NL2012453A - Aansluitsysteem en werkwijze voor het aarden van een einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel. - Google Patents

Aansluitsysteem en werkwijze voor het aarden van een einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel. Download PDF

Info

Publication number
NL2012453A
NL2012453A NL2012453A NL2012453A NL2012453A NL 2012453 A NL2012453 A NL 2012453A NL 2012453 A NL2012453 A NL 2012453A NL 2012453 A NL2012453 A NL 2012453A NL 2012453 A NL2012453 A NL 2012453A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
connection system
installation
main
cable
screw
Prior art date
Application number
NL2012453A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2012453B1 (nl
Inventor
Wensink Elwin
Molenaar Ramon
Original Assignee
Liandon B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Liandon B V filed Critical Liandon B V
Priority to NL2012453A priority Critical patent/NL2012453B1/nl
Publication of NL2012453A publication Critical patent/NL2012453A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2012453B1 publication Critical patent/NL2012453B1/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01HELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
    • H01H71/00Details of the protective switches or relays covered by groups H01H73/00 - H01H83/00
    • H01H71/08Terminals; Connections
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R4/00Electrically-conductive connections between two or more conductive members in direct contact, i.e. touching one another; Means for effecting or maintaining such contact; Electrically-conductive connections having two or more spaced connecting locations for conductors and using contact members penetrating insulation
    • H01R4/28Clamped connections, spring connections
    • H01R4/30Clamped connections, spring connections utilising a screw or nut clamping member
    • H01R4/32Conductive members located in slot or hole in screw
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01HELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
    • H01H1/00Contacts
    • H01H1/58Electric connections to or between contacts; Terminals
    • H01H1/5855Electric connections to or between contacts; Terminals characterised by the use of a wire clamping screw or nut
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01HELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
    • H01H11/00Apparatus or processes specially adapted for the manufacture of electric switches
    • H01H11/0006Apparatus or processes specially adapted for the manufacture of electric switches for converting electric switches
    • H01H11/0031Apparatus or processes specially adapted for the manufacture of electric switches for converting electric switches for allowing different types or orientation of connections to contacts
    • H01H2011/0037Apparatus or processes specially adapted for the manufacture of electric switches for converting electric switches for allowing different types or orientation of connections to contacts with removable or replaceable terminal blocks
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01HELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
    • H01H71/00Details of the protective switches or relays covered by groups H01H73/00 - H01H83/00
    • H01H71/02Housings; Casings; Bases; Mountings
    • H01H71/0207Mounting or assembling the different parts of the circuit breaker
    • H01H71/0228Mounting or assembling the different parts of the circuit breaker having provisions for interchangeable or replaceable parts
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01HELECTRIC SWITCHES; RELAYS; SELECTORS; EMERGENCY PROTECTIVE DEVICES
    • H01H9/00Details of switching devices, not covered by groups H01H1/00 - H01H7/00
    • H01H9/20Interlocking, locking, or latching mechanisms
    • H01H9/22Interlocking, locking, or latching mechanisms for interlocking between casing, cover, or protective shutter and mechanism for operating contacts

Landscapes

  • Breakers (AREA)

Description

Titel: Aansluitsysteem en werkwijze voor het aarden van een einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel
De uitvinding heeft betrekking op het tijdelijk aarden van een einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel van een elektriciteitsnet.
In een gebouw zoals een huis, een winkel, horeca- of kantoorpand en/of in een deel van een gebouw zoals een woning, winkel, café, kantoor of dergelijke dat is aangesloten op een elektriciteitsnetwerk of zogenaamd hchtnet bevindt zich gewoonlijk een installatiekast, of zogenoemde verdeelkast, groepenkast, of meterkast. Gewoonlijk is in een dergelijke installatiekast een proximaal einddeel van een hoofdkabel van het elektriciteitsnet met het een lokaal en/of intern elektriciteitsnet, zoals een huisnet, verbonden. Meestal zijn daartoe één of meerdere fasedraden van een hoofdkabel elk met hun proximale einddeel verbonden met een respectievelijke installatieautomaat van een hoofdzekering, welke zich veelal in een verzegeld huis of zogenaamde hoofdschakelaarkast bevindt en in principe alleen voor de netwerkbeheerder toegankelijk is. Vanaf de installatieautomaat van de hoofdzekering kan er een stroomkabel, die zich door een wand van het verzegelde huis uitstrekt, naar het lokale en/of interne elektriciteitsnet lopen. Zo kan deze stroomkabel bijvoorbeeld verbonden zijn met een ingang van een elektriciteitsmeter of zogenoemde kilowattuurmeter, waarvan een uitgang verbonden kan zijn met voor een gebruiker van het gebouw toegankehjke beveiligingsautomaten, die bijvoorbeeld bij een bepaalde groep van het lokale en/of interne elektriciteitsnet kan horen. De installatieautomaat van de hoofdzekering is meestal een DIN-installatieautomaat of zogenoemde DIN-hoofdschakelaar, die voorzien kan zijn van een automatische stroomonderbreker. Door de automatische stroomonderbreker is de installatieautomaat doorgaans ingericht om af te slaan bij een stroom in het bereik van ongeveer 10-80 Ampère. Verder is de installatieautomaat doorgaans losneembaar aangebracht op een installatieautomatenrail, bij voorkeur een DIN-rail, bijvoorbeeld van het type Omega-profiel, C-profiel of G-profiel. De genoemde hoofdkabel van het elektriciteitsnet is gewoonlijk met een distaai einddeel, bij voorkeur met behulp van daarin voorziene distale einddelen van de betreffende fasedraden, gekoppeld aan een wijk-transformatorstation, waar bijvoorbeeld een vanaf een elektriciteitscentrale binnenkomende hoogspanning in een laagspanning, van bijvoorbeeld ongeveer 220 of 230 Volt, kan worden omgezet.
Bij een storing in een hoofkabel van door een netbeheerder beheert elektriciteitsnet buiten het gebouw of het betreffende deel daarvan, bijvoorbeeld naar aanleiding van een gebroken hoofdkabel in de wijk, kan het voor de netbeheerder gewenst zijn, of zelfs nodig zijn, om de proximale einddelen van de fasedraden van de hoofdkabel te aarden. Het kan in bepaalde landen, zoals bijvoorbeeld in Nederland, verplicht zijn om de fasedraden van de hoofdkabel zowel aan hun distale als ook aan hun proximale einddeel te aarden. Dit, opdat een monteur zijn werk veihg kan uitvoeren.
In een bestaande werkwijze voor het aarden van het proximale einddeel van de fasedraad van de hoofdkabel wordt eerst de fasedraad van de hoofdkabel losgekoppeld van de installatieautomaat van de hoofdzekering. Hiertoe dient een klemschroef, die mogelijk nog onder spanning staat, te worden losgedraaid, teneinde een blootliggend deel van de ader of kern van de fasedraad uit een behuizing van de installatieautomaat te kunnen trekken. Vervolgens kan een aansluitsnoer met zijn eerste eind met behulp van een koppelmiddel, bijvoorbeeld een krokodillenbek of een andere klem, met het bloothggend deel van een elektrisch geleidende kern of ader van de fasedraad van de hoofdkabel worden gekoppeld en met zijn ander eind worden geaard, bijvoorbeeld door dit andere eind aan een lokaal aanwezige aarde-elektrode te koppelen. Deze werkwijze kan niet alleen gevaarlijk zijn, bijvoorbeeld doordat het aansluitsnoer aan een bloothggend deel van de kern wordt gekoppeld, waarbij een monteur per ongeluk met deze kern, waar mogelijk nog spanning op staat, in contact kan komen, maar deze werkwijze kan daarnaast nogal arbeidsintensief en foutgevoelig zijn. Zo kan een monteur van een netbeheerder na afloop van herstelwerkzaamheden bijvoorbeeld per ongeluk nalaten de fasedraad weer op de installatieautomaat van de hoofdzekering aan te sluiten, of dit niet goed doen. Aarding van een einddeel van een hoofdkabel kan normaal gesproken dus nogal omslachtig zijn.
De uitvinding beoogt een verbeterde methode voor het aarden van een einddeel, bijvoorbeeld een proximaal einddeel, van fasedraad van een hoofdkabel van een elektriciteitsnet te verschaffen en/of een verbeterd aansluitsysteem voor het aansluiten van een aardekabel op een proximaal einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel van een elektriciteitsnet te verschaffen.
Daartoe voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het aarden van een einddeel, bij voorkeur een proximaal einddeel, van fasedraad van een hoofdkabel, omvattende het met een installatieautomaat, in het bijzonder een installatieautomaat van een hoofdzekering, bijvoorbeeld een DIN-installatieautomaat of zogenoemde DIN-hoofdschakelaar, in aangrijping brengen van een aansluitsysteem, en het zodanig vastklemmen van het aansluitsysteem ten opzichte van genoemde installatieautomaat dat een contactdeel van het aansluitsysteem in elektrisch contact staat met een klemschroef van de installatieautomaat, in het bijzonder een installatieautomaat van de hoofdzekering, welke klemschroef direct of indirect elektrisch in verbinding staat met een kern van een einddeel, bij voorkeur een proximaal einddeel, van de met de installatieautomaat verbonden fasedraad van de hoofdkabel.
Door een aansluitsysteem ten opzichte van de installatieautomaat van de hoofdzekering vast te klemmen, bij voorkeur door het systeem er op of er tegenaan te klemmen, zodanig dat het contactdeel van het aansluitsysteem in elektrisch contact staat met een klemschroef van de installatieautomaat van de hoofdzekering, kan de aarding via de klemschroef van de installatieautomaat lopen en kan een met deze klemschroef in elektrische verbinding staande kern van een einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel relatief eenvoudig worden geaard. In principe kan het aansluitsysteem worden aangebracht zonder eerst de fasedraad van de installatieautomaat los te koppelen en/of zonder eerst de installatieautomaat van de hoofdzekering los te nemen van bijvoorbeeld een installatieautomatenrail in een huis of zogenaamde hoofdschakelaarkast waarin deze installatieautomaat zich bevindt. Hierdoor kan deze werkwijze een stuk eenvoudiger, sneller en/of veiliger worden uitgevoerd dan een aantal conventionele werkwijzen. Daarnaast kan worden tegengegaan dat de fasedraad niet of niet goed met de installatieautomaat wordt verbonden voordat het huis waarin de genoemde installatieautomaat zich bevindt weer afgesloten en verzegeld wordt.
