NL2012645B1 - Stal, omvattende ten minste één voerinrichting en ten minste één afzonderlijke drenkinrichting. - Google Patents

Stal, omvattende ten minste één voerinrichting en ten minste één afzonderlijke drenkinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL2012645B1
NL2012645B1 NL2012645A NL2012645A NL2012645B1 NL 2012645 B1 NL2012645 B1 NL 2012645B1 NL 2012645 A NL2012645 A NL 2012645A NL 2012645 A NL2012645 A NL 2012645A NL 2012645 B1 NL2012645 B1 NL 2012645B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
dairy
animal
feed
dairy animal
animals
Prior art date
Application number
NL2012645A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2012645A (nl
Inventor
Van Den Berg Karel
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL2012645A priority Critical patent/NL2012645B1/nl
Priority to PCT/NL2015/050230 priority patent/WO2015160241A1/en
Priority to US15/125,940 priority patent/US20170079240A1/en
Priority to CA2942897A priority patent/CA2942897A1/en
Priority to EP15722276.1A priority patent/EP3131387B1/en
Publication of NL2012645A publication Critical patent/NL2012645A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2012645B1 publication Critical patent/NL2012645B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/02Automatic devices
    • A01K5/0216Automatic devices for the distribution of liquid fodder
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K29/00Other apparatus for animal husbandry
    • A01K29/005Monitoring or measuring activity, e.g. detecting heat or mating
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/01Feed troughs; Feed pails
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/02Automatic devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/02Automatic devices
    • A01K5/0275Automatic devices with mechanisms for delivery of measured doses
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K5/00Feeding devices for stock or game ; Feeding wagons; Feeding stacks
    • A01K5/02Automatic devices
    • A01K5/0291Automatic devices with timing mechanisms, e.g. pet feeders
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K7/00Watering equipment for stock or game
    • A01K7/02Automatic devices ; Medication dispensers

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Biophysics (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)
  • Fodder In General (AREA)

Abstract

Een stal (1) voor het onderbrengen van een aantal melkdieren (10) omvat ten minste één voerinrichting (2, 20) voor het aanbieden van voer aan de melkdieren (10); besturingsmiddelen (40), ingericht voor het bepalen van de identiteit van een individueel melkdier (10) bij de voerinrichting (2, 20) en een dosering en/of samenstelling van het door de voerinrichting (2, 20) aan dat melkdier (10) aan te bieden voer; ten minste één afzonderlijke drenkinrichting (3, 30) voor het aanbieden van drinkwater aan de melkdieren (10); en toevoermiddelen (33) voor het toevoeren van krachtvoer aan het door de drenkinrichting (3, 30) aan de melkdieren (10) aan te bieden drinkwater, waarbij de besturingsmiddelen (40) voorts zijn ingericht voor het bepalen van de identiteit van een individueel melkdier (10) bij de drenkinrichting (3, 30) en een dosering en/of samenstelling van het voor dat melkdier (10) aan het drinkwater toe te voeren krachtvoer.

