NL2009148C2 - Werkwijze en inrichting voor het uitvoeren van duurtesten van elektromotoren. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het uitvoeren van duurtesten van elektromotoren

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het 5 testen van elektromotoren. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op het uitvoeren van duurtesten op elektromotoren met een éénrichtings-reductor, ter beproeving van de geschiktheid voor een bepaