NL2013712C2 - Wielinrichting voor het wiegen van een kinderwagen, wiel en kinderwagen voorzien hiervan en werkwijze hiervoor. - Google Patents

Description

WIEGINRICHTING VOOR HET WIEGEN VAN EEN KINDERWAGEN, WIEL EN KINDERWAGEN VOORZIEN HIERVAN EN WERKWIJZE HIERVOOR

De uitvinding betreft een wieginrichting. Meer in het bijzonder betreft de vinding een automatische wieginrichting geschikt voor gebruik in combinatie met een kinderwagen.

Kinderwagens zijn uit de praktijk bekend. Indien baby’s hierin in slaap of ten minste rustend gebracht dienen te worden is het in de praktijk nuttig gebleken de kinderwagen te wiegen. Dit vereist het steeds in de nabijheid blijven van bijvoorbeeld een ouder die op dat moment minder effectief, of zelfs in het geheel niet, zich kan bezighouden met andere activiteiten en/of zaken. Bovendien is het continu aanwezig zijn van de ouder nadelig voor het zelfstandig leren slapen van het kind.

Een doel van de uitvinding is bovenstaand probleem op te lossen of in ieder geval te verminderen.

Dit doel wordt bereikt met de wieginrichting volgens de uitvinding voor het wiegen van een kinderwagen die een gestel wielen omvat, de wieginrichting omvattende: - een behuizing voorzien van een aandrijving; - een door de aandrijving aandrijfbaar, ten opzichte van de behuizing roteerbaar deel; - aangrijpmiddelen voor het laten aangrijpen van het roteerbare deel op een wiel van de kinderwagen, zodanig dat de rotatie-as van het roteerbare deel in hoofdzaak coaxiaal is met de rotatie-as van het wiel; en - met de behuizing verbonden bevestigingmiddelen voor het bevestigen van de behuizing aan het gestel van de kinderwagen, zodanig dat de behuizing zich bevindt aan de naar buiten gerichte zijde van het wiel.

Het roteerbare deel kan met behulp van de aangrijpmiddelen aangrijpen op een wiel van de kinderwagen, waarna het roteerbare deel, en daarmee het wiel, kan worden aangedreven met de aandrijving. Hierdoor kan automatisch een wiegende beweging worden uitgevoerd, zonder lichamelijke inspanning van de ouder. De aandrijving is bij voorkeur ingericht om het wiel een heen-en-weergaande beweging te laten uitvoeren. Alternatief is de aandrijving ingericht als hulpaandrijving om de kinderwagen voort te bewegen of deze beweging te ondersteunen. Ook is het volgens de uitvinding mogelijk de aandrijving in te richten zodanig dat deze schakelbaar is tussen een toestand waarin een wiegbeweging wordt uitgevoerd en een toestand waarin een beweging met een constante richting wordt uitgevoerd.

Een bijkomend voordeel van de wieginrichting volgens de uitvinding is dat deze op de naar buiten gerichte zijde van het wiel van een kinderwagen kan aangrijpen, dat wil zeggen de wieginrichting is zodanig ingericht dat deze op de buitenzijde van het wiel kan worden geplaatst. Dit bewerkstelligt een eenvoudige montage. Met de buitenzijde van het wiel wordt de buitenste van de twee in hoofdzaak vlakke zijden van het wiel bedoeld, dus niet het loopvlak van het wiel. Het buitenste wielvlak is dat vlak dat van de kinderwagen is weggericht. Zo kan de inrichting als een soort wieldop of opzetstuk op dit buitenvlak van het wiel worden geplaatst.

Het wiel van de kinderwagen hoeft derhalve niet te worden gedemonteerd. Ook hoeft de bestaande wielas van de kinderwagen niet te worden aangepast om de wieginrichting op de kinderwagen aan te brengen. Dit maakt een eenvoudige montage van de wieginrichting volgens de uitvinding mogelijk. Een verder voordeel van het feit dat de behuizing zich aan de buitenzijde van de kinderwagen bevindt, is dat de ruimte tussen de wielen vrij wordt gehouden, waardoor er bijvoorbeeld een opbergruimte beschikbaar blijft.

Een verder voordeel van de wieginrichting volgens de uitvinding is dat deze universeel is toe te passen. Doordat de wieginrichting kan aangrijpen op het buitenste wielvlak van de kinderwagen, is de wieginrichting in mindere mate afhankelijk van de uitvoering van de kinderwagen. Immers, de buitenste zijden van de wielen van de kinderwagen zijn in het algemeen toegankelijk.

De aandrijving is geheel of gedeeltelijk voorzien aan de behuizing, bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk in, aan, nabij of werkzaam verbonden met de behuizing.