Description

Stal, omvattende ten minste één voerinrichting en ten minste één afzonderlijke drenkinrichting
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een stal voor het onderbrengen van een aantal melkdieren.
De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een stal voor het onderbrengen van een aantal melkdieren, omvattende ten minste één voerinrichting voor het aanbieden van voer, waaronder krachtvoer, aan de melkdieren, ingericht om het voer te doseren voor individuele melkdieren; en besturingsmiddelen, ingericht voor het bepalen van de identiteit van een individueel melkdier bij de voerinrichting en het op basis van de vastgestelde identiteit bepalen van een dosering en/of samenstelling van het door de voerinrichting aan dat melkdier aan te bieden voer.
Bijvoorbeeld uit WO-2008/048180-A1 is bekend een stal voorzien van een systeem voor het bepalen en besturen van de toevoer van consumeerbare materieaan melkdieren. Het systeem omvat een toevoerinrichting voor het toevoeren van de materie aan een voerbak waaruit de dieren kunnen eten en/of drinken, en een besturingseenheid die de toevoer van de materie aan de voerbak bestuurt. Het systeem heeft tevens een analyse-inrichting voor het analyseren van melk van een individueel melkdier ten aanzien van ten minste één eigenschap van de melk. De besturingseenheid is zodanig opgesteld, dat deze informatie van de analyse-inrichting kan ontvangen en automatisch de samenstelling van de aan de voerbak toegevoerde materie kan besturen, in afhankelijkheid van de informatie van de analyse-inrichting.
Het bekende systeem voor het bepalen en besturen van de toevoer van consumeerbare materie aan melkdieren wordt toegepast om automatisch diverse ongewenste fysiologische condities van melkdieren op te kunnen sporen en te kunnen behandelen. Hierdoor kan de gezondheid van de dieren worden bevorderd en/of de melkproductie van de dieren goed op peil worden gehouden. In het bijzonder wordt op basis van een analyse van de melk van elk melkdier bepaald of er behoefte is aan toevoegingen aan het voer voor het desbetreffende melkdier. In een praktische uitvoeringsvorm is het systeem verder ingericht voor het herkennen van individuele dieren bij de voerbak. Ook kan bij het bepalen van de toevoer van de materie voor een bepaald melkdier rekening gehouden met andere informatie ten aanzien van het melkdier, bijvoorbeeld of het dier pas een jong heeft gekregen.
Aan de werking van het bekende systeem ligt de aanname ten grondslag dat alle melkdieren voer tot zich nemen bij de voerbak. In de praktijk blijkt het echter voor te komen dat van een groep van melkdieren in een stal enkele dieren, bijvoorbeeld 5% van de totale groep, de voerbak mijden, waardoor het gevaar ontstaat dat deze dieren te weinig voer binnenkrijgen, hetgeen een negatieve invloed kan hebben op de conditie en/of de melkproductie van deze dieren. Het is een opgave van de uitvinding om een oplossing voor dit probleem te verschaffen. In het bijzonder is het een opgave van de uitvinding om een stal te verschaffen waarvan de inrichting waarborgt dat alle melkdieren in de stal in voldoende mate krachtvoer binnenkrijgen, waarbij de dosering en/of samenstelling van het krachtvoer op de individuele behoeften van de dieren kan worden afgestemd.
De uitvinding voorziet in een stal voor het onderbrengen van een aantal melkdieren, omvattende ten minste één voerinrichting voor het aanbieden van voer, waaronder krachtvoer, aan de melkdieren, ingericht om het voer te doseren voor individuele melkdieren; en besturingsmiddelen, ingericht voor het bepalen van de identiteit van een individueel melkdier bij de voerinrichting en het op basis van de vastgestelde identiteit bepalen van een dosering en/of samenstelling van het door de voerinrichting aan dat melkdier aan te bieden voer. De stal volgens de uitvinding omvat voorts ten minste één afzonderlijke drenkinrichting voor het drenken van de melkdieren, ingericht voor het op individuele basis laten drinken van drinkwater door de melkdieren; en toevoermiddelen voor het toevoeren van krachtvoer, in het bijzonder ten minste één van in water oplosbaar krachtvoer en met water vermengbaar krachtvoer, aan het door de drenkinrichting aan de melkdieren aan te bieden drinkwater, waarbij de besturingsmiddelen voorts zijn ingericht voor het bepalen van de identiteit van een individueel melkdier bij de drenkinrichting en het op basis van de vastgestelde identiteit bepalen van een dosering en/of samenstelling van het voor dat melkdier aan het drinkwater toe te voeren krachtvoer.
Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag dat het voor alle melkdieren in een stal zo is dat ze geneigd zijn om op regelmatige basis te drinken. Voor de dieren die weinig eten en daardoor minder krachtvoer binnenkrijgen dan wenselijk is, kan dan via een drenkvoorziening in de stal beter gegarandeerd worden dat deze dieren de juiste hoeveelheden krachtvoer tot zich nemen. Ook biedt toepassing van de uitvinding de mogelijkheid om voor dieren die tijdelijk extra krachtvoer nodig hebben, te garanderen dat de gewenste verhoogde inname door het dier ook daadwerkelijk kan plaatsvinden, eventueel zonder dat het nodig is deze dieren ertoe te brengen bij de voerinrichting meer voer tot zich te nemen.
Zoals hierboven is beschreven, omvat de stal volgens de uitvinding ten minste één voerinrichting voor het aanbieden van voer, waaronder krachtvoer, aan de melkdieren, ingericht om het voer te doseren voor individuele melkdieren. De voerinrichting dient om de dieren van voer te voorzien, waaronder in droge vorm of als een slurrie, dat wil zeggen, als een mix van droge stof en water. De stal omvat voorts besturingsmiddelen die zijn ingericht voor het bepalen van de identiteit van een individueel melkdier bij de voerinrichting en het op basis van de vastgestelde identiteit bepalen van een dosering en/of samenstelling van het door de voerinrichting aan dat melkdier aan te bieden voer. Op basis hiervan is het mogelijk elk melkdier een passende hoeveelheid voer aan te bieden zodra het dier zich bij de voerinrichting bevindt. De besturingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld werkzaam in verbinding staan met een camera voor het detecteren van individuele melkdieren, of kunnen zijn ingericht om op basis van technieken als bluetooth of RFID (radio frequency identification) uit te maken waar elk melkdier zich in de stal bevindt of tenminste dieren waar te kunnen nemen en te kunnen identificeren zodra ze zich bij de voerinrichting of de drenkinrichting bevinden.
