtingsopening 17 bevindt zich in het bijzonder ten minste gedeeltelijk vertikaal onder het blokje 13. Bij voorkeur bevindt de onderzijde van het blokje 13 zich op een afstand d van minder dan 10 mm, meer bij voorkeur op een afstand d van minder dan 5 mm boven de beluchtingsopening 17. Liefst wordt de orchidee 12, zoals weergegeven in figuur 3, met de onderzijde van het blokje 13 bovenop de beluchtingsopening 17 geplaatst. Bij het automatisch inpotten vereenvoudigt dit een correcte positionering van het blokje 13 in de pot 1. Bovendien kan er op deze manier geen teeltsubstraat 11 doorheen de beluchtingsopening 17 uit de pot 1 vallen. Het luchtkanaal 15 strekt zich bij voorkeur tot op een hoogte h van ten minste 20%, bij voorkeur van ten minste 30% en meer bij voorkeur van ten minste 35% van de totale hoogte H van de pot 1 uit.Figures 2 and 3 show a longitudinal section of the pot 1, wherein the pot is filled with a growing substrate 11 in which an orchid 12 is planned in a block 13 of growing substrate 14. The block 13 is substantially cylindrical and is located in the pot 1 above the indentation 10. Other shapes are of course also possible, such as a cube or beam shape or a truncated pyramid shape, i.e. a conical shape. An essential feature of the invention is that the bottom 2 of the pot 1 below the block 13 forms an air duct 15 in the cultivation substrate 11 which has an air inlet / outlet 16 at the bottom and which at the top at a distance d of less than 15 mm from the bottom of the block 13 flows into the interior of the pot 1 via an upwardly directed aeration opening 17. The aeration opening 17 is in particular at least partially vertically below the block 13. Preferably, the underside of the block 13 is at a distance d of less than 10 mm, more preferably at a distance d of less than 5 mm above the aeration opening 17. Preferably, as shown in figure 3, the orchid 12 is placed on top of the aeration opening 17 with the underside of the block 13. With automatic potting, this simplifies the correct positioning of the block 13 in the pot 1. Moreover, in this way no cultivation substrate 11 can fall out of the pot 1 through the aeration opening 17. The air duct 15 preferably extends to a height h of at least 20%, preferably of at least 30% and more preferably of at least 35% of the total height H of the pot 1.

In de uitvoeringsvorm volgens figuren 1 tot 3 is de instulping 10 bovenaan voorzien van een opening 18 waarrond vier uitsteeksels 19 voorzien zijn die zich tot boven de opening 18 uitstrekken, in het bijzonder over een afstand van ten minste 1 mm, bij voorkeur over een afstand van ten minste 2 mm. Eventueel kunnen er minder uitsteeksels 19 voorzien zijn, bijvoorbeeld slechts twee of drie uitsteeksels, of ook meer uitsteeksels. De bovenste uiteinden van deze uitsteeksels 19 bepalen de beluchtingsopening 17. Het luchtkanaal 15 wordt aldus gevormd door de instulping 10, de opening 18 in de top daarvan en de uitsteeksels 19. Het voorzien van dergelijke uitsteeksels 19 biedt het voordeel dat zelfs wanneer het blokje 13 op deze uitsteeksels 19 geplaatst wordt, er nog steeds lucht tussen de open ruimtes tussen deze uitsteeksels 19 langsheen het blokje 13 naar boven in de pot 1 kan opstijgen waardoor het blokje 13 sneller afdroogt. Ook wanneer het blokje 13 hoger in de pot 1 geplaatst wordt, kan er steeds warme lucht in de pot opstijgen zelfs wanneer de beluchtingsopening 17 door een groot stuk teeltsubstraat 11 afgesloten zou zijn.In the embodiment according to figures 1 to 3, the indentation 10 is provided at the top with an opening 18 around which four protrusions 19 are provided which extend above the opening 18, in particular over a distance of at least 1 mm, preferably over a distance of at least 2 mm. Optionally, fewer protrusions 19 may be provided, for example, only two or three protrusions, or also more protrusions. The upper ends of these protrusions 19 define the aeration opening 17. The air duct 15 is thus formed by the indentation 10, the aperture 18 at the top thereof and the protrusions 19. Providing such protrusions 19 offers the advantage that even when the block 13 is placed on these protrusions 19, air still can rise between the open spaces between these protrusions 19 along the block 13 upwards in the pot 1, as a result of which the block 13 dries faster. Even when the block 13 is placed higher in the pot 1, hot air can always rise in the pot even if the aeration opening 17 would be closed off by a large piece of cultivation substrate 11.

