NL2013572B1 - Systeem voor het monitoren van een dier met behulp van een G-sensor. - Google Patents

Systeem voor het monitoren van een dier met behulp van een G-sensor. Download PDF

Info

Publication number
NL2013572B1
NL2013572B1 NL2013572A NL2013572A NL2013572B1 NL 2013572 B1 NL2013572 B1 NL 2013572B1 NL 2013572 A NL2013572 A NL 2013572A NL 2013572 A NL2013572 A NL 2013572A NL 2013572 B1 NL2013572 B1 NL 2013572B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
unit
animal
information
transmitter
determined
Prior art date
Application number
NL2013572A
Other languages
English (en)
Inventor
Anne Kuipers Jan
Petrus Albertus Gerritsen Christoffel
Jan Hendrik Lammers Rudie
Original Assignee
N V Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by N V Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap filed Critical N V Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap
Priority to NL2013572A priority Critical patent/NL2013572B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2013572B1 publication Critical patent/NL2013572B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; CARE OF BIRDS, FISHES, INSECTS; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K29/00Other apparatus for animal husbandry
    • A01K29/005Monitoring or measuring activity, e.g. detecting heat or mating
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; CARE OF BIRDS, FISHES, INSECTS; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K11/00Marking of animals
    • A01K11/006Automatic identification systems for animals, e.g. electronic devices, transponders for animals
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61DVETERINARY INSTRUMENTS, IMPLEMENTS, TOOLS, OR METHODS
    • A61D17/00Devices for indicating trouble during labour of animals ; Methods or instruments for detecting pregnancy-related states of animals
    • A61D17/002Devices for indicating trouble during labour of animals ; Methods or instruments for detecting pregnancy-related states of animals for detecting period of heat of animals, i.e. for detecting oestrus
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61DVETERINARY INSTRUMENTS, IMPLEMENTS, TOOLS, OR METHODS
    • A61D17/00Devices for indicating trouble during labour of animals ; Methods or instruments for detecting pregnancy-related states of animals
    • A61D17/008Devices for indicating trouble during labour of animals ; Methods or instruments for detecting pregnancy-related states of animals for detecting birth of animals, e.g. parturition alarm

Abstract

Systeem ingericht om door een dier te worden gedragen voor het monitoren van een dier, waarbij het systeem is voorzien van zendermiddelen en een tweede eenheid waarbij de tweede eenheid is voorzien van een kompasinrichting voor het meten van een richting van de tweede eenheid ten opzichte van het magnetische noorden waarbij de kompasinrichting communicatief met de zendermiddelen is verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de kompasinrichting gemeten richting, eventueel in combinatie met een met de tweede eenheid geassocieerde tweede identificatiecode.