Volgens de uitvinding is de stal voorzien van ten minste één afzonderlijke drenkinrichting, dat wil zeggen, een drenkinrichting die niet samenvalt met de voerinrichting. De drenkinrichting kan in beginsel zodanig zijn verschaft dat deze vanaf een zelfde plaats bereikbaar is door de melkdieren als de voerinrichting. In het bijzonder is de drenkinrichting echter verschaft op een andere plaats dan de voerinrichting, zodanig dat het melkdier zich moet verplaatsen van de voer- naar de drenkinrichting en omgekeerd. Hierdoor kan worden bereikt dat de melkdieren het drinken met een andere plaats in de stal associëren dan het tot zich nemen van voer.
Dit is met name van belang voor die dieren die niet of nauwelijks geneigd zijn om de voerinrichting op regelmatige basis te bezoeken, in een dusdanige mate dat ze niet aan de hoeveelheid voer komen die goed voor ze zou zijn. Volgens de uitvinding zijn geen maatregelen nodig om het gedrag van dergelijke dieren te corrigeren, aangezien de uitvinding voorziet in een mogelijkheid om krachtvoer aan dergelijke dieren te verstrekken via de drenkinrichting. Onder toepassing van de besturingsmiddelen kan een dergelijk dier bij de drenkinrichting worden geïdentificeerd, en kan een op het dier toegesneden toevoer van krachtvoer aan het aan te bieden drinkwater worden gerealiseerd.
Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat de drenkinrichting primair ingericht is om drinkwater aan de melkdieren aan te bieden, waarbij er voor bepaalde melkdieren ook een component krachtvoer aan kan worden toegevoegd, terwijl dat voor de voerinrichting duidelijk anders is. Het kan wel zo zijn dat water in de voerinrichting wordt toegepast om voer in een natte vorm te kunnen aanbieden, dat daardoor gemakkelijker kan worden gegeten door de dieren. Maar dan nog zal het verschil met drinkwater duidelijk zijn. In de drenkinrichting zal het gewichtspercentage krachtvoer in het drinkwater doorgaans maximaal 20% zijn, terwijl in de voerinrichting daarentegen in beginsel (droog) voer wordt aangeboden, dat eventueel van een deel water of dergelijke wordt voorzien, zoals maximaal 20% water aan het voer toegevoegd.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de stal detectiemiddelen voor het tijdens een drinkbeurt van een melkdier in de drenkinrichting detecteren van ten minste één drinkkarakteristiek van het melkdier. Het is bijvoorbeeld praktisch om het volume aan drinkwater dat door het dier per tijdseenheid ingenomen wordt, te meten, zodat deze informatie door de besturingsmiddelen mee kan worden genomen in het bepalen van een geschikte toestroom van krachtvoer aan het water voor die gevallen waarin de drenkinrichting ingezet wordt om een dier te voeren, waarbij een maximum met betrekking tot de toestroom samenhangt met de wens om de drink-beleving van het dier niet te verstoren, derhalve met de wens om te bewerkstelligen dat het dier de toevoer van krachtvoer niet opmerkt. In algemene zin is het gunstig wanneer de detectiemiddelen met de besturingsmiddelen werkzaam in verbinding staan, waarbij de besturingsmiddelen dan zijn ingericht om op basis van de drink-karakteristiek de dosering en/of samenstelling van het voor het melkdier aan het drinkwater toe te voeren krachtvoer te bepalen.
De besturingsmiddelen kunnen een geheugen omvatten voor het opslaan van informatie van de detectiemiddelen ten aanzien van de drinkkarakteristiek van een individueel melkdier, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht om op basis van die informatie de dosering en/of samenstelling van het voor dat melkdier aan het drinkwater toe te voeren krachtvoer te bepalen. Wanneer in verband met een bepaald melkdier informatie ten aanzien van de drinkkarakteristiek bij eerdere drink-beurten van dat dier beschikbaar is, dan kan die informatie worden gebruikt om bij een nieuwe drinkbeurt een verwachting te kunnen hebben ten aanzien van de drinkkarakteristiek en mede daarop de dosering en/of samenstelling van het aan het drinkwater toe te voeren krachtvoer aan te passen.
In het algemeen is het praktisch wanneer de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het met behulp van de voerinrichting en de toevoermiddelen verstrekken van een vooraf bepaald voerrantsoen aan een melkdier, in het bijzonder per dag. Bij het bepalen van een dosering van voer in de voerinrichting, , en van een aanvullende dosering van krachtvoer in de drenkinrichting, kan dan direct het voerrantsoen in acht worden genomen, waardoor in ieder geval kan worden voorkomen dat er te veel voer aan een melkdier aangeboden wordt. Hierbij wordt opgemerkt dat het gedoseerde voer, inclusief het in het drinkwater verschafte voer, veelal krachtvoer is, waarbij ruwvoer vaak ad libitum wordt verstrekt. Dit laatste beperkt weliswaar de nauwkeurigheid waarmee de toevoer van energie en dergelijke kan worden gedetecteerd, maar verschaft nog steeds waardevolle managementinformatie. In stallen waar ook de ruwvoergift althans deels individueel wordt bepaald en gemeten, is uiteraard een nog betere managementinformatie beschikbaar. In het kader van de uitvinding kan de informatie ten aanzien van het voerrantsoen worden gebruikt om vast te stellen of het überhaupt nodig is om een bepaald dier bij te voeren via de drenkinrichting. Met name wanneer er informatie beschikbaar is dat het dier niet via de voerinrichting aan de voorgeschreven hoeveel voer komt, zal de drenkinrichting worden ingezet om de inname van krachtvoer door het dier op peil te krijgen.
Wanneer daarentegen het dier wel in voldoende mate voer binnenkrijgt door middel van de voerinrichting, kan de dosering van krachtvoer in de drenkinrichting op nul uitkomen.
Op een op zich bekende wijze kunnen de besturingsmiddelen zijn ingericht om op basis van ten minste één gegeven ten aanzien van het individuele melkdier het voerrantsoen voor dat melkdier te bepalen, waarbij het ten minste ene gegeven in het bijzonder omvat een melkopbrengst van het melkdier, een lactatiefase van het melkdier, een body condition score van het melkdier of een gewicht van het melkdier. Dergelijke gegevens zijn goed te koppelen aan een gewenst voerrantsoen, waarbij het koppelen met andere gegevens zoals gezondheidsgegevens niet wordt uitgesloten.
