NL2011489C2 - Snijkopzuiger met gestabiliseerde snijkop. - Google Patents

Snijkopzuiger met gestabiliseerde snijkop. Download PDF

Info

Publication number
NL2011489C2
NL2011489C2 NL2011489A NL2011489A NL2011489C2 NL 2011489 C2 NL2011489 C2 NL 2011489C2 NL 2011489 A NL2011489 A NL 2011489A NL 2011489 A NL2011489 A NL 2011489A NL 2011489 C2 NL2011489 C2 NL 2011489C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pontoon
ladder
spud pole
pole
suction dredger
Prior art date
Application number
NL2011489A
Other languages
English (en)
Inventor
Gèrard Louis Marie Schrieck
Original Assignee
Schrieck Dredging Technology B V V D
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Schrieck Dredging Technology B V V D filed Critical Schrieck Dredging Technology B V V D
Priority to NL2011489A priority Critical patent/NL2011489C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2011489C2 publication Critical patent/NL2011489C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/88Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements acting by a sucking or forcing effect, e.g. suction dredgers
    • E02F3/8833Floating installations
    • E02F3/8841Floating installations wherein at least a part of the soil-shifting equipment is mounted on a ladder or boom
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/88Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements acting by a sucking or forcing effect, e.g. suction dredgers
    • E02F3/90Component parts, e.g. arrangement or adaptation of pumps
    • E02F3/905Manipulating or supporting suction pipes or ladders; Mechanical supports or floaters therefor; pipe joints for suction pipes
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F9/00Component parts of dredgers or soil-shifting machines, not restricted to one of the kinds covered by groups E02F3/00 - E02F7/00
    • E02F9/06Floating substructures as supports
    • E02F9/062Advancing equipment, e.g. spuds for floating dredgers
    • E02F9/065Advancing equipment, e.g. spuds for floating dredgers characterised by the use of lines with anchors and winches
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63HMARINE PROPULSION OR STEERING
    • B63H19/00Marine propulsion not otherwise provided for
    • B63H19/08Marine propulsion not otherwise provided for by direct engagement with water-bed or ground

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Bridges Or Land Bridges (AREA)