Verder voorziet de uitvinding in een aansluitsysteem voor het aarden van een proximaal einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel van een elektriciteitsnet, waarbij het aansluitsysteem een basisdeel omvat voor aangrijping op een installatieautomaat van een hoofdzekering, in het bijzonder een DIN-installatieautomaat of zogenoemde DIN-hoofdschakelaar, waarbij het basisdeel is voorzien van een contactdeel voor het elektrisch contact maken met een klemschroef van de installatieautomaat, welke klemschroef direct of indirect elektrisch in verbinding staat met een kern van een proximaal einddeel van de met de installatieautomaat verbonden fasedraad van de hoofdkabel. Derhalve kan de uitvinding voorzien in een relatief gemakkelijk en/of relatief veihg aan te brengen aansluitsysteem.
In een voordelige uitvoeringsvorm is het basisdeel voorzien van een haakdeel of zogenaamd aangrijp deel voor het faciliteren van het vasthaken van het basisdeel van het aansluitsysteem ten opzichte van de installatieautomaat van de hoofdzekering. Bij voorkeur kan het haakdeel zijn ingericht om achter en/of om een kabeldeel te haken dat zich uitstrekt tot in een behuizing van de installatieautomaat. Genoemde kabeldeel kan bijvoorbeeld het proximate einddeel van de fasedraad van de hoofdkabel zijn. Alternatief kan het kabeldeel een distaai einddeel zijn van een kabel die de installatieautomaat elektrisch met een lokaal en/of intern elektriciteitsnet, zoals een huisnet, verbindt. Additioneel of alternatief kan het haakdeel zijn ingericht om achter en/of om de installatieautomaat van de hoofdzekering te haken, bij voorkeur teneinde achter en/of teneinde om een behuizing van de installatieautomaat te haken, bij grotere voorkeur aan een achterkant van de behuizing die in hoofdzaak tegenover een voorkant van de behuizing ligt, welke voorkant is voorzien van een uitsparing voor het ten minste gedeeltelijk opnemen van een kop van de klemschroef.
Door het basisdeel voorts te voorzien van een klemmechanisme voor het vastklemmen van het basisdeel ten opzichte van de installatieautomaat, bij voorkeur op en/of om de installatieautomaat, kan het systeem relatief eenvoudig worden geïnstalleerd. Het klemmechanisme kan bijvoorbeeld een schroefelement omvatten en het aansluitsysteem kan zo zijn ingericht dat het basisdeel ten opzichte van de installatieautomaat kan worden vastgeklemd door het schroefelement aan te draaien. Bij voorkeur kan het klemmechanisme zo zijn ingericht dat het contactdeel en/of een distaai uiteinde van het schroefelement bij aandraaien van het schroefelement in hoofdzaak beweegt in de richting van het haakdeel of een gedeelte daarvan tijdens gebruik om of achter een fasedraad is gehaakt.
Door een distaai uiteinde van het schroefelement het contactdeel te laten vormen voor het elektrisch contact maken met de klemschroef van de installatieautomaat van de hoofdzekering, kan er door het vastschroeven van het schroefelement niet alleen voor worden gezorgd dat het basisdeel wordt vastgeklemd, maar kan er tegelijkertijd elektrisch contact worden gelegd tussen het aansluitsysteem en de fasedraad van de hoofdkabel. Hierdoor kan worden gezorgd dat de fasedraad van de hoofdkabel relatief eenvoudig kan worden geaard.
Door het systeem te voorzien van een aardekabel kan het systeem eenvoudig worden verbonden met een lokaal aanwezige aarde-elektrode of zogenaamde aardpen, of met een andere aardeverbinding zoals een waterleiding.
De werkwijze kan ook de stap omvatten van het bevestigen van een aardekabel aan het basisdeel en/of aan het schroefelement van het aansluitsysteem. Additioneel of alternatief kan de werkwijze een stap omvatten van het verbinden van de aardekabel met een lokaal aanwezige aarde-elektrode of zogenaamde aardpen, of met een andere aardeverbinding zoals een waterleiding.
Door het systeem zo in te richten dat de aardekabel losneembaar met het basisdeel kan worden verbonden, kan worden tegengegaan dat de aardekabel het ten opzichte van de installatieautomaat plaatsen van het basisdeel en/of het verwijderen van het basisdeel hindert. Op het moment van plaatsen van het basisdeel van het aansluitsysteem op en/of ten opzichte van de installatieautomaat kan de aardekabel in dat geval namelijk los zijn van dit basisdeel.
In uitvoeringsvormen kan een proximaal einddeel van het schroefelement dat in elektrische verbinding staat met het contactdeel zijn ingericht om te worden gekoppeld met een aardekabel, bij voorkeur door genoemde proximale einddeel van het schroefelement te voorzien van schroefdraad, bij grotere voorkeur van interne schroefdraad, waarop en/of waarin een van schroefdraad voorzien koppeldeel van de aardekabel kan worden geschroefd.
Door een proximaal einddeel van het schroefelement in te richten om het schroefelement aan en/of los te draaien door genoemde proximale einddeel van het schroefelement te voorzien van een vastgrijp oppervlak, bij grotere voorkeur een in hoofdzaak niet-elektrisch geleidend vastgrijpoppervlak, zoals een vastgrijpoppervlak van een kunststofmateriaal, kan het basisdeel worden vastgezet zonder dat er verder speciaal gereedschap nodig is, of zelfs zonder enig verder gereedschap.
Door het basisdeel te voorzien van een blokkeerdeel dat zich tijdens gebruik zodanig langs en/of om een schakelhendel van de installatieautomaat van de hoofdzekering uitstrekt dat wordt verhinderd dat de schakelhendel kan worden verzet van een stand waarin de installatieautomaat is uitgeschakeld, dat wil zeggen waarin de stroomdoorvoer wordt verhinderd, tot in een stand waarin de hoofdzekering is ingeschakeld, kan worden tegengegaan dat het proximale einddeel van de fasedraad van de hoofdkabel per ongeluk met een lokaal en/of intern elektriciteitsnet, zoals een huisnet wordt gekoppeld.
Door het systeem, en bij voorkeur het basisdeel, zo in te richten dat het in hoofdzaak niet breder is dan de installatieautomaat, en bij voorkeur waarbij het zodanig is ingericht dat, wanneer het tijdens gebruik in aangrijping is met de installatieautomaat, het zich in hoofdzaak niet in breedterichting uitstrekt voorbij de installatieautomaat, kan er voor worden gezorgd dat in het geval er zich meerdere installatieautomaten naast elkaar bevinden, bijvoorbeeld in een gemeenschappelijk huis voor het huisvesten van de installatieautomaten, elk van deze installatieautomaten van een eigen aansluitsysteem kan worden voorzien zonder dat het aansluitsysteem van een naastgelegen installatieautomaat de plaatsing van een verder aansluitsysteem verhindert.
Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn weergegeven in de volgconclusies.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden die in de tekening zijn weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 een interieur van een installatiekast of zogenoemde meterkast; figuur 2 een schematisch perspectivisch aanzicht van een aansluitsysteem overeenkomstig de uitvinding; en figuur 3 een schematisch zijaanzicht van het aansluitsysteem van figuur 2 in aangrijping met een installatieautomaat.
De tekening toont slechts schematische weergaven van voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde of corresponderende verwijzingscijfers aangegeven.
Figuur 1 toont een interieur van een installatiekast 24 of zogenoemde verdeelkast, groepenkast, of meterkast 24. Een dergelijke meterkast 24 kan zijn voorzien in een gebouw, zoals bijvoorbeeld een huis, een winkel, horeca- of kantoorpand en/of kan zijn voorzien in een deel van een gebouw, zoals bijvoorbeeld een woning, winkel, café, kantoor of dergelijke dat is aangesloten op een elektriciteitsnetwerk of zogenaamd hchtnet. In de meter- of installatiekast 24 kan een proximaal einddeel van een hoofdkabel 3 van het elektriciteitsnet of zogeheten lichtnet met een lokaal en/of intern elektriciteitsnet 29, zoals een huisnet 29 zijn verbonden. Bijvoorbeeld kunnen daartoe één of meerdere fasedraden 25 van een hoofdkabel 3 elk met hun proximale einddeel 2 verbonden zijn met een respectievelijke installatieautomaat 5 van een hoofdzekering 26, welke zich veelal in een huis 27 of zogenaamde hoofdschakelaarkast 27 kan bevinden. Opgemerkt wordt dat genoemde huis 27 gewoonlijk verzegeld kan zijn en alleen voor de netwerkbeheerder toegankelijk kan zijn. In het getoonde voorbeeld van figuur 1 is deze verzegehng verbroken en is het huis 27 van de hoofdzekering 26 geopend zodat de daarin aanwezige installatieautomaten 5 toegankehjk zijn en zichtbaar zijn in figuur 1.
Vanaf de installatieautomaat 5 van de hoofdzekering 26 kan er een stroomkabel 17, die zich door een wand van het huis 27 kan uitstrekken, naar het lokale en/of interne elektriciteitsnet 29 lopen. Zo kan deze stroomkabel 17 bijvoorbeeld verbonden zijn met een ingang van een elektriciteitsmeter 30 of zogenoemde kilowattuurmeter 30, waarvan een uitgang 31 verbonden kan zijn met voor een gebruiker van het gebouw toegankelijke beveiligingsautomaten 32, die elk bijvoorbeeld bij een bepaalde groep of zogenaamde eindgroep van het lokale en/of interne elektriciteitsnet 29 kan horen. Behalve deze toegankelijke beveiligingsautomaten 32 kunnen in de meterkast ook andere bij genoemde groep behorende elementen zijn voorzien, zoals bijvoorbeeld een hoofd-stroomafschakelaar of zogenaamde lastschakelaar, die in tegenstelling tot de hoofdschakelaar van de hoofdzekering wel bereikbaar is voor de gebruiker van een lokaal elektriciteitsnetwerk 29, en/of zoals bijvoorbeeld één of meerdere aardlekschakelaars.
De installatieautomaat 5 van de hoofdzekering 26 kan een DIN-installatieautomaat 5 of zogenoemde DIN-hoofdschakelaar 5 zijn, die bij voorkeur voorzien kan zijn van een automatische stroomonderbreker.
Figuur 2 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een aansluitsysteem 1 voor het aarden van een proximaal einddeel 2 van een fasedraad 25 van een hoofdkabel 3 van een elektriciteitsnet. Dit aansluitsysteem 1 of zogenaamde aardingssysteem 1 is overeenkomstig de uitvinding en kan bijvoorbeeld geschikt zijn om te worden gemonteerd op de installatieautomaat 5 van de hoofdzekering 26 in het in figuur 1 getoonde huis 27. In figuur 3 is een schematisch zijaanzicht van het aansluitsysteem 1 getoond, dat daar in aangrijping is met de installatieautomaat 5.
Het aansluitsysteem 1 omvat een basisdeel 4 voor aangrijping op een installatieautomaat 5. Bij voorkeur is de genoemde installatieautomaat 5 een zogenaamde DIN-installatieautomaat of zogenoemde DIN-hoofdschakelaar, waarvan ten minste een deel van de buitenmaten, bij voorkeur een deel van de buitenmaten van zijn behuizing 6, overeen kunnen komen met standaardmaten. Zo kan bijvoorbeeld een afstand 39 tussen een respectievelijk deel van een voorvlak 40 van de behuizing 6 en een hartlijn 36 van een in deze behuizing 6 aanwezige opening 37 voor het ontvangen van een proximaal einddeel 2 van een fasedraad 25 en/of van een kern 38, zoals ader 38, van deze fasedraad 25 standaard bijvoorbeeld ongeveer 3 cm bedragen.
De installatieautomaat 5 kan, bij voorkeur met zijn achterkant 7, op een installatieautomatenrail 8 of zogenaamde meterkastrail, bij voorkeur een DIN-rail, zijn bevestigd. De DIN-rail kan bijvoorbeeld van het type Omega-profiel, C-profiel of G-profiel zijn. Bijvoorbeeld in het geval het gewenst is dat het gebouw of deel daarvan waar de genoemde installatieautomaat 5 is voorzien over relatief veel stroom kan beschikken en/of wanneer er gebruik wordt gemaakt van meerdere fasen, kunnen meerdere installatieautomaten 5 zijn voorzien.
In het getoonde voorbeeld omvat de installatieautomaat 5 een behuizing 6 tot waarin een deel van het proximale einddeel 2 van de fasedraad 25 van de hoofdkabel 3 zich uitstrekt. Het proximale einddeel 2 van de fasedraad 25 kan tenminste gedeeltelijk gestript zijn en kan met behulp van een klemschroef 10 zijn vastgezet in de behuizing 6 van de hoofdschakelaar 5. Zoals het best te zien is in figuur 3 kan een voorkant 9 van de behuizing 6 voorzien zijn van een uitsparing 18 voor het opnemen van een kop 11 van de klemschroef 10. Gewoonlijk kan een dergelijke uitsparing 18 ongeveer 1 cm diep zijn en een beperkte diameter hebben. Hierdoor kan worden verhindert dat men onbedoeld rechtstreeks met de klemschroef in aanraking komt. Aangezien de klemschroef 10 elektrisch geleidend kan zijn, bijvoorbeeld doordat deze een metaal omvat en/of daarvan gemaakt is, en de klemschroef 10 direct of indirect elektrisch in verbinding kan staan met de kern 38 van het proximale einddeel 2 van de met de installatieautomaat 5 verbonden fasedraad 25 van de hoofdkabel 3, kan de kop 11 van de klemschroef 10 dus in elektrische verbinding staan met het proximale einddeel 2 van de fasedraad 25 van de hoofdkabel 3.