Teneinde een juiste afstemming van een daadwerkelijke inname van voer door een dier op een voor het dier vastgesteld rantsoen te realiseren, is het praktisch wanneer detectiemiddelen in de stal zijn verschaft die zijn ingericht voor het detecteren van een hoeveelheid voer die in de voerinrichting en de drenkinrichting door een individueel melkdier wordt ingenomen, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht om op basis van de gedetecteerde hoeveelheid voer de dosering en/of samenstelling van het voor dat melkdier aan het drinkwater toe te voeren krachtvoer te bepalen. Een dergelijke bepaling kan bijvoorbeeld gebruikmaken van de technologie die ook wordt gebruikt om de af te geven hoeveelheid voer in de voerinrichting te bepalen. Op basis van de toepassing van detectiemiddelen zoals genoemd is het mogelijk om eventuele verschillen tussen een hoeveelheid voer die in de voerinrichting aan een dier aangeboden wordt en een hoeveelheid voer die daadwerkelijk door het dier ingenomen wordt, op het spoor te kunnen komen. Dit komt de nauwkeurigheid van de bepaling van de dosering van voer in de voerinrichting en van krachtvoer in de drenkinrichting ten goede. Dergelijke detectiemiddelen omvatten bijvoorbeeld weegmiddelen die wegen hoeveel voer in de voerinrichting is gedoseerd, en hoeveel er na een vreetbeurt nog in is achtergebleven, waarbij het verschil de hoeveelheid opgenomen voer voorstelt. Iets dergelijks geldt ook voor de drenkinrichting, waarbij de gedoseerde hoeveelheid water dient te worden afgetrokken. Een moeilijkheid hierbij is dat, wanneer de concentratie van voer in het water niet constant is, de netto hoeveelheid opgenomen voer moeilijk te bepalen is. vandaar dat het voordelen biedt om die concentratie constant te houden, of om slechts te doseren wanneer het melkdier niet drinkt, zodat tussentijdse die resthoeveelheid kan worden bepaald, en de concentratie aan het einde wèl bekend is.
In een gunstige uitvoeringsvorm is de drenkinrichting ingericht voor het aanbieden van drinkwater aan melkdieren in stromende vorm. Wanneer het gewenst is om via het drinkwater krachtvoer aan een melkdier aan te bieden, dan kan het krachtvoer in opeenvolgende porties in een stroom drinkwater worden ingebracht, waardoor een goede vermenging en/of oplossing van het krachtvoer gewaarborgd wordt. In een dergelijk geval kunnen de toevoermiddelen voor het toevoeren van krachtvoer aan het drinkwater zijn ingericht om het krachtvoer naar een stroom drinkwater in te laten. Verder kunnen middelen worden toegepast die in de stroom drinkwater met krachtvoer beweegbaar zijn om een verspreiding van het krachtvoer in het drinkwater te bevorderen, welke middelen bijvoorbeeld een roteerbaar spiraalvormig element kunnen omvatten.
In het algemeen kan de drenkinrichting een bak omvatten die geschikt is voor het drenken van slechts een enkel melkdier. Er kunnen voorzieningen getroffen zijn om aan het eind van een drinkbeurt van een melkdier een eventuele resterende hoeveelheid drinkwater met krachtvoer uit de drenkinrichting te verwijderen, zodat desgewenst rekening kan worden gehouden met deze hoeveelheid bij het bepalen van de inname van het melkdier tijdens de drinkbeurt, en zodat deze hoeveelheid niet onvoorzien door een ander melkdier ingenomen kan worden.
Binnen het kader van de uitvinding kan de stal van een veelvoud aan drenkinrichtingen zijn voorzien. In een dergelijk geval kan tevens een centrale buffer met drinkwater in de stal worden toegepast, waarbij dan elk van de drenkinrichtingen vanuit deze centrale buffer van drinkwater kan worden voorzien. Op die manier kan gemakkelijk en snel op de drinkbehoefte van de melkdieren in de stal worden ingespeeld, met een relatief eenvoudige constructie.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een niet-beperkende voorbeelduitvoeringsvorm van de uitvinding wordt getoond, en waarin figuur 1 schematisch onderdelen van een stal voor het onderbrengen van een aantal melkdieren toont en de onderlinge samenhang van die onderdelen illustreert.
Figuur 1 toont onderdelen van een stal 1 voor het onderbrengen van een aantal melkdieren 10 zoals melkkoeien. Behalve de getoonde onderdelen kan de stal 1 meer onderdelen omvatten. In de figuur zijn alleen de onderdelen getoond die voor de toelichting van de uitvinding relevant zijn.
In de stal 1 zijn twee afzonderlijke gebieden te onderscheiden waarin een melkdier 10 zich afgezonderd van de overige melkdieren 10 tijdelijk kan ophouden. Een eerste gebied 2 is een eetgebied 2, dat wil zeggen, een gebied waar de melkdieren 10 voer tot zich kunnen nemen, en een tweede gebied 3 is een drenk-gebied, dat wil zeggen, een gebied waar de melkdieren 10 drinkwater kunnen innemen. In zowel het eetgebied 2 als het drenkgebied 3 is ten minste één afgebakende ruimte 20, 30 aanwezig waarin een melkdier 10 zich kan afzonderen om te eten respectievelijk te drinken. In het getoonde voorbeeld bevinden zich in elk gebied 2, 3 twee van dergelijke ruimtes 20, 30, wat niet wegneemt dat in de praktijk het aantal ruimtes 20, 30 per gebied 2, 3 aanzienlijk groter kan zijn.
In elk van de ruimtes 20 van het eetgebied 2 is een voerbak 21 opgesteld, die via een eerste toevoerleiding 22 is aangesloten op een centrale leiding 23 voor het aanvoeren van ruwvoer vanuit een ruwvoerreservoir 24, die via een tweede toevoerleiding 25 is aangesloten op een centrale leiding 26 voor het aanvoeren van krachtvoer vanuit een krachtvoerreservoir 27, en die via een derde toevoerleiding 28 is aangesloten op een centrale waterleiding 29. In elk van de ruimtes 20 is tevens een met een centrale besturing 40 verbonden camera 41 opgesteld voor het identificeren van de melkdieren 10. Voor de volledigheid wordt opgemerkt, dat binnen het kader van de uitvinding andere manieren van identificatie kunnen worden toegepast. In ieder geval is identificatie van melkdieren in een stal algemeen bekend en behoeft in de context van de onderhavige uitvinding geen nadere toelichting.
De centrale besturing 40 is ingericht om op basis van de vastgestelde identiteit van een melkdier 10 in een ruimte 20 in het eetgebied 2 de dosering en samenstelling van het aan het dier 10 aan te bieden voer te bepalen. In het getoonde voorbeeld kan het voer bestaan uit ruwvoer alleen, uit krachtvoer alleen, of uit een combinatie van ruwvoer en krachtvoer, al dan niet aangelengd met water. Teneinde een door de centrale besturing 40 bepaalde dosering en samenstelling van voer voor een melkdier 10 in een ruimte 20 te realiseren, is in elk van de toevoerleidingen 22, 25, 28 een afsluiter 42, 43, 44 voorzien die door de centrale besturing 40 bestuurbaar is.