Description

Snijkopzuiger met gestabiliseerde snijkop
De uitvinding heeft betrekking op het stabiliseren van de positie vaneen snijkop van een drijvende snijkopzuiger in golven. Het betreft de positie in de horizontale richting van de lengte as van de ponton ten opzichte van de vaste ondergrond of waterbodem.
Bij bekende snijkopzuigers wordt de positie van de snijkop in de horizontale richting van de lengte as van de ponton ingesteld met behulp van een spudpaal en in verticale richting door het op een instelbare diepte afhangen van de voorkant van de scharnierend aan de ponton opgehangen ladder. Het is algemeen bekend dat bij het werken in golven met deze bekende snijkopzuiger grote bewegingen van de snijkop kunnen optreden ten opzichte van de vaste ondergrond en dat deze bewegingen grote belastingen op de snijkop veroorzaken. Dit kan leiden tot schade en/of uitval wegens een onwerkbare situatie. Een mogelijke uitvoeringsvorm en werkwijze van deze bekende snijkopzuiger wordt hierna aan de hand van fig. 1 en 2 beschreven.
Fig. 1 is een schematische dwarsdoorsnede van een snijkopzuiger met een drijvend ponton 1 dat aan de voorzijde is voorzien van een ladder 2 welke met scharnier 20 is opgehangen aan de ponton. Onder aan de ladder is een roterende snijkop 3 gemonteerd op een rotatie as welke nagenoeg evenwijdig loopt aan de lengteas van de ladder. Aan de achterzijde van de ponton bevindt zich een spudpaal 4 die door zijn eigen gewicht met een indringdiepte 26 in de vaste ondergrond in punt 41 is verankerd. Punt 41 is gelegen in de spudpaal en nabij de onderkant van de spudpaal. De spudpaal 4 heeft een zekere stijfheid tegen doorbuiging dwars op zijn lengteas en is met twee nauw passende geleideringen 42 vertikaal aan een paalwagen 9 gemonteerd. Spudpaal 4 kan door beide geleideringen 42 vrij vertikaal op en neer bewegen en zorgt zo voor een om een verticale as horizontaal schamierbare verankering van de ponton aan de vaste ondergrond 24. De paalwagen 9 is met wielen 12 in de lengte-as richting van de ponton verrijdbaar. De wielen 12 zijn in verticale richting ingeklemd tussen de geleiderails 11 zodat de paalwagen 9 niet kan roteren. De paalwagen 9 kan met behulp van zuiger-cilinderinrichting 10 in de lengteas richting van de ponton worden verplaatst en op een gewenste positie ingesteld. De ladder 2 met snijkop 3 hangt aan de bovenzijde in scharnier 20 aan de ponton 1 en wordt aan de onderzijde door middel van hijsdraad 6 op een gewenste diepte afgehangen. De horizontale afstand R van de voorkant van de snijkop tot de as van de spudpaal 4 wordt ingesteld en gefixeerd door met zuiger-cilinderinrichting 10 de positie van de spudpaal 4 t.o.v. de ponton 1 in de richting van de lengteas van de ponton in te stellen en te fixeren. met snij kop 3 wordt middels een horizontaal gerichte zwaai- of rotatiebeweging Z (zie figuur 2) rondom de as van spudpaal 4 een zeker grondprofiel aangesneden. In fig. 3 zijn voorbeelden van mogelijk met snijkop 3 aan te snijden grondprofielen A t/m H aangegeven. De zwaaibeweging in een van beide richtingen vindt plaats door middel van het met twee lieren 19 gecontroleerd halen en vieren van de zij draden 18 welke verankerd zijn aan twee voorzijankers 17. De tijdens de zwaaibeweging losgesneden grond wordt via zuigbuis 14 met flexibele zuigzak 15 door pomp 16 afgezogen. De ladder 2 en de ponton 1 volgen de zwaaibeweging van de snijkop 3 door in het horizontale vlak te scharnieren om de spudpaal 4. De snijkop 3 maakt hierbij een cirkelvormige baan Z met straal R om de as van spudpaal 4. Het vertrekpunt 47 van de zijdraden vanaf de ladder bevindt zich onderaan de ladder 2 zo dicht mogelijk bij de snijkop 3 omdat de benodigde trekkracht in de zijdraden 18 grotendeels het gevolg is van de snijkrachten op de snijkop. De positie van de snijkop ten opzichte van het aan de voorzijde en aan de halende zijde aangesneden grondoppervlak moet gecontroleerd worden teneinde een regelmatig en gecontroleerd snij proces te verkrijgen. Om dit te bereiken wordt de vierende zij draad 18 met een zekere remkracht met een gecontroleerde snelheid gevierd terwijl de halende zij draad 18 met een gecontroleerde snelheid wordt binnengehaald en daarbij de benodigde kracht levert voor de snijkrachten en voor de remkracht in de vierende zij draad 18 en voor de verplaatsing van de ponton en de ladder.
De zwaaibeweging wordt doorgezet tot een maximum zwaaihoek van ca 30 tot 45 graden t.o.v. de langshartlijn van een eventueel te ontgraven sleuf. Na het bereiken van deze maximum zwaaihoek wordt door middel van zuiger-cilinderinrichting 10 de ponton 1 met ladder 2 en snijkop 3 met een stap s naar voren bewogen. Fig. 3a en fig. 3b tonen geschematiseerde rechte gelijkvormige profielen met breedte s en hoogte h van het door de snijkop met gebogen snijkopprofiel te ontgraven grondprofiel. In werkelijkheid komen de geschematiseerde rechte stukken overeen met het gebogen profiel van de snijkop, welke de grond afsnijdt. Door stap s ontstaat een nieuw door de snijkop aan te snijden grondprofiel B. Vervolgens wordt de zwaaibeweging in tegengestelde richting ingezet. Na het baggeren van grondprofiel A kan middels vieren van hijsdraad 6 de snijkop ook omlaag worden gebracht naar grondprofiel E. Bij voorkeur worden met een vast ingestelde diepte van de snijkop eerst de achter elkaar op gelijke diepte liggende grondprofielen, bijvoorbeeld A t/m D, direct achter elkaar afgewerkt en wordt daarna over de lengte P teruggestapt naar grondprofiel E. De maximum horizontale afstand die op deze wijze vanuit een vaste positie van de (werk)spudpaal 4 in een enkele laag kan worden aangesneden is gelijk aan de maximum slaglengte P van de zuiger-cilinderinrichting 10. Voor het baggeren van volgende grondprofielen rechts van D en H moet eerst de spudpaal 4 worden verzet, het zogenaamde ‘verpalen’. Dit gebeurt als volgt: Tijdens het baggeren van het laatste grondprofiel D of H of een daaronder liggende diepere laag wordt in het midden van de zwaai op de hartlijn 48 de zwaaibeweging gestopt en wordt de (hulp)spudpaal 5 neergelaten. De spudpaal 4 wordt gehesen en met behulp van de zuiger-cilinderinrichting 10 wordt paalwagen 9 over de lengte P naar zijn start positie in de richting van de snijkop 3 gereden waarna spudpaal 4 weer wordt neergelaten. De spudpaal 5 wordt gehesen en het verpalen is afgerond. Vervolgens wordt de zwaaibeweging met de kleinere straal R-P voortgezet. Op deze wijze kunnen meerdere sets van grondprofielen A t/m D behorende bij een vaste diepte achter elkaar worden aangesneden.
Het is ook mogelijk om na het bereiken van de maximum lengte R de zwaai met grondprofiel D tot het einde af te maken en daarna de zuiger-cilinderinrichting 10 geheel in te trekken en de snijkop boven grondprofiel E door vieren van hijsdraad 6 omlaag in grondprofiel E te laten zakken en vervolgens grondprofielen E t/m H te gaan aansnijden.
De hierboven beschreven snijkopzuiger en werkwijze is algemeen bekend.
Bij het werken met een snijkopzuiger in golven kunnen er als gevolg van de golven grote bewegingen van de ponton 1 en de ladder 2 met snijkop 3 optreden. Dergelijke bewegingen zijn ongewenst omdat zij, zeker in het geval van een harde ondergrond, kunnen leiden tot te grote krachten op de snijkop 3 en ladder 2 en de spudpalen 4 en 5 waardoor er aanzienlijke schade kan optreden. Omdat de zij draden 18 in hoofdzaak dwars op het verticale vlak loodrecht op de verhaalbeweging staan en deze draden met een gecontroleerde snelheid en met een zekere voorspanning worden gevierd en ingehaald, kunnen de bewegingen van de ladder en de snijkop in het verticale vlak loodrecht op de verhaalbeweging vrijwel ongehinderd plaatsvinden. Naast ongewenste bewegingen en dientengevolge ongewenste krachten op de snijkop 3 en ladder 2 treden er door golven ook grote krachten en momenten op in de spudpaal 4 en in zijn geleideringen 42. Om bovengenoemde schades te voorkomen kan er bij het werken met een snijkopzuiger in golven een aanzienlijk tijdverlies optreden door onwerkbaar weer.