De instulping 10 strekt zich bij voorkeur tot op een hoogte h’ van ten minste 10%, meer bij voorkeur van ten minste 15% en liefst van ten minste 20% van de totale hoogte H van de pot 1 uit. In de instulping 10 zelf zijn verder ook nog zijdelingse beluchtingsopeningen 20 voorzien die in het inwendige van de pot 1 uitmonden. Ook via deze zijdelingse beluchtingsopeningen 20 kan vocht uit de pot 1 afgevoerd worden en kan tevens warme lucht in de pot 1 indringen die dan verder langsheen het blokje 13 in de pot kan opstijgen.The notch 10 preferably extends to a height h 'of at least 10%, more preferably of at least 15% and most preferably of at least 20% of the total height H of the pot 1. In addition, lateral aeration openings 20 are also provided in the recess 10 itself, which open into the interior of the pot 1. Moisture can also be discharged from the pot 1 via these lateral aeration openings 20 and hot air can also penetrate into the pot 1, which can then rise further along the block 13 into the pot.

De beluchtingsopening 17 heeft bij voorkeur een oppervlakte die groter is dan 50 mm2, meer bij voorkeur groter dan 100 mm2 en liefst groter dan 150 mm. In de 700 ml pot weergegeven in figuren 1 tot 3 heeft de beluchtingsopening bijvoorbeeld een oppervlakte van 238 mm2. Hoe groter de beluchtingsopening 17, hoe meer vocht (waterdamp) via deze beluchtingsopening 17 afgevoerd kan worden. Aan de andere zijde van het luchtkanaal 15 heeft de luchtinlaat/-uitlaat 16 bij voorkeur een oppervlakte die groter is dan de oppervlakte van de beluchtingsopening 17. Het voordeel hiervan is dat meer van de opstijgende warme lucht in het luchtkanaal 15 opgevangen wordt en dat aldus het vocht op een efficiëntere manier afgevoerd kan worden. De oppervlakte van de luchtinlaat/-uitlaat 16 bedraagt bij voorkeur ten minste 200%, meer bij voorkeur ten minste 250% en liefst ten minste 300% van de oppervlakte van de beluchtingsopening 17.The aeration aperture 17 preferably has an area larger than 50 mm 2, more preferably larger than 100 mm 2, and most preferably larger than 150 mm. For example, in the 700 ml jar shown in Figures 1 to 3, the aeration opening has an area of 238 mm 2. The larger the aeration opening 17, the more moisture (water vapor) can be discharged via this aeration opening 17. On the other side of the air duct 15, the air inlet / outlet 16 preferably has a surface that is larger than the surface of the aeration opening 17. The advantage hereof is that more of the rising hot air is captured in the air duct 15 and that thus the moisture can be drained more efficiently. The area of the air inlet / outlet 16 is preferably at least 200%, more preferably at least 250% and most preferably at least 300% of the area of the aeration opening 17.

De beluchtingsopening 17 kan uit één opening bestaan maar kan tevens door één of meer dwarsverbindingen 21 in ten minste twee kleinere openingen 22 opgedeeld worden. Dit biedt het voordeel dat voor een grotere beluchtingsopening 17 op deze manier verhinderd kan worden dat teeltsubstraat 11 uit de pot 1 zou kunnen vallen. De dwarsverbindingen 21 kunnen bijvoorbeeld zoals weergegeven in figuur 4 door een kruis gevormd worden. Deze dwarsverbindingen 21 kunnen tot boven de beluchtingsopening 17 uitsteken zodanig dat deze een uitsteeksel vormen waarop het blokje 13 geplaatst kan worden.The aeration opening 17 can consist of one opening but can also be divided by at least two smaller openings 22 by one or more cross connections 21. This offers the advantage that for a larger aeration opening 17 it is possible in this way to prevent cultivation substrate 11 from falling out of the pot 1. The cross connections 21 can for instance be formed by a cross as shown in figure 4. These cross connections 21 can protrude above the aeration opening 17 such that they form a protrusion on which the block 13 can be placed.

In de werkwijze volgens de uitvinding gaat men uit van een epifyt, in het bijzonder van een orchidee, die in een blokje 13 opgekweekt is. De epifyt 12 wordt dan samen met dit blokje 13 in de pot 1 geplant, waarna men de epifyt 12 verder in deze pot laat opgroeien. Dit laatste gebeurt op een rooster boven een verwarmingssysteem zodanig dat de lucht die door het verwarmingssysteem opgewarmd wordt doorheen het rooster tot in het luchtkanaal 15 van de pot 1 kan opstijgen.The method according to the invention is based on an epiphyte, in particular an orchid, which has been grown in a block 13. The epiphyte 12 is then planted together with this block 13 in the pot 1, after which the epiphyte 12 is allowed to grow up further in this pot. The latter occurs on a grid above a heating system such that the air that is heated by the heating system can rise through the grid into the air duct 15 of the pot 1.