Wanneer een melkdier 10 een ruimte 20 in het eetgebied 2 betreedt, dan wordt het dier 10 geïdentificeerd met behulp van de camera 41. Vervolgens bepaalt de centrale besturing 40 wat de gewenste toevoer van voer aan het dier 10 is, zowel wat betreft de hoeveelheid als de samenstelling ervan. Deze gewenste toevoer wordt door de centrale besturing gerealiseerd door de afsluiters 42, 43, 44 in de toevoerleidingen 22, 25, 28 van de ruimte 20 te besturen om geschikte hoeveelheden ruwvoer en/of krachtvoer, eventueel aangelengd met een hoeveelheid water, af te geven. Op posities tussen de centrale leidingen 23, 26 en het ruwvoerreservoir 24 respectievelijk het krachtvoerreservoir 27 zijn op een op zich bekende manier middelen 45, 46 opgesteld voor het reguleren van de aanvoer van voer vanuit de reservoirs 24, 27 naar de leidingen 23, 26 en het realiseren van verder transport van voer door de leidingen 23, 26 naar de toevoerleidingen 22, 25, 28 van elk van de ruimtes 20.
In elk van de ruimtes 30 van het drenkgebied 3 is een drenkpunt 31 aanwezig, dat via een primaire toevoerleiding 32 is aangesloten op de centrale waterleiding 29. Op een positie bij het drenkpunt 31 is in de primaire toevoerleiding 32 een afsluiter 47 voorzien, die op een op zich bekende wijze door de melkdieren bedien-baar kan zijn, of die door de centrale besturing 40 bedienbaar kan zijn. Verder is de primaire toevoerleiding 32 van elk van de ruimtes 30 via een secundaire toevoerleiding 33 aangesloten op het krachtvoerreservoir 27. Op een vergelijkbare wijze als in het eetgebied 2 is in elk van de ruimtes 30 van het drenkgebied 3 tevens een met de centrale besturing 40 verbonden camera 41 opgesteld voor het identificeren van de melkdieren 10.
Wanneer een melkdier 10 zich in een ruimte 30 in het drenkgebied 3 ophoudt, zal het in ieder geval via het drenkpunt 31 drinkwater aangeboden krijgen, in stromende vorm. Verder wordt het dier 10 geïdentificeerd met behulp van de camera 41. De centrale besturing 40 is ingericht om op basis van de vastgestelde identiteit van het dier 10 te bepalen of het nodig is om het dier 10 tijdens het drinken te voorzien van krachtvoer en indien dat het geval is, wat dan de dosering van het krachtvoer moet zijn. Teneinde een door de centrale besturing 40 bepaalde dosering van krachtvoer voor een melkdier 10 in een ruimte 30 te realiseren, is in elk van de secundaire toevoerleidingen 33 een afsluiter 48 voorzien die door de centrale besturing 40 bestuurbaar is. In het getoonde voorbeeld is er slechts één krachtvoer-reservoir 27, maar dat neemt niet weg dat er meerdere reservoirs voor meerdere types krachtvoer kunnen zijn, waarbij de centrale besturing 40 dan niet alleen ingericht is om de dosering van het krachtvoer voor een bepaald melkdier 10 te bepalen, maar ook de samenstelling van het krachtvoer. In ieder geval is het praktisch wanneer het krachtvoer dat via het drinkwater aan de melkdieren 10 aangeboden wordt, van het type is dat goed in water oplosbaar is of goed met water vermengbaar is.
De eventuele gewenste toevoer van krachtvoer aan een melkdier 10 in een ruimte 30 in het drenkgebied 3 wordt door de centrale besturing gerealiseerd door de afsluiter 48 in de secundaire toevoerleiding 33 van de ruimte 30 te besturen. De afsluiter van 48 van de secundaire toevoerleiding 33 bevindt zich op een positie die verder weg is van het drenkpunt 31 dan de afsluiter 47 van de primaire toevoerleiding 32. Op die manier is er een eindgedeelte 34 van de primaire toevoerleiding 32 waarin vermenging van het krachtvoer en een stroom van drinkwater kan plaatsvinden. Eventueel kunnen in dit eindgedeelte 34 middelen zijn opgesteld om de vermenging van het krachtvoer en het water te bevorderen. De besturing van de afsluiter 48 in de secundaire toevoerleiding 33 kan er bijvoorbeeld op gericht zijn om steeds discrete porties van krachtvoer in de waterstroom af te kunnen geven, of juist een continue stroom van krachtvoer die zodanig op de waterstroom is afgestemd dat de drinkbeleving van het melkdier 10 niet verstoord wordt en het dier 10 de aanwezigheid van het krachtvoer in het drinkwater niet opmerkt. Op posities tussen de secundaire leidingen 33 van de ruimtes 30 van het drenkgebied 3 en het krachtvoerreservoir 27 zijn op een op zich bekende manier middelen 49 opgesteld voor het reguleren van de aanvoer van voer vanuit het reservoir 27 naar de leidingen 33 en het realiseren van verder transport van voer door de leidingen 33 naar de primaire toevoerleidingen 32 van elk van de ruimtes 30. Eventueel kunnen beide primaire toevoerleidingen 32 op een gezamenlijke positie via de middelen 49 op het krachtvoerreservoir 27 aansluiten, waarbij de middelen 49 van een door de centrale besturing 40 bedienbare schakelaar voorzien kunnen zijn om op elk moment die primaire toevoerleiding 32 te kunnen kiezen die in open verbinding met het krachtvoerreservoir 27 dient te worden gesteld.
Doordat het in de stal 1 zoals die in het voorgaande beschreven is mogelijk is om de melkdieren 10 niet alleen in het eetgebied 2 maar ook in het drenkgebied 3 van krachtvoer te voorzien, kan worden gewaarborgd dat een dier 10 dat geneigd is niet of nauwelijks te eten en dat daarom niet of nauwelijks het eetgebied 2 aandoet, toch een vastgesteld krachtvoerrantsoen tot zich neemt. Ook is het mogelijk om een dier 10 dat op een bepaald moment extra krachtvoer nodig heeft, via het drenkgebied 3 van dat extra krachtvoer te voorzien. Het is dan niet nodig om het normale eetpatroon van het dier 10 te verstoren. In het algemeen is de opzet van de stal 1 er op gericht om een vastgestelde inname van krachtvoer door de melkdieren 10 die in de stal 1 aanwezig zijn te garanderen zonder het eetgedrag van de dieren 10 te beïnvloeden. Er wordt gebruik gemaakt van het gegeven dat elk dier 10 altijd wel een bepaalde inname van drinkwater heeft, bijvoorbeeld van zo’n 100 liter per dag. Het is mogelijk om op zo’n hoeveelheid drinkwater tot wel 5 kg krachtvoer aan een dier 10 aan te bieden zonder de drinkbeleving van het dier 10 te verstoren.