Een verder voordeel van de wieginrichting volgens de uitvinding is dat een compacte uitvoering mogelijk wordt, waarbij geen onderdelen uitsteken die een gevaar kunnen vormen voor de veiligheid. Bij voorkeur is de aandrijving hiervoor ten minste grotendeels ondergebracht in de behuizing.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de aangrijpmiddelen ingericht voor samenwerking met spaken van het wiel van de kinderwagen.

In het geval een kinderwagen beschikt over spaken, kan de wieginrichting volgens de uitvinding op een eenvoudige wijze worden gemonteerd door middel van de aangrijpmiddelen.

Opgemerkt wordt dat de uitvinding ook is toe te passen voor kinderwagens waarvan de wielen geen spaken hebben. Bijvoorbeeld wordt er een boring gemaakt door het wiel van de kinderwagen, waarmee de aangrijpmiddelen koppelen door middel van een bout en moer of schroef.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de aangrijpmiddelen twee schijven die met elkaar koppelbaar zijn voor het tegen de weerszijden van het wiel klemmen van de schijven.

Hiermee wordt de universele toepassing van de kinderwagen verder vergroot. Verschillende typen kinderwagen hebben over het algemeen een verschillende inrichting van de spaken van het wiel. Door schijven te voorzien die tegen de zijvlakken van het wiel te klemmen zijn, waarvan ten minste één met het roterende deel verbindbaar is, is de wieginrichting op vrijwel alle kinderwagens toe te passen. Bij voorkeur is de ten minste ene schijf koppelbaar en ontkoppelbaar met het roterende deel.

Bijvoorbeeld omvatten de schijven één of meer openingen voor het door deze openingen voeren van een bout en moer, waarbij de bout tussen de spaken van het wiel wordt gevoerd. Door deze openingen op geschikte locaties te voorzien zijn de schijven te plaatsen op wielen van verschillende typen kinderwagens. Bijvoorbeeld worden de openingen voorzien als sleuven zodat de bout op de geschikte locatie kan worden gepositioneerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de aangrijpmiddelen een eerste koppeldeel dat bevestigbaar is aan de naar buiten gerichte zijde van het wiel en een in gebruik met het eerste koppeldeel samenwerkend tweede koppeldeel dat bevestigd is aan het roteerbare deel.

De rotatie van het roteerbare deel wordt overgebracht op het wiel van een kinderwagen door de koppeling tussen genoemde koppeldelen. Bij voorkeur kunnen de koppeldelen in elkaar grijpen, bijvoorbeeld door middel van een klikmechanisme, in elkaar grijpende nokken en uitsparingen of in elkaar grijpende vertandingen. Bijvoorbeeld omvat het eerste koppeldeel een uitsparing met inwendige vertanding en omvat het tweede koppeldeel een tandwiel dat in de uitsparing past, waarbij de tanden van het tandwiel samenwerken met de vertanding van het eerste koppeldeel. Hiermee wordt een eenvoudig koppeling en ontkoppeling van de wieginrichting met een wiel van een kinderwagen gerealiseerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de aangrijpmiddelen een magneet omvatten.

De magneet maakt een eenvoudige en stevige koppeling tussen de inrichting en het wiel mogelijk.

De magneet kan een permanente magneet of een elektromagneet zijn, waarbij een elektromagneet een spoel omvat.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de bevestigingsmiddelen een met de behuizing verbonden arm.

Bij voorkeur is de arm verstelbaar ten opzichte van de behuizing. Bijvoorbeeld is de arm door middel van een scharnier verbonden met de behuizing en/of is de arm uitschuifbaar. Door het verstelbaar zijn van de arm is de wieginrichting universeel te bevestigen aan kinderwagens. Verschillende kinderwagens zullen een verschillende uitvoering van hun gestel hebben waarbij de afstand tot het wiel bijvoorbeeld varieert. Dit wordt opgevangen door het verstellen van de arm.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de bevestigingsmiddelen een pen-gat-verbinding tussen de met de behuizing verbonden arm en een aan het gestel bevestigbaar bevestigingsdeel. Bijvoorbeeld omvatten de bevestigingsmiddelen een uitsteeksel dat bevestigbaar is aan het gestel en een opening in de met de behuizing verbonden arm, in welke opening het uitsteeksel past, of omvatten de bevestigingsmiddelen een uitsteeksel dat bevestigd is aan de met de behuizing verbonden arm en een aan het gestel bevestigd element met een opening waarin het uitsteeksel past.

De inrichting is eenvoudig te bevestigen aan de kinderwagen door het uitsteeksel in de opening te steken. Het uitsteeksel kan bijvoorbeeld een pen zijn. Het uitsteeksel of het element met de opening kan bijvoorbeeld aan het gestel zijn bevestigd door middel van een klem. De pen / het element met de opening kan aan het gestel bevestigd blijven, terwijl de behuizing gekoppeld en ontkoppeld kan worden.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm, is de positie van de pen van de pen-gat-verbinding ten opzichte van het gestel respectievelijk de arm van de behuizing verstelbaar.

