NL2012991B1 - Off-road voertuig. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een off-road voertuig, omvattende een chassis met een voorste deel waaraan een linker en rechter voorwielophanging zijn bevestigd, een achterste deel waaraan de linker en rechter achterwielophanging zijn bevestigd, en een centraal deel dat is gevormd door een enkel hol kokervormig chassisbalkelement, waarbij de genoemde voorwiel- en achterwielophangingen onderling zodanig uitwisselbaar zijn uitgevoerd, dat elk ervan aan het chassis bevestigbaar is voor het fungeren als een willekeurige van de genoemde linker en rechter voorwielophanging en linker en rechter achterwielophanging.

Description

Korte aanduiding: Off-road voertuig Beschrijving

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een off-road voertuig.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een off-road voertuig dat eenvoudig kan worden onderhouden en gerepareerd en dat een licht en stijf chassis heeft.

Het genoemde doel is bereikt met het off-road voertuig volgens de onderhavige uitvinding, omvattende een linker en een rechter voorwielophanging, een linker en een rechter achterwielophanging, een chassis dat in hoofdzaak is opgebouwd uit een voorste deel waaraan de linker en rechter voorwielophanging zijn bevestigd, een achterste deel waaraan de linker en rechter achterwielophanging zijn bevestigd, en een centraal deel dat tussen het voorste deel en het achterste deel is gelegen en dat het voorste met het achterste deel verbindt, welk centraal deel is gevormd door een enkel hol kokervormig chassisbalkelement, waarbij de genoemde voorwiel- en achterwielophangingen onderling zodanig uitwisselbaar zijn uitgevoerd, dat elk ervan aan het chassis bevestigbaar is voor het fungeren als een willekeurige van de genoemde linker en rechter voorwielophanging en linker en rechter achterwielophanging, elke van de genoemde voorwiel- en achterwielophangingen omvattende een onderste en bovenste wieldraagarm die zwenkbaar om een respectievelijke in langsrichting van het voertuig gerichte zwenkaslijn met het chassis zijn verbonden, een fusee dat van het chassis af gelegen uiteinden van de onderste en bovenste wieldraagarm onderling verbindt, een wielas die aan het fusee is voorzien en waaraan een wiel roteerbaar bevestigbaar is, en omvattende koppelmiddelen via welke de wielas koppelbaar is met een aandrijfas, voor het zodoende aandrijfbaar kunnen maken van het bijbehorend wiel, en een veerorgaan waarmee de wielophanging ten opzichte van het chassis is afgeveerd, het voertuig verder omvattende een aandrijfmotor, bij voorkeur een verbrandingsmotor, die aan het chassis is bevestigd en die via aandrijfassen werkzaam met de wielen van de voorwielophangingen en/of de wielen van de achterwielophangingen is verbonden, een stuurinrichting die via stuurstangen werkzaam met ten minste de wielen van de voorwielophangingen is verbonden voor het in bedrijf kunnen sturen van ten minste de voorwielen, waarbij elke van de genoemde voorwiel- en achterwielophangingen zodanig is ontworpen dat het fusee ervan koppelmiddelen heeft via welke het fusee koppelbaar is met een stuurstang van de stuurinrichting, voor het zodoende stuurbaar kunnen maken van het bijbehorend wiel.

Een voordeel van het voertuig volgens de onderhavige uitvinding, is dat door het in bijzonder hoge mate zodanig gelijk uitvoeren van alle van de voor- en achterwielophangingen, met voor elke wielophanging de mogelijkheid om het betreffende wiel ervan gestuurd en/of aangedreven te maken, een kostentechnisch gunstig voertuig is verschaft dat eenvoudig te onderhouden en repareren is. Verder hoeft er bijvoorbeeld maar een enkele set vervangingsonderdelen van een wielophanging te worden meegenomen voor het in bedrijf van het voertuig toch kunnen repareren van een eventueel mankement aan elke willekeurige van de wielophangingen. Het chassis dat in hoofdzaak door een enkel hol kokervormig chassisbalkelement is gevormd verschaft een erg licht en stijf chassis dat eenvoudig aanpasbaar is, zoals fabriceerbaar in diverse lengten, aan een gewenste uitvoering van het voertuig. Bovendien verschaft de holle kokervorm de mogelijkheid om hierin onderdelen van de voertuigaandrijving zoals aandrijfassen, tussenbak, brandstofleidingen, en dergelijk in onder te brengen zodat deze componenten in hoge mate worden beschermd tegen omgevingsinvloeden.