Bij het oppotten van de epifyt 12 wordt ervoor gezorgd dat men het luchtkanaal 15 vrijhoudt van teeltsubstraat 11. Indien er bij het oppotten van de epifyt 12 teeltsubstraat doorheen de beluchtingsopening 17 in het luchtkanaal 15 zou vallen, valt dit altijd door het luchtkanaal uit de pot, en dit zeker wanneer de pot op de gaasbodem geplaatst wordt. Op deze manier wordt het luchtkanaal 15 ook vrijgehouden van teeltsubstraat en kan de warme lucht dus vrij in dit luchtkanaal opstijgen.When potting the epiphyte 12, care is taken to keep the air duct 15 free from cultivation substrate 11. If, when potting the epiphyte 12, cultivation substrate would fall through the aeration opening 17 in the air duct 15, it always falls out of the pot through the air duct , and this certainly when the pot is placed on the mesh bottom. In this way, the air channel 15 is also kept free from cultivation substrate and the warm air can therefore rise freely in this air channel.

Bij voorkeur wordt het luchtkanaal 15 echter vrijgehouden van teeltsubstraat 11 door de beluchtingsopening 17 door middel van het blokje 13 af te dekken alvorens de pot tot boven de beluchtingsopening met teeltsubstraat te vullen. Hiertoe kan het blokje 13, zoals weergegeven in figuur 2, met zijn onderzijde op de beluchtingsopening 17 geplaatst worden of, zoals weergegeven in figuur 3, op de hierboven beschreven afstand d van ten hoogste 15 mm boven de beluchtingsopening 17. Zelfs indien het blokje 13 met zijn onderzijde op een dergelijke afstand d boven de beluchtingsopening 17 geplaatst wordt alvorens de pot tot boven deze beluchtingsopening 17 met teeltsubstraat te vullen, zal er door de relatief grote deeltjesgrootte van het teeltsubstraat geen of nagenoeg geen teeltsubstraat tussen de onderzijde van het blokje 13 en de beluchtingsopening 17 terecht komen.Preferably, however, the air duct 15 is kept clear of cultivation substrate 11 by covering the aeration opening 17 by means of the block 13 before filling the pot with cultivation substrate above the aeration opening. For this purpose, the block 13, as shown in Figure 2, can be placed with its underside on the aeration opening 17 or, as shown in Figure 3, at the above-described distance d of at most 15 mm above the aeration opening 17. Even if the block 13 with its underside placed at such a distance d above the aeration opening 17 before filling the pot above this aeration opening 17 with cultivation substrate, due to the relatively large particle size of the cultivation substrate, there will be no or substantially no cultivation substrate between the underside of the block 13 and the aeration opening 17.

In figuren 5 tot 8 zijn een aantal mogelijke varianten op de pot weergegeven in figuren 1 tot 3 weergegeven.Figures 5 to 8 show a number of possible variants of the pot shown in Figures 1 to 3.

In de pot weergegeven in figuur 5 zijn de lamelvormige uitsteeksels 19 radiaal in plaats van tangentieel aan de beluchtingsopening 17 bovenop de instulping 10 opgesteld. Het voordeel hiervan is dat er grotere tussenruimtes tussen deze radiale uitsteeksels 19 voorzien kunnen worden waardoor de opstijgende warme lucht beter tot in het teeltsubstraat 11 kan doordringen wanneer het blokje 13 op de uitsteeksels 19 geplaatst is. Tangentiële uitsteeksels 19 bieden daarentegen het voordeel dat de opening 18 in de instulping 10 groter gemaakt kan worden zonder de uitwendige diameter van de instulping 10 te moeten vergroten.In the pot shown in Figure 5, the slat-shaped protrusions 19 are arranged radially instead of tangentially to the aeration opening 17 on top of the indentation 10. The advantage of this is that larger gaps between these radial protrusions 19 can be provided, as a result of which the rising hot air can penetrate better into the cultivation substrate 11 when the block 13 is placed on the protrusions 19. Tangential protrusions 19, on the other hand, offer the advantage that the opening 18 in the indentation 10 can be made larger without having to increase the external diameter of the indentation 10.