Bijvoorbeeld is de hoek die het uitsteeksel maakt ten opzichte van het gestel respectievelijk de behuizing verstelbaar. Dit maakt het mogelijk om het uitsteeksel respectievelijk het element met de opening relatief onnauwkeurig te positioneren aan het gestel, terwijl desondanks de behuizing van de wieginrichting gekoppeld kan worden met het gestel.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is een energiebron voor de aandrijving ondergebracht in de arm.

In het algemeen zal de energiebron een accu omvatten. Een dergelijke accu neemt veel ruimte in beslag. Door de energiebron onder te brengen in de arm, wordt voorkomen dat de inrichting te groot en zwaar is nabij het wiel, waardoor een betere bevestiging van de inrichting aan een kinderwagen wordt gerealiseerd.

Bijvoorbeeld omvat de inrichting een accu die oplaadbaar is bij het verplaatsen van de kinderwagen waarbij bijvoorbeeld gebruik wordt gemaakt van een dynamo.

Opgemerkt wordt dat volgens de uitvinding eveneens een externe energiebron mogelijk is.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de wieginrichting een instelmiddel voor het schakelen tussen een gekoppelde toestand, waarin de aandrijving gekoppeld is met het roteerbare deel en een ongekoppelde toestand, waarin de aandrijving ontkoppeld is van het roteerbare deel.

Door het verschaffen van een ontkoppelde toestand, wordt voorkomen dat de wieginrichting een remmende werking heeft op de kinderwagen wanneer deze normaal wordt gebruikt, dat wil zeggen voor het voortbewegen van de kinderwagen. Alleen wanneer de kinderwagen gewiegd dient te worden, wordt de wieginrichting gekoppeld. In de ongekoppelde toestand kan de wieginrichting volgens de uitvinding op het wiel bevestigd blijven, zodat wordt voorkomen dat de wieginrichting continu gemonteerd en gedemonteerd moet worden. In feite kan worden volstaan met een eenmalige montage op het wiel van de kinderwagen, waarna door middel van het instelmiddel telkens van de ongekoppelde toestand wordt geschakeld naar de gekoppelde toestand (de wiegtoestand).

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de wieginrichting een wormwiel.

Door toepassen van een wormwiel, dat bijvoorbeeld ineengrijpt met een tandwiel dat het roterende deel vormt of verbonden is met het roterende deel, is een compacte uitvoering bewerkstelligd. Bijvoorbeeld omvat de aandrijving een motor die het wormwiel aandrijft, waarna het wormwiel een tandwiel aandrijft en is het tandwiel gekoppeld met de aangrijpmiddelen voor het overbrengen van de rotatie op het wiel van de kinderwagen. Een verder voordeel van het wormwiel is dat het een robuuste overbrenging is.

Opgemerkt wordt dat de gekoppelde toestand ook een beveiliging van de kinderwagen teweegbrengt. De aandrijving van de wieginrichting heeft namelijk een zekere mate van remmende werking op de kinderwagen, zodat wordt voorkomen dat deze onbedoeld kan verplaatsen, bijvoorbeeld wanneer deze op een helling staat. Met name in combinatie met het wormwiel wordt een remmende werking van de overbrenging verkregen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de aandrijving een reductiebak. Door de reductiebak wordt de rotatiesnelheid van de motor van de aandrijving omlaag gebracht, waardoor het koppel van de aandrijving wordt vergroot. Hierdoor is het mogelijk een relatief kleine motor toe te passen, zodat een compacte en praktische uitvoering van de wieginrichting wordt gerealiseerd.

Bij voorkeur omvat de wieginrichting volgens de uitvinding een met de aandrijving verbonden regelaar voor het regelen van de snelheid en/of de slag van het wiegen.

Enerzijds leidt dit tot een universele toepassing van de wieginrichting volgens de uitvinding. Zoals bovenstaand beschreven zijn verschillende typen kinderwagens bekend die in het algemeen wielen met een verschillende afmeting omvatten. Door middel van de regelaar kan de rotatiesnelheid en het aantal rotaties in beide richtingen worden aangepast, zodat rekening kan worden gehouden met de afmeting van het wiel. Anderzijds maakt de regelaar het mogelijk om verschillende wiegstanden te selecteren, bijvoorbeeld een langzame en een snelle stand. Ook kan worden gevarieerd in de slag van de wiegbeweging. Bijvoorbeeld is de slaglengte 20-80 cm. Een frequentie van 0,1-4 trillingen per seconde is effectief gebleken, bij voorkeur 0,1-1 trilling per seconde.