Het basisdeel 4 van het aansluitsysteem 1 is voorzien van een contactdeel 13 voor het elektrisch contact maken met een klemschroef 10 van de installatieautomaat 5, bij voorkeur met een kop 11 daarvan. Door het basisdeel 4 zo te plaatsen dat contactdeel 13 de klemschroef 10 raakt, kan er via dit contactdeel 13 relatief eenvoudig een elektrische verbinding met het proximale einddeel 2 van de fasedraad 25 van de hoofdkabel 3 worden gemaakt.
Verder kan het systeem 1 voorzien zijn van een aardekabel 12. De aardekabel 12 kan bijvoorbeeld een losneembaar met het basisdeel 4 koppelbare aardekabel zijn. Verder kan het systeem 1 zijn ingericht om een elektrisch geleidende kern van de aardekabel 12 in elektrische verbinding te stellen met het contactdeel 13. Alternatief of additioneel kan de aardekabel vast, dit wil zeggen in hoofdzaak onlosneembaar, verbonden zijn met het basisdeel 4 en/of met het contactdeel 13.
Zoals het best is te zien is in figuur 2, kan het basisdeel 4 zijn voorzien van een haakdeel 14 of zogenaamd aangrijpdeel 14 voor het faciliteren van het vasthaken van het basisdeel 4 van het aansluitsysteem 1 ten opzichte van de installatieautomaat 5. Hier is het haakdeel 14 bijvoorbeeld ingericht om achter en/of om een kabel deel 15 te haken dat zich uitstrekt tot in de behuizing 6 van de installatieautomaat 5. Het genoemde kabeldeel 15 kan bijvoorbeeld het proximale einddeel 2 van de fasedraad 25 van de hoofdkabel 3 zijn. Op gemerkt wordt dat genoemde proximale einddeel 2 van de fasedraad 25 van de hoofdkabel 3 zich gewoonlijk naar beneden toe uitstrekt vanaf de onderzijde van de behuizing 6 van de installatieautomaat 5. Alternatief kan het genoemde kabeldeel 15 bijvoorbeeld een distaai einddeel 16 van een kabel 17 zijn die de installatieautomaat 5 elektrisch met een lokaal en/of intern elektriciteitsnet 29, zoals een huisnet 29, verbindt. Opgemerkt wordt dat dit genoemde kabeldeel 26 zich gewoonlijk naar boven toe uitstrekt vanaf een bovenzijde van de behuizing 6 van de automaat 5. Gewoonlijk zijn dergelijke kabel delen 15 relatief stijf, bijvoorbeeld doordat ze een relatief stijve kern of ader 38 kunnen omvatten. Derhalve kan het mogehjk zijn het haakdeel relatief hard aan dit kabeldeel 15 te laten trekken teneinde het basisdeel 4 van het systeem 1 vast te klemmen, zonder dat dit tot noemenswaardige problemen leidt.
Alternatief of additioneel kan het haakdeel 14 en/of een additioneel haakdeel ingericht zijn om achter en/of om de installatieautomaat 5 te haken, bij voorkeur om achter en/of om een behuizing 6 van de installatieautomaat 5 te haken, bij grotere voorkeur aan een achterkant 7 van de behuizing 6 die in hoofdzaak tegenover een voorkant 9 van de behuizing ligt, welke voorkant 9 kan zijn voorzien van een uitsparing 18 voor het ten minste gedeeltelijk opnemen van een kop 11 van de klemschroef 10.
Voorts kan het basisdeel 4 zijn voorzien van een klemmechanisme 19 voor het vastklemmen van het basisdeel 4 ten opzichte van de installatieautomaat 5. Bijvoorbeeld kan het basisdeel zijn ingericht om het op en/of om de installatieautomaat 5, bij voorkeur zijn behuizing 6, te klemmen. In het in figuren 2 en 3 getoonde voorbeeld omvat het klemmechanisme 19 bijvoorbeeld een schroefelement 20 en is het aansluitsysteem 1 zo ingericht dat het basisdeel 4 ten opzichte van de installatieautomaat 5 kan worden vastgeklemd door het schroefelement 20 aan te draaien. Het schroefelement 20 kan bijvoorbeeld over ten minste een deel van zijn lengte zijn voorzien van externe schroefdraad. Bijvoorbeeld kan het element 20 in hoofdzaak zijn vormgegeven als een schroef en/of als een moer. De moer of schroef kan bijvoorbeeld een lengte hebben van tussen de 4 en de 8 cm, bijvoorbeeld tussen de 5 en de 6 cm, zoals bijvoorbeeld ongeveer 50, 52 of 55 mm. In uitvoeringvormen kan het basisdeel 4 zijn voorzien van interne schroefdraad, bij voorkeur door genoemd basisdeel 4 te voorzien van een van schroefdraad voorziene bus 28, waarbij het schroefelement 20 kan zijn voorzien van met genoemde interne schroefdraad corresponderende externe schroefdraad. Ook kan het schroefelement 20 bijvoorbeeld ten minste gedeeltelijk in genoemde interne schroefdraad zijn geschroefd.
Echter, in alternatieve uitvoeringsvormen kan het klemmechanisme 19 anders zijn vormgegeven. Zo kan een alternatief klemmechanisme 19 bijvoorbeeld een veerkrachtig voorspan element omvatten, zoals een veer. Het systeem 1 kan dan bijvoorbeeld zijn ingericht om twee ten opzichte van elkaar beweegbare, bij voorkeur scharnierbare, delen van het voorspanelement, voor te spannen. Dit kan bij voorkeur in een richting naar elkaar toe, teneinde het basisdeel 4 op en/of ten opzichte van de installatieautomaat 5 vast te klemmen. Bijvoorbeeld kunnen het haakdeel 14 en een tijdens gebruik tegen een deel van een voorvlak 40 van de behuizing 6 aanliggend deel 41 van het basisdeel 4 naar elkaar toe zijn voorgespannen. In alternatieve uitvoeringsvormen van het aansluitsysteem 1 kan het basisdeel bijvoorbeeld een klem hebben met twee klembekken die ieder op een zijkant van de behuizing 6 kunnen aangrijpen, waarbij de klem bij voorkeur sterk genoeg is om een klemkracht uit te oefenen om het op de installatieautomaat 5 vastgeklemde basisdeel 4 in hoofdzaak zelfstandig te ondersteunen.
Zoals gezegd kan het klemmechanisme 19, zoals in het hier in figuren 2 en 3 getoonde voorbeeld, een schroefelement 20 omvatten. Een distaai uiteinde 21 van het schroefelement 20 kan het contactdeel 13 vormen voor het maken van elektrisch contact met de klemschroef 10 van de installatieautomaat 5. In voorkeursuitvoeringsvormen kan het systeem 1 zo zijn ingericht dat het schroefelement 20 in hoofdzaak zelfzoekend is. Bijvoorbeeld daartoe kan het schroefelement 20 aan zijn distale uiteinde 21 taps toelopen en/of zijn voorzien van een punt. Additioneel of alternatief kan dat faciliteren dat genoemde distale uiteinde 21 een relatief goed contact kan maken met de kop 11 van de klemschroef 10, bijvoorbeeld door in een uitsparing, zoals bijvoorbeeld een sleuf-, kruis- of stervormige uitsparing, in de kop 11 van de klemschroef 10 te worden gedrukt.