In de variante weergegeven in figuur 6 is de hoogte h’ van de instulping 10 verkleind terwijl de hoogte van de uitsteeksel 19 vergroot is zodanig dat de beluchtingsopening 17, gevormd tussen de toppen van de uitsteeksels 19, zich nog steeds op eenzelfde hoogte h bevindt. In figuur 7 is de instulping 10 volledig weggelaten en beginnen de uitsteeksels 19 reeds vanaf de luchtinlaat/-uitlaat opening 16 in de bodem van de pot 1.In the variant shown in Figure 6, the height h 'of the indentation 10 is reduced while the height of the protrusion 19 is increased such that the aeration opening 17 formed between the tops of the protrusions 19 is still at the same height h. In Figure 7, the indentation 10 is completely omitted and the projections 19 already start from the air inlet / outlet opening 16 in the bottom of the pot 1.

In figuur 8 heeft de instulping 10 een geringe hoogte h’ maar wel een grotere diameter zodanig dat de instulping 10 een zogenoemde “verhoogde bodem” vormt waarop de uitsteeksels 19 dan voorzien zijn. Eventueel kan op deze “verhoogde bodem” onder de uitsteeksels 19 een kleinere instulping 10 met lagere uitsteeksels 19 voorzien worden, bijvoorbeeld het bovenste deel van de instulping 10 met uitsteeksels 19 weergegeven in figuren 1 tot 3, waardoor de uitsteeksels 19 zich opnieuw met hun vrije uiteinden tot op eenzelfde hoogte h in de pot uitstrekken.In Figure 8, the indentation 10 has a small height h 'but a larger diameter such that the indentation 10 forms a so-called "raised bottom" on which the protrusions 19 are then provided. Optionally, on this "raised bottom" below the protrusions 19, a smaller protrusion 10 with lower protrusions 19 can be provided, for example the upper part of the protrusion 10 with protrusions 19 shown in figures 1 to 3, whereby the protrusions 19 once again with their free extend the ends to the same height h in the pot.

TestresultatenTest results

In een kas werden Phalaenopsis planten geteeld in potten van 690 ml. De potten waren als weergegeven in figuur 5, waarbij de negen openingen 7 in de bodem een totale oppervlakte van 550 mm2 hadden, de vier zijdelingse openingen 20 in de instulping een totale oppervlakte van 440 mm2 en de beluchtingsopening 17 een oppervlakte van 60 mm2. In de huidige specificatie dient de oppervlakte van de beluchtingsopening 17 gemeten te worden door de oppervlakte te bepalen van de inschrijvende cirkel tussen de binnenzijden van de toppen van de uitsteeksels 19. Eén deel van de planten werd geteeld in deze potten terwijl een ander deel geteeld werd in dezelfde potten doch zonder een beluchtingsopening 17 in de top van de instulping 10. De totale oppervlakte van al de openingen in de bodem van de potten was dus ongeveer 6% groter in de potten met beluchtingsopening 17 in vergelijking tot de potten zonder beluchtingsopening 17.Phalaenopsis plants were grown in a greenhouse in 690 ml pots. The pots were as shown in Figure 5, with the nine openings 7 in the bottom having a total area of 550 mm 2, the four lateral openings 20 in the indentation having a total area of 440 mm 2 and the aeration opening 17 having an area of 60 mm 2. In the current specification, the area of the aeration aperture 17 should be measured by determining the area of the writing circle between the insides of the tops of the protrusions 19. One part of the plants was grown in these pots while another part was grown in the same pots but without an aeration opening 17 at the top of the indentation 10. The total surface area of all the openings in the bottom of the pots was thus approximately 6% larger in the pots with aeration opening 17 compared to the pots without an aeration opening 17.

De potten waren gevuld met bark terwijl de blokjes uit aan elkaar gelijmd veen- of turfmengsel met een fijne structuur bestonden. Na het gieten van de potten werd voor een aantal potten de gewichtsafname na 24 uur gemeten. Hieruit bleek dat het afdrogen van de potten 7.5% sneller verliep voor de potten met beluchtingsopening ten opzichte van de potten zonder beluchtingsopening, hetgeen dus zelfs iets meer is dan de toename van het totaal oppervlak aan openingen in de bodem. Het afdrogen van de blokjes zelf werd niet gemeten maar aangezien de beluchtingsopening zich juist onder het blokje bevindt, zal het voornamelijk het blokje zelf zijn waaruit de extra hoeveelheid water verdampt is.The pots were filled with bark while the cubes consisted of glued-together peat or peat with a fine structure. After pouring the pots, the weight decrease for a number of pots was measured after 24 hours. This showed that drying of the pots was 7.5% faster for the pots with an aeration opening compared to the pots without an aeration opening, which is even slightly more than the increase in the total surface area of openings in the soil. The drying of the blocks themselves was not measured, but since the aeration opening is just below the block, it will mainly be the block itself from which the extra amount of water has evaporated.