Alternatief en/of aanvullend kunnen de instellingen mede afhankelijk van het gewicht in de kinderwagen worden gekozen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting een werkzaam met de aandrijving verbonden afstandbediening. Hiermee kan de aandrijving op afstand worden in- en uitgeschakeld, de snelheid en/of slag van het wiegen door middel van de regelaar worden ingesteld en/of de wieginrichting in de ontkoppelde of gekoppelde toestand gebracht worden.

De afstandbediening omvat bij voorkeur batterijen en met meer voorkeur met oplaadbare batterijen. Additioneel of alternatief is de wieginrichting voorzien van een schakelaar voor het uit- en inschakelen van het wiegmechanisme.

Bij voorkeur omvat de inrichting een sensor die is ingericht om de afstand tussen de afstandbediening en de behuizing te bepalen en een werkzaam met de sensor verbonden regelaar die is ingericht om de aandrijving uit te schakelen wanneer de met de sensor bepaalde afstand een voorafbepaalde drempelwaarde overschrijdt.

Indien een ouder met afstandbediening een voorafbepaalde afstand verwijderd is van de kinderwagen waarop de behuizing is bevestigd, dan schakelt de regelaar de aandrijving automatisch uit, zodat de veiligheid wordt gegarandeerd. Bijvoorbeeld is de regelaar eveneens ingericht om een signaal af te geven, bijvoorbeeld in de vorm van een licht of een geluid.

Bij voorkeur omvat de wieginrichting volgens de uitvinding communicatiemiddelen voor communicatie tussen de regelaar en/of aandrijving en de afstandsbediening. Bij voorkeur omvatten de communicatiemiddelen een radiosignaal, bijvoorbeeld Bluetooth, Zigbee of wifi. De uitvinding betreft tevens een applicatie (app) voor mobiele apparaten, zoals smartphones of tablets, voor draadloze communicatie met de regelaar en/of aandrijving. De bovenbeschreven functionaliteit van de afstandbediening kan eveneens worden geïmplementeerd in een dergelijke app, waarbij de communicatiemiddelen van de wieginrichting zijn ingericht voor draadloze communicatie met het mobiele apparaat.

Bij voorkeur omvat de wieginrichting een geluidsensor. Bij voorkeur is de geluidsensor ingesteld om instellingen, zoals de snelheid en/of slag van het wiegen, het aan- en uitschakelen van de aandrijving en/of het koppelen en ontkoppelen van de aandrijving automatisch in te stellen op basis van gedetecteerd geluid. Bijvoorbeeld is de geluidsensor werkzaam verbonden met een verwerkingscomponent, die is ingesteld om het geluid van een huilende baby te detecteren, zodat op basis van dit geluid de wieginrichting kan worden ingeschakeld om zo de baby te kalmeren en in slaap te brengen. Alternatief of aanvullend kan de geluidsensor zijn ingesteld om te reageren op spraakcommando’s.

Bij voorkeur is een rem, veer en/of demper voorzien die zodanig aangrijpt op het wiegmechanisme dat aan het einde en/of begin van de slag een dempend effect op de beweging wordt bewerkstelligd. Hiermee wordt een schokkende beweging van de kinderwagen vermeden.

Bijvoorbeeld omvat de wieginrichting verder een klem of ander bewegingsbeperkend element, waarmee voorkomen kan worden dat het wiegmechanisme bijvoorbeeld de kinderwagen over een zekere afstand zal verplaatsen.

De uitvinding heeft verder betrekking op een wiel voor bevestiging aan een kinderwagen waarbij het wiel is voorzien van een wieginrichting zoals bovenstaand beschreven.

Bij voorkeur is de wieginrichting geïntegreerd met het wiel.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een wiel voor een kinderwagen met een geïntegreerd wiegmechanisme. Het wiegmechanisme dient om het wiel en daarmee de kinderwagen heen-en-weer te verplaatsen. Bijvoorbeeld is het wiegmechanisme geïntegreerd in de band van het wiel of op de wielas. Door het vervangen van een wiel van een kinderwagen door dit wiel, of dit wiel als extra wiel aan de kinderwagen te voorzien, kan de kinderwagen worden gewiegd.