De bewegingen van de snij kop door de golven worden veroorzaakt door de bewegingen van de ponton met ladder als gevolg van krachten op de ponton en de ladder ten gevolge van de orbitaalbeweging van het water als gevolg van golven. Uit de theorie van oppervlakte-golven in water is bekend dat bij golven in relatief diep water met een waterdiepte h groter dan de helft van de golflengte L er geen invloed van de bodem is op de orbitaalbeweging. De orbitaalbeweging is in dat geval cirkelvormig en maximaal aan de wateroppervlakte. Bij golven in relatief ondiep water met een waterdiepte h kleiner dan de halve golflengte L/2 is er wel invloed van de bodem op de orbitaalbeweging. De orbitaalbeweging heeft in dat geval een elliptische vorm met de langste symmetrieas in horizontale richting. Bij een waterdiepte kleiner dan 1/2 deel van de golflengte L is deze invloed zelfs zo groot dat de horizontale orbitaalbeweging direct boven de bodem bijna gelijk is aan die aan het wateroppervlakte. Bij het werken met een snijkopzuiger aan een kust in deining met een lange golfperiode en een lange golflengte treedt regelmatig deze ondiep water golfbeweging op. Fig. 4a toont een voorbeeld van een ondiep water golf met h<l/2L. Duidelijk is de bijbehorende platte elliptische vorm te zien van de orbitaalbeweging van het water. Ook hier is de orbitaalbeweging aan de wateroppervlakte maximaal met in verticale richting een amplitude w gelijk aan de helft van de golfhoogte H. De maximum horizontale bewegingsamplitude u is hier aanzienlijk groter dan de verticale bewegingsamplitude w. Met name deze grote horizontale golfbewegingen als gevolg van golven met een lange periode en een lange golflengte veroorzaken grote krachten op de ponton en ladder en dientengevolge grote bewegingen van de ponton en de ladder en de snijkop. De frequentie van deze krachten kan bovendien in de buurt van de eigenfrequenties van het systeem ponton met ladder en spudpaal en zijn ophanging liggen, waardoor er additioneel ook nog sprake kan zijn van versterking van de bewegingen van de ponton en de snijkop door opslingering.
Fig. 4b toont de mogelijke 6 vrijheidsgraden voor de beweging van een drijvend ponton. De orbitaalbeweging van de golven zorgt voor laterale bewegingen van de ponton, zowel een verticale op en neergaande laterale beweging w in de Z richting (dompen) als een horizontale heen en weergaande laterale beweging u in de X richting (schrikken) en laterale beweging v in de Y richting (verzetten). De verticale beweging w is het directe gevolg van het door de golfbeweging in verticale richting variëren van de opwaartse kracht ten gevolge van het drijfvermogen van de ponton. De horizontale bewegingen u en v worden onder andere veroorzaakt door de horizontale stuwkracht als gevolg van de stuw- en zuigdruk tegen de zijwanden van de ponton en de ladder ten gevolge van de horizontale component van de orbitaalsnelheid.
Naast deze 3 laterale bewegingen treden er ten gevolge van verschillen in lokale golfhoogte op verschillende posities langs de ponton ook rotaties van de ponton op in 3 verschillende richtingen: de rotatie met hoek cp om de lengteas X van de ponton, het zogenaamde ‘ slingeren en de rotatie met hoek Θ om de dwars as Y van de ponton, het zogenaamde ‘ stampen’ en de rotatie met hoek ψ om de verticale Z as van de ponton, het zogenaamde ‘gieren’.
De verankering aan de ondergrond vindt enerzijds aan de achterkant van de ponton plaats in punt 41 middels de spudpaal 4, welke met een zekere stijfheid tegen rotatie in een vertikaal vlak in een verticale geleiding aan de achterzijde van de ponton is gemonteerd, en anderzijds aan de voorzijde van de ladder met de twee dwars uitstaande zij draden 18. Het aangrijpingspunt 31 van de resulterende krachten van de verankering die door de twee draden 18 via de schijven 47 wordt gevormd ligt dicht bij de snijkop 3 en daarom ook dicht boven de bodem 24. Beide punten 31 en 41 liggen onder de lengte as van de ponton. Punt 41 van de spudpaal functioneert als een alzijdig scharnierpunt en de beide zij draden 18 leveren een virtueel alzijdig scharnierpunt 31 ongeveer in het midden tussen de schijven 47. Daarbij wordt de horizontale beweging van de snijkop 3 als gevolg van golven in de Y richting dwars op de lengteas X van de ponton verhinderd door de zij draden 18. Omdat de scharnierpunten 41 en 31 respectievelijk in en dicht boven de bodem liggen zal een laterale beweging v dwars op de lengterichting van de hoger gelegen ponton (verzetten) plaats kunnen vinden en een rotatie om de lengteas X van de ponton (slingeren) veroorzaken. Omgekeerd zal een rotatie van de ponton om de lengteas X een dwars beweging v (verzetten) van de ponton veroorzaken. Beide bewegingen kunnen bij gebruik van de scharnierpunten 41 en 31 zoals hiervoor beschreven vrij plaatsvinden zonder dat die, door golven veroorzaakte bewegingen, tot grote bewegingen van de snijkop 3 leiden. Een beweging in de vorm van ‘gieren’ om de verticale Z as van de ponton wordt door bovenstaande verankering gehinderd en zal eveneens geen aanleiding geven tot grote bewegingen van de snijkop 3. Geconcludeerd kan worden dat bij de hierboven omschreven wijze van verankeren van de ponton met name de laterale bewegingen w en u, zijnde respectievelijk het ‘dompen’ en ‘schrikken’, en de rotatie Θ, zijnde het‘stampen’, zullen leiden tot door golven veroorzaakte aanzienlijke bewegingen van de snijkop 3. Naast de hiervoor besproken orbitaal beweging van de golven als directe oorzaak van krachten die het bewegen van de ponton en de snijkop veroorzaken, ontstaat er bij een stampbeweging van de ponton door de rotatie van de ingeklemde spudpaal 4 met hoek Θ om de Y as nog een aanzienlijke extra horizontale verplaatsing u van de ponton in de lengteasrichting X. Deze verplaatsing vindt plaats omdat punt 41 in spudpaal 4 inde ondergrond is verankerd en spudpaal 4 met een zekere rotatiestijfheid met de ponton is verbonden. Bij een stampbeweging en een met de klok mee gerichte rotatie van de ponton om de Y-as zal de ponton in fig. 4b naar rechts bewegen. Omgekeerd zal bij een tegen de klok in gerichte rotatie de ponton in fig. 4b naar links bewegen. Wanneer wordt uitgegaan van een oneindig stijve spudpaal en een oneindig stijve verbinding tussen spudpaal en ponton dan zal de snijkop in theorie een cirkelvormige beweging in het verticale vlak maken om ankerpunt 41 van spudpaal 4. Omdat de snijkop dicht boven het verticale niveau van ankerpunt 41 is gepositioneerd zal de beweging van de snijkop in hoofdzaak vertikaal gericht zijn. In de praktijk is de spudpaal zelf en zijn verbinding met de ponton niet oneindig stijf en zal er een zekere doorbuiging van de paal en zijn ophanging optreden. Hierdoor zal er ook een horizontale verplaatsing van de snijkop optreden. Deze beweging kan door opslingering nog worden versterkt als gevolg van de eigenfrequenties van het meervoudige massa-veersysteem bestaande uit de spudpaal 4 met zijn eigen massa en stijfheid en de verende verbinding 42 met de ponton en de massa’s van de ponton en ladder, scharnierend verbonden met de ponton, met de verende verbinding van hijsdraad 6 tussen ponton en ladder. De ponton zelf drijft verend met een zekere ei genfrequentie in het water.
Het voorgaande maakt duidelijk dat door golven in ondiep water een grote beweging van ponton 1 en snijkop 3 ten opzichte van de ondergrond een grote beweging in de horizontale richting is. Tevens is duidelijk gemaakt dat er ten gevolge van golven een grote belasting op de spudpaal 4 kan optreden in de vorm van grote krachten en momenten ter plaatse van de verbinding van de spudpaal met de paalwagen 9. Beide gevolgen kunnen tot schade leiden en zijn daarom limiterend voor de werkbaarheid van de snijkopzuiger.