Na ongeveer vijf maanden werd ook de wortelontwikkeling visueel beoordeeld. Hieruit bleek dat de wortels in de potten met beluchtingsopening duidelijk beter ontwikkeld waren dan de wortels in de potten zonder beluchtingsopening.Root development was also assessed visually after approximately five months. This showed that the roots in the pots with an aeration opening were clearly better developed than the roots in the pots without an aeration opening.

Claims (21)

1. Ingepotte epifyt, in het bijzonder een ingepotte orchidee (12), welke epifyt zich in een blokje (13) van opkweeksubstraat (14) bevindt waarmee de epifyt in een teeltsubstraat (11) in een pot (1) geplant is, waarbij genoemd opkweeksubstraat (14) een eerste waterretentie na uitlekken heeft, gemeten volgens de norm EN 13041:2011 bij een zuigspanning van 0 Pa, en genoemd teeltsubstraat (11) een tweede waterretentie na uitlekken, gemeten volgens de norm EN 13041:2011 bij een zuigspanning van 0 Pa, welke tweede waterretentie kleiner is dan genoemde eerste waterretentie, daardoor gekenmerkt dat genoemde pot (1) een bodem (2) heeft die onder het blokje (13) in het teeltsubstraat (11) een luchtkanaal (15) vormt dat onderaan een luchtinlaat/-uitlaat (16) heeft en dat bovenaan op een afstand (d) van minder dan 15 mm van de onderzijde van genoemd blokje (13) via een naar boven gerichte beluchtingsopening (17) in het inwendige van de pot (1) uitmondt.A potted epiphyte, in particular a potted orchid (12), which epiphyte is located in a block (13) of culture substrate (14) with which the epiphyte is planted in a cultivation substrate (11) in a pot (1), wherein said culture substrate (14) has a first water retention after draining, measured according to the standard EN 13041: 2011 at a suction voltage of 0 Pa, and said cultivation substrate (11) has a second water retention after draining, measured according to the standard EN 13041: 2011 at a suction voltage of Pa, which second water retention is smaller than said first water retention, characterized in that said pot (1) has a bottom (2) which forms an air channel (15) below the block (13) in the cultivation substrate (11) which at the bottom is an air inlet has an outlet (16) and at the top a distance (d) of less than 15 mm from the underside of said block (13) opens into the interior of the pot (1) via an upwardly directed vent opening (17). 2. Ingepotte epifyt volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat genoemde luchtinlaat/-uitlaat (16) een oppervlakte heeft die groter is dan de oppervlakte van genoemde beluchtingsopening (17), waarbij de oppervlakte van genoemde luchtinlaat/-uitlaat (16) bij voorkeur ten minste 200%, meer bij voorkeur ten minste 250% en liefst ten minste 300% van de oppervlakte van genoemde beluchtingsopening (17) bedraagt.The potted epiphate according to claim 1, characterized in that said air inlet / outlet (16) has an area larger than the area of said aeration opening (17), wherein the area of said air inlet / outlet (16) is preferably at least at least 200%, more preferably at least 250% and most preferably at least 300% of the surface of said aeration opening (17). 3. Ingepotte epifyt volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat genoemd luchtkanaal (15) onder genoemde beluchtingsopening (17) verder via zijdelingse beluchtingsopeningen (20) in het inwendige van de pot (1) uitmondt.The potted epiphate according to claim 1 or 2, characterized in that said air duct (15) underneath said aeration opening (17) further flows into the interior of the pot (1) via lateral aeration openings (20). 4. Ingepotte epifyt volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat genoemde beluchtingsopening (17) een oppervlakte heeft die groter is dan 50 mm2, bij voorkeur groter dan 100 mm2 en meer bij voorkeur groter dan 150 mm2.The potted epiphate according to any one of claims 1 to 3, characterized in that said aeration opening (17) has an area greater than 50 mm 2, preferably greater than 100 mm 2 and more preferably greater than 150 mm 2. 5. Ingepotte epifyt volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat genoemd luchtkanaal (15) zich tot op een hoogte (h) van ten minste 20%, bij voorkeur van ten minste 30% en meer bij voorkeur van ten minste 35% van de totale hoogte (H) van de pot (1) uitstrekt.The potted epiphyte according to any of claims 1 to 4, characterized in that said air duct (15) extends to a height (h) of at least 20%, preferably of at least 30% and more preferably of at least 35 % of the total height (H) of the pot (1). 6. Ingepotte epifyt volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat genoemd luchtkanaal (15) ten minste gedeeltelijk gevormd wordt door een instulping (10) in de bodem (2) van de pot (1), welke instulping (10) zich bij voorkeur tot op een hoogte (h’) van ten minste 10%, bij voorkeur ten minste 15% en meer bij voorkeur ten minste 20% van de totale hoogte (H) van de pot (1) uitstrekt.The potted epiphyte according to any of claims 1 to 5, characterized in that said air duct (15) is formed at least in part by a notch (10) in the bottom (2) of the pot (1), which notch (10) preferably extends to a height (h ') of at least 10%, preferably at least 15% and more preferably at least 20% of the total height (H) of the pot (1). 