Zowel het aanbod van voer in het eetgebied 3 als het aanbod van krachtvoer in het drenkgebied 2 wordt door de centrale besturing 40 geregeld. Omwille van de overzichtelijkheid zijn verbindingen tussen de centrale besturing 40 en andere onderdelen in de stal 1 zoals de diverse camera’s 41 en afsluiters 42, 43, 44, 47, 48 niet in de figuur getoond. Zoals eerder is opgemerkt, is het in verband met het aanbod van krachtvoer aan een melkdier 10 via het drinkwater de bedoeling het krachtvoer op een zodanige wijze te doseren, dat het dier 10 de inname van drinkwater als drinken blijft ervaren. Het is hiertoe wenselijk om informatie over het drinkgedrag van het melkdier 10 te hebben, met name over de hoeveelheid ingenomen water per tijdseenheid. Er kunnen daarom in elke ruimte 30 van het drenkgebied 3 geschikte drinkdetectiemiddelen 50 voorzien zijn, die ingericht zijn om tijdens een drinkbeurt van het dier 10 ten minste één drinkkarakteristiek te detecteren, waarvan de genoemde hoeveelheid ingenomen water per tijdseenheid een praktisch voorbeeld is, en die met de centrale besturing 40 in verbinding staan. De centrale besturing 40 is dan ingericht om door de drinkdetectiemiddelen 50 verschafte informatie over het actuele drinkgedrag van het dier 10 mee te nemen in het bepalen van de mate waarin krachtvoer via het water aan het dier 10 wordt aangeboden, en eventueel ook van de samenstelling van het krachtvoer wanneer de mogelijkheid daartoe aanwezig is. Het is verder een optie om hierbij informatie over eerder drinkgedrag van het dier 10 mee te laten wegen op basis van de aanname dat de dieren 10 van drinkbeurt tot drinkbeurt redelijk consistent drinkgedrag vertonen, zodat het actuele drinkgedrag als het ware voorspeld kan worden. Het is dan praktisch voor de centrale besturing 40 om van een geheugen 51 voorzien te zijn waarin de genoemde informatie kan worden opgeslagen.
Bij het bepalen of een toevoer van krachtvoer via het drinkwater nodig is voor een bepaald melkdier 10, is het praktisch wanneer de centrale besturing 40 daarbij gebruik maakt van een vooraf bepaald voerrantsoen voor dat dier 10, in het bijzonder per dag. Het voerrantsoen kan over de tijd variëren, en kan bijvoorbeeld worden vastgesteld op basis van informatie ten aanzien van een melkopbrengst van het dier 10 en/of informatie ten aanzien van een lactatiefase van het dier 10. Het op een dergelijke wijze vaststellen van een voerrantsoen voor melkdieren in een stal is op zich bekend en behoeft in de context van de onderhavige uitvinding geen nadere toelichting.
Zoals het gunstig is om in de ruimtes 30 van het drenkgebied 3 drinkdetectiemiddelen 50 te hebben voor het detecteren van ten minste één aspect van het drinkgedrag van een melkdier 10, zo is het ook gunstig om in de ruimtes 20 van het eetgebied 2 eetdetectiemiddelen 52 toe te passen voor het detecteren van een hoeveelheid voer die daadwerkelijk door een melkdier 10 wordt ingenomen ter plaatse van het eetgebied 2. Het is niet gegarandeerd dat een dier 10 in het eetgebied 2 alles van een aangeboden hoeveelheid tot zich neemt, en daarom komt het de nauwkeurigheid van het totale aanbod aan voer, via het eetgebied 2 en eventueel ook via het drenkgebied 3, ten goede wanneer waargenomen kan worden wat een dier 10 uiteindelijk binnenkrijgt. Er van uitgaande dat de eetdetectiemiddelen 52 in verbinding staan met de centrale besturing 40, kan de centrale besturing 40 van de eetdetectiemiddelen 52 afkomstige informatie verwerken bij het bepalen van een dosering en/of samenstelling van via het drenkgebied 3 aan te bieden krachtvoer.
Het geheugen 51 van de centrale besturing 40 kan geschikt zijn voor het opslaan van informatie die van de drinkdetectiemiddelen 50 afkomstig is, zoals eerder genoemd, en daarnaast voor het opslaan van informatie die van de eetdetectiemiddelen 52 afkomstig is. Bij het bepalen of er een noodzaak is tot het aanbieden van krachtvoer aan een bepaald melkdier 10 in het drenkgebied 3 kan dan gebruik gemaakt worden van deze laatstgenoemde informatie. Als uit deze informatie kan worden afgeleid dat het eetgedrag van het dier 10 zodanig is dat verwacht kan worden dat het dier 10 via het eetgebied 2 het voor dat dier 10 vastgestelde voer-rantsoen volledig binnenkrijgt, kan dat een aanleiding zijn om het dier 10 in het drenkgebied 3 alleen drinkwater aan te bieden.
Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang van de uitvinding niet beperkt is tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse variaties en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.
De uitvinding kan als volgt worden samengevat. In een stal 1 is ten minste één voerinrichting 2, 20 aanwezig waar melkdieren 10 voer kunnen eten. Ook is er in de stal 1 ten minste één afzonderlijke drenkinrichting 3, 30 opgesteld waar de dieren 10 drinkwater kunnen drinken. Op basis van identificatie van een individueel melkdier 10 bij de voerinrichting 2, 20 worden een dosering en/of een samenstelling van het aldaar aan het melkdier 10 aan te bieden voer bepaald. Het voer kan bijvoorbeeld ruwvoer en/of krachtvoer omvatten, al dan niet aangelengd met water. De drenkinrichting 3, 30 dient primair voor het aanbieden van drinkwater aan de dieren 10, maar kan daarnaast gebruikt worden voor het aanbieden van krachtvoer dat dan in het drinkwater wordt opgelost en/of met het drinkwater wordt vermengd. Of dat nodig is en welke dosering en/of samenstelling dan dient te worden toegepast, wordt bepaald op basis van identificatie van een individueel melkdier 10 bij de drenkinrichting 3, 30, waartoe geschikte besturingsmiddelen 40 worden toegepast. De besturingsmiddelen 40 kunnen zijn ingericht om bij het besturen van de mate en de wijze waarin krachtvoer via de drenkinrichting 3, 30 aan een melkdier 10 aangeboden wordt, gebruik te maken van o.a. actuele informatie ten aanzien van ten minste één drinkkarakteristiek van dat melkdier 10, en eventueel ook informatie uit eerdere drinkbeurten van het dier 10, informatie ten aanzien van een voerrantsoen voor dat melkdier 10, informatie ten aanzien van een melkopbrengst van dat melkdier 10, informatie ten aanzien van een lactatiefase van dat melkdier 10 en/of actuele informatie ten aanzien van de hoeveelheid voer die in de voerinrichting 2, 20 door het dier 10 wordt ingenomen, en eventueel ook informatie uit eerdere eetbeurten van het dier 10.