Er zijn meerdere inrichtingen bekend met als doel het beperken van de bewegingen van de snij kop 3 en het beperken van de belasting van de spudpaal 4 bij het werken in golven. Veel van deze inrichtingen zijn gebaseerd op het flexibel en verend ophangen van de spudpaal en/of de ladder, zoals bijvoorbeeld de langs een geleiderails verende ophanging van de ladder welke is beschreven in octrooi US-A-4084334. Ook zijn er inrichtingen voor het verend ophangen van de spudpaal zoals bijvoorbeeld beschreven in het Belgische octrooi schrift BE20050000293. Deze inrichtingen beperken de belasting op de onderdelen maar zij verhinderen niet de bewegingen van de snij kop ten opzichte van de ondergrond ten gevolge van de golfbewegingen op de ponton en ladder.
Ter beperking van de bewegingen van de snijkop t.g.v. de golven kan in plaats van een spudpaal ook gebruikgemaakt worden van de zogenaamde ‘ Christmas-Tree’. Deze bestaat uit een set van 3 of meer ankerkabels vanaf de achterkant van de ponton, welke op enige afstand van de ponton verankerd zijn in de bodem. Daarmee wordt een verankeringspunt aan de achterzijde van de ponton gerealiseerd dat in verticale richting vrij op en neer kan bewegen en tegelijk functioneert als een bolscharnier. Het voordeel van deze inrichting is dat het hiervoor beschreven mechanisme van de extra horizontale kracht op de ponton als gevolg van het roteren van de spudpaal niet meer aanwezig is. Het nadeel van een dergelijke verankering is dat er, vanwege de noodzaak om de verticale ponton bewegingen t.g.v. de golven te kunnen volgen, nooit met strakke kabels met een vaste lengte gewerkt kan worden en deze kabels daardoor in horizontale richting geen vaste positie van het scharnierpunt kunnen bewerkstelligen. De hiervoor genoemde inrichtingen missen allen een directe afsteuning op of verankering in de ondergrond van de onderkant van de ladder 2 via welke de ondergrond een voldoende grote kracht kan uitoefenen op de ladder 2 om de onderkant van de ladder, en daarmee snijkop 3, op een vaste positie ten opzichte van de ondergrond te houden.
Bekend is de Nederlandse octrooiaanvraag NL6711816 waarin een instelbare steunplaat wordt beschreven aan de onderzijde van het ondereinde van de ladder.
Deze steunplaat beperkt de diepte instelling van de onderzijde van de ladder en voorkomt daarmee het vertikaal ingraven van de snijkop. Deze inrichting heeft echter de beperking dat hij alleen invloed heeft op omlaag gaande verticale bewegingen en is alleen bruikbaar voor het baggeren van een grondprofiel waarbij afgesteund kan worden op een horizontale bodem achter de snijkop
Eveneens bekend is de Nederlandse octrooiaanvraag NL7305218 welke een stationaire zuiger zonder snijkop beschrijft met zij lieren en zij ankers met alleen een aan de drijvende ponton afgehangen zuigbuis met daarin een extra scharnierpunt. De horizontale beweging van de zuigbuismond wordt tegengegaan met behulp van twee kabels naar een ankerpunt. Bij deze inrichting worden de bewegingen van de ponton ten gevolge van golven gecompenseerd door middel van een vrije rotatie van het extra scharnier in de zuigbuis. Een beperking van deze inrichting is echter dat deze geen reactiekracht van de ondergrond kan opnemen.
Zoals hiervoor besproken is uit de Belgische octrooiaanvrage BE20050000293 een snijkopzuiger bekend, omvattende een ponton, een ladder waarvan een eind aan de ponton is opgehangen, welke ladder ten opzichte van de ponton in een neerwaarts gerichte stand brengbaar is, een snijkop aan het andere eind van de ladder, alsmede tenminste een met de ponton samenwerkende spudpaal voor het verankeren van de ponton ten opzichte van een waterbodem.
Bekend is een snijkopzuiger, omvattende een ponton, een ladder waarvan een eind draaibaar aan de ponton is opgehangen zodanig dat de ladder ten opzichte van de ponton in een neerwaarts gerichte stand brengbaar is en overigens star is verbonden met de ponton, een snijkop voor het afsnijden van rots of grond van een waterbodem aan het andere eind van de ladder, een afzuiginstallatie voor het afzuigen van losgesneden rots of grond, tenminste een met de ponton samenwerkende spudpaal voor het verankeren van de ponton ten opzichte van een waterbodem, alsmede zwenkmiddelen voor het verzwenken van de ponton en de ladder rond een door de spudpaal bepaalde draaihartlijn, welke ladder vrij is van steunmiddelen voor het direct ten opzichte van de waterbodem ondersteunen daarvan
Het doel van de uitvinding is de hiervoor besproken nadelen van deze bekende inrichting, dat wil zeggen de mogelijke bewegingen als gevolg van golfslag van de snijkop ten opzichte van de ondergrond, te beperken. Dat doel wordt bereikt doordat zich tussen de spudpaal en de ladder een verbindingsmiddel bevindt dat samenwerkt met de ladder en de spudpaal en dat vrij is van aangrijpingsmiddelen voor het direct aangrijpen van de waterbodem. Tussen de spudpaal, in het gebied tussen de onderkant van de ponton en de bovenkant van de waterbodem, en het onderste gedeelte van de ladder nabij de snijkop is een verbindingsmiddel aangebracht waarbij de afstand tussen de spudpaal en de ladder kan worden ingesteld bij elke te maken rotatie- of zwaaibeweging van de snijkop en gedurende die zwaaibeweging wordt gehandhaafd.
Door middel van een dergelijke ingestelde verbinding kan de grootste beweging van de snijkop ten opzichte van de ondergrond in horizontale richting in verregaande mate worden beperkt. Tijdens de zwaaibeweging bevindt de verbinding zich dicht boven de bodem tussen het onderste gedeelte van de spudpaal en de onderkant van de ladder. De kracht in de verbinding leidt tot een naar achteren gerichte kracht op de ladder. Als gevolg daarvan, en door de afstand van de verbinding tijdens de zwaaibeweging te fixeren, wordt elke beweging van de snijkop in de horizontale richting langs de lengteas van de ponton tegengegaan. US-A-548242 betreft een baggerinrichting waarbij de ladder door middel van een draaitafel is opgehangen aan een ponton. De spudpaal is excentrisch opgesteld ten opzichte van de draaitafel. Als gevolg daarvan verandert de afstand tussen de spudpaal en de ladder bij het zwaaien van de ladder, hetgeen nadelig is voor het handhaven van de gewenste positie van het graafmiddel aan het onderste eind van de ladder. US-A-5791074 betreft een baggerinrichting met een draaibaar aan een ponton verbonden ladder. De ponton is zwaaibaar gekoppeld met een drijver die op zijn beurt door middel van twee spudpalen gestabiliseerd is ten opzichte van een waterbodem. Tussen elk van deze spudpalen en de ladder strekken zich twee draden uit zodanig dat de ponton met de ladder heen en weer gezwaaid kan worden. Ook een dergelijk uitvoering is gecompliceerd en heeft als nadeel dat de afstand tussen de ladder met het graafmiddel enerzijds, en de spudpalen anderzijds, verandert bij het uitvoeren van de zwaaibeweging.
Bij voorkeur is een lengte-instelinrichting voorzien door middel waarvan de lengte van de verbinding tussen de spudpaal en de ladder kan worden ingesteld en/of voorgespannen. Volgens een eerste mogelijkheid kan de verbinding daartoe vast zijn verbonden met de spudpaal. Het is mogelijk, dat de bevestiging van de verbinding met de spudpaal zodanig laag is gelegen, dat de verbinding in onder spanning staande toestand de bovenkant van de waterbodem niet kan raken tijdens de rotatiebeweging van de snijkop. Het is echter niet noodzakelijk om de verbinding vast te verbinden met de spudpaal. Ook is het mogelijk, dat de bevestiging van de verbinding met de spudpaal zich bevindt op een geleiding, bijvoorbeeld een ring of een buisvormig orgaan, welke door de spudpaal wordt geleid en zich in en/of om de spudpaal kan bewegen en waarvan de hoogte op de spudpaal voor en/of tijdens de rotatiebeweging van de snijkop kan worden ingesteld, door bijvoorbeeld een in of op de spudpaal bevindende zuiger-cilinderinrichting. De geleiding kan ook op en neer langs de spudpaal verplaatsbaar zijn geleid. Door de positie van de geleiding aldus juist te kiezen, kan met de onvermijdelijke doorhanging van een kabel rekening worden gehouden. Daardoor kan worden vermeden dat de kabel over de bodem sleept bij het uitvoeren van zwaaibewegingen met de ladder.