7. Ingepotte epifyt volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de instulping (10) bovenaan een naar boven gerichte opening (18) vertoont en bovenaan verder voorzien is van ten minste twee uitsteeksels (19) die zich tot boven genoemde opening (18) uitstrekken.The potted epiphate according to claim 6, characterized in that the indentation (10) has an upwardly directed opening (18) at the top and is further provided with at least two protrusions (19) extending above said opening (18). 8. Ingepotte epifyt volgens één van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat genoemde beluchtingsopening (17) door ten minste één dwarsverbinding (21) opgedeeld is in ten minste twee kleinere openingen (22).The potted epiphyte according to one of claims 1 to 7, characterized in that said aeration opening (17) is divided by at least one cross connection (21) into at least two smaller openings (22). 9. Ingepotte epifyt volgens één van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat genoemde tweede waterretentie kleiner is dan 80%, bij voorkeur kleiner dan 70%, meer bij voorkeur kleiner dan 60% van genoemde eerste waterretentie.The potted epiphyte according to any of claims 1 to 8, characterized in that said second water retention is less than 80%, preferably less than 70%, more preferably less than 60% of said first water retention. 10. Ingepotte epifyt volgens één van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat genoemde eerste waterretentie groter is dan 50 vol.%, bij voorkeur groter dan 60 vol.% en meer bij voorkeur groter dan 65 vol.%.The potted epiphate according to any one of claims 1 to 9, characterized in that said first water retention is greater than 50 volume%, preferably greater than 60 volume% and more preferably greater than 65 volume%. 11. Ingepotte epifyt volgens één van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat genoemde tweede waterretentie kleiner is dan 50 vol.%, bij voorkeur kleiner dan 40 vol.%, meer bij voorkeur kleiner dan 35 vol.%.The potted epiphate according to any one of claims 1 to 10, characterized in that said second water retention is less than 50 volume%, preferably less than 40 volume%, more preferably less than 35 volume%. 12. Ingepotte epifyt volgens één van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat de onderzijde van genoemd blokje (13) zich hetzij op genoemde beluchtingsopening (17) bevindt of op een afstand (d) van minder dan 10 mm, bij voorkeur op een afstand (d) van minder dan 5 mm boven genoemde beluchtingsopening (17).The potted epiphyte according to any of claims 1 to 11, characterized in that the underside of said block (13) is either on said aeration opening (17) or at a distance (d) of less than 10 mm, preferably at a distance (d) of less than 5 mm above said aeration opening (17). 13. Werkwijze voor het telen van een epifyt, in het bijzonder voor het produceren van een ingepotte epifyt volgens één van de conclusies 1 tot 12, in welke werkwijze men uitgaat van een epifyt (12) die in een blokje (13) van opkweeksubstraat (14) opgekweekt is, men de epifyt (12) samen met genoemd blokje (13) in een pot (1) in een teeltsubstraat (11) plant en men de epifyt (12) in deze pot (1) laat opgroeien, waarbij het opkweeksubstraat (14) een eerste waterretentie na uitlekken heeft, gemeten volgens de norm EN 13041:2011 bij een zuigspanning van 0 Pa, en het teeltsubstraat een tweede waterretentie na uitlekken, gemeten volgens de norm EN 13041:2011 bij een zuigspanning van 0 Pa, welke tweede waterretentie kleiner is dan genoemde eerste waterretentie, daardoor gekenmerkt dat de pot (1) die men voor het telen van de epifyt (12) gebruikt een bodem (2) heeft die onder het blokje (13) in het teeltsubstraat (11) een luchtkanaal (15) vormt dat onderaan een luchtinlaat/-uitlaat (16) heeft en dat bovenaan op een afstand (d) van minder dan 15 mm van de onderzijde van genoemd blokje (13) via een naar boven gerichte beluchtingsopening (17) in het inwendige van de pot (1) uitmondt.A method for growing an epiphyte, in particular for producing a potted epiphyte according to any one of claims 1 to 12, in which method one starts from an epiphyte (12) which is in a block (13) of culture substrate ( 14) is grown, the epiphyte (12) together with said block (13) is planted in a pot (1) in a cultivation substrate (11) and the epiphyte (12) is allowed to grow in this pot (1), the cultivation substrate (14) has a first water retention after draining, measured according to standard EN 13041: 2011 at a suction voltage of 0 Pa, and the cultivation substrate a second water retention after draining, measured according to standard EN 13041: 2011 at a suction voltage of 0 Pa, which second water retention is smaller than said first water retention, characterized in that the pot (1) used for growing the epiphyte (12) has a bottom (2) which has an air channel below the block (13) in the cultivation substrate (11) (15) which has an air inlet / outlet (16) at the bottom and at the top a distance (d) of less than 15 mm from the underside of said block (13) opens into the interior of the pot (1) via an upwardly directed aeration opening (17). 