Description

Titel: Systeem voor het monitoren van een dier met behulp van een G-sensor.
De uitvinding heeft betrekking op een systeem ingericht om door een dier te worden gedragen voor het monitoren van een dier.
Een dergelijk systeem is op zich bekend en is bijvoorbeeld voorzien van een G-sensor. Bij het bekende systeem is de G-sensor tezamen met het zendersysteem in een behuizing op genomen. De behuizing wordt bevestigd aan het te monitoren dier. Op basis van informatie die wordt uitgevonden over de met de G-sensor gemeten oriëntatie en bewegingen van het dier is het bekend om een status van een dier te bepalen, zoals staan, lopen, liggen, vreten en tochtig zijn. Alhoewel het bepalen van een dergelijke status redelijk betrouwbaar wordt uitgevoerd, gebeurt het toch ook regelmatig dat de verkeerde status wordt bepaald dan wel dat de status onnauwkeurig is indien deze wordt uitgedrukt in een getal zoals het aantal bewegingen van een dier per tijdseenheid. De uitvinding heeft onder meer als doel een systeem te kunnen verschaffen dat een verbetering is van het bekende systeem en/of een systeem te verschaffen dat een bredere toepassing heeft dan het bekende systeem.
Het systeem volgens de uitvinding is dienovereenkomstig het kenmerk dat het systeem is voorzien van zendermiddelen en een tweede eenheid waarbij de tweede eenheid is voorzien van een kompasinrichting voor het meten van een richting van de tweede eenheid ten opzichte van het magnetische noorden waarbij de kompasinrichting communicatief met de zendermiddelen is verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de kompasinrichting gemeten richting, eventueel in combinatie met een met de tweede eenheid geassocieerde tweede identificatiecode. Doordat het systeem informatie over een richting van het dier meet kan deze informatie worden gebruikt voor het verkrijgen van informatie over de status van een dier en/of aanvullende informatie over de status van het dier. In het bijzonder geldt dat het systeem verder is voorzien van een eerste eenheid waarbij de eerste eenheid is voorzien van een G-sensor voor het meten van een oriëntatie ten opzichte van een richting van de zwaartekracht en/of beweging van de eerste eenheid waarbij de zendermiddelen communicatief met de G-sensor zijn verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de G-sensor gemeten oriëntatie en/of beweging, eventueel in combinatie met een met de eerste eenheid geassocieerde eerste identificatiecode.
Doordat het systeem behalve informatie over een oriëntatie en/of beweging van het dier tevens informatie over een richting van het dier meet kan deze informatie in combinatie worden verwerkt voor het verkrijgen van meer betrouwbare informatie over de status van een dier en/of aanvullende informatie over de status van het dier. Bij voorkeur geldt hierbij dat het systeem is voorzien van een behuizing waarin het zendersysteem, de G-sensor en de kompasinrichting zijn opgenomen. Bij voorkeur geldt hierbij dat het zendersysteem is voorzien van een RFID-tag. Hierdoor wordt het mogelijk om met behulp van een bekende leeseenheid de RFID-tag uit te lezen waarbij dan tevens informatie wordt uitgezonden over de gemeten oriëntatie en/of beweging van het dier en de gemeten richting van het dier. De RFID-tag zendt dan tevens de eerste of tweede identificatiecode uit. Bij voorkeur geldt dat de eerste identificatiecode gelijk is aan de tweede identificatiecode. De zendermiddelen kunnen zijn voorzien van een actieve zender om de genoemde informatie uit te zenden. De genoemde identificatie code kan dan door het RFID label worden uitgezonden wanneer deze in een ondervraagveld van een RFID-lezer wordt gebracht. Het is ook mogelijk dat de informatie tezamen met de identificatiecode wordt uitgezonden doordat het RFID label het ondervraagveld van de RFID-lezer moduleert met deze informatie en de identificatiecode.
Volgens een geavanceerde uitvoeringsvorm geldt dat de zendermiddelen verder zijn voorzien van controle middelen voor het verwerken van signalen afkomstig van de G-sensor en de kompasinrichting voor het verkrijgen van de genoemde informatie waarbij de informatie gecomprimeerde informatie over de achtereenvolgens gemeten oriëntaties en/of bewegingen van de eerste eenheid omvat alsmede comprimeerde informatie over de achtereenvolgens gemeten richtingen van de tweede eenheid en waarbij het systeem is ingericht om de met de controle middelen verkregen informatie met de zendermiddelen uit te zenden (op een van de wijzen die hiervoor zijn besproken). In het bijzonder geldt hierbij dus dat achtereenvolgens gemeten oriëntaties en/of bewegingen van het dier alsmede de achtereenvolgens gemeten richtingen van het dier niet volledig wordt uitgezonden. De met de G-sensor en de kompasinrichting verkregen meetwaarden worden bij voorkeur gecomprimeerd tot gecomprimeerde informatie. De gecomprimeerde informatie kan bijvoorbeeld alleen bestaan uit veranderingen in een gemeten richting van het dier of veranderingen in gemeten oriëntaties van het dier en/of veranderingen in gemeten bewegingen van het dier. Indien bijvoorbeeld een gemeten richting niet verandert kan de richting worden op geslagen in een geheugen van een controle-eenheid tezamen met de tijdsduur en/of de periode waarin de betreffende richting geldig was. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor een gemeten oriëntatie. De gemeten oriëntatie van het dier wordt opgeslagen tezamen met informatie over de tijdsduur en/of periode waarin de betreffende oriëntatie geldig was. Dit geldt dan ook voor een gemeten verandering in een beweging van het dier. Al deze informatie kan bijvoorbeeld in een geheugen van de controle-eenheid worden opgeslagen. De inhoud van dit geheugen kan dan op een of ander moment, bijvoorbeeld realtime of op een later moment worden uitgezonden. Deze uitgezonden informatie kan dan worden ontvangen met hulp van een ontvangereenheid en vervolgens met behulp van een computer verder worden verwerkt. Indien in deze octrooiaanvraag derhalve wordt gesproken over door het systeem uitgezonden informatie kan deze informatie alle informatie betreffen die met behulp van de G-sensor en/of de kompasinrichting is verkregen dan wel gecomprimeerde informatie betreffen van de informatie die met behulp van de G-sensor en/of de kompasfunctie is verkregen. Het moment waarop het systeem de betreffende informatie uitzendt kan bijvoorbeeld worden bepaald door een uitleesinrichting die een ondervraagveld uitzendt dat door de zendermiddelen wordt gedetecteerd. De zendermiddelen hebben hierbij dan tevens een ontvangfunctie. Deze ontvangfunctie kan bijvoorbeeld worden gereahseerd door een RFID-label van de zendermiddelen. De zendermiddelen reageren dan in reactie op het ondervraagveld door bijvoorbeeld in het geheugen van de controle-eenheid opgeslagen informatie over de met de G-sensor gemeten oriëntaties en/of bewegingen van het dier en/of de met behulp van de kompasinrichting gemeten richtingen van het dier uit te zenden, bijvoorbeeld door modulatie van het ondervraagveld met deze informatie door het RFID label. Het RFID label zendt dan de in het geheugen opgeslagen informatie uit, bijvoorbeeld tezamen met een in het RFID label op geslagen eerste en/of tweede identificatiecode.
Het is echter ook mogelijk dat de informatie direct wordt uitgezonden wanneer deze beschikbaar komt, bijvoorbeeld met een actieve zender van de zendermiddelen eventueel tezamen met de eerste en/of tweede identificatiecode. De informatie die beschikbaar komt kan betrekking hebben op zojuist verkregen meetresultaten (gemeten oriëntaties en/of bewegingen en/of richting van het dier) en/of op informatie die pas beschikbaar komt na verwerking van de meetresultaten.
Uit het hiervoor gaande volgt dat de uitvinding ook betrekking heeft op een samenstel voorzien van het systeem, waarbij het samenstel verder is voorzien van ten minste een ontvangereenheid voor het ontvangen van de door de zendermiddelen uitgezonden informatie eventueel in combinatie met de eerste en/of tweede identificatiecode. Deze ontvangereenheid kan bijvoorbeeld bestaan uit een leesinrichting die het genoemde ondervraagveld uitzendt. Voorts geldt dat er gebruik kan worden gemaakt van een computer voor het verwerken van ten minste een ontvangereenheid ontvangen informatie eventueel in combinatie met de eerste en/of tweede identificatieco de.
Zoals hiervoor uiteengezet geldt bij voorkeur dat de zendermiddelen, de G-sensor en de kompasinrichting in een behuizing zijn opgenomen.
Indien het systeem voorts is voorzien van de genoemde controle-eenheid is deze eveneens bij voorkeur in de behuizing opgenomen. De genoemde ontvangereenheid en de genoemde computer zijn echter op afstand opgesteld en bevinden zich niet in de betreffende behuizing.
De genoemde ontvangereenheid en de eventuele computer vormen dan tezamen met het systeem het samenstel waar de uitvinding eveneens betrekking op heeft.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het monitoren van een dier waarbij gebruik wordt gemaakt van een systeem volgens de uitvinding. Bij voorkeur geldt dat het systeem aan het dier is bevestigd of in het dier is opgenomen. Zo kan het systeem bijvoorbeeld aan een hals, poot, oor en/of staart van het dier zijn bevestigd en/of bijvoorbeeld in een maag van het dier zijn opgenomen en/of onderhuids bij het dier zijn aangebracht. In het bijzonder geldt dat op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een richting van de tweede eenheid in combinatie met de door het systeem uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid de richting waarin een dier loopt, ligt of staat wordt bepaald. Voorts geldt in het bijzonder dat op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een richting van de tweede eenheid in combinatie met de door het systeem uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid, een positie van het dier wordt ingeschat.