Het is gunstig indien het veerorgaan van elk van de wielophangingen zich uitstrekt tussen de bovenste wieldraagarm ervan en het chassis.

Bij voorkeur omvat het veerorgaan twee afzonderlijke veerelementen die zich onderling parallel en tussen de bovenste wieldraagarm en het chassis uitstrekken. In bedrijf is hierdoor de belasting per veerelement lager, hetgeen in het bijzonder in off-road bedrijf van voordeel is. Het is verder gunstig indien elk van de wielophangingen een double-wishbone, ofwel dubbele A-arm, wielophanging is. Een dergelijke wielophanging is robuust en bovendien is er hierdoor een hoge mate van ontwerpvrijheid voor in het bijzonder het chassis.

Bij grote voorkeur zijn van elk van de wielophangingen ten minste de bovenste wieldraagarm, de onderste wieldraagarm en het fusee onderling identiek uitgevoerd, en bij voorkeur tevens de wielas en het veerorgaan. In dit kader is het gunstig indien het fusee aan twee tegenovergelegen zijden ervan, in bedrijf een voorzijde in rijrichting gezien en een achterzijde, koppelorganen heeft voor het losmaakbaar met een stuurstang kunnen koppelen van het fusee. De koppelorganen betreffen bij voorkeur schroefgaten. Het fusee is bij voorkeur blokvormig. Het fusee heeft bij voorkeur aan een boven- en onderzijde, verdere koppelorganen, bij voorkeur gevormd door schroefgaten, voor het losmaakbaar met een wieldraagarm verbinden van het fusee.

Bij voorkeur omvat elk van de wielophangingen een reminrichting, bij voorkeur gevormd door een schijfrem. De reminrichting is bij voorkeur losmaakbaar koppelbaar met het fusee.

Bij verdere voorkeur heeft elk van de wielophangingen een met de wielas ervan verbonden aandrijfas, welke aandrijfassen bij voorkeur onderling identiek zijn.

Bij voorkeur is de aandrijfmotor aan het voorste deel van het chassis voorzien, waarbij een verder aandrijfasorgaan dat de aandrijfmotor met de aandrijfassen van de achterwielen verbindt, zich door het kokervormig centraal deel van het chassis heen uitstrekt. Hierdoor is het aandrijfasorgaan in hoge mate beschermd tegen omgevingsinvloeden.

Het centraal deel van het chassis heeft bij voorkeur een rechthoekige dwarsdoorsnede, bij voorkeur met een hoogte die groter is dan de breedte, en is bij voorkeur opgebouwd uit zich in voertuiglangsrichting tussen het voorste en het achterste deel van het chassis uitstrekkende stalen profielen die hoeken van de rechthoekvorm bepalen, tussen welke profielen plaatelementen zijn gelast, bij grote voorkeur aan alle vier omtrekszijden, die verhoogde stijfheid verschaffen aan het chassis.

Het is hierbij gunstig indien het voertuig een tussen de aandrijfassen van de voorwielen voorzien differentieel en een tussen de aandrijfassen van de achterwielen voorzien verder differentieel omvat, welk differentieel en verder differentieel bij voorkeur onderling uitwisselbaar zijn en bij verdere voorkeur identiek zijn.

Bij voorkeur heeft de stuurinrichting een voorstuurinrichting omvattende stuurstangen die werkzaam met de voorwielen zijn verbonden, en een achterstuurinrichting heeft omvattende stuurstangen die werkzaam met de achterwielen zijn verbonden, welke voorstuurinrichting en achterstuurinrichting bij voorkeur onderling uitwisselbaar zijn uitgevoerd en bij verdere voorkeur identiek zijn. De achterstuurinrichting is bij voorkeur ingericht voor het bewerkstelligen van een meestuuractie.