14. Werkwijze volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat men de epifyt (12) boven een verwarmingssysteem op een rooster laat opgroeien zodanig dat de opgewarmde lucht bij de teelt van de epifyt (12) doorheen het rooster tot in genoemd luchtkanaal (15) kan opstijgen.Method according to claim 13, characterized in that the epiphyte (12) is allowed to grow on a grid above a heating system such that the heated air during the cultivation of the epiphyte (12) can rise through the grid into said air duct (15) . 15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, daardoor gekenmerkt dat men genoemd luchtkanaal (15) vrijhoudt van teeltsubstraat (11).Method according to claim 13 or 14, characterized in that said air duct (15) is kept free from cultivation substrate (11). 16. Werkwijze volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat men genoemd luchtkanaal (15) vrijhoudt van teeltsubstraat (11) door genoemde beluchtingsopening (17) door middel van genoemd blokje (13) af te dekken door het blokje (13) met zijn onderzijde op de beluchtingsopening (17) te plaatsen of op genoemde afstand (d) van ten hoogste 15 mm boven de beluchtingsopening (17) alvorens de pot (1) tot boven de beluchtingsopening (17) met teeltsubstraat (11) te vullen.A method according to claim 15, characterized in that said air duct (15) is kept clear of cultivation substrate (11) by covering said aeration opening (17) by means of said block (13) by placing the block (13) with its underside on the place aeration opening (17) or at said distance (d) of at most 15 mm above the aeration opening (17) before filling the pot (1) to above the aeration opening (17) with cultivation substrate (11). 17. Pot voor het produceren van een ingepotte epifyt volgens één van de conclusies 1 tot 12 en/of voor toepassing in een werkwijze volgens één van de conclusies 13 tot 16, welke pot (1) een bodem (2) heeft die een luchtkanaal (15) vormt dat onderaan een luchtinlaat/-uitlaat (16) heeft en dat bovenaan via een naar boven gerichte beluchtingsopening (17) in het inwendige van de pot (1) uitmondt.A pot for producing a potted epiphyte according to one of claims 1 to 12 and / or for use in a method according to one of claims 13 to 16, which pot (1) has a bottom (2) that has an air duct ( 15) which has an air inlet / outlet (16) at the bottom and which flows into the interior of the pot (1) via an upwardly directed vent opening (17). 18. Pot volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt dat genoemd luchtkanaal (15) ten minste gedeeltelijk gevormd wordt door een instulping (10) in de bodem (2) van de pot (1), welke instulping (10) zich bij voorkeur tot op een hoogte (h’) van ten minste 10%, bij voorkeur ten minste 15% en meer bij voorkeur ten minste 20% van de totale hoogte (H) van de pot (1) uitstrekt.Pot according to claim 17, characterized in that said air duct (15) is formed at least in part by an indentation (10) in the bottom (2) of the pot (1), which indentation (10) preferably extends up to a height (h ') of at least 10%, preferably at least 15% and more preferably at least 20% of the total height (H) of the pot (1). 19. Pot volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat de instulping (10) bovenaan een naar boven gerichte opening (18) vertoont en bovenaan verder voorzien is van ten minste twee uitsteeksels (19) die zich tot boven genoemde opening (18) uitstrekken.Pot according to claim 18, characterized in that the indentation (10) at the top has an upwardly opening opening (18) and at the top is further provided with at least two protrusions (19) extending above said opening (18). 20. Pot volgens één van de conclusies 17 tot 19, daardoor gekenmerkt dat genoemde beluchtingsopening (17) een oppervlakte heeft die groter is dan 50 mm2, bij voorkeur groter dan 100 mm2 en meer bij voorkeur groter dan 150 mm2.Pot according to one of claims 17 to 19, characterized in that said aeration opening (17) has a surface area that is larger than 50 mm 2, preferably larger than 100 mm 2 and more preferably larger than 150 mm 2. 21. Pot volgens één van de conclusies 17 tot 20, daardoor gekenmerkt dat genoemd luchtkanaal (15) zich tot op een hoogte (h) van ten minste 20%, bij voorkeur van ten minste 30% en meer bij voorkeur van ten minste 35% van de totale hoogte (H) van de pot (1) uitstrekt.Pot according to one of claims 17 to 20, characterized in that said air duct (15) extends to a height (h) of at least 20%, preferably of at least 30% and more preferably of at least 35% from the total height (H) of the pot (1).
NL2013977A 2014-12-12 2014-12-12 Potted epiphyte, method for growing it and the pot used. NL2013977B1 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013977A NL2013977B1 (en) 2014-12-12 2014-12-12 Potted epiphyte, method for growing it and the pot used.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013977A NL2013977B1 (en) 2014-12-12 2014-12-12 Potted epiphyte, method for growing it and the pot used.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2013977B1 true NL2013977B1 (en) 2015-12-29