Voorts geldt in het bijzonder dat op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid tenminste een parameter wordt bepaald van de volgende parameters: het aantal stappen, de ligtijd, de statijd, de looptijd en/of een overgang tussen staan en liggen van het dier waarbij de bepaalde tenminste ene parameter in combinatie met een gemeten richting van de tweede eenheid wordt verwerkt. Voorts geldt in het bijzonder dat de positie van het dier wordt geschat op basis van de bepaalde tenminste ene parameter in combinatie met de uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid.
Ook geldt in het bijzonder dat op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een richting van de tweede eenheid in combinatie met de door het systeem uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid informatie wordt gegenereerd over een geschat moment waarop of een geschatte periode waarin een dier afkalft.
Voorts geldt in het bijzonder dat indien wordt vastgesteld, aan de hand van de door het systeem uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid, dat het gemiddeld aantal veranderingen van een richting van de tweede eenheid per tijdseenheid boven een vooraf bepaalde waarde ligt, dan wordt geconcludeerd dat het dier tochtig is of mogelijk tochtig is.
Voort geldt in het bijzonder dat op basis van de uitgezonden informatie over de oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid wordt bepaald of het dier ligt waarbij, wanneer het dier ligt, op basis van de informatie over de richting van de tweede eenheid wordt bepaald in welke richting het dier ligt waarbij indien de richting waarin het dier ligt met meer dan vooraf bepaalde toleranties afwijkt van een vooraf bepaalde richting, wordt vastgesteld dat er een afwijkend gedrag is van het dier, zoals het gedrag van een damslaper of het gedrag van een dier dat sociaal gezien buiten een kudde ligt.
Voorts geldt in het bijzonder dat op basis van de bepaalde richting waarin een dier loopt wordt bepaald of een dier naar de weide loopt. Voort geldt in het bijzonder dat informatie die betrekking heeft op het lopen van het dier naar de weide wordt genegeerd voor het analyseren van de overige informatie die door het systeem is uitgezonden.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht van de tekening. Hierin toont:
Figuur 1 een mogelijke uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding in een samenstel volgens de uitvinding;
Figuur 2a een tweede uitvoeringsvorm van het systeem volgens de uitvinding in een samenstel volgens de uitvinding;
Figuur 2b een derde uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding in een samenstel volgens de uitvinding;
Figuur 2c een vierde uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding in een samenstel volgens de uitvinding;
Figuur 3 een dier dat is voorzien van 3 systemen volgens de uitvinding; en
Figuur 4 een vijfde uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding in een samenstel volgens de uitvinding; en
Figuur 5 een zesde uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding in een samenstel volgens de uitvinding
In figuur 1 is met referentienummer 1 een systeem volgens de uitvinding aangeduid. Het systeem 1 is ingericht om door een dier te worden gedragen voor het monitoren van een dier. Het systeem 1 is voorzien van een eerste eenheid waarbij de eerste eenheid (2) is voorzien van een G-sensor (4) voor het meten van een oriëntatie van de eerste eenheid ten opzichte van een richting van de zwaartekracht en/of voor het meten van een beweging van de eerste eenheid. In het voorbeeld bestaat de eerste eenheid uit de genoemde G-sensor. Het systeem (1) is voorts voorzien van zendermiddelen (6) die via een leiding (8) communicatief met de G-sensor is verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de G-sensor gemeten oriëntatie en/of beweging. In dit voorbeeld zendt de zendermiddelen (6) deze informatie uit in combinatie met een met de eerste eenheid geassocieerde eerste identificatiecode die in dit voorbeeld in een geheugen (10) van de zendermiddelen (6) is opgeslagen.
Het systeem is verder voorzien van een tweede eenheid (12). De tweede eenheid (12) is voorzien van een kompasinrichting (14) voor het meten van een richting van een tweede eenheid ten opzichte van het magnetische noorden. De kompasinrichting is via een leiding (16) communicatief met de zendermiddelen (6) verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de kompasinrichting gemeten richting. In dit voorbeeld wordt deze informatie in combinatie met een met een tweede eenheid geassocieerde tweede identificatiecode uitgezonden. Deze tweede identificatiecode is in dit voorbeeld in het geheugen (10) opgeslagen en is dezelfde code als de eerste identificatiecode. Het systeem is verder voorzien van een behuizing (18) waarin de eerste eenheid 2, de tweede eenheid (12) alsmede de zendermiddelen (6) zijn opgenomen.
In dit voorbeeld geldt dat de zendermiddelen (6) zijn voorzien van een RFID-tag (20). De RFID-tag heeft als eigenschap dat deze reageert met het uitzenden van een identificatiecode wanneer deze in een elektromagnetisch ondervraagveld wordt gebracht. De RFID-tag moduleert het ondervraagveld met deze identificatie code. In dit voorbeeld is de RFID-tag voorzien van het geheugen (10) waarin de genoemde eerste identificatiecode die is gelijk is aan de tweede identificatiecode is opgeslagen. Voorts zijn de zendermiddelen dusdanig ingericht dat het signaal dat door de RFID-tag wordt uitgezonden in reactie op het ondervraagveld eveneens wordt gemoduleerd met de eerder genoemde informatie die afkomstig is van de G-sensor en de kompasinrichting. Anders gezegd, de zendermiddelen (6) zenden deze informatie uit in combinatie met de eerste identificatiecode. Volgens de uitvinding is het echter ook mogelijk dat met de RFID-label alleen de eerste en/of tweede identificatiecode wordt uitgezonden waarbij de zendermiddelen voorts nog een actieve zender omvatten voor het uitzenden van genoemde informatie. Deze informatie kan dan realtime informatie betreffen die afkomstig is van de G-sensor en/of kompasinrichting. Indien deze informatie met het RFID label wordt uitgezonden zoals hiervoor besproken zal deze informatie in de regel niet real time zijn omdat het RFID label alleen wordt uitgelezen wanneer deze in een ondervraagveld wordt gebracht dat door een RFID-lezer 24 wordt opgewekt. Het RFID-label moet zich dan dus in de nabijheid van de lezer bevinden. Om dit mogelijk te maken kan het systeem zijn voorzien van geheugenmiddelen waarin de informatie die met de G-sensor en/of de kompasinrichting wordt gegenereerd wordt op geslagen om later te worden verzonden. Ook kan de informatie eerst worden bewerkt om vervolgens in bewerkte vorm te worden op geslagen. Het bewerken kan bijvoorbeeld het comprimeren van de hoeveelheid informatie omvatten.
In dit voorbeeld geldt voorts dat de zendermiddelen (6) zijn voorzien van controlemiddelen (22) voor het verwerken van de signalen afkomstig van de G-sensor en de kompasinrichting voor het door verwerking van deze signalen verkrijgen van informatie over de signalen die door de G-sensor en de kompasinrichting worden gegenereerd. In het voorbeeld genereren de controlemiddelen informatie over de achtereenvolgens gemeten oriëntaties en/of bewegingen van de eerste eenheid en informatie over de achtereenvolgens gemeten richtingen van de tweede eenheid. Het systeem is dus ingericht om de met de controlemiddelen verkregen informatie met de zendermiddelen uit te zenden. De informatie over de achtereenvolgens gemeten oriëntaties en de bewegingen van de eerste eenheid betreft bij voorkeur informatie in gecomprimeerde vorm over de achtereenvolgens gemeten oriëntaties en/of bewegingen. Ook heeft de informatie betrekking op de achtereenvolgens gemeten richtingen van de tweede eenheid. Bij voorkeur is de informatie ook een gecomprimeerde vorm van de achtereenvolgens gemeten richtingen van de tweede eenheid. De informatie kan bijvoorbeeld omvatten achtereenvolgens gemeten veranderingen in oriëntaties en/of bewegingen van de eerste eenheid. Ook kan de informatie bijvoorbeeld de oriëntaties en/of bewegingen die op vooraf bepaalde tijdstippen zijn genieten omvatten. In elk van deze gevallen betreft de informatie die wordt uitgezonden een gecomprimeerde vorm van de signalen afkomstig van de G-sensor.
Ook kan de door de controle eenheid gegenereerde informatie die met de zendermiddelen wordt uitgezonden, informatie over veranderingen in achtereenvolgens gemeten richtingen van de tweede eenheid omvatten. Daarnaast is het mogelijk dat de door de controle eenheid gegenereerde informatie die met de zendermiddelen wordt uitgezonden informatie over op achtereenvolgens vooraf bepaalde tijdstippen gemeten richtingen van de tweede eenheid omvat. Ook in dat geval betreft de informatie een gecomprimeerde vorm van de signalen die door de kompasinrichting wordt af ge geven.
Bij voorkeur geldt dat de kompasinrichting een op zich bekend elektronisch kompas betreft. Ook de G-sensor kan zijn uitgevoerd als een op zich bekende G-sensor. In het bijzonder geldt dat de G-sensor en de kompasinrichting zijn geïntegreerd in een enkele sensor die zowel de functie van G-sensor als de functie van kompasinrichting kan vervullen.