Het schroefelement 20 kan zich uitstrekken door het basisdeel 4 van het aansluitsysteem 1. Hierbij kan een proximaal einddeel 22 van het schroefelement 20 ingericht zijn om het schroefelement aan en/of los te draaien. Zo kan het genoemde proximale einddeel 22 bijvoorbeeld van een vastgrijpoppervlak 23 zijn voorzien, bij voorkeur een in hoofdzaak niet-elektrisch geleidend vastgrijpoppervlak, zoals een vastgrijpoppervlak van een kunststofmateriaal. Het vastgrijpoppervlak kan relatief ruw zijn, bijvoorbeeld door deze te voorzien van een relatief ruw materiaal, zoals rubber, en/of door deze van een reliëf te voorzien dat bijvoorbeeld noppen, putten, ribbels en/of geulen kan omvatten. Opgemerkt wordt dat het vastgrijpoppervlak in buitenwaartse richting op afstand gezet verschaft kan zijn, bijvoorbeeld door middel van een aan het proximale einddeel 22 van het schroefelement 20 voorziene bus of knop. Hierdoor een relatief grote arm worden verkregen waardoor het schroefelement 20 relatief eenvoudig kan worden vast- en/of losgedraaid. In alternatieve uitvoeringsvormen kan het vastgrijpoppervlak 23 anders zijn voorzien, bijvoorbeeld met behulp van vleugels zoals een vleugelmoer deze heeft.
Alternatief of additioneel kan het proximale einddeel 22 van het schroefelement 20 anders ingericht zijn om het schroefelement 20 aan en/of los te draaien. Zo kan het proximale einddeel 22 bijvoorbeeld zijn ingericht om met aandraaigereedschap te worden aangegrepen. Bijvoorbeeld kan het voorzien zijn van een uitsparing, zoals een sleuf-, kruis- of stervormige uitsparing, om met een bitje of schroevendraaier te worden aangegrepen. Alternatief of additioneel kan een buitenkant van het proximale einddeel 22 een niet-ronde, bijvoorbeeld zeskantige, omtrek hebben voor aangrijping van een gereedschap zoals een steeksleutel of een tang. Hier heeft het proximale uiteinde bijvoorbeeld twee parallelle vlakke aangrijpvlakken 42.
Het schroefelement 20 kan zich uitstrekken door het basisdeel 4 van het aansluitsysteem 1 en kan in elektrische verbinding staan met het contactdeel 13. Bij voorkeur kan een proximaal einddeel 22 van het schroefelement 20 zijn ingericht om te worden gekoppeld met een aardekabel 12, bij voorkeur door genoemde proximate einddeel 22 van het schroefelement 20 te voorzien van schroefdraad, bij grotere voorkeur van interne schroefdraad 34. De aardekabel 12 kan van een koppelmiddel 33 zijn voorzien. Genoemde koppelmiddel 33 kan zijn ingericht om samen te werken met een koppelmiddel op het basisdeel 4, bij voorkeur een koppelmiddel voorzien aan het genoemde proximale einddeel 22 van het schroefelement 20. Hier wordt het koppelmiddel 33 bijvoorbeeld gevormd door externe schroefdraad 33 die kan samenwerken met genoemde interne schroefdraad 34.
Bij voorkeur kan het haakdeel 14 zo zijn ingericht 40 dat wanneer het schroefelement 20 wordt aangedraaid en zich als gevolg daarvan verder naar voren uit het basisdeel 4 uitstrekt, het haakdeel 14 vaster achter het betreffende kabeldeel 15 wordt geklemd. In uitvoeringsvormen kan het haakdeel 14 een sleuf omvatten, bij voorkeur met een breedte van ten minste de diameter van een fasedraad 25, 17 en/of bijvoorbeeld een breedte van ongeveer een halve centimeter.
In uitvoeringsvormen kan het basisdeel 4 zijn voorzien van een blokkeerdeel 43 dat zich tijdens gebruik zodanig langs en/of om een schakelhendel 44 van de installatieautomaat 5 van de hoofdzekering 26 uitstrekt dat wordt verhinderd dat de schakelhendel 44 kan worden verzet van een stand waarin de installatieautomaat 5 van de hoofdzekering is uitgeschakeld tot in een stand waarin de installatieautomaat 5 is ingeschakeld. Zoals in figuur 3 te zien is beperkt het blokkeerdeel 43 de ruimte van de hendel 44 zodanig dat de hendel 44 niet van zijn naar beneden gerichte uit-stand naar zijn omhoog gerichte aan-stand kan worden bewogen wanneer het basisdeel 4 op de automaat 5 zit geklemd. Om relatief goed te kunnen samenwerken met een automaat 5 met maatvoering van een standaard DIN-hoofdschakelaar kan de afstand 45 tussen een vlak 46 van het blokkeerdeel 43 dat kan aanliggen tegen een naar beneden gezette schakelhendel 44 en een voorvlak 47 van het basisdeel 4 dat in hoofdzaak kan aanhggen tegen een respectievelijk deel van een voorvlak 40 van de behuizing 6 ongeveer twee centimeter zijn. Additioneel of alternatief kan een afstand die het schroefelement 20 aan een voorzijde van het basisdeel ten minste kan uitsteken vanaf het genoemde voorvlak 47 van het basisdeel 4 ten minste ongeveer 1 cm bedragen, bij voorkeur ten minste ongeveer 1,5 cm of ten minste ongeveer 2 cm, zodat kan worden gezorgd dat het contactdeel 13 tijdens gebruik ver genoeg naar voren kan zijn gezet om goed contact te kunnen maken met de kop 11 van de klemschroef 10.
In uitvoeringsvormen kan het systeem 1, en bij voorkeur het basisdeel 4, een relatief smalle breedte hebben, bijvoorbeeld maximaal 2,5 cm, zoals bijvoorbeeld ongeveer 1,5 cm. Het systeem 1 en/of het basisdeel 4 kan bijvoorbeeld in hoofdzaak niet breder zijn dan de installatieautomaat 5, en kan bij voorkeur zodanig zijn ingericht dat wanneer het tijdens gebruik in aangrijping is met de installatieautomaat 5, het zich in hoofdzaak niet in breedterichting 35 uitstrekt voorbij de installatieautomaat 5. Dit kan bijvoorbeeld voordelig zijn als meerdere automaten 5 relatief dicht naast elkaar zijn bevestigd in de hoofdschakelaarkast 27.
In uitvoeringsvormen kan het haakdeel 14 en/of het blokkeerdeel 43 stijf verbonden zijn met het basisdeel 4. Additioneel of alternatief, zoals bijvoorbeeld het geval is in figuren 2 en 3, kan het haakdeel 14 en/of het blokkeerdeel een integraal deel van het basisdeel 4 vormen.
Bij voorkeur kan het basisdeel 4, het haakdeel 14 en/of het blokkeerdeel 43 in hoofdzaak zijn gemaakt van een niet-geleidend materiaal, bij voorkeur een kunststofmateriaal. Op deze manier kan tegen worden gegaan dat een monteur per ongeluk onder spanning komt te staan.
De uitvinding is niet beperkt tot de hier beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Vele varianten zijn mogelijk.
Zo kan de vormgeving van het systeem en/of van zijn basisdeel bijvoorbeeld anders zijn dan die van het in figuren 2 en 3 getoonde voorbeeld.
In uitvoeringsvormen kan het systeem zo zijn ingericht dat het kan worden gebruikt om meerdere einddelen van fasedraden die ieder met een andere installatie automaat zijn verbonden te aarden. Daartoe kan een basisdeel bijvoorbeeld van meerdere contactdelen zijn voorzien.
Verder kan er, in plaats van een proximaal einddeel te aarden van de fasedraad van de hoofdkabel die met een lokaal elektriciteitsnetwerk kan zijn verbonden, bijvoorbeeld een distaai einddeel van een fasedraad van de hoofdkabel worden geaard.
Opgemerkt wordt ook dat het aansluitsysteem dus ook met een andere installatie automaat dan met een installatieautomaat van een hoofdzekering in aangrijping kan worden gebracht. Bijvoorbeeld kan het systeem op een in een transformatorstation aanwezige installatieautomaat of DIN-hoofdschakelaar worden geplaatst.
Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te hggen binnen het bereik van de uitvinding, zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