In de eerste en tweede mogelijkheid van voorgaande uitvoeringsvormen wordt de draad geleid over een schijf aan de ladder en vanaf de schijf verder geleid naar de draadlengte-instelinrichting, zoals een lier. Volgens weer een andere uitvoering kan de draad zijn geleid over een schijf aan de spudpaal en vanaf die schijf verder zijn geleid naar een lengte-instelinrichting.
Hiervoor is als voorbeeld van het verbindingsmiddel tussen spudpaal en ladder een draad genoemd. Het verbindingsmiddel kan echter ook op andere wijzen zijn uitgevoerd. Als voorbeeld wordt genoemd een uit- en inschuifbare of telescopeerbare balk, buis en of vakwerk. Als alternatief kan het verbindingsmiddel een ketting en/of gekoppelde staven omvatten. Ook is het mogelijk om het verbindingsmiddel met een zuiger/cilinderinrichting uit te voeren. Combinaties van deze verschillende verbindingselementen zijn ook mogelijk, zoals een zuiger/cilinderinrichting met een uit- en inschuifbare balk en dergelijke.
De lengte-instelinrichting kan op vele verschillende manieren zijn uitgevoerd. De voorkeur gaat uit naar een lier op de ladder zodanig dat de draad vanaf de lier is geleid naar de onderkant van de ladder en van daar naar het onderste gedeelte van de spudpaal. Een tweede mogelijke uitvoeringsvorm is een actuator, zoals een zuiger/cilinderinrichting, zodanig dat bijvoorbeeld een verbinding in de vorm van een draad vanaf de actuator is geleid naar en vast is bevestigd aan de spudpaal. Het gedeelte van de draad tussen de schijf aan het onderste gedeelte van de spudpaal en de bevestiging aan de bovenkant van de spudpaal kan zijn geleid over minimaal twee schijven onder vorming van een draadlus, met welke draadlus de actuator samenwerkt. Deze schijven en de actuator zijn bij voorkeur gemonteerd op de paal wagen waarin de spudpaal is opgehangen. De actuator is daarbij bij voorkeur voorzien van minimaal één schijf.
In verband met het verkrijgen van een bepaalde gewenste voorspanning in het verbindingsmiddel, betreffende de draad en/of ketting en/of gekoppelde staven, kan een spaninrichting zijn voorzien. Een eerste wijze van spannen van het verbindingsmiddel kan worden verkregen door gebruik te maken van het feit dat de spudpaal is opgehangen in een paalwagen welke althans in langsrichting van de ponton verplaatsbaar is door middel van een actuator, zoals een zuiger-cilinderinrichting.
In dat geval kan de spanning in het verbindingsmiddel worden verkregen door de stappen van: - verankeren van de spudpaal in een waterbodem, - positioneren van de snij kop op de waterbodem, - het uitschuiven van de actuator van de paalwagen zodanig dat de ponton gedwongen wordt in voorwaartse richting ten opzichte van de paalwagen te bewegen in een mate, welke afhankelijk is van de lengte welke de actuator is uitgeschoven.
Overigens kan het verbindingsmiddel ook op nuttige wijze bij een stijf aan de ponton gemonteerde spudpaal worden toegepast. Het verbindingsmiddel beperkt op voordelige wijze de horizontale beweging van de ladder en daarmee de beweging in langsrichting van de ponton. Daardoor worden de doorbuiging en daarmee tevens de belasting van de spudpaal beperkt.
Verder kan de lengte van het verbindingsmiddel bij voorkeur vast worden ingesteld, maar een zekere mate van flexibiliteit is toelaatbaar. De voorwaarde daarbij is dat de bewegingen van de snijkop binnen de grenzen van werkbaarheid blijven. De aldus verkregen variatie van de lengte van het verbindingsmiddel biedt de mogelijkheid om demping toe te passen op de beweging van de ponton.
Volgens weer een andere, bekende mogelijkheid kan de spudpaal zijn opgehangen door middel van een kantelas die althans dwars is gericht ten opzichte van de langsrichting en de hoogterichting van de ponton, welke spudpaal, in dit geval ook functionerend als spaninrichting, rond de kantelas kantelbaar is door middel van een actuator, zoals een zuiger/cilinderinrichting. In dat geval kan de voorspanning in het verbindingsmiddel worden verkregen door de stappen van: - verankeren van de spudpaal in een waterbodem, - positioneren van de snijkop op de waterbodem, - spannen van het verbindingsmiddel tussen de spudpaal en de ladder door bekrachtigen van de actuator zodanig dat de spudpaal wordt gekanteld en de ponton in voorwaartse richting gedwongen wordt ten opzichte van de verankering van de spudpaal in de bodem enigszins te verplaatsen.
Volgens weer een andere mogelijkheid kan het verbindingsmiddel worden gespannen door ten minste een hulpdraad te voorzien, zoals een zijdraad of een boegdraad, die zich vanaf een lier op de ponton schuin of recht naar voren uitstrekt in de richting van de spudpaal naar de ladder. In dat geval kan de spanning in het verbindingsmiddel worden verkregen door de stappen van: - verankeren van de spudpaal in de waterbodem, - verankeren van de hulpdraad in de waterbodem op een positie liggend vóór de spudpaal, gezien in de richting van de spudpaal naar de snijkop, - spannen van het verbindingsmiddel tussen spudpaal en de ladder door middel van het spannen van de hulpdraad door bekrachtigen van de lier, waardoor enige draadlengte van de hulpdraad wordt binnen gehaald, zodanig dat de ponton gedwongen wordt in voorwaartse richting ten opzichte van de paalwagen te bewegen in een mate afhankelijk van de hoeveelheid draadlengte van de hulpdraad, welke is binnengehaald.
Verder betreft de uitvinding de algemene werkwijze voor het bedrijven van de snijkopzuiger zoals hiervoor beschreven, omvattende de stappen van: - het verankeren van de spudpaal in de bodem, - het instellen van de afstand tussen de ladder en de spudpaal, -het uitvoeren van zwaaibewegingen met de ladder en de snijkop in dwarsrichting en rond de in de bodem gedrongen spudpaal, -het handhaven van de ingestelde afstand tussen de ladder en de spudpaal gedurende het uitvoeren van de zwaaibewegingen.
Een belangrijk nieuw en inventief aspect van de inrichting en werkwijze van de onderhavige uitvinding is het toelaatbaar maken van een meer flexibele vrije beweging van de ponton en de ladder in het verticale vlak door de lengteas van de ponton terwijl de bewegingen van de snijkop zelf met de onderhavige uitvinding worden beperkt.
De meer vrije beweging van de ponton wordt mogelijk gemaakt door een spudpaal toe te passen die in zijn ophanging aan de ponton in verticale richting vrij op en neer kan bewegen en die in zijn ophanging ook in de richting van de langsas vrij ten opzichte van de ponton kan bewegen middels translatie in de richting van de ponton langsas X en/of rotatie in het verticale vlak door de ponton langsas X. Dit wordt bereikt met een verrijdbare paalwagen die met een constante kracht achteruit wordt gedrukt, en/of met een spudpaal welke voor rotaties in het verticale vlak verend ten opzichte van de ponton is opgehangen.
Een geheel nieuw gevolg van de onderhavige uitvinding is dat het voor het instellen en fixeren van de horizontale positie van de snijkop en daarmee voor de controle van de stapgrootte niet meer nodig is om de spudpaal stijf, niet roteerbaar in het verticale vlak, op te hangen. Integendeel, het tegenovergestelde is het geval: De stand van de spudpaal en/of de horizontale positie van de paalwagen moet kunnen variëren. Het is nu mogelijk om de spudpaal d.m.v. een in het verticale vlak verende ophanging tegen overbelasting te beschermen zonder dat daarbij de controle van de horizontale positie van de snijkop wordt beperkt.
De uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van een aantal niet beperkende uitvoeringsvoorbeelden met verwijzing naar de figuren, waarin:
Fig. 1 een schematische dwarsdoorsnede, en fig. 2 een schematisch bovenaanzicht van een bekende snijkopzuiger
Fig. 3 a en b verticale doorsnede van voorbeelden van met de snijkop mogelijk aan te snijden grondprofielen in een waterbodem.