Figuur 1 toont voorts een samenstel (23) dat is voorzien van het systeem 1 alsmede een ontvangereenheid (24) voor het ontvangen van door de zendermiddelen (6) uitgezonden informatie, in dit voorbeeld in combinatie met de betreffende eerste en tweede identificatiecode. Het samenstel is verder voorzien van een computer (26) die communicatief is verbonden met de ontvangereenheid (24) voor het verwerken van de met de ontvangereenheid ontvangen informatie in combinatie met de genoemde eveneens ontvangen eerste identificatiecode. Het samenstel is verder voorzien van middelen voor het bepalen van de positie van de eerste eenheid en de tweede eenheid, dat wil zeggen in dit voorbeeld middelen voor het bepalen van de positie van het systeem 1. In dit voorbeeld zijn genoemde middelen voorzien van een veelvoud van ontvangers (25.i (i=l,2,3,...n) en ontvangers 27.i voor het ontvangen van door de zendermiddelen 6 uitgezonden informatie en/of identificatiecodes . Doordat de positie van de ontvangers (25.i) bekend is kunnen genoemde ontvangers in combinatie fungeren als een phased-array-ontvangantenne. De ontvangers (25.i) kunnen bijvoorbeeld verdeeld in een tweedimensionaal vlak staan opgesteld.. Door middel van faseverschillen in de door de ontvangers (25.i) ontvangen signalen kan op zich bekende wijze de richting van het systeem 1 ten opzichte van de ontvangers (25.i) worden bepaald. Deze richting is in figuur 1 aangeduid met de pijl P. Doordat de positie van de ontvangers (27.i) bekend is kunnen genoemde ontvangers in combinatie fungeren als een phased-array-ontvangantenne. De ontvangers (27.i) kunnen bijvoorbeeld verdeeld in een tweedimensionaal vlak staan op gesteld. Door middel van faseverschillen in de door de ontvangers (25.i) ontvangen signalen kan op zich bekende wijze de richting van het systeem 1 ten opzichte van de ontvangers (27.i) worden bepaald. Deze richting is in figuur 1 aangeduid met de pijl P2. Door te bepalen waar de pijlen PI en P2 elkaar kruisen, kan de positie van het systeem worden bepaald ten opzichte van de ontvanger antennes (25.i) en (27.i). Met behulp van de computer (26) kunnen de richtingen van de pijlen PI en P2 alsmede de positie waar de pijlen elkaar kruisen worden berekend op grond van genoemde fase verschillen.
Een gebruiker kan het systeem 1 van figuur 1 bijvoorbeeld worden bevestigd aan de hals (28) van een koe (30), zie figuur 3. In figuur 3 is het systeem 1 met referentienummer 1.1 aangeduid. Het is echter eveneens mogelijk dat in aanvulling daarop of in plaats daarvan het systeem 1 van figuur 1 aan een poot van een dier wordt bevestigd. Een dergelijk systeem is in figuur 3 met referentie 1.2' aangeduid. Ook is het mogelijk dat het systeem van figuur 1 aan de staart van een dier wordt bevestigd. In figuur 3 is dit met referentienummer 1.3 aangeduid. In dien het systeem aan de staart van het dier is bevestigd kan ook een dergelijk systeem nog aan de poot en/of aan de hals van het dier zijn bevestigd. Elk systeem is dan voorzien van zijn eigen tenminste ene identificatiecode (de eerste identificatiecode en/of de tweede identificatie en eventueel nog andere identificatie codes) die in het geheugen (10) van het systeem is opgeslagen zoals hiervoor besproken.
In het voorbeeld van figuur 1 geldt dat de ontvanger (24) is uitgevoerd als een op zich bekende RFID-lezer zodat de ontvanger (24) ook het eerder genoemde elektromagnetisch ondervraagveld opwekt. Wanneer bijvoorbeeld zoals getoond in figuur 3 gebruik wordt gemaakt van 3 systemen 1.1, 1.2, 1.3’ kan op zich bekende wijze worden gezorgd dat de informatie van elk van de systemen kan worden uitgelezen zonder met elkaar te interfereren. Hierbij kan worden gedacht aan een reactie van een systeem 1.1,1.2, 1.3 op tijdstippen die random zijn verdeeld nadat het systeem 1.1,1.2, 1.3 in het ondervraagveld is gebracht. Dat signalen die door de systemen 1.1, 1.2, 1.3 worden uitgevonden met elkaar te interfereren wordt dan vermeden, althans de kans daarop is klein.
In dit voorbeeld geldt dat het dier is voorzien is van een enkel systeem 1 dat aan de hals is bevestigd. De informatie die door het systeem 1 wordt uitgezonden wordt door middel van de computer (26) verwerkt.
In het hierna volgende zullen een aantal statussen van een dier worden besproken die met behulp van het systeem kunnen worden bepaald. Hierbij wordt op gemerkt dat daarbij dan ook gebruik gemaakt kan worden van informatie over waar de eerste eenheid en/of de tweede eenheid aan het dier is bevestigd. Dit geldt echter impliciet voor elke hierna beschreven methode. In het bijzonder geldt hierbij dat de computer op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een richting van de tweede eenheid in combinatie met de door het systeem uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid, de richting bepaalt waarin een dier loopt, ligt of staat. Dit kan als volgt worden uitgevoerd. Met behulp van de informatie die afkomstig is van de eerste eenheid kan op een op zich bekende wijze worden bepaald of het dier loopt, ligt of staat. Door deze informatie te combineren met de informatie afkomstig van de tweede eenheid kan worden bepaald in welke richting het dier loopt, ligt of staat. Deze informatie kan belangrijk zijn voor het bepalen van andere toestanden van het dier, zoals tochtig zijn, ziek zijn en dergelijke.
Tevens geldt in het bijzonder dat de computer is ingericht om aan de hand van de door het systeem uitgezonden informatie van het dier het aantal stappen van een dier te tellen, de richting van het dier te bepalen, een beweging van een dier te bepalen, te bepalen of het dier staat, te bepalen of het dier ligt, te bepalen of het dier loopt, te bepalen of het dier vreet en/of te bepalen of het dier vaste uitwerpselen afgeeft. Door de met de eerste eenheid gedetecteerde bewegingen te analyseren kunnen stappen worden geteld. Voor het bepalen van het aantal stappen van het dier kan het systeem bij voorkeur worden bevestigd aan de poot van het dier. Door de met de tweede eenheid gedetecteerde richtingen te analyseren kan de richting van een dier worden bepaald. Voor het bepalen van de richting van het dier kan het systeem bij voorkeur zijn bevestigd aan de hals van het dier. Voor het bepalen van de richting van het dier is het dan van belang om te weten aan welk deel van het dier de tweede eenheid is bevestigd. Voor het bepalen van de beweging van het dier kan het systeem bij voorkeur zijn bevestigd aan zowel de hals of de poot. Om te bepalen of het dier ligt of staat kan informatie over gemeten oriëntaties en/of bewegingen van de eerste eenheid enerzijds worden gecombineerd gemeten richtingen van de tweede eenheid anderzijds. Voor het bepalen of het dier staat of ligt kan het systeem bij voorkeur zijn bevestigd zijn aan de hals of aan de poot van het dier. Ook voor deze bepaling is het van belang om te weten aan welk deel van het dier de eerste eenheid is bevestigd en aan welk deel van het dier de tweede eenheid is bevestigd.
Om te bepalen of het dier vreet kan informatie over gemeten oriëntaties en/of bewegingen van de eerste eenheid enerzijds worden gecombineerd met gemeten richtingen van de tweede eenheid anderzijds.
Om te bepalen of het dier vreet kan het systeem bij voorkeur zijn bevestigd aan de hals. Ook voor deze bepaling is het van belang om te weten aan welk deel van het dier de eerste eenheid is bevestigd en aan welk deel van het dier de tweede eenheid is bevestigd.
Om te bepalen of het dier vaste uitwerpselen afgeeft kan het systeem zijn bevestigd aan de staart.
Het bepalen van de beweging van het dier of het bepalen of het dier staat of ligt dan wel loopt kan bij voorkeur worden bepaald door de informatie te analyseren die afkomstig is van de G-sensor in combinatie met informatie over het deel van het dier waaraan de eerste eenheid is bevestigd. Het bepalen van de richting van het dier kan met name worden bepaald door de informatie die afkomstig is van de kompasinrichting in combinatie met informatie over het deel van het dier waaraan de tweede eenheid is bevestigd..
Voorts kan de computer zijn ingericht om op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over de richting van het dier in combinatie met het door het systeem uitgezonden informatie over de oriëntatie en/of beweging van het dier een positie van het dier worden ingeschat. Immers indien wordt bepaald dat het dier loopt, hoe snel het dier loopt, hetgeen met behulp van de G-sensor kan worden bepaald waarbij het bovendien kan worden gemeten in welke richting het dier loopt kan op grond van een combinatie van deze gegevens worden ingeschat wat de positie van het dier is.
Ook is het mogelijk dat de computer is ingericht om op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van het de eerste eenheid tenminste een parameter te bepalen van de volgende parameter: het aantal stappen dat het dier heeft gezet, de ligtijd, de statijd, de looptijd en/of een overgang tussen het staan en liggen van het dier. Deze parameter kan op zich bekende wijze met behulp van de G-sensor afkomstige informatie worden bepaald. Deze parameter kan voorts in combinatie worden verwerkt met de ontvangen informatie over de met de eerste eenheid gemeten richting van de tweede eenheid. Ook deze verwerking wordt uitgevoerd met behulp van de computer (26). Zo is het mogelijk dat de positie van het dier wordt geschat op basis van de bepaalde tenminste ene parameter in combinatie met de uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid. Zo is het mogehjk dat door met behulp van de G-sensor een beweging van het dier te meten en deze informatie te combineren met de bepaalde richting van de tweede eenheid (en daarmee een bepaalde richting van het dier zodat bekend is waar de tweede eenheid aan het dier is bevestigd), een schatting kan worden gemaakt over de positie van het dier.
Tevens geldt dat met behulp van de computer op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid in combinatie met de door het systemen uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid, informatie wordt gegenereerd over een geschat moment waarop of geschatte periode waarin een dier afkalft.
Voorts geldt dat bij voorkeur dat de computer is ingericht om op basis van door het systeem uitgezonden informatie over de oriëntatie en/of beweging, een opstapparameter te bepalen die representeert hoe vaak het dier per tijdseenheid gemiddeld opstaat, waarbij de opstapparameter in combinatie met de uitgezonden informatie over de richting van het dier wordt verwerkt om de informatie te genereren over een geschat moment waarop, of een geschatte periode waarin, een dier afkalft.