Het is verder gunstig indien aan weerslangszijden van het chassis verbindingselementen zijn voorzien voor het met een carrosserie verbinden van het chassis, waarbij bij voorkeur aan elke van de weerslangszijden twee in voertuiglangsrichting op afstand van elkaar gelegen verbindingselementen zijn voorzien. De verbindingselementen zijn bij voorkeur op een in bedrijf lager gelegen deel van het chassis voorzien zodat deze hierdoor goed bereikbaar zijn. Bij voorkeur betreffen de verbindingselementen steunnokken die tevens zijn ingericht voor het verschaffen van een schroefverbinding met de carrosserie. De carrosserie kan hierdoor snel en eenvoudig van het chassis worden losgemaakt in geval van reparatie aan het chassis.

Het is bovendien gunstig indien ter plaatse van de overgang van het centraal deel van het chassis en respectievelijk het voorste en het achterste deel van het chassis een zich dwars op de voertuiglangsrichting uitstrekkende kopse plaat is voorzien. De kopse plaat steekt bij voorkeur boven het centraal deel van het chassis uit en is daar ingericht om met de carrosserie van het voertuig te zijn verbonden. Een dergelijke constructie verschaft het chassis en door de verbinding met de carrosserie ook het voertuig als geheel een hogere stijfheid en bovendien vormt het een verdere afscherming van het binnenste van het centraal deel van het chassis. De plaat is bij voorkeur uit staal vervaardigd. Alternatief is de plaat van Dyneema, d.w.z. een plaat van kunststofvezel op basis van UHMWPE (ultra high molecular weight polyethylene), om zodoende het binnenste van het centraal chassisdeel ballistisch af te schermen.

Bij voorkeur omvat het voertuig een brandstofsysteem omvattende een aantal, bij grote voorkeur twee, hoofdtanks, bij voorkeur van aluminium voor het vergroten van een brandstof koelende functie ervan. Het brandstofsysteem omvat verder een centrale catchtank, eveneens bij voorkeur uit aluminium, waarin in bedrijf de brandstof uit beide hoofdtanks verzameld wordt via toevoerleidingen uit elke van het aantal hoofdtanks. Hierdoor kan er ook bij hoge G-krachten en wisselende oriëntatie van het voertuig in het bijzonder op ruw terrein, toch voldoende brandstof aangeboden worden aan een systeem brandstofpomp ten behoeve van toevoer van brandstof, via een verdere toevoerleiding, aan de aandrijfmotor. In de verdere toevoerleiding is een brandstoffilter geplaatst met waterafscheider met bij voorkeur een niveau sensor en/of een verwarmingselement. In een brandstoftoevoerleiding voor de injectoren is een tweede brandstoffilter geplaatst dat een fijnere filter werking heeft dan die van het brandstoffilter in de verdere toevoerleiding. Verder is er een brandstof retourleiding vanaf de motor tot in elke van de hoofdtanks voorzien. Het met het boven omschreven brandstofsysteem gerealiseerde principe berust op een ringleidingsysteem, waarin de brandstof een geconditioneerde brandstof temperatuur heeft door de koelende werking van de tanks en optioneel aanvullend door het verwarmingselement van het brandstoffilter. Het verwarmingselement kan elektronisch gestuurd zijn, zoals door middel van een voertuig-ECU, op basis van met temperatuursensoren gemeten omgevings- en koelvloeistoftemperatuur.

Het brandstofsysteem is in hoge mate in het chassis geïntegreerd, bij voorkeur in het centrale deel ervan, waarbij ten minste de catchtank is opgenomen in het centraal deel van het chassis, waardoor deze in hoge mate beschermd is tegen omgevingsinvloeden. Overige componenten van het brandstofsysteem zoals de genoemde brandstofpomp en filters en de diverse leidingen zijn ook in het chassis voorzien, eveneens bij voorkeur in het centraal deel ervan. Naast de door het chassis bewerkstelligde bescherming van het brandstofsysteem is het tevens eenvoudig te conditioneren als gevolg van de plaatsing in het chassis.