Bijvoorbeeld omvat het wiegmechanisme de wieginrichting zoals bovenstaand beschreven, met het verschil dat de behuizing zich niet aan de naar buiten gerichte zijde van het wiel bevindt, maar in het wiel is geïntegreerd. De bovenbeschreven kenmerken van de wieginrichting kunnen volgens de uitvinding eveneens worden toegepast in het wiel volgens de uitvinding. Bijvoorbeeld omvat het wiegmechanisme een afstandsbediening of geluidssensor.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het wiegmechanisme een directe aandrijving. Dit wil zeggen dat geen tandwielkasten zijn voorzien voor de overbrenging van de rotatie van een motor naar het wiel. Dit maakt een compacte aandrijving mogelijk.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het wiegmechanisme een elektrische motor met een rotor en een stator, waarbij de stator vast is verbonden met een as van het wiel en de rond de as roteerbare rotor vast is verbonden met een naaf van het wiel. De rotor en stator zijn geïntegreerd in het wiel.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm bevinden de magneten of de elektromagneten van de rotor zich in radiale richting verder van de as dan de magneten of elektromagneten van de stator. De grotere afstand tot de as maakt een grotere magneetoppervlak mogelijk. Dit vergroot het koppel van de geïntegreerde aandrijving. Voor het wiegen zijn relatief weinig toeren nodig, omdat geen hoge snelheid gerealiseerd hoeft te worden, terwijl een voldoende groot koppel, bijvoorbeeld 6-10 N/m, voordelig is voor het in beweging brengen van een kinderwagen. Een verder voordeel is dat een robuuste aandrijving is verkregen met relatief weinig onderdelen.

In een voorbeelduitvoeringsvorm is de elektrische motor ingericht om eveneens als generator dienst te doen, bijvoorbeeld voor het opladen van een accu. Indien een kinderwagen met het wiel handmatig wordt bewogen, kan met deze beweging energie worden opgewekt met de elektrisch motor, die dan als generator dienst doet. Deze opgewekte energie kan worden opgeslagen in een accu en later worden aangewend voor het wiegen van de kinderwagen.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op een kinderwagen voorzien van een wieginrichting zoals bovenstaand beschreven.

Tot slot heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het bevestigen van een wieginrichting zoals bovenstaand beschreven aan een kinderwagen.

Dezelfde voordelen en effecten zoals beschreven voor de wieginrichting zijn van toepassing op het wiel, de kinderwagen en de werkwijze volgens de uitvinding. In het bijzonder kunnen de kenmerken van de wieginrichting, het wiel, de kinderwagen en de werkwijze naar wens worden gecombineerd.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de uitvinding worden toegelicht aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren. - Figuur 1 toont een kinderwagen voorzien van een wieginrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; - figuur 2 toont een detail van de wieginrichting uit figuur 1; - figuur 3 toont een aanzicht van een wiel van de kinderwagen met de wieginrichting uit figuur 1 en 2; - figuur 4 toont een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van de wieginrichting uit figuren 1-3; - figuur 5 toont een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht van het koppelmechanisme van de wieginrichting uit figuren 1-4; - figuur 6 toont het tandwiel van de aandrijving van de inrichting uit figuur 1-5; - figuur 7 toont een kinderwagen voorzien van een wieginrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; - figuur 8 toont de delen van de wieginrichting uit figuur 7 die aan de kinderwagen zijn bevestigd; - figuur 9 toont in detail de montage van de aangrijpmiddelen van de tweede uitvoeringsvorm aan een wiel van de kinderwagen; - figuur 10 toont het koppelen van de wieginrichting volgens de tweede uitvoeringsvorm met de aan de kinderwagen aangebrachte bevestigingsmiddelen en aangrijpmiddelen; - figuur 11 toont de naar het wiel van de kinderwagen gerichte zijde van de wieginrichting volgens de tweede uitvoeringsvorm; - figuur 12 toont details van de aandrijving aan de binnenzijde van de wieginrichting volgens de tweede uitvoeringsvorm; - figuur 13 toont in detail het planetair tandwielstelsel van de aandrijving uit figuur 12; - figuur 14 toont in gedeeltelijke doorsnede een wiel met geïntegreerde aandrijving volgens de uitvinding; - figuur 15 toont in zijaanzicht een doorsnede van het wiel volgens figuur 14; - figuur 16 toont verdere details van het wiel volgens figuren 14 en 15; en - figuren 17 en 18 tonen de stator en rotor van het wiel volgens de figuren 14-16 afzonderlijk; en

Kinderwagen 2 omvat een aantal wielen 4a, 4b en een gestel 6. Wiel 4a is voorzien van wieginrichting 8 die een hendel 10 omvat voor bevestiging aan het gestel 6 van kinderwagen 2. Hendel 10 is door middel van een scharnier 12 verbonden met behuizing 14 (figuur 1).

Wieginrichting 8 omvat verder een knop 18 (figuur 2) voor het koppelen of ontkoppelen van de aandrijving van het wiel 4a, dat verderop nader zal worden toegelicht.

Arm 10 is voorzien van een bevestigingsmiddel 20 voor het bevestigen van de arm aan gestel 6. Dit bevestigingsmiddel 20 kan scharnieren rond arm 10 zodat uitsparing 21 om een onderdeel van gestel 6 kan worden gebracht. Bijvoorbeeld wordt een buis van gestel 6 in uitsparing 21 gebracht. Door bevestigingsmiddel 20 vervolgens te sluiten is arm 10 bevestigd aan gestel 6.