In het bijzonder geldt voorts dat de computer is ingericht om aan de hand van de door het systeem uitgezonden informatie over een richting van de tweede eenheid die door het dier wordt gedragen, een gemiddeld aantal veranderingen van een richting van de tweede eenheid (en daarmee van het deel van het dier waaraan de tweede eenheid is bevestigd) per tijdseenheid boven een vooraf bepaalde waarde ligt. In dat geval kan worden geconcludeerd dat het dier tochtig is. Een en ander is gebaseerd op het inzicht dat wanneer het dier tochtig is het dier vaak van richting verandert. Door het aantal veranderingen in de richting van de tweede eenheid te tellen (waarbij een verandering in richting wordt geteld wanneer de verandering in richting tenminste een vooraf bepaalde minimale grootte heeft die binnen een tijdsinterval moet optreden met een vooraf bepaalde lengte) kan worden vastgesteld of het dier tochtig is. Ook is het mogelijk dat de computer is ingericht om aan de hand van door het systeem uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid te bepalen of het gemiddeld aantal veranderingen van de richting van het dier per tijdseenheid boven een vooraf bepaalde waarde ligt waarbij indien de vooraf bepaalde waarde wordt overschreden, aan de hand van de uitgezonden informatie over de oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid op bekende wijze wordt bepaald of het dier tochtig is. Hierbij zij opgemerkt dat het op zich reeds bekend is om te bepalen wanneer het dier tochtig is op basis van informatie over de oriëntatie en/of beweging van het dier. Om de nauwkeurigheid van deze bepaling te vergroten is thans als randvoorwaarde toegevoegd dat het eveneens noodzakelijk is dat de richting van de tweede eenheid dat wil zeggen de richting van het dier (omdat bekend is aan welk deel van het dier de tweede eenheid is bevestigd) een aantal keren per tijdseenheid verandert, welk aantal boven de vorige bepaalde waarde ligt.
In het bijzonder kan ook gelden dat de computer is ingericht om op basis van de uitgezonden informatie over de oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid te bepalen of het dier ligt waarbij wanneer het dier ligt op basis van de informatie over de richting van de tweede eenheid wordt bepaald in welke richting het dier ligt waarbij indien de richting waarin het dier ligt met meer dan voor bepaalde toleranties afwijkt van een vooraf bepaalde richting, wordt vastgesteld dat er een afwijkend gedrag is van het dier. Dit afwijkende gedrag kan er bijvoorbeeld op duiden dat het dier een damslaper is of dat het dier sociaal gezien buiten een kudde ligt.
De computer (26) is eveneens in staat om de positie van het dier te bepalen met behulp van het veelvoud van ontvangers (25.i), (27.i) zoals hiervoor besproken. Het gaat hierbij dan niet om een schatting van de positie van het dier op basis van gemeten bewegingen van het dier in combinatie met de richting waarin het dier beweegt, zoals hiervoor besproken. Hoe het ook zij, het is mogelijk om met het samenstel opeenvolgende posities van het dier te bepalen. Tevens is het mogelijk om voor elk positie van het dier die is bepaald de bijbehorende richting van de tweede eenheid en daarmee de richting van het dieren te bepalen. De computer kan bijvoorbeeld zijn ingericht om aan de hand van de gemeten opeenvolgende posities en de bijbehorende richtingen van het dier een door het dier afgelegde weg te bepalen. Op deze wijze is het mogelijk dat wordt bepaald of een dier naar een weide loopt. Indien wordt bepaald dat het dier naar een weide loopt kan de computer zijn ingericht om de informatie over de gemeten beweging en/of oriëntatie van de eerste eenheid te negeren voor verdere verwerking. Met andere woorden een weidegang van het dier wordt dan genegeerd voor het bepalen van de status van het dier zoals hiervoor besproken. Onder status kan bijvoorbeeld worden verstaan of het dier tochtig is, moet afkalven, onrustig is, loopt,staat, vreet, ligt, etcetera.
In het voorbeeld van figuur 1 zijn de eerste eenheid, de tweede eenheid en de zendermiddelen in een enkele behuizing (18) opgenomen. Andere varianten zijn echter eveneens denkbaar.
Een eerste variant van het systeem is getoond in figuur 2 a. Het systeem 1.1. van figuur 2 a omvat een eerste eenheid 2 die weer is voorzien van de G-sensor (4). Tevens bevatten de zendermiddelen (6) in dit voorbeeld een eerste zendereenheid (6.1), die via de leiding (8) communicatief is verbonden met de G-sensor (4). De eerste zendereenheid (6.1) is eveneens voorzien, zoals bij figuur 1 besproken, van een RFID-label (20.1) die is voorzien van een geheugen (10.1) waarin de eerste identificatiecode is opgeslagen. De eerste zendereenheid maakt deel uit van de eerste eenheid (2) en is communicatief verbonden met de G-sensor voor het uitzenden van informatie over de met de G-sensor gemeten oriëntatie en/of bewegingen van de eerste eenheid, in dit voorbeeld in combinatie met de eerste identificatiecode die eveneens wordt uitgezonden.
Voorts geldt in figuur 2a dat de tweede eenheid (12) is voorzien van de kompasinrichting (14). De tweede eenheid is verder voorzien van een tweede zendereenheid (6.2) van de zendermiddelen 6 waarbij de kompasinrichting (14) communicatief met de tweede zendereenheid is verbonden via een leiding (16). De tweede zendereenheid (6.2). is in dit voorbeeld voorzien van een RFID-tag (20.2) die een geheugen (10.2) omvat waarin de tweede identificatiecode is opgenomen. De eerste eenheid (2) is in dit voorbeeld in een behuizing (18.1) opgenomen. De tweede eenheid (12) is in dit voorbeeld in een behuizing (18.2) opgenomen. Het verschil met de inrichting volgens figuur 1 is dus dat de eerste eenheid (2) is voorzien van zijn eigen zendereenheid (6.1) terwijl de tweede eenheid (12) eveneens is voorzien van zijn eigen zendereenheid (6.2). Voorts zijn bij het systeem van figuur 1 de eerste zendereenheid (6.1) en de tweede zendereenheid (6.2) gecombineerd tot gemeenschappelijke zendermiddelen (6).
Bij het systeem Γ van figuur 2 a wordt in gebruik zowel de eerste eenheid (2) als de tweede eenheid (12) aan het dier bevestigd. Dit kunnen de delen van het dier zijn zoals hiervoor besproken aan de hand van figuur 3, bijvoorbeeld de hals, poot of staart. Hierbij kan zowel de eerste als de tweede eenheid aan eenzelfde deel van het dier worden bevestigd (zoals hals, poot of staart) dan wel aan van elkaar verschillende delen van het dier worden bevestigd). Zo kan bijvoorbeeld de eerste eenheid (2) aan een poot van het dier zijn bevestigd en de tweede eenheid (12) aan de hals van een dier zijn bevestigd. Met de eerste eenheid kunnen dan bijvoorbeeld stappen worden geteld terwijl bijvoorbeeld met de tweede eenheid (12) een richting van het dier wordt bepaald. Deze informatie kan door de computer in combinatie worden verwerkt. In dit voorbeeld geldt voorts dat de eerste zendereenheid (6.1) is voorzien van een eerste controle-eenheid (22.1) terwijl de tweede zendereenheid (6.2) is voorzien van tweede controle-eenheid (22.2). De eerste zendereenheid (6.1) en de eerste controle-eenheid (22.1) zijn ingericht om eenzelfde taak uit te voeren zoals besproken voor de zendermiddelen en de controlemiddelen van figuur 1, met dien verstande dat ze dit doen voor signalen die afkomstig zijn van de G-sensor. Geheel analoog is de tweede zendeenheid (6.2) en de tweede controle-eenheid (22.2) ingericht om dezelfde functie te verrichten als de zendermiddelen (6) en de controlemiddelen (22) van figuur 1, met dien verstande dat de informatie die wordt verwerkt uitsluitend afkomstig is van de kompasinrichting (14). Voor het overige werkt het systeem 1’ en het samenstel 23 van figuur 2a geheel analoog aan het systeem 1 en het samenstel 23 zoals omschreven aan de hand van figuur 1.
In figuur 2b is een ander variant getoond van een systeem 1” waarbij de zendermiddelen (6) van een type zijn zoals besproken voor de zendermiddelen (6) van figuur 1. De zendermiddelen (6), zijn opgenomen in de eerste eenheid (2). De eerste eenheid (2) is opgenomen in een behuizing (18.1). Voorts is de kompasinrichting (14) van de tweede eenheid (12) opgenomen in een aparte behuizing (18.2). De kompasinrichting (14) is via een communicatieve verbinding (16) met de zendermiddelen (6) verbonden. De verbinding (16) kan bijvoorbeeld bestaan uit een draadloze verbinding, bijvoorbeeld van het soort zoals bekend van een bluetooth verbinding. Bij deze variant kunnen de eerste eenheid en de tweede eenheid aan een zelfde deel van het dier zijn bevestigd of aan van elkaar verschillende delen van een dier zijn bevestigd, zoals bijvoorbeeld hiervoor is besproken aan de hand van figuur 1 en figuur 2a. Nu de kompasinrichting (14) enerzijds en de G-sensor (4) anderzijds communicatief met de zendermiddelen (6) zijn verbonden kan het systeem 1” en het samenstel 23 van figuur 2b geheel analoog werken zoals aan de hand van figuur 1 is besproken voor het systeem 1 en het samenstel 23 en zoals aan de hand van figuur 2 a is besproken voor het systeem Γ en het samenstel 23.
In figuur 2c is een derde variant getoond van het systeem. Deze variant is aangeduid met referentienummer 1”’. Bij het systeem 1” van figuur 2c geldt dat de eerste eenheid (2) wederom is voorzien van de G-sensor (4). De eerste eenheid (2) is opgenomen in een behuizing (18.1). De zendermiddelen (6) en de kompasinrichting (14) maken in dit voorbeeld deel uit van de tweede eenheid (12) die is opgenomen in een aparte behuizing (18.2). De G-sensor (4) is via een communicatieve verbinding (8), die bijvoorbeeld kan bestaan uit een bluetooth verbinding, met de zendermiddelen (6) verbonden. Bij deze variant kunnen de eerste eenheid en de tweede eenheid aan een zelfde deel van het dier zijn bevestigd of aan van elkaar verschillende delen van een dier zijn bevestigd, zoals bijvoorbeeld hiervoor is besproken aan de hand van figuur 1 en 2a. De werking van het systeem V” en het samenstel 23 volgens figuur 2c kan geheel analoog zijn aan het systeem 1 en het samenstel 23 van figuur 1 of het systeem 1’ en het samenstel 23 van figuur 2a. De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor geschetste uitvoeringsvormen. Zo kunnen de zendermiddelen (6) bijvoorbeeld zijn voorzien van een actieve zender die zijn energie haalt uit een elektrische voeding van het systeem in plaats van een RFID-label. De ontvangereenheid (24) behoeft dan geen ondervraagveld uit te zenden en slechts te zijn uitgerust om de door de zendermiddelen uitgezonden signalen te ontvangen. Bij de variant volgens figuur 1 kan het kompas 14 in de G-sensor 4 zijn op genomen, zoals getoond in figuur 4. In de figuren 1 en 4 zijn zelfde onderdelen van een zelfde referentienummer voorzien. De G-sensor 4 vormt dan ook het kompas 14. In dat geval is de G-sensor 4 en daarmee ook het kompas 14 via de leiding 8 communicatief met de zendermiddelen 6 verbonden en kan leiding 16 en de tweede eenheid 12 worden weggelaten.