De onderhavige uitvinding zal navolgend worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende figuren, waarin: - Figuur 1 in driedimensionale weergave een voorkeursuitvoeringsvorm van een voertuig volgens de uitvinding toont, - Figuur 2 in gedeeltelijke explosieweergave het voertuig volgens figuur 1 toont, - Figuur 3 in driedimensionale weergave een deel van het voertuig volgens figuur 1 toont, - Figuur 4a detail IVa volgens figuur 3 toont, - Figuur 4b detail IVb volgens figuur 3 toont, - Figuur 5 in bovenaanzicht een deel van het voertuig volgens figuur 1 toont, - Figuur 6 in bovenaanzicht een deel van het voertuig volgens figuurl toont, - Figuur 7 het deel van het voertuig volgens figuur 6 in driedimensionale weergave toont, en - Figuur 8 in bovenaanzicht een deel van het voertuig volgens figuur 1 toont.

Het in figuren 1-8 getoonde off-road voertuig 1 volgens de uitvinding is ontworpen voor zware off-road toepassingen zoals een hulpvoertuig, zoals bijvoorbeeld een ambulance, voor ruw terrein, of bijvoorbeeld een militair voertuig. Voor dergelijke voertuigen is het van groot belang dat het operationeel blijft. Dat wil zeggen, in geval van een probleem met een onderdeel, in het bijzonder van het rijdend gedeelte omvattende de wielophangingen en de aandrijflijn, dient dit goed bereikbaar te zijn en eenvoudig te kunnen worden gerepareerd dan wel vervangen.

Het voertuig 1 zoals in zijn geheel in figuur 1 getoond heeft een onderbouw 2 en een bovenbouw 3. Zie figuur 2. De bovenbouw 3 omvat een carrosserie 4, die in figuren 1 en 2 overigens onafgewerkt en bij wijze van “geraamte” is getoond. Hierop kunnen zoals duidelijk zal zijn diverse additionele onderdelen gemonteerd worden, afhankelijk van de beoogde functie van het voertuig 1. De carrosserie 4 kan naar keuze zijn vormgegeven zijn. Zoals hieronder nog zal worden toegelicht dient de carrosserie op enkele vaste koppelpunten met het chassis te worden gekoppeld.

De onderbouw 2 heeft een chassis 10 dat een centraal deel 12 omvat dat is gevormd door een enkel hol chassisbalkelement. Zie in het bijzonder figuren 2 en 3. Het centraal deel 12 is aan een voorzijde ervan (gezien in rijrichting 9 van het voertuig die parallel is aan de voertuiglangsrichting) met een voorste deel 13 van het chassis 10 verbonden, en aan een tegenovergelegen achterzijde ervan met een achterste deel 14. Zie ook het bovenaanzicht volgens figuur 5.

Het chassis 10 is opgebouwd uit onderling gelaste staalprofielen waarbij het centraal chassisdeel 12 een rechthoekige dwarsdoorsnede heeft met een hoogte die een weinig groter is dan de breedte. Op de hoeken zijn langsprofielen 7 voorzien die zich over de lengte van het centraal deel 12 uitstrekken. De langsprofielen 7 zijn met dwarsverbindingsstukken onderling verbonden en tevens aan alle omtrekszijden met stalen platen 8 om zodoende de holle kokervorm te realiseren.

Ter plaatse van de overgang tussen het centraal chassisdeel 12 en het achterste chassisdeel 14, op de in figuur 2 aangegeven locatie 91, is een dyneema plaat 90 bevestigd die met een hoger deel ervan tot boven het chassis 10 uitsteekt. Een dergelijke plaat is eveneens bij de overgang tussen het centraal chassisdeel 12 en het voorste chassisdeel 13 voorzien.