Wiel 4a omvat een wielas 22 (figuur 3), die in de figuur slechts gedeeltelijk is weergegeven. Het wiel 4a is voorzien van spaken 24 waarop twee schijven 26a, 26b van de wieginrichting 8 zijn geklemd met behulp van schroeven 28.

In behuizing 30 (figuur 4) is een encoder 32 ondergebracht die is verbonden met motor 34. De encoder registreert de snelheid van de motor 34, waarbij een niet getoonde regelaar de snelheid en richting van de motor 34 aanstuurt op basis van onder andere de gemeten rotatiesnelheid door encoder 32. Motor 34 is verbonden met aandrijfas 36 die is voorzien van een wormwiel 38. Wormwiel 38 grijpt aan op tandwiel 40.

Tandwiel 40 kan draaien ten opzichte van de behuizingdelen 42 en 44 (figuur 5). Deze behuizingdelen 42, 44 zijn verbonden door middel van schroeven 46. Knop 18 is verbonden met een as 48. Tandwiel 40 draait rond deze as waarbij kogellagers 50 zijn voorzien.

Kogels 52 zijn voorzien die een verbinding kunnen vormen tussen tandwiel 40, as 48 en deel 56. In de getoonde toestand, waarin knop 18 is uitgetrokken, kan het tandwiel 40 echter rond as 48 roteren, zonder dat daarbij deel 56 mee roteert. De as 48 omvat een verjonging 54, waardoor wanneer knop 18 uitgetrokken is, de kogels 52 nabij de as liggen, zodat het tandwiel 40 wordt ontkoppeld van deel 56. Door middel van veer 58 wordt knop 18 in de gekoppelde toestand gehouden. Bij het uittrekken van knop 18 wordt derhalve tegen de veerkracht van veer 58 in gewerkt. De knop 18 wordt bij het uittrekken gedraaid zodat pin 60 buiten behuizingdeel 42 wordt gebracht. Knop 18 wordt gedraaid zodat pin 60 zich op het deel 42 bevindt en de wieginrichting ontkoppeld blijft.

Het koppelen van tandwiel 40 met wiel 4a gebeurt nu door het draaien van knop 18 zodat pin 60 in behuizing 42 valt, waardoor kogels 52 naar buiten bewegen zodat deel 56 is gekoppeld via as 48 met tandwiel 40.

Hierbij bewegen kogels 52 zich door openingen 62 (figuur 6) van de as van het tandwiel naar buiten, zodat zij zich in groeven 64 bevinden, die tussen nokken 66 zijn voorzien.

Het bevestigen van de wieginrichting volgens de uitvinding wordt geïllustreerd aan de hand figuren 1 en 3. Allereerst worden schijven 26a, 26b bevestigd aan het wiel door het plaatsen van schroeven 28. Door het aandraaien van de schroeven worden de schijven strak tegen de zijden van de spaken 24 aan geklemd. In het algemeen omvatten schijven 26a, 26b meer gaten dan nodig voor het bevestigen aan het wiel, zodat de schijven op meerdere typen wielen toe te passen zijn.

Vervolgens wordt inrichting 8 gekoppeld met de schijven. Vervolgens wordt arm 10 met behulp van scharnier 12 versteld en gekoppeld met behulp van bevestigingsmiddel 20 aan het gestel 6.

De gebruiker koppelt nu de aandrijving met het wiel door de knop 18 in te duwen. De motor wordt ingeschakeld, waarna een wiegbeweging wordt overgebracht op het wiel.

De beschreven stappen kunnen in iedere geschikte volgorde worden uitgevoerd.

Kinderwagen 102 (figuur 7) omvat een aantal wielen, waaronder voorwiel 104, en een gestel 106. Op voorwiel 104 is een wieginrichting 108 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding geplaatst. Wieginrichting 108 omvat een arm 110 voor koppeling met gestel 106 van kinderwagen 102. Arm 110 is door middel van een scharnier 112 verbonden met behuizing 114.

Wieginrichting 108 kan worden bevestigd aan kinderwagen 102 met behulp van een bevestigingsmiddel 116 (figuur 8) dat aan gestel 106 van kinderwagen 102 bevestigd is. In de getoonde uitvoering is bevestigingsmiddel 116 aan een stang van gestel 106 bevestigd door middel van een klemverbinding. Bevestigingsmiddel 116 omvat naast de klem ook een verstelbare pen 118.

Als aangrijpmiddel dient een schijf 126a die aan de buitenzijde van wiel 104 is gemonteerd. Schijf 126a omvat inwendige vertanding 127. Schijf 126a is tegen het wiel gemonteerd door koppeling met een ringvormige schijf 126b aan de andere zijde van het wiel. Schroeven 128 bevestigen de schijven 126a en 126b met elkaar, waarbij schroeven 128 tussen spaken 124 van wiel 104 door reiken. Schijf 126a is voorzien van magneten 129.