De eerste eenheid 2 vormt dan immers ook de tweede eenheid 12. Deze in figuur 4 getoonde variant zal hier niet nader worden toegelicht omdat de werking geheel analoog is zoals aan de hand van figuur 1 is besproken.
In figuur 5 wordt een alternatieve variant volgens de uitvinding getoond waarbij in de figuren 1 en 5 overeenkomende onderdelen van een zelfde referentienummer zijn voorzien. Het verschil met figuur 1 is dat in figuur 5 de eerste eenheid 2 met de G-sensor 4 is weggelaten. In deze variant kan informatie van het kompas aan de zendermiddelen 6 worden toegevoerd. Deze zendermiddelen kunnen deze informatie uitzenden. Na ontvangst door de ontvanger 24 kan deze informatie aan de computer 26 worden toegevoerd voor verdere verwerking.
In dit voorbeeld geldt wederom dat de zendermiddelen (6) zijn voorzien van de RFID-tag (20). De RFID-tag heeft als eigenschap dat deze reageert met het uitzenden van een identificatiecode wanneer deze in een elektromagnetisch ondervraagveld wordt gebracht. De RFID-tag moduleert het ondervraagveld met deze identificatiecode. In dit voorbeeld is de RFID-tag voorzien van het geheugen (10) waarin de genoemde eerste identificatiecode, die gelijk is aan de tweede identificatiecode, is opgeslagen. Voorts zijn de zendermiddelen dusdanig ingericht dat het signaal dat door de RFID-tag wordt uitgezonden in reactie op het ondervraagveld eveneens wordt gemoduleerd met de eerder genoemde informatie die afkomstig is van de kompasinrichting. Anders gezegd, de zendermiddelen (6) zenden deze informatie uit in combinatie met de eerste identificatiecode.
In dit voorbeeld geldt voorts dat de zendermiddelen (6) zijn voorzien van controlemiddelen (22) voor het verwerken van de signalen afkomstig van de kompasinrichting voor het door verwerking van deze signalen verkrijgen van informatie over de signalen die door de kompasinrichting worden gegenereerd. In het voorbeeld genereren de controlemiddelen informatie over de achtereenvolgens gemeten richtingen van de tweede eenheid. Het systeem is dus ingericht om de met de controlemiddelen verkregen informatie met de zendermiddelen uit te zenden. Bij voorkeur is de informatie een gecomprimeerde vorm van de achtereenvolgens gemeten richtingen van de tweede eenheid. De informatie kan bijvoorbeeld informatie over veranderingen in achtereenvolgens gemeten richtingen van de tweede eenheid omvatten. Daarnaast is het mogelijk dat de door de controle eenheid gegenereerde informatie die met de zendermiddelen wordt uitgezonden informatie over op achtereenvolgens vooraf bepaalde tijdstippen gemeten richtingen van de tweede eenheid omvat. Ook in dat geval betreft de informatie een gecomprimeerde vorm van de signalen die door de kompasinrichting wordt afgegeven.
Bij voorkeur geldt dat de kompasinrichting een op zich bekend elektronisch kompas betreft. De informatie die door het systeem 1 wordt uitgezonden wordt na ontvangst door middel van de computer (26) verwerkt. In het hierna volgende zullen een aantal statussen van een dier worden besproken die met behulp van het systeem kunnen worden bepaald. Hierbij wordt op gemerkt dat daarbij dan ook gebruik gemaakt kan worden van informatie over waar de tweede eenheid aan het dier is bevestigd. Dit geldt echter impliciet voor elke hierna beschreven methode.
In het bijzonder geldt hierbij dat de computer op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een richting van de tweede eenheid de richting bepaalt waarin een dier loopt, ligt of staat. Dit kan als volgt worden uitgevoerd. Een en ander is gebaseerd op het inzicht dat, wanneer het dier tochtig is, het dier vaak van richting verandert. Door het aantal veranderingen in de richting van de tweede eenheid te tellen (waarbij een verandering in richting wordt geteld wanneer de verandering in richting tenminste een vooraf bepaalde minimale grootte heeft die binnen een tijdsinterval moet optreden met een vooraf bepaalde lengte), kan worden vastgesteld of het dier tochtig is. Ook is het mogelijk dat de computer is ingericht om, aan de hand van door het systeem uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid, te bepalen of het gemiddeld aantal veranderingen van de richting van het dier per tijdseenheid boven een vooraf bepaalde waarde ligt waarbij de vooraf bepaalde waarde wordt overschreden. Dit kan duiden op onrust bij het dier.
De computer (26) is eveneens in staat om de positie van het dier te bepalen met behulp van het veelvoud van ontvangers (25.i), (27.i) zoals hiervoor besproken. Het gaat hierbij dan niet om een schatting van de positie van het dier op basis van gemeten bewegingen van het dier in combinatie met de richting waarin het dier beweegt, zoals hiervoor besproken. Hoe het ook zij, het is mogelijk om met het samenstel opeenvolgende posities van het dier te bepalen. Tevens is het mogelijk om voor elke positie van het dier die is bepaald de bijbehorende richting van de tweede eenheid en daarmee de richting van het dier te bepalen. De computer kan bijvoorbeeld zijn ingericht om aan de hand van de gemeten opeenvolgende posities en de bijbehorende richtingen van het dier een door het dier afgelegde weg te bepalen. Op deze wijze is het mogelijk dat wordt bepaald of een dier naar een weide loopt. Indien wordt bepaald dat het dier naar een weide loopt kan de computer zijn ingericht om de informatie over de gemeten beweging en/of oriëntatie van de eerste eenheid te negeren voor verdere verwerking. Met andere woorden een weidegang van het dier wordt dan genegeerd voor het bepalen van de status van het dier zoals hiervoor besproken. Onder status kan bijvoorbeeld worden verstaan of het dier tochtig is, moet afkalven, onrustig is, loopt, staat, vreet, ligt, etcetera.
Op gemerkt wordt dat de informatie die hiervoor besproken is met betrekking tot afkalven voor een koe op geheel analoge wijze voor een willekeurig ander dier kan worden bepaald zoals een varken. Onder afkalven kan dus ook partus worden verstaan. Verder wordt opgemerkt dat in de gegeven voorbeelden de informatie door een RFID label van de zendermiddelen wordt uitgezonden. Het is echter ook mogelijk dat de zendermiddelen, de eerste zendereenheid en/of de tweede zendereenheid een actieve zender omvatten voor het uitzenden van alle informatie inclusief de betreffende identificatiecodes. Het is echter ook mogelijk dat de zendermiddelen, de eerste zendereenheid en/of de tweede zendereenheid een actieve zender omvatten voor het uitzenden van alle informatie exclusief de betreffende identificatiecodes. Deze zendermiddelen, eerste zendereenheid en/of tweede zendereenheid kunnen dan elk nog zijn voorzien van tenminste één RFID label voor het uitzenden van de betreffende identificatiecode.
Ook wordt nog opgemerkt dat het bepalen van de positie van de eerste en/of tweede eenheid geheel anders kan worden uitgevoerd dan hiervoor besproken. Zo is het mogelijk dat genoemde middelen voor het bepalen van de positie van het systeem, de eerste eenheid en/of de tweede eenheid bijvoorbeeld bakens 100 omvatten die op een vooraf bepaalde positie zijn aangebracht waarbij door elk baken een vooraf bepaald signaal wordt uitgezonden dat door een ontvanger van het systeem wordt ontvangen (bijvoorbeeld door het RFID-label 20) en door de zendermiddelen 6, eerste zendereenheid 6.1, tweede zendereenheid 6.2 en/of zendereenheid 6 -van het systeem weer wordt uitgezonden. Het samenstel omvat voorts de ontvanger 24 voor het ontvangen van de door de zendermiddelen, eerste zendereenheid 6.1, tweede zendereenheid 6.2 en/of zendermiddelen 6 heruitgezonden signalen. Een signaalverwerkingseenheid 26 (hier de computer 26) verwerkt de door de ontvanger 24 ontvangen signalen in combinatie voor het bepalen van de positie van het systeem, eerste zendereenheid 6.1 (en daarmee van de eerste eenheid), tweede zendereenheid 6.2 (en daarmee van de tweede eenheid) en/of zendereenheid 6 (en daarmee van de eerste eenheid van figuur 2 b of de tweede eenheid van figuur 2c) bijvoorbeeld op basis van de amplitude en/of fase van de met de ontvanger 24 ontvangen heruitgezonden signalen. Indien de positie van de eerste eenheid van figuur 2b bekend is, is daarmee binnen zekere grenzen ook de positie van de tweede eenheid van figuur 2 b bekend omdat beide eenheden aan het zelfde dier zijn bevestigd. Indien de positie van de tweede eenheid van figuur 2c bekend is, is daarmee binnen zekere grenzen ook de positie van de eerste eenheid van figuur 2c bekend omdat beide eenheden aan het zelfde dier zijn bevestigd. Indien de positie van de eerste eenheid en de positie van de tweede eenheid van het systeem van figuur 1 bekend is, kan bijvoorbeeld ook nog iets naders over het dier worden gezegd waaraan de eerste eenheid en de tweede eenheid zijn bevestigd indien bijvoorbeeld bekend is op welke positie van het dier de eerste eenheid is bevestigd en op welke positie van het dier de tweede eenheid is bevestigd (bijvoorbeeld respectievelijk aan de staart en de hals). Het verschil in gemeten posities kan bijvoorbeeld iets zeggen over de oriëntatie of richting van het dier.
Ook wordt opgemerkt dat de berekeningen die door de computer 26 worden uitgevoerd op basis van de ontvangen informatie van het systeem ook door de -controlemiddelen 22 van het systeem zelf worden uitgevoerd. Zo kunnen de controlemiddelen 22 bijvoorbeeld zelf bepalen wat de status van een dier is op basis van de signalen van de G-sensor en/of kompas. Ook kunnen de controlemiddelen bijvoorbeeld zelf de positie van het systeem bepalen op basis van de met het RFID-label ontvangen signalen van de bakens. Ook hier kan op basis van de amplitudes en/of fasen van de ontvangen signalen door de controle middelen de positie van het systeem (in feite van het RFID label) worden bepaald.