De carrosserie 4 van de bovenbouw 2 is op eenvoudige wijze via verbindingselementen 82 aan weerslangszijden van het chassis 10, ongeveer ter plaatse van de overgang tussen het voorste 13 respectievelijk achterste 14 chassisdeel en het centraal deel 12, met het chassis 10 verbonden. De verbindingselementen zijn nokken ingericht voor schroefverbinding met de carrosserie en zijn aan de aan de onderzijde van de kokervorm gelegen langsprofielen 7, aan weerslangszijden van het centraal deel, aan de respectievelijke langsprofielen 7 gelast. Verder wordt de carrosserie 4 door middel van een schroefverbinding met het bovengenoemde boven het chassis 10 uitstekende gedeelte van de plaat 90 bevestigd. Door deze combinatie van verbindingen tussen chassis 10 en carrosserie 4 wordt een bijzonder stijve constructie verkregen.

Aan het voorste deel 13 is een linker voorwielophanging 20 en een rechter voorwielophanging 22 gemonteerd. Aan het achterste deel 14 is een linker achterwielophanging 24 en een rechter achterwielophanging 26 gemonteerd. De genoemde voorwiel- en achterwielophangingen 20, 22 respectievelijk 24, 26 zijn onderling zodanig uitwisselbaar uitgevoerd, dat elk ervan aan het chassis 10 bevestigbaar is voor het fungeren als een willekeurige van de genoemde linker en rechter voorwielophanging 20, 22 en linker en rechter achterwielophanging 24, 26. Elke van de genoemde voorwiel- en achterwielophangingen 20-26 betreft een double wishbone wielophanging en omvat een onderste 30 en bovenste wieldraagarm 32 die zwenkbaar om een in langsrichting van het voertuig gerichte respectievelijke zwenkaslijn 34; 36 met het chassis 10 zijn verbonden. De onderste wieldraagarm 30 is in hoofdzaak A-vormig en is via twee zwenkbussen 38 zwenkbaar om zwenkaslijn 34 met het chassis 10 verbonden. De bovenste wieldraagarm 32 is in hoofdzaak A-vormig en is via twee zwenkbussen 40 zwenkbaar om zwenkaslijn 36 met het chassis 10 verbonden. De vrije uiteinden ofwel toppen van de A-vorm van de wieldraagarmen 30, 32 zijn onderling via een fusee 42 verbonden. Elk fusee 42 heeft een wielas 44 die roteerbaar in het fusee 42 is voorzien en waaraan een wiel 46 roteerbaar bevestigbaar is. De wielas 44 heeft koppelmiddelen 47 via welke de wielas 44 koppelbaar is met een aandrijfstang 48, voor het zodoende aandrijfbaar maken van het bijbehorend wiel 46. Verder is de bovenste wieldraagarm 32 van elk van de wielophangingen 20-26 via een het veerorgaan vormende dubbele schokbreker 50 met het chassis 10 verbonden om zodoende de bijbehorende respectievelijke wielophanging 20, 22, 24, 26 ten opzichte van het chassis af te veren. De wielophangingen 20, 22, 24, 26 zijn in zoverre onderling identiek dat elk ervan eenzelfde onderste wieldraagarm 30, bovenste wieldraagarm 32, en fusee 42 heeft.

Verder omvat het voertuig een omwille van de duidelijkheid enkel zeer schematisch in figuur 5 getoonde aandrijfmotor 60 die in een motorruimte 66 in het voorste deel 13 van het chassis 10 is gevormd is ondergebracht. De aandrijfmotor 60 is via een transmissie 64 met een differentieel 62 verbonden die de transmissie met de aandrijfassen 48 van de voorwielophangingen 20, 22 verbindt. Via verdere aandrijfassen 68-70 die zich door het centraal kokervormig deel 12 van het chassis 10 heen uitstrekken is de transmissie 64 tevens met een differentieel 62’ verbonden die de aandrijfas 70 met de aandrijfassen 48 van de achterwielophangingen 24, 26 verbindt. Tussen assen 69 en 70 kan een tussenbak zijn gemonteerd. Het differentieel 62 aan de voorzijde is gelijk aan het differentieel 62’ aan de achterzijde, mede door de eveneens onderling gelijke wielaandrijfassen 48.