Claims (15)

1. Aansluitsysteem voor het aarden van een proximaal einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel van een elektriciteitsnet, omvattende een basisdeel voor aangrijping op een installatieautomaat van een hoofdzekering, in het bijzonder een DIN-installatieautomaat of zogenoemde DIN-hoofdschakelaar, waarbij het basisdeel is voorzien van een contactdeel voor het elektrisch contact maken met een klemschroef van de installatieautomaat, welke klemschroef direct of indirect elektrisch in verbinding staat met een kern van een proximaal einddeel van de met de installatieautomaat verbonden fasedraad van de hoofdkabel.
2. Aansluitsysteem volgens conclusie 1, waarbij het basisdeel is voorzien van een haakdeel voor het facihteren van het vasthaken van het basisdeel van het aansluitsysteem ten opzichte van de installatieautomaat van de hoofdzekering.
3. Aansluitsysteem volgens conclusie 1 of 2, waarbij het basisdeel voorts is voorzien van een klemmechanisme voor het vastklemmen van het basisdeel ten opzichte van de installatieautomaat van de hoofdzekering, bij voorkeur op en/of om genoemde installatieautomaat.
4. Aansluitsysteem volgens conclusie 3, waarbij het klemmechanisme een schroefelement omvat en waarbij het aansluitsysteem zo is ingericht dat het basisdeel ten opzichte van genoemde installatieautomaat kan worden vastgeklemd door het schroefelement aan te draaien.
5. Aansluitsysteem volgens conclusie 4, waarbij distaai uiteinde van het schroefelement het contactdeel vormt voor het elektrisch contact maken met de klemschroef van de installatieautomaat van de hoofdzekering.
6. Aansluitsysteem volgens één van de conclusies 2-5, waarbij het haakdeel is ingericht om achter en/of om een kabeldeel te haken dat zich uitstrekt tot in een behuizing van de hoofdzekering, waarbij het genoemde kabeldeel bij voorkeur het proximate einddeel van de fasedraad van de hoofdkabel is of een distaai einddeel van een kabel die de installatieautomaat van de hoofdzekering elektrisch met een lokaal en/of intern elektriciteitsnet, zoals een huisnet, verbindt, bij voorkeur via een elektriciteitsmeter van genoemde lokale en/of interne elektriciteitsnet.
7. Aansluitsysteem volgens één van de conclusies 2-6, waarbij het haakdeel is ingericht om achter en/of om de installatieautomaat van de hoofdschakelaar te haken, bij voorkeur om achter en/of om een behuizing van de installatieautomaat van de hoofdschakelaar te haken, bij grotere voorkeur aan een achterkant van de behuizing die in hoofdzaak tegenover een voorkant van de behuizing ligt, welke voorkant is voorzien van een uitsparing voor het ten minste gedeeltelijk opnemen van een kop van de klemschroef.
8. Aansluitsysteem volgens één van de conclusies 4-7, waarbij het schroefelement zich uitstrekt door het basisdeel van het aansluitsysteem, waarbij een proximaal einddeel van het schroefelement is ingericht om het schroefelement aan en/of los te draaien, bij voorkeur door genoemde proximale einddeel van het schroefelement te voorzien van een vastgrijpoppervlak, bij grotere voorkeur een in hoofdzaak niet-elektrisch geleidend vastgrijpoppervlak, zoals een vastgrijpoppervlak van een kunststofmateriaal.
9. Aansluitsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het systeem is voorzien van een aardekabel, bij voorkeur een losneembaar met het basisdeel koppelbare aardekabel, waarbij het systeem is ingericht om een kern van de aardekabel in elektrische verbinding te stellen met het contactdeel.
10. Aansluitsysteem volgens één van de conclusies 4-9, waarbij het schroefelement zich uitstrekt door het basisdeel van het aansluitsysteem en in elektrische verbinding staat met het contactdeel, waarbij een proximaal einddeel van het schroefelement is ingericht om te worden gekoppeld met een aardekabel, bij voorkeur door genoemde proximale einddeel van het schroefelement te voorzien van schroefdraad, bij grotere voorkeur van interne schroefdraad.
11. Aansluitsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het basisdeel is voorzien van een blokkeerdeel dat zich tijdens gebruik zodanig langs en/of om een schakelhendel van de installatieautomaat van de hoofdzekering uitstrekt dat wordt verhinderd dat de schakelhendel kan worden verzet van een stand waarin de installatieautomaat van de hoofdzekering is uitgeschakeld tot in een stand waarin de installatieautomaat is ingeschakeld.
12. Aansluitsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het systeem, en bij voorkeur het basisdeel, niet in hoofdzaak breder is dan de installatieautomaat, en bij voorkeur waarbij het zodanig is ingericht dat wanneer het tijdens gebruik in aangrijping is met de installatieautomaat, het zich in hoofdzaak niet in breedterichting uitstrekt voorbij de installatieautomaat.
13. Aansluitsysteem volgens één van de conclusies 2-12, waarbij het haakdeel en/of het blokkeerdeel stijf verbonden is met het basisdeel en/of waarbij het haakdeel en/of het blokkeerdeel een integraal deel van het basisdeel vormt.
14. Werkwijze voor het aarden van een einddeel, bij voorkeur een proximaal einddeel, van een fasedraad van een hoofdkabel, omvattende de stappen van: het met een installatieautomaat, in het bijzonder een installatieautomaat van een hoofdzekering, bijvoorbeeld een DIN-installatieautomaat of zogenoemde DIN-hoofdschakelaar, in aangrijping brengen van een aansluitsysteem; en het zodanig vastklemmen van het aansluitsysteem ten opzichte van genoemde installatieautomaat dat een contactdeel van het aansluitsysteem in elektrisch contact staat met een klemschroef van de installatieautomaat, in het bijzonder een installatieautomaat van de hoofdzekering, welke klemschroef direct of indirect elektrisch in verbinding staat met een kern van een einddeel van de met de installatieautomaat verbonden fasedraad van de hoofdkabel.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij het aansluitsysteem ten opzichte van de installatieautomaat, bij voorkeur de installatieautomaat van de hoofdzekering, wordt vastgeklemd terwijl genoemde automaat zich op een installatieautomatenrail, zoals een DIN-rail, bevindt, bij voorkeur in een huis dat is ingericht voor het huisvesten van een of meerdere hoofdzekeringen of in een zogenaamde hoofdzekeringkast.
NL2012453A 2014-03-17 2014-03-17 Aansluitsysteem en werkwijze voor het aarden van een einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel. NL2012453B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012453A NL2012453B1 (nl) 2014-03-17 2014-03-17 Aansluitsysteem en werkwijze voor het aarden van een einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012453A NL2012453B1 (nl) 2014-03-17 2014-03-17 Aansluitsysteem en werkwijze voor het aarden van een einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2012453A true NL2012453A (nl) 2015-11-26
NL2012453B1 NL2012453B1 (nl) 2016-01-08