Fig. 4a definitie schets van de orbitaalbeweging van een lange oppervlakte-golf op ondiep water en fig. 4b definitie schets van de 6 hoofdbewegingen van een drijvende snijkopzuiger.
Fig. 5a een schematische dwarsdoorsnede, en fig. 5b een schematisch bovenaanzicht van een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de lengte van de draad tussen de spudpaal en de ladder wordt geregeld met behulp van een lier op de ladder en de spankracht in deze draad met behulp van de zuiger-cilinderinrichting van de spudpaalwagen.
Fig. 6 een schematisch bovenaanzicht van een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting, waarbij de spankracht in de draad tussen spudpaal en ladder wordt geleverd door middel van twee lieren met twee zij draden die schuin naar voren zijn verankerd.
Fig. 7 een schematisch dwarsdoorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de lengte van de draad tussen de spudpaal en de ladder wordt geregeld met behulp van een zuiger-cilinderinrichting op de paalwagen.
Fig. 1 en 2 tonen een typische uitvoeringsvorm van een snijkopzuiger.
Deze zuiger heeft een ponton 1 als drijflichaam met daaraan scharnierend opgehangen een ladder 2. Het ondereinde van de ladder 2 hangt aan een hijsdraad 6 welke met ladderlier 7 kan worden versteld. Het boveneinde van de ladder 2 hangt in scharnierpunten 20 aan de ponton 1. De vaste ondergrond 24 wordt aangesneden met behulp van een om de lengte as van de ladder 2 roterende snijkop 3. De ponton 1 wordt langs zijn lengte as op zijn plaats gehouden d.m.v. (werk)spudpaal 4. (Hulp)spudpaal 5 wordt gebruikt bij het verplaatsen van spudpaal 4. De spudpalen 4 en 5 kunnen met zuiger-cilinderinrichtingen 8 worden opgehesen. De spudpaal 4 staat vertikaal in de neergelaten werktoestand in de waterbodem 24 met een bepaalde indringdiepte 26 en bovenaan in twee geleide ringen 42 die bevestigd zijn aan paalwagen 9 met wielen 12 met aslijnen 13, welke paalwagen d.m.v. zuiger-cilinderinrichting 10 horizontaal kan worden bewogen over een horizontale geleiding 11.
Tijdens een baggergang (zwaai) of rotatiebeweging van de snijkop 3 wordt de voorzijde van snijkop 3 op een vaste afstand R van de spudpaal 4 gehouden door zuiger-cilinderinrichting 10 en lier 7 vast te houden terwijl een cirkelvormige zwaaibeweging Z met straal R rond de spudpaal 4 wordt gemaakt. Aan het einde van elke zwaai Z wordt in de hoek een stap s vooruit gemaakt door de paalwagen 9 met zuiger-cilinderinrichting 10 een staplengte s ten opzichte van de ponton 1 achteruitte verplaatsen. Tijdens een zwaai wordt de onderzijde van ladder 2 zijdelings verhaald door aan één zijde met zij lier 19 de zij draad 18, die aan voorzij anker 17 is verankerd, via klapschijf 47 binnen te halen en aan de andere zijde zijdraad 18 te vieren. Zo is de positie van de snijkop in de zijwaartse richting door beide draden 18 gecontroleerd, terwijl deze draden nog wel een laterale beweging en rotatiebeweging in het verticale vlak door de lengteas van de ponton toelaten en ook een rotatie van de ponton om de as gevormd door een lijn door het virtuele scharnierpunt 31 en het ankerpunt 41 van de spudpaal. De losgesneden grond wordt via zuigbuis 14 en flexibele zuigzak 15 door pomp 16 opgezogen. Na een aantal zwaaien met stapgrootte s wordt de maximum verlenging P van de zuiger-cilinderinrichting 10 van de paalwagen 9 bereikt. De zwaaibeweging wordt nu in het midden, in de hartlijn 48 van de snede, gestopt. Vervolgens wordt de spudpaal 5 neergelaten in waterbodem 24 waarna de spudpaal 4 wordt gehesen en paalwagen 9 met zuiger-cilinderinrichting 10 weer wordt teruggetrokken naar de startpositie. Vervolgens wordt de spudpaal 4 neergelaten in de waterbodem 24 en de spudpaal 5 weer gehesen. Daarna wordt de zwaaibeweging voortgezet en aan het einde van de snede wordt in de hoek weer met stap s gestapt. In fig. 3 a en 3b is een mogelijk snedenpatroon gegeven van sneden A t/m H met stapgrootte s en snede-hoogte d.
Fig. 4a toont de orbitaalbeweging van een lange oppervlakte-golf in relatief ondiep water. Snijkopzuigers werken in relatief ondiep water en dit soort lange golven heeft een groot effect op het bewegingsgedrag van de ponton. Duidelijk is te zien dat bij een lange golf op ondiep water de amplitude u van de horizontale beweging aanzienlijk groter is dan de verticale amplitude w. Hierdoor kunnen de horizontale belastingen op de snijkopzuiger en daardoor de horizontale bewegingen eveneens aanzienlijk groter zijn dan de vergelijkbare verticale belastingen en bewegingen.
Vervolgens wordt aan de hand van een mogelijke uitvoeringsvorm de uitvinding toegelicht waarmee de horizontale bewegingen van de snij kop worden tegengegaan.
In fig. 5a en fig. 5b worden een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding getoond. Draad 101 tussen verbindingspunt 23 op spudpaal 4 en schijf 30 aan het ondereinde van ladder 2 loopt via deze schijf 30 naar lier 22 op ladder 2. De afstand R tussen spudpaal 4 en de voorzijde van snijkop 4 wordt ingesteld m.b.v. lier 22 op ladder 2. Aan het eind van de zwaai wordt draad 101 gevierd met staplengte s. Tijdens de zwaai wordt de lengte van verbindingsmiddel 21 constant gehouden, waardoor de lengte R tussen punt 41 in spudpaal 4 en de voorzijde van de snijkop constant is. Tegelijkertijd wordt tijdens de zwaai paalwagen 9 met zuiger-cilinderinrichting 10 met een constante kracht achteruitgedrukt, waardoor verbindingsmiddel 21 strak blijft staan. Door de strakke draad 101 van verbindingsmiddel 21 blijft de horizontale positie van snijkop 3 ten opzichte van de vaste ondergrond constant.
In fig. 6 is een bovenaanzicht getoond van een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding waarbij de spankracht Fs in draad 101 van verbindingsmiddel 21 tussen spudpaal 4 en ladder 2 wordt geleverd door middel van twee lieren 46 met twee zij draden 44 die schuin naar voren zijn verankerd. De draden 44 vormen met draad 45 de bekende Christmas Tree verankering. Draad 45 is niet nodig voor het leveren van de spankracht Fs maar kan wel functioneren als onderdeel van een tijdelijke verankering van de achterzijde van de ponton tijdens het verpalen.
In figuur 7 wordt nog een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding getoond. De instelling van de lengte van draad 102 van verbindingsmiddel 21 wordt hier geregeld met zuiger-cilinderinrichting 58 op de paalwagen 9. De draad 102 loopt vanaf een bevestigingspunt 36 op de ladder 2 via de aan de onderkant van de spudpaal bevestigde schijf 33 langs de spudpaal 4 omhoog en via twee aan de paalwagen 9 bevestigde schijven 34 over de schijf 35 die boven op de tevens op de paalwagen 9 bevestigde zuiger-cilinderinrichting 58 is bevestigd en vandaar weer omlaag en via twee andere aan de paalwagen 9 bevestigde schijven 34 naar het aan de bovenkant van de spudpaal 4 bevestigde bevestigingspunt 32. Met de hierboven beschreven draadgeleiding en een ingestelde vaste lengte van zuiger-cilinderinrichting 58 is de verticale beweging van de spudpaal 4 ten opzichte van de ponton 1 mogelijk zonder dat dit invloed heeft op de ingestelde lengte van draad 102 tussen schijf 33 op de spudpaal 4 en bevestigingspunt 36 op de ladder 2. Na instelling van de lengte van draad 102 zal de voorspankracht Fc in de zuiger-cilinderinrichting 10 zorgen voor een voorspankracht Fs in draad 102. Het is bij wijze van alternatief ook mogelijk om de geleverde kracht van de zuiger-cilinderinrichting 10 van de paalwagen 9 geheel of gedeeltelijk te reduceren en de benodigde voorspankracht Fs in draad 102 te verkrijgen middels een trekkracht in een voorwaartse boegdraad 37 op een constant tension lier 38. Deze werkwijze heeft echter het nadeel dat tijdens een zwaai de richting van kracht in de boegdraad voor het grootste deel van de tijd niet in lijn is met de lengteas van de ponton en daardoor de zwaaibeweging en/of de stabiliteit van de ponton ongunstig beïnvloedt.