Arm 110 van inrichting 108 omvat een opening 111 nabij zijn vrije uiteinde (figuur 10). Pen 118 van bevestigingsmiddel 116 past in opening 111. Opening 111 wordt volgens pijl I over pen 118 geplaatst. Dit houdt wieginrichting 108 op zijn plaats. Het onderste deel van pen 118 omvat een kogel, die in een huis van bevestigingsmiddel 116 is ondergebracht, zodat de hoek die pen 118 maakt ten opzichte van gestel 106 verstelbaar is. Met andere woorden, pen 118 is voorzien aan een kogelscharnier. Om wieginrichting 108 te koppelen met wiel 104, wordt behuizing 114 volgens pijl II tegen schrijf 126a geplaatst. Tandwiel 162 (figuur 11) van inrichting 108 grijpt dan in interne vertanding 127 van schrijf 126a. In de getoonde uitvoering loopt tandwiel 162 enigszins taps toe en loopt de overeenkomstige opening in schijf 126a met de vertanding 127 ook enigszins taps toe, gezien in de richting van inrichting 108 naar wiel 104. Dit bewerkstelligd een goed ineengrijpen van tandwiel 162 en de vertanding 127 van schijf 126a. De magneten 129 van schijf 126a werken samen met een ferromagnetische ring 163 van wieginrichting 108. Ring 163 bevat bijvoorbeeld ijzer en/of nikkel of een legering daarvan. De magneetkoppeling realiseert een goede en eenvoudige koppeling van de inrichting 108 met wiel 104. Alternatief omvat schijf 126a een ferromagnetisch materiaal en is wieginrichting 108 voorzien van een magneet in een zone nabij tandwiel 162, of zijn zowel schijf 126a en wieginrichting 108 voorzien van magneten.

De behuizing 114 omvat twee behuizingsdelen 114a en 114b (figuur 12). Tandwiel 162 is voorzien aan buitenzijde van behuizingsdeel 114b. Tandwiel 162 is roteerbaar ten opzichte van behuizing 114. Tandwiel 162 wordt aangedreven door motor 134 (figuur 12 en 13). Motor 134 drijft via eerste tandwiel 164, een groter tandwiel 166 aan, zodat deze roteert rond as 168. Aan as 168 is ook een stervormig deel 170 bevestigd die onderdeel vormt van een planetair tandwielstelsel. In de getoond uitvoering omvat de stervorm drie armen. De stervorm bevindt zich in cilindervormige koker 172 die is voorzien van inwendige vertanding. Stervormig deel 170 omvat een centraal tandwiel dat aaneengrijpt met elk van de tandwielen aan de uiteinden van de stervorm.

Koker 172 omvat uitsparingen 174 voor het ontvangen van nokken 176 van behuizingsdeel 114b. In gemonteerde toestand kan koker 172 daarom niet roteren ten opzichte van de behuizing 114b. Opgemerkt wordt dat koker 172 niet verbonden is met het grote tandwiel 166. Behuizingsdeel 114b bevat een binnenste deel met nokken 178 en as 180 dat kan roteren ten opzichte van behuizingsdeel 114b. As 180 bevindt zich in gemonteerde toestand in opening 182 van stervormig deel 170.

Stervormig deel 170 roteert met tandwiel 166, omdat deel 170 via as 168 met tandwiel 166 verbonden is. De tandwielen aan de uiteinden van stervormig deel 170 lopen daarbij over de naar binnen gerichte vertanding van koker 172. Het planeetwielmechanisme zorgt onder andere voor een centrering, zodat schokken en trillingen in de wiegbeweging wordt tegengegaan. Opgemerkt wordt dat de getoonde overbrenging met het planeetwielmechanisme optioneel is.

Wiel 204 (figuur 14) volgens de uitvinding omvat een geïntegreerde aandrijving. Wiel 204 kan een wiel van een kinderwagen vervangen of als extra wiel worden gemonteerd, zodat de kinderwagen met behulp van wiel 204 heen en weer gewiegd kan worden.

Wiel 204 omvat een as 222. Bijvoorbeeld omvat wiel 204 een luchtband 284.

Rond as 222 zijn magneten 286 aangebracht (figuur 15), die onderdeel vormen van de rotor. De magneten zijn vast verbonden met band 284, via de spaken en naaf 294, voor rotatie van de band 284 rond de as door rotatie van de magneten rond de as.