Claims (35)

1. Systeem ingericht om door een dier te worden gedragen voor het monitoren van een dier, met het kenmerk dat het systeem is voorzien van zendermiddelen en een tweede eenheid waarbij de tweede eenheid is voorzien van een kompasinrichting voor het meten van een richting van de tweede eenheid ten opzichte van het magnetische noorden waarbij de kompasinrichting communicatief met de zendermiddelen is verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de kompasinrichting gemeten richting, eventueel in combinatie met een met de tweede eenheid geassocieerde tweede identificatiecode.
2. Systeem ingericht volgens conclusies l,met het kenmerk, dat het systeem verder is voorzien van een eerste eenheid waarbij de eerste eenheid is voorzien van een G-sensor voor het meten van een oriëntatie ten opzichte van een richting van de zwaartekracht en/of beweging van de eerste eenheid waarbij de zendermiddelen communicatief met de G-sensor zijn verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de G-sensor gemeten oriëntatie en/of beweging, eventueel in combinatie met een met de eerste eenheid geassocieerde eerste identificatiecode.
3. Systeem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste eenheid is voorzien van een eerste zendereenheid van de zendermiddelen waarbij de eerste zendereenheid communicatief met de G-sensor is verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de G-sensor gemeten oriëntatie en/of beweging, eventueel in combinatie met de met de eerste eenheid geassocieerde eerste identificatiecode en dat de tweede eenheid is voorzien van een tweede zendereenheid van de zendermiddelen waarbij de kompasinrichting communicatief met de tweede zendereenheid is verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de kompasinrichting gemeten richting, eventueel in combinatie met de met de tweede eenheid geassocieerde tweede identificatiecode.
4. Systeem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste eenheid is voorzien van een zendereenheid van de zendermiddelen waarbij de zendereenheid communicatief met de G-sensor is verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de G-sensor gemeten oriëntatie en/of beweging, eventueel in combinatie met de met de eerste eenheid geassocieerde eerste identificatiecode waarbij de kompasinrichting communicatief met de zendereenheid is verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de kompasinrichting gemeten richting, eventueel in combinatie met de met de tweede eenheid geassocieerde tweede identificatieco de.
5. Systeem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de tweede eenheid is voorzien van een zendereenheid van de zendermiddelen waarbij de zendereenheid communicatief met de kompasinrichting is verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de kompasinrichting gemeten richting eventueel in combinatie met de tweede identificatiecode waarbij de G-sensor communicatief met de zendereenheid is verbonden voor het uitzenden van informatie over de met de G-sensor gemeten oriëntatie en/of beweging eventueel in combinatie met de met de eerste eenheid geassocieerde eerste identificatiecode.
6. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zendermiddelen is voorzien van een RFID-tag en/of dat de eerste zendereenheid van conclusie 3 is voorzien van een RFID-tag en/of dat de tweede zendereenheid van conclusie 4 is voorzien van een RFID-tag en/of dat de zendereenheid van conclusie 4 of 5 is voorzien van een RFID-tag.
7. Systeem volgens ten minste conclusie 2, met het kenmerk, dat de zendermiddelen verder is voorzien van controle middelen voor het verwerken van signalen afkomstig van de G-sensor en de kompasinrichting voor het verkrijgen van de informatie waarbij de informatie gecomprimeerde informatie over de achtereenvolgens gemeten oriëntaties en/of bewegingen van de eerste eenheid omvat alsmede gecomprimeerde informatie over de achtereenvolgens genieten richtingen van de tweede eenheid waarbij het systeem is ingericht om de met de controle middelen verkregen informatie met de zendermiddelen uit te zenden.
8. Systeem volgens conclusies 3 en 7, met het kenmerk, dat de eerste zendereenheid een eerste controle-eenheid van de controle middelen omvat voor het verwerken van signalen afkomstig van de G-sensor voor het verkrijgen van informatie en/of gecomprimeerde informatie over de achtereenvolgens gemeten oriëntaties en/of bewegingen van de eerste eenheid waarbij de eerste controle middelen in de eerste eenheid is opgenomen en dat de tweede zendereenheid een tweede controle-eenheid van de controlemiddelen omvat voor het verkrijgen van informatie en/of gecomprimeerde informatie over de achtereenvolgens gemeten richtingen van de tweede eenheid waarbij de tweede controle middelen in de tweede eenheid zijn opgenomen.
9. Systeem volgens conclusie 4 of 5 en volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de zendereenheid is voorzien van de controlemiddelen.
10. Systeem volgens tenminste conclusie 2, met het kenmerk, dat het systeem is voorzien van een eerste behuizing waarin de eerste eenheid is opgenomen en een tweede behuizing waarin de tweede eenheid is opgenomen.
11. Systeem volgens een der voorgaande conclusies 3-9 en volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het systeem is voorzien van een behuizing waarin de eerste eenheid, de zendermiddelen en de tweede eenheid zijn opgenomen.
12. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het systeem is voorzien van een behuizing waarin de tweede eenheid en de zendermiddelen zijn opgenomen.
13. Systeem volgens tenminste conclusie 2, met het kenmerk, dat de G-sensor en de kompasinrichting zijn geïntegreerd in een enkele sensor.
14. Systeem volgens tenminste een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kompasinrichting een elektronisch kompas betreft.
15. Systeem volgens tenminste conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste identificatiecode gelijk is aan de tweede identificatiecode.
16. Samenstel voorzien van een systeem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het samenstel verder is voorzien van ten minste een eerste ontvangereenheid voor het ontvangen van de door de zendermiddelen uitgezonden informatie.
17. Samenstel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het sa men stel verder is voorzien van een computer voor het verwerken van de met de ten minste ene ontvangereenheid ontvangen informatie.
18. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies 16 of 17, met het kenmerk, dat het samenstel verder is voorzien van middelen voor het bepalen van de positie van het systeem, de eerste eenheid volgens tenminste conclusie 2 en/of de tweede eenheid, waarbij genoemde middelen bijvoorbeeld een veelvoud van ontvangers omvatten voor het ontvangen van door de zendermiddelen uitgezonden informatie voor het uitvoeren van een kruispeiling en/of waarbij genoemde middelen bijvoorbeeld bakens omvatten die op een vooraf bepaalde positie zijn aangebracht waarbij elk baken een vooraf bepaald signaal uitzendt dat door een tweede ontvanger van het systeem wordt ontvangen en weer wordt uitgezonden door de zendermiddelen, de eerste zendereenheid van conclusie 3, de tweede zendereenheid van conclusie 3, en/of de zendereenheid van conclusie 4 of 5, waarbij het samenstel voorts de eerste ontvanger omvat voor het ontvangen van de door de zendermiddelen, eerste zendereenheid, tweede zendereenheid en/of de zendereenheid heruitgezonden signalen en waarbij het samenstel voorts is voorzien van de signaalverwerkingseenheid die de door de eerste ontvanger ontvangen signalen in combinatie verwerkt voor het bepalen van de positie van het systeem, de eerste zendereenheid, de tweede zendereenheid en/of de zendereenheid bijvoorbeeld op basis van de amplitude en/of fase van de met de ontvanger ontvangen heruitgezonden signalen.
19. Werkwijze voor het monitoren van een dier waarbij gebruik wordt gemaakt van een systeem volgens een der voorgaande conclusies dat door een dier wordt gedragen.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het systeem aan en/of in een dier is bevestigd, bijvoorbeeld bevestigd aan een hals, poot, oor en/of staart van het dier en/of bijvoorbeeld op genomen in een maag van het dier en/of onderhuids bij het dier.
21. Werkwijze volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk, dat op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een richting van de tweede eenheid in combinatie met de door het systeem uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid volgens tenminste conclusie 2 de richting waarin een dier loopt, ligt of staat wordt bepaald.
22. Werkwijze volgens een der conclusies 19-21, met het kenmerk, dat aan de hand van de door het systeem uitgezonden informatie van het dier het aantal stappen van het dier wordt geteld, een richting van het dier wordt bepaald, een beweging van het dier wordt bepaald, wordt bepaald of het dier staat, wordt bepaald of het dier ligt, wordt bepaald of het dier loopt, wordt bepaald of het dier vreet en/of wordt bepaald of het dier vaste uitwerpselen afgeeft.
23. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 19-22, met het kenmerk, dat op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een richting van de tweede eenheid in combinatie met de door het systeem uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid volgens tenminste conclusie 2, een positie van het dier wordt ingeschat waarbij bijvoorbeeld de geschatte positie bepaling wordt gecombineerd met de positie bepaling volgens conclusie 18.
24. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusie 19-23, met het kenmerk, dat op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid volgens tenminste conclusie 2, tenminste een parameter wordt bepaald van de volgende parameters: het aantal stappen, de ligtijd, de statijd, de looptijd en/of een overgang tussen staan en liggen van het dier waarbij de bepaalde tenminste ene parameter in combinatie met een gemeten richting van de tweede eenheid wordt verwerkt.
25. Werkwijze volgens conclusies 23 en 24, met het kenmerk, dat de positie van het dier wordt geschat op basis van de bepaalde tenminste ene parameter in combinatie met de uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid.
26. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 19-25, met het kenmerk, dat op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over een richting van de tweede eenheid in combinatie met de door het systeem uitgezonden informatie over een oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid volgens tenminste conclusie 2, informatie wordt gegenereerd over een geschat moment waarop of een geschatte periode waarin partus plaatsvindt bij een dier.
27. Werkwijze volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat tenminste op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over de oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid een opstaparameter wordt bepaald die representeert hoe vaak het dier per tijdseenheid gemiddeld opstaat waarbij de opstaparameter in combinatie met de uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid wordt verwerkt om de informatie te genereren over een geschat moment waarop of een geschatte periode waarin partus plaatsvindt bij een dieren/of dat tenminste op basis van de door het systeem uitgezonden informatie over de oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid een activiteit van het dier wordt bepaald zoals bijvoorbeeld een opstaparameter die representeert hoe vaak het dier per tijdseenheid gemiddeld opstaat, het aantal stappen dat een dier neemt per tijdsperiode en/of het oplichten van de staart waarbij de bepaalde activiteit in combinatie met de uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid wordt verwerkt om de informatie te genereren over een geschat moment waarop of een geschatte periode waarin partus plaatsvindt bij een dier
28. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 19-27, met het kenmerk, dat indien wordt vastgesteld aan de hand van de door het systeem uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid dat het gemiddeld aantal veranderingen van een richting van de tweede eenheid per tijdseenheid boven een vooraf bepaalde waarde ligt, dan wordt geconcludeerd dat het dier tochtig is of mogelijk tochtig is.
29. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 19-28, met het kenmerk, dat aan de hand van de door het systeem uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid wordt bepaald of het gemiddeld aantal veranderingen van een richting van de tweede eenheid per tijdseenheid boven een vooraf bepaalde waarde ligt waarbij indien de vooraf bepaald waarde wordt overschreden aan de hand van de uitgezonden informatie over de oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid volgens tenminste conclusie 2 op bekende wijze wordt bepaald of het dier tochtig is.
30. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 19-29, met het kenmerk, dat op basis van de uitgezonden informatie over de oriëntatie en/of beweging van de eerste eenheid volgens tenminste conclusie 2 wordt bepaald of het dier ligt waarbij wanneer het dier ligt op basis van de informatie over de richting van de tweede eenheid wordt bepaald in welke richting het dier ligt waarbij indien de richting waarin het dier ligt met meer dan vooraf bepaalde toleranties afwijkt van een vooraf bepaalde richting, wordt vastgesteld dat er een afwijkend gedrag is van het dier, zoals een damslaper of een dier dat sociaal gezien buiten een kudde ligt.
31. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 19-30, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een samenstel volgens conclusie 18 voor het bepalen van de positie van het systeem, de eerste eenheid volgens tenminste conclusie 2 en/of de tweede eenheid en waarbij aan de hand van de uitgezonden informatie over de richting van de tweede eenheid wordt bepaald wat de positie en bijbehorende richting van het dier is.
32. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 19-31, met het kenmerk, dat aan de hand van de opeenvolgende bepaalde posities en bijbehorende richtingen van de tweede eenheid een door het dier afgelegde weg wordt bepaald.
33. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 19-32, met het kenmerk, dat op basis van de bepaalde richting waarin een dier loopt wordt bepaald of een dier naar de weide loopt.
34. Werkwijze volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat informatie die betrekking heeft op het lopen van het dier naar de weide wordt genegeerd voor het analyseren van de overige informatie die door het systeem is uitgezonden.
35. Werkwijze volgens een der conclusies 19-34, met het kenmerk, dat voor het bepalen van een status van een dier tevens gebruik wordt gemaakt van informatie over waar de eerste eenheid volgens tenminste conclusie 2 en/of de tweede eenheid aan het dier is bevestigd.
NL2013572A 2014-10-03 2014-10-03 Systeem voor het monitoren van een dier met behulp van een G-sensor. NL2013572B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013572A NL2013572B1 (nl) 2014-10-03 2014-10-03 Systeem voor het monitoren van een dier met behulp van een G-sensor.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013572A NL2013572B1 (nl) 2014-10-03 2014-10-03 Systeem voor het monitoren van een dier met behulp van een G-sensor.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2013572B1 true NL2013572B1 (nl) 2016-10-03