Claims (23)

1. Snijkopzuiger, omvattende een ponton (1), een ladder (2) waarvan een eind draaibaar aan de ponton is opgehangen zodanig dat de ladder ten opzichte van de ponton in een neerwaarts gerichte stand brengbaar is en overigens star is verbonden met de ponton, een snijkop (3) voor het afsnijden van rots of grond van een waterbodem (24) aan het andere eind van de ladder (2), een afzuiginstallatie (14-16) voor het afzuigen van losgesneden rots of grond, tenminste een met de ponton samenwerkende spudpaal (4) voor het verankeren van de ponton ten opzichte van een waterbodem (24), alsmede zwenkmiddelen (17-19) voor het verzwenken van de ponton en de ladder rond een door de spudpaal (4) bepaalde draai hartlijn, welke ladder (2) vrij is van steunmiddelen voor het direct ten opzichte van de waterbodem (24) ondersteunen daarvan, met het kenmerk dat zich tussen de spudpaal (4) en de ladder (2) een verbindingsmiddel (21) bevindt dat samenwerkt met de ladder (2) en de spudpaal (4) en dat vrij is van aangrijpingsmiddelen voor het direct aangrijpen van de waterbodem (24).
2. Snijkopzuiger volgens conclusie 1, waarbij een spaninrichting (10, 38, 46) is voorzien voor het onder voorspanning brengen van het verbindingsmiddel (21).
3. Snijkopzuiger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een lengte-instelinrichting (22, 58) is voorzien voor het instellen van de lengte van de verbinding tussen de spudpaal (4) en de ladder (2).
4. Snijkopzuiger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verbindingsmiddel (21) een draad (101) omvat waarvan de lengte en/of de voorspanning instelbaar is.
5. Snijkopzuiger volgens conclusie 4, waarbij de draad (21) is geleid over een schijf (30) aan de ladder (2) en vanaf de schijf verder is geleid naar een lier (22).
6. Snijkopzuiger volgens conclusie 4 of 5 wanneer afhankelijk van conclusie 3, waarbij de draad (21) is geleid over een schijf (33) aan de spudpaal (4) en vanaf de schijf verder is geleid naar de lengte-instelinrichting (58).
7. Snijkopzuiger volgens conclusie 6, waarbij de lengte-instelinrichting een met de paalwagen (9) verbonden actuator, zoals een zuiger/cilinderinrichting (58), omvat en de draad (21) vanaf de actuator (58) is geleid naar en vast is bevestigd aan, of geleid is langs, de spudpaal (4).
8. Snijkopzuiger volgens conclusie 7, waarbij het gedeelte van de draad (21) tussen de schijf (33) aan de spudpaal (4) en de bevestiging (32) aan de spudpaal is geleid over tenminste twee schijven (34) onder vorming van een draadlus, met welke draadlus de actuator (58) samenwerkt.
9. Snijkopzuiger volgens conclusie 8, waarbij de de draadlus vormende schijven (34) en actuator (58) zijn gemonteerd op de paalwagen (9).
10. Snijkopzuiger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verbindingsmiddel (21) een uit- en inschuifbare of telescopeerbare balk, buis en of vakwerk omvat.
11. Snijkopzuiger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verbindingsmiddel (21) een ketting en/of gekoppelde staven omvat.
12. Snijkopzuiger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verbindingsmiddel (21) een zuiger/cilinderinrichting omvat.
13. Snijkopzuiger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verbindingsmiddel (21) vast is verbonden met de spudpaal (4).
14. Snijkopzuiger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verbindingsmiddel (21) verplaatsbaar is geleid langs een geleiding (39) aan de spudpaal (4).
15. Snijkopzuiger volgens conclusie 14, waarbij de geleiding (39) langs de spudpaal (4) verplaatsbaar is.
16. Snijkopzuiger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de spudpaal (4) is opgehangen in een paalwagen (9) welke althans in langsrichting van ponton (1) verplaatsbaar is door middel van een actuator, zoals een zuiger/cilinderinrichting (10).
17. Snijkopzuiger volgens een der conclusie 1-15, waarbij de spudpaal is opgehangen door middel van een kantelas die althans dwars is gericht ten opzichte van de langsrichting van de ponton, welke spudpaal rond de kantelas kantelbaar is door middel van een actuator, zoals een zuiger/cilinderinrichting.
18. Snijkopzuiger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tenminste een hulpdraad (37, 44) is voorzien die zich vanaf de spaninrichting, zoals een lier (38, 46), op de ponton (1) schuin of recht naar voren uitstrekt in de richting van de spudpaal (4) naar de ladder (2).
19. Snijkopzuiger volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het gedeelte van het verbindingsmiddel (21) tussen de spudpaal (4) en de ladder (2) zich geheel bevindt onder de ponton (1).
20. Werkwijze voor het bedrijven van de snijkopzuiger volgens een der conclusies 1-19, omvattende de stappen van: - het verankeren van de spudpaal (4) in de bodem, - het instellen van de afstand tussen de ladder (2) en de spudpaal (4), -het uitvoeren van zwaaibewegingen met de ladder (2) en de snijkop (3) in dwarsrichting en rond de in de bodem gedrongen spudpaal (4), -het handhaven van de ingestelde afstand tussen de ladder (20) en de spudpaal (4) gedurende het uitvoeren van de zwaaibewegingen.
21. Werkwijze volgens conclusie 20 voor het bedrijven van de snijkopzuiger volgens conclusie 16, omvattende de stappen van: - positioneren van de snijkop (3) op de waterbodem (24), - spannen van het verbindingsmiddel (21) tussen de spudpaal (4) en de ladder (2) door verlengen van de actuator (10) van de paalwagen (9) zodanig dat de ponton (1) gedrongen wordt in voorwaartse richting ten opzichte van de paalwagen (9).
22. Werkwijze volgens conclusie 20 voor het bedrijven van de snijkopzuiger volgens conclusie 17, omvattende de stappen van: - positioneren van de snij kop op de waterbodem, - spannen van het verbindingsmiddel tussen de spudpaal en de ladder door bekrachtigen van de actuator zodanig dat de spudpaal wordt gekanteld en de ponton in voorwaartse richting gedrongen wordt ten opzichte van de verankering van de spudpaal in de bodem.
23. Werkwijze volgens conclusie 20 voor het bedrijven van de snijkopzuiger volgens conclusie 18, omvattende de stappen van: - verankeren van de hulpdraad (37, 44) in de waterbodem (24) op een positie liggend vóór de spudpaal (4), gezien in de richting van de spudpaal (4) naar de snij kop (3), - spannen van de hulpdraad (37, 44) door bekrachtigen van de lier (38, 46) zodanig dat de ponton (1) gedrongen wordt in voorwaartse richting ten opzichte van de paalwagen (9), - het onder invloed van het spannen van de hulpdraad (37, 44), spannen van het verbindingsmiddel (21) tussen de spudpaal (4) en de ladder (2).
NL2011489A 2013-09-23 2013-09-23 Snijkopzuiger met gestabiliseerde snijkop. NL2011489C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2011489A NL2011489C2 (nl) 2013-09-23 2013-09-23 Snijkopzuiger met gestabiliseerde snijkop.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2011489A NL2011489C2 (nl) 2013-09-23 2013-09-23 Snijkopzuiger met gestabiliseerde snijkop.
NL2011489 2013-09-23