Verder heeft het voertuig een stuurinrichting 72 die een stuur 73 omvat dat werkzaam met een voorste stuurinrichting 74, ten behoeve van sturing van wielen 46 van de voorwielophangingen 20, 22, en werkzaam, zoals langs hydraulische weg, met een achterste stuurinrichting 74’, ten behoeve van sturing van wielen 46 van de achterwielophangingen 24, 26 is verbonden.

Verder heeft elk van de wielophangingen 20-26 een reminrichting 76 die een schijfrem omvat. De fusees 42 zijn alle gelijk. Onafhankelijk van de positie van een fusee 42, dat wil zeggen in een linker- of rechter wielophanging, voor of achter, kan er een stuurstang 75 van de stuurinrichting 74 mee gekoppeld worden en kan er een reminrichting 76 mee gekoppeld worden. Locatie van stuurstang 75 en reminrichting 76 is zoals met name in figuur 6 zichtbaar is, afhankelijk van de positie van het bijbehorend fusee 42.

Zoals schematisch in figuur 8 is getoond heeft het voertuig 1 een brandstofsysteem omvattende een twee hoofd-brandstoftanks 95, 95’ van aluminium, bij voorkeur voor benzine of diesel. De hoofdtanks 95, 95’ zijn aan de achterzijde van het voertuig 1, elk boven een wielophanging, met het achterste deel 14 van het chassis 10 verbonden. Het brandstofsysteem omvat verder een centrale catchtank 96, eveneens uit aluminium, waarin in bedrijf de brandstof uit beide hoofdtanks 95, 95’ verzameld wordt via toevoerleidingen 101 uit elke van de twee hoofdtanks 95, 95’. Vanuit de catch-tank 96 stroomt in bedrijf brandstof naar een systeem brandstofpomp 97 die in een verdere toevoerleiding 98 tussen de aandrijfmotor 60 van het voertuig en de catch-tank 96 is opgenomen. In de verdere toevoerleiding 98 is verder een brandstoffilter 102 geplaatst met waterafscheider met een niveau sensor en een verwarmingselement. Verder is er een brandstof retourleiding 100 vanaf de aandrijfmotor 60 tot in elke van de hoofdtanks 95, 95’ voorzien, en is er een respectievelijke nivelleringsleiding 99 tussen de catch-tank 96 en elk van de hoofdtanks 95, 95’ voorzien.

De catchtank 96 en brandstofpomp 97 zijn opgenomen binnenin het centraal deel 12 van het chassis 10, waardoor deze in hoge mate beschermd zijn tegen omgevingsinvloeden. Ook de brandstofleiding 98 en de retourleiding 100 zijn om die reden door het centraal deel 12 van het chassis 10 heen aangebracht.

Claims (12)