De rotor omvat een brugdeel 298 dat vast verbonden is met de magneten en binnenste rotordeel 299. Tussen het binnenste rotordeel 299 en de magneten is stator 288 voorzien, die spoelen 292 omvat. In het getoond voorbeeld omvat stator 288 bovendien een weekijzer, maar dit is optioneel. Stator 288 is vast verbonden met as 222. Tussen binnenste rotoordeel 299 en as 222 is een lagering 290 voorzien (figuur 16).

In figuur 17 en 18 zijn de rotor en stator als losse onderdelen getoond. Tevens is een bevestiging 296 getoond, die de stator verbindt met de as.

Door middel van een wisselstroom door spoelen 292 wordt een kracht uitgeoefend op magneten 286, zodat de rotor rond as 222 gaat roteren. Aangezien de rotor is verbonden met band 284, zal de band 284 gaan draaien rond as 222.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan.

De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies binnen de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.

Claims (21)

1. Wieginrichting voor het wiegen van een kinderwagen die een gestel en wielen omvat, omvattende: - een behuizing voorzien van een aandrijving; - een door de aandrijving aandrijfbaar, ten opzichte van de behuizing roteerbaar deel; - aangrijpmiddelen voor het laten aangrijpen van het roteerbare deel op een wiel van de kinderwagen, zodanig dat de rotatie-as van het roteerbare deel in hoofdzaak coaxiaal is met de rotatie-as van het wiel; en - met de behuizing verbonden bevestigingmiddelen voor het bevestigen van de behuizing aan het gestel van de kinderwagen, zodanig dat de behuizing zich bevindt aan de naar buiten gerichte zijde van het wiel.

2. Wieginrichting volgens conclusie 1, waarin de aangrijpmiddelen zijn ingericht voor samenwerking met spaken van het wiel van de kinderwagen.

3. Wieginrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin de aangrijpmiddelen twee schijven omvatten die met elkaar koppelbaar zijn voor het tegen weerszijden van het wiel klemmen van de schijven.

4. Wieginrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, de aangrijpmiddelen omvattende een eerste koppeldeel dat bevestigbaar is aan de naar buiten gerichte zijde van het wiel en een in gebruik met het eerste koppeldeel samenwerkend tweede koppeldeel dat bevestigd is aan het roteerbare deel.

5. Wieginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de aangrijpmiddelen een magneet of elektromagneet omvatten.

6. Wieginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de bevestigingmiddelen een met de behuizing verbonden arm omvatten, die verstelbaar is ten opzichte van de behuizing.

7. Wieginrichting volgens conclusie 6, de bevestigingsmiddelen omvattende een pen-gat-verbinding tussen de met de behuizing verbonden arm en een aan het gestel bevestigbaar bevestigingsdeel.

8. Wieginrichting volgens conclusie 7, waarin de positie van de pen van de pen-gat-verbinding ten opzichte van het gestel respectievelijk de arm van de behuizing verstelbaar is.

9. Wieginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de bevestigingmiddelen een met de behuizing verbonden arm omvatten, waarin een energiebron voor de aandrijving is ondergebracht.

10. Wieginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende een instelmiddel voor het schakelen tussen een gekoppelde toestand, waarin de aandrijving gekoppeld is met het roteerbare deel en een ongekoppelde toestand, waarin de aandrijving ontkoppeld is van het roteerbare deel.

11. Wieginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de aandrijving een wormwiel omvat.

12. Wieginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de aandrijving een reductiebak omvat.

13. Wieginrichting volgens één van de voorgaande conclusie, omvattende een met de aandrijving verbonden regelaar voor het regelen van de snelheid en/of slag van het wiegen.

14. Wieginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een werkzaam met de aandrijving verbonden afstandbediening, een sensor die is ingericht om de afstand tussen de afstandbediening en de behuizing te bepalen en een werkzaam met de sensor verbonden regelaar die is ingericht om de aandrijving uit te schakelen wanneer de met de sensor bepaalde afstand een voor afbepaalde drempelwaarde overschrijdt.

15. Wieginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een geluidsensor.

16. Wiel voor een kinderwagen, omvattende een in het wiel geïntegreerd wiegmechanisme.

17. Wiel volgens conclusie 16, het wiegmechanisme omvattende een directe aandrijving.

18. Wiel volgens conclusie 16 of 17, het wiegmechanisme omvattende een elektrische motor met een rotor en een stator, waarbij de stator vast is verbonden met een as van het wiel en de rond de as roteerbare rotor vast is verbonden met een naaf van het wiel.

19. Wiel volgens conclusie 16, 17 of 18, waarbij de magneten of de elektromagneten van de rotor zich in radiale richting verder van de as bevinden dan de magneten of elektromagneten van de stator.

20. Kinderwagen voorzien van wieginrichting of wiel volgens één van de voorgaande conclusies.

21. Werkwijze voor het bevestigen van een wieginrichting of wiel volgens één van de voorgaande conclusies aan een kinderwagen.