Claims (9)

1. Stal (1) voor het onderbrengen van een aantal melkdieren (10), omvattende ten minste één voerinrichting (2, 20) voor het aanbieden van voer, waaronder krachtvoer, aan de melkdieren (10), ingericht om het voer te doseren voor individuele melkdieren (10); besturingsmiddelen (40), ingericht voor het bepalen van de identiteit van een individueel melkdier (10) bij de voerinrichting (2, 20) en het op basis van de vastgestelde identiteit bepalen van een dosering en/of samenstelling van het door de voerinrichting (2, 20) aan dat melkdier (10) aan te bieden voer; ten minste één afzonderlijke drenkinrichting (3, 30) voor het aanbieden van drinkwater aan de melkdieren (10), ingericht voor het op individuele basis drenken van de melkdieren (10); en toevoermiddelen (33) voor het toevoeren van krachtvoer, in het bijzonder ten minste één van in water oplosbaar krachtvoer en met water vermengbaar krachtvoer, aan het door de drenkinrichting (3, 30) aan de melkdieren (10) aan te bieden drinkwater, waarbij de besturingsmiddelen (40) voorts zijn ingericht voor het bepalen van de identiteit van een individueel melkdier (10) bij de drenkinrichting (3, 30) en het op basis van de vastgestelde identiteit bepalen van een dosering en/of samenstelling van het voor dat melkdier (10) aan het drinkwater toe te voeren krachtvoer.
2. Stal (1) volgens conclusie 1, omvattende detectiemiddelen (50) voor het tijdens een drinkbeurt van een melkdier (10) in de drenkinrichting (3, 30) detecteren van ten minste één drinkkarakteristiek van het melkdier (10), in het bijzonder ingenomen volume vloeistof per tijdseenheid.
3. Stal (1) volgens conclusie 2, waarbij de besturingsmiddelen (40) met de detectiemiddelen (50) werkzaam in verbinding staan, en zijn ingericht om op basis van de drinkkarakteristiek de dosering en/of samenstelling van het voor het melkdier (10) aan het drinkwater toe te voeren krachtvoer te bepalen.
4. Stal (1) volgens conclusie 2 of 3, waarbij de besturingsmiddelen (40) een geheugen (51) omvatten voor het opslaan van informatie van de detectie- middelen (50) ten aanzien van de drinkkarakteristiek van een individueel melkdier (10), en waarbij de besturingsmiddelen (40) zijn ingericht om op basis van die informatie de dosering en/of samenstelling van het voor dat melkdier (10) aan het drinkwater toe te voeren krachtvoer te bepalen.
5. Stal (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-4, waarbij de besturingsmiddelen (40) zijn ingericht voor het met behulp van de voerinrichting (2, 20) en de toevoermiddelen (33) verstrekken van een vooraf bepaald voerrantsoen aan een melkdier (10), in het bijzonder per dag.
6. Stal (1) volgens conclusie 5, waarbij de besturingsmiddelen (40) zijn ingericht om op basis van ten minste één gegeven ten aanzien van het individuele melkdier (10) het voerrantsoen voor dat melkdier te bepalen, waarbij het ten minste ene gegeven in het bijzonder omvat een melkopbrengst van het melkdier, een lactatiefase van het melkdier, een body condition score van het melkdier of een gewicht van het melkdier.
7. Stal (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-6, omvattende detectiemiddelen (52) voor het detecteren van een hoeveelheid voer die in de voerinrichting (2, 20) en in de drenkinrichting (3, 30) door een individueel melkdier (10) wordt ingenomen, waarbij de besturingsmiddelen (40) zijn ingericht om op basis van de gedetecteerde hoeveelheid voer de dosering en/of samenstelling van het voor dat melkdier (10) aan het drinkwater toe te voeren krachtvoer te bepalen.
8. Stal (1) volgens een willekeurige der conclusies 1-7, waarbij de drenkinrichting (3, 30) is ingericht voor het aanbieden van drinkwater aan melkdieren (10) in stromende vorm.
9. Stal (1) volgens conclusie 8, waarbij de toevoermiddelen (33) voor het toevoeren van krachtvoer aan het drinkwater zijn ingericht om het krachtvoer naar een stroom drinkwater in te laten.
NL2012645A 2014-04-17 2014-04-17 Stal, omvattende ten minste één voerinrichting en ten minste één afzonderlijke drenkinrichting. NL2012645B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012645A NL2012645B1 (nl) 2014-04-17 2014-04-17 Stal, omvattende ten minste één voerinrichting en ten minste één afzonderlijke drenkinrichting.
PCT/NL2015/050230 WO2015160241A1 (en) 2014-04-17 2015-04-09 Animal shed, comprising at least one feeding device and at least one separate watering device
US15/125,940 US20170079240A1 (en) 2014-04-17 2015-04-09 Animal shed, comprising at least one feeding device and at least one separate watering device
CA2942897A CA2942897A1 (en) 2014-04-17 2015-04-09 Animal shed, comprising at least one feeding device and at least one separate watering device
EP15722276.1A EP3131387B1 (en) 2014-04-17 2015-04-09 Animal shed, comprising at least one feeding device and at least one separate watering device