Family

ID=51453799

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2012453A NL2012453B1 (nl) 2014-03-17 2014-03-17 Aansluitsysteem en werkwijze voor het aarden van een einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2012453B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB232384A (en) * 1924-03-06 1925-04-23 Charles Reginald Belling Improvements in or relating to electric terminals
FR846809A (fr) * 1938-05-31 1939-09-26 Borne de prise de courant électrique
FR2107559A5 (nl) * 1970-09-23 1972-05-05 Bassani Spa
FR2703468A1 (fr) * 1993-03-30 1994-10-07 Merlin Gerin Dispositif indicateur de présence de tension.
EP0759649A1 (en) * 1995-08-17 1997-02-26 Deltron Components Limited Improvements in or relating to electrical terminals
US20060061441A1 (en) * 2004-09-22 2006-03-23 Whipple Michael J Universal terminal assembly for electric power switch

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB232384A (en) * 1924-03-06 1925-04-23 Charles Reginald Belling Improvements in or relating to electric terminals
FR846809A (fr) * 1938-05-31 1939-09-26 Borne de prise de courant électrique
FR2107559A5 (nl) * 1970-09-23 1972-05-05 Bassani Spa
FR2703468A1 (fr) * 1993-03-30 1994-10-07 Merlin Gerin Dispositif indicateur de présence de tension.
EP0759649A1 (en) * 1995-08-17 1997-02-26 Deltron Components Limited Improvements in or relating to electrical terminals
US20060061441A1 (en) * 2004-09-22 2006-03-23 Whipple Michael J Universal terminal assembly for electric power switch

Also Published As

Publication number Publication date
NL2012453B1 (nl) 2016-01-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20160141846A1 (en) Systems for backfeeding photovoltaic arrays through main breaker boxes
CA2836970A1 (en) Switchable low threshold current power supply
US20160247651A1 (en) Touch safe panel board system
CN107148709A (zh) 直流电断路器和断连器
EP0096601B1 (fr) Bloc fonctionnel de distribution terminale basse tension
AU2015316569B2 (en) Current management device
WO2015059195A1 (de) Wechselrichter-system und pv-system
KR102249636B1 (ko) 무정전 교체용 바이패스 케이블 연결 장치
NL2012453B1 (nl) Aansluitsysteem en werkwijze voor het aarden van een einddeel van een fasedraad van een hoofdkabel.
RU2638571C1 (ru) Подстанция трехфазного переменного тока
CN103066575B (zh) 快速查找故障的控制方法
EP3254347B1 (en) Consumer units, receptacles for consumer units and consumer unit systems
CN111403248B (zh) 一种熔断器
JP6751918B2 (ja) 開閉器及び分電盤
CN109478775A (zh) 故障电弧识别单元
CN207518347U (zh) 轨道交通直流牵引供电系统备用联跳转换装置
US11831109B2 (en) Electrical connector with integrated electronic controlled power switch or circuit breaker safety device
US11349229B2 (en) Grounding devices, systems, and associated kits and methods
KR200414236Y1 (ko) 전력계통 동심중성선 활선절단시공장치
US9083092B2 (en) Electrical connections for high voltage electrical distribution and/or reticulation
CN107204609B (zh) 一种接地方式自识别的配电网母线保护装置及方法
Cabrera et al. Implementation of arc-flash protection using IEC 61850 GOOSE messaging
KR101485148B1 (ko) 특고압 변전설비의 인입선 커넥터
US11791573B2 (en) Wire terminals and method of uses
FR3027729A1 (fr) Dispositif de coupe-circuit pour distributeur ccpi

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20220401