Family

ID=51947442

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2013572A NL2013572B1 (nl) 2014-10-03 2014-10-03 Systeem voor het monitoren van een dier met behulp van een G-sensor.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2013572B1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2025351B1 (nl) * 2020-04-15 2021-10-26 Nedap Nv Label geschikt is om te worden gedragen door een dier, en positioneringssysteem voorzien van een label.

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2007119070A1 (en) * 2006-04-18 2007-10-25 Iti Scotland Ltd Method and system for monitoring the condition of livestock
WO2010108496A1 (en) * 2009-03-25 2010-09-30 Smarter Farming A/S System and method for detecting behaviour of animals
WO2011153571A2 (de) * 2010-06-09 2011-12-15 Mkw Electronics Gmbh Tiermarke
WO2012158040A1 (en) * 2011-05-17 2012-11-22 N.V.Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap System for observing animals
WO2013006056A1 (en) * 2011-07-05 2013-01-10 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek "Nedap" System for analyzing a condition of an animal

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2007119070A1 (en) * 2006-04-18 2007-10-25 Iti Scotland Ltd Method and system for monitoring the condition of livestock
WO2010108496A1 (en) * 2009-03-25 2010-09-30 Smarter Farming A/S System and method for detecting behaviour of animals
WO2011153571A2 (de) * 2010-06-09 2011-12-15 Mkw Electronics Gmbh Tiermarke
WO2012158040A1 (en) * 2011-05-17 2012-11-22 N.V.Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap System for observing animals
WO2013006056A1 (en) * 2011-07-05 2013-01-10 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek "Nedap" System for analyzing a condition of an animal

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2025351B1 (nl) * 2020-04-15 2021-10-26 Nedap Nv Label geschikt is om te worden gedragen door een dier, en positioneringssysteem voorzien van een label.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10517275B2 (en) Method, a device and a system for determining a state of an animal
NL2017104B1 (nl) Een systeem voor het koppelen van een identiteit van een dier dat zich op een bepaalde positie bevindt aan informatie over dat dier.
US11730141B2 (en) Method for matching a sensor device to an identity (ID) tag for animals and system for performing such method
EP2914099B1 (en) A system and a method for real time detection of the position and behaviour of a plurality of animals
NL2007042C2 (nl) Systeem voor het analyseren van een toestand van een dier.
CA2609449C (en) Animal management system
US9300418B2 (en) Electronic locating system
Sales et al. Quantifying detection performance of a passive low-frequency RFID system in an environmental preference chamber for laying hens
DK3151657T3 (en) ANIMAL MONITORING DATA NETWORK
EP0299557A1 (en) Identification system for stock farms
US20200137983A1 (en) Livestock management system
EP3335551A1 (en) Method and system for monitoring livestock inside a building
NL2013572B1 (nl) Systeem voor het monitoren van een dier met behulp van een G-sensor.
EP2497360B1 (en) System and method for individually checking and feeding animals without (working) identification label
FR3060742B1 (fr) Systeme de detection de temperature utilisant une radio-etiquette comprenant une thermo-resistance
NL2006796C2 (nl) Systeem voor het observeren van dieren.
JP2006320290A (ja) 個体状態推定システム、個体状態推定方法
EP3381273B1 (en) Determination of life of animal management tags
NL2025037B1 (nl) Locatievalidatie-eenheid voor het valideren van een locatie van ten minste één dier, veebeheersysteem, werkwijze en computer programma.
NL2016113B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het detecteren en registreren van weidegang van vee.
KR20200033197A (ko) 객체 식별 방법 및 장치
CN117545347A (zh) 用于调查动物进食行为的方法和控制设备
AU2006251863B2 (en) Animal management system
NZ506431A (en) Radio transmitter receiver transceiver system for recording interactions between animals
NZ233489A (en) Identifying tag attached to article: reading circuit completed through ground