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012645A NL2012645B1 (nl) 2014-04-17 2014-04-17 Stal, omvattende ten minste één voerinrichting en ten minste één afzonderlijke drenkinrichting.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2012645A NL2012645A (nl) 2016-02-03
NL2012645B1 true NL2012645B1 (nl) 2016-07-18

Family

ID=50896421

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2012645A NL2012645B1 (nl) 2014-04-17 2014-04-17 Stal, omvattende ten minste één voerinrichting en ten minste één afzonderlijke drenkinrichting.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US20170079240A1 (nl)
EP (1) EP3131387B1 (nl)
CA (1) CA2942897A1 (nl)
NL (1) NL2012645B1 (nl)
WO (1) WO2015160241A1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DK3298887T3 (da) * 2016-09-21 2021-05-25 Hoelscher & Leuschner Gmbh & Co Fremgangsmåde til at fodre nyttedyr
EP3581026B1 (de) * 2018-06-15 2024-07-17 Hans Joachim Holm Verfahren und milchwagen zur fütterung von nutztieren
GB2585630A (en) * 2019-05-10 2021-01-20 Terra Water Systems Ltd Dosing system

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4463706A (en) * 1982-05-19 1984-08-07 J.B.M. Associates Method and system for monitoring the dispensing of drugs or nutrients to animals
NL9200833A (nl) * 1992-05-11 1993-12-01 Wilhelmus Johannes Franciscus Doseerinrichting.
AT399801B (de) * 1993-12-21 1995-07-25 Vogl Gerhard Fütterungsanlage
NL9401801A (nl) * 1994-08-23 1996-04-01 Maasland Nv Constructie met een inrichting voor het melken van dieren.
DE10220729A1 (de) * 2002-05-08 2003-11-20 Martin Foerster Verfahren zum Bestimmen einer von Tieren gesoffenen Menge an flüssigen Nahrungsmitteln
WO2010091686A1 (en) * 2008-12-15 2010-08-19 Aarhus Universitet Det Jordbrugsvidenskabelige Fakultet An apparatus and method for surveillance of individual animals' liquid intake behaviour
NL2008005C2 (nl) * 2011-12-21 2013-06-24 Lely Patent Nv Werkwijze en systeem voor het beheren van een groep melkdieren.

Also Published As

Publication number Publication date
NL2012645A (nl) 2016-02-03
US20170079240A1 (en) 2017-03-23
EP3131387A1 (en) 2017-02-22
WO2015160241A1 (en) 2015-10-22
EP3131387B1 (en) 2018-11-07
CA2942897A1 (en) 2015-10-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2012645B1 (nl) Stal, omvattende ten minste één voerinrichting en ten minste één afzonderlijke drenkinrichting.
CA2209467C (en) Method and apparatus for providing domestic animals with liquid food
JP5535636B2 (ja) 乳生成動物によって消費される消費可能な物質の供給を管理するためのシステム
NL2012789B1 (nl) Melkinrichting.
US20160081295A1 (en) Device for milking animals
US10426136B2 (en) Feed apparatus and system
DK156107B (da) Foderautomat til udlevering af en naeringsvaeske til unge dyr, saasom kalve eller smaagrise
EP2134161A1 (en) Feeding system and method
KR20160028075A (ko) 모돈급이기
CN207754310U (zh) 一种畜牧业用精确型喂料装置
US20200128787A1 (en) Feeder
EP0799567A2 (de) Verfahren und Einrichtung zum Versorgen von Haustieren mit einem flüssigen Nahrungsmittel
NL2009464C2 (nl) Melkinrichting.
EP2861060B1 (en) Calf wet-nurse
SE517142C2 (sv) Utfodringsanordning samt arrangemang och förfarande för automatisk mjölkutfodring
NL2006148C2 (nl) Systeem en werkwijze voor het toedienen van een bronststimulerend hormoon aan zeugen.
EP3412145B1 (de) Fütterungssystem zur versorgung von nutztieren
Galloway Make the most of feed: production
BG113451A (bg) Устройство за дозиране на храната на селскостопански животни
NL1036805C2 (nl) Vloeistofdistributiesysteem.
JP2016080496A (ja) 組合せ秤

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20190501