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2011489C2 true NL2011489C2 (nl) 2015-03-24

Family

ID=49817205

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2011489A NL2011489C2 (nl) 2013-09-23 2013-09-23 Snijkopzuiger met gestabiliseerde snijkop.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2011489C2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4084334A (en) * 1975-04-15 1978-04-18 Ballast-Nedam Groep N.V. Suction dredge with swell compensating ladder mount
JPS5415290A (en) * 1977-07-05 1979-02-05 Uotaman Kk Spudding device for dredger
EP0255845A1 (de) * 1986-08-08 1988-02-17 Deggendorfer Werft Und Eisenbau Gmbh Saugbagger
US5791074A (en) * 1993-07-15 1998-08-11 Minpro Australia N.L. Dredge
WO2013157944A1 (en) * 2012-04-19 2013-10-24 Van Der Schrieck Dredging Technology B.V. Cutter suction dredger

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4084334A (en) * 1975-04-15 1978-04-18 Ballast-Nedam Groep N.V. Suction dredge with swell compensating ladder mount
JPS5415290A (en) * 1977-07-05 1979-02-05 Uotaman Kk Spudding device for dredger
EP0255845A1 (de) * 1986-08-08 1988-02-17 Deggendorfer Werft Und Eisenbau Gmbh Saugbagger
US5791074A (en) * 1993-07-15 1998-08-11 Minpro Australia N.L. Dredge
WO2013157944A1 (en) * 2012-04-19 2013-10-24 Van Der Schrieck Dredging Technology B.V. Cutter suction dredger

Similar Documents

Publication Publication Date Title
WO2013157944A1 (en) Cutter suction dredger
CN100453746C (zh) 一种土壤作业的切割器及其方法
CN1296570C (zh) 用于切割水下结构的方法和设备
US9015970B1 (en) Convertible bucket having folding wings and winglets
JP4700761B1 (ja) 水底均し装置
US9611621B2 (en) Cutting dredger
FR2944535A1 (fr) L&#39;invention concerne un dispositif multifonctions pour les terrassements, les nivellements et les compactages
AU2001252768B2 (en) Anchor comprising a shank
NL2011489C2 (nl) Snijkopzuiger met gestabiliseerde snijkop.
AU2001252768A1 (en) Anchor comprising a shank
ES2451703T3 (es) Aparato para excavar zanjas submarinas
JPS60133130A (ja) パイプライン埋設用溝掘り機
US10287746B1 (en) Wide-format swinging ladder dredge
NL2009185C2 (nl) Snijkopzuiger met ondersteunde snijkop.
EA005541B1 (ru) Устройство и способ прокладки траншеи
NL1020674C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het aan land brengen of vlot brengen van een drijflichaam.
CN109415883B (zh) 具有定位桩杆组件的船
US3992791A (en) Slope grader with longitudinally movable guide frame
US4485569A (en) Spud arrangement for a dredge
JP2011012498A (ja) 傾斜地作業設備
JPH1171757A (ja) 振動杭打抜工法および振動杭打抜装置
CN209854802U (zh) 清淤船
CN107152046A (zh) 平地机工作装置
JP2709913B2 (ja) 削孔機
NL2020061B1 (en) Device and associated method for clearing boulders and other objects from an underwater bottom

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20201001