Family

ID=52596567

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2013977A NL2013977B1 (en) 2014-12-12 2014-12-12 Potted epiphyte, method for growing it and the pot used.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2013977B1 (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2018205B1 (en) * 2017-01-20 2018-08-14 Thomsen Sa Potted epiphyte, method for growing it and the pot used

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1775831A (en) * 1927-02-23 1930-09-16 Salisbury William Plant pot
NL1002139C2 (en) * 1996-01-22 1997-07-25 Marsman Holding B V Plant-growing system using plug inserted in further one
WO1998023143A1 (en) * 1996-11-22 1998-06-04 Christopher Anthony Fenn Horticultural container and method of use
EP1527676A2 (en) * 2003-10-29 2005-05-04 Novabouw Pot and method for growing an epiphyte
DE202014005009U1 (en) * 2013-06-24 2014-07-21 Kuma II BV Plastic pot with flow elements
WO2014175728A1 (en) * 2013-04-26 2014-10-30 Anthura B.V. Epiphyte growing system with a spirally downwardly extending groove-shaped space

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1775831A (en) * 1927-02-23 1930-09-16 Salisbury William Plant pot
NL1002139C2 (en) * 1996-01-22 1997-07-25 Marsman Holding B V Plant-growing system using plug inserted in further one
WO1998023143A1 (en) * 1996-11-22 1998-06-04 Christopher Anthony Fenn Horticultural container and method of use
EP1527676A2 (en) * 2003-10-29 2005-05-04 Novabouw Pot and method for growing an epiphyte
WO2014175728A1 (en) * 2013-04-26 2014-10-30 Anthura B.V. Epiphyte growing system with a spirally downwardly extending groove-shaped space
DE202014005009U1 (en) * 2013-06-24 2014-07-21 Kuma II BV Plastic pot with flow elements

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2018205B1 (en) * 2017-01-20 2018-08-14 Thomsen Sa Potted epiphyte, method for growing it and the pot used

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP5988981B2 (en) Plant growing method and growing container and growing apparatus used therefor
ES2879926T3 (en) Procedure to accelerate the growth and development of trees through improved root development
US20150040474A1 (en) Plant pot with elevated ventilation hole
CN108157022A (en) A kind of detachable flower seedling raising hole tray
US3803759A (en) Plant growth promoting and protecting device
USRE21820E (en) Flowerpot fob water-cultured
US6405482B1 (en) Plant growing system and method of using same
US20160050857A1 (en) Plant pot system
US8112937B1 (en) Natural growth terrarium planter
US3534497A (en) Means for germinating seeds and replanting seedlings or the like grown therefrom
NL2013977B1 (en) Potted epiphyte, method for growing it and the pot used.
US652736A (en) Plant guard and support.
NL2018205B1 (en) Potted epiphyte, method for growing it and the pot used
JP4249797B1 (en) Cultivation method of moth orchid or uranium and moth orchid and uranium
EP3238530A2 (en) An irrigation device
CN107593223B (en) Mixed planting method for shaping vertical trunks of photinia fraseri seedlings
JP2011067172A (en) Water caltrop (trapa japonica) cultivating device
CN215223388U (en) Can guarantee forest seedling growing device of root system integrality when getting seedling
CN104067897A (en) Durian planting method
JP2018074987A (en) Potted plant cultivation without watering
US11343975B2 (en) Pot for culturing an epiphyte and epiphyte potted therein
NL2019194B1 (en) "Pot for growing an epiphyte and potted epiphyte"
CN110915531B (en) Chinese gall planting method
NL1024651C2 (en) Pot for plants such as epiphyte, has indentation provided at center section of its bottom, formed with apertures having specific height with respect to its total height
JP2000116232A (en) Cultivation method for plants and device for the same