1. Off-road voertuig, omvattende - een linker en een rechter voorwielophanging, - een linker en een rechter achterwielophanging, - een chassis dat in hoofdzaak is opgebouwd uit een voorste deel waaraan de linker en rechter voorwielophanging zijn bevestigd, een achterste deel waaraan de linker en rechter achterwielophanging zijn bevestigd, en een centraal deel dat tussen het voorste deel en het achterste deel is gelegen en dat het voorste met het achterste deel verbindt, welk centraal deel is gevormd door een enkel hol kokervormig chassisbalkelement, waarbij de genoemde voorwiel- en achterwielophangingen onderling zodanig uitwisselbaar zijn uitgevoerd, dat elk ervan aan het chassis bevestigbaar is voor het fungeren als een willekeurige van de genoemde linker en rechter voorwielophanging en linker en rechter achterwielophanging, elke van de genoemde voorwiel- en achterwielophangingen omvattende - een onderste en bovenste wieldraagarm die zwenkbaar om een respectievelijke in langsrichting van het voertuig gerichte zwenkaslijn met het chassis zijn verbonden, - een fusee dat van het chassis af gelegen uiteinden van de onderste en bovenste wieldraagarm onderling verbindt, - een wielas die aan het fusee is voorzien en waaraan een wiel roteerbaar bevestigbaar is, en omvattende koppelmiddelen via welke de wielas koppelbaar is met een aandrijfas, voor het zodoende aandrijfbaar kunnen maken van het bijbehorend wiel, en - een veerorgaan waarmee de wielophanging ten opzichte van het chassis is afgeveerd, het voertuig verder omvattende - een aandrijfmotor die aan het chassis is bevestigd en die via aandrijfassen werkzaam met de wielen van de voorwielophangingen en/of de wielen van de achterwielophangingen is verbonden, - een stuurinrichting die via stuurstangen werkzaam met ten minste de wielen van de voorwielophangingen is verbonden voor het in bedrijf kunnen sturen van ten minste de voorwielen, waarbij elke van de genoemde voorwiel- en achterwielophangingen zodanig is ontworpen dat het fusee ervan koppelmiddelen heeft via welke het fusee koppelbaar is met een stuurstang van de stuurinrichting, voor het zodoende stuurbaar kunnen maken van het bijbehorend wiel.

2. Voertuig volgens conclusie 1, waarbij het veerorgaan van elk van de wielophangingen zich uitstrekt tussen de bovenste wieldraagarm ervan en het chassis.

3. Voertuig volgens conclusie 2, waarbij het veerorgaan twee afzonderlijke veerelementen omvat die zich onderling parallel en tussen de bovenste wieldraagarm en het chassis uitstrekken.

4. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elk van de wielophangingen een double-wishbone wielophanging is.

5. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste de bovenste wieldraagarm, de onderste wieldraagarm en het fusee van elk van de wielophangingen identiek zijn uitgevoerd.

6. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elk van de wielophangingen een met de wielas ervan verbonden aandrijfas heeft, welke aandrijfassen onderling identiek zijn.

7. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de aandrijfmotor aan het voorste deel van het chassis is voorzien, waarbij een verder aandrijfasorgaan dat de aandrijfmotor met de aandrijfassen van de achterwielen verbindt, zich door het kokervormig centraal deel van het chassis heen uitstrekt.

8. Voertuig volgens conclusie 6 en 7, omvattende een tussen de aandrijfassen van de voorwielen voorzien differentieel en een tussen de aandrijfassen van de achterwielen voorzien verder differentieel.

9. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stuurinrichting een voorstuurinrichting heeft omvattende stuurstangen die werkzaam met de voorwielen zijn verbonden, en een achterstuurinrichting heeft omvattende stuurstangen die werkzaam met de achterwielen zijn verbonden.

10. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij aan weerslangszijden van het chassis verbindingselementen zijn voorzien voor het met een carrosserie verbinden van het chassis, waarbij bij voorkeur aan elke van de weerslangszijden twee in voertuiglangsrichting op afstand van elkaar gelegen verbindingselementen zijn voorzien.

11. Voertuig volgens conclusie 10, waarbij althans ongeveer ter plaatse van de overgang van het centraal deel van het chassis en respecievelijk het voorste en/of het achterste deel van het chassis een zich dwars op de voertuiglangsrichting uitstrekkende plaat is voorzien die bij voorkeur boven het centraal deel van het chassis uitsteekt en is ingericht om met de carrosserie van het voertuig te zijn verbonden.

12. Voertuig volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een brandstofsysteem met twee hoofdtanks voor het daarin houden van brandstof ten behoeve van de aandrijfmotor, en met een centrale catchtank voor het daarin houden van brandstof die via tussen de catchtank en elk van de hoofdtanks voorziene toevoerleidingen uit de hoofdtanks afkomstig is, voor het in bedrijf vanuit de catchtank via een verdere toevoerleiding toevoeren van brandstof aan de aandrijfmotor, waarbij ten minste de centrale catchtank in het centraal deel van het chassis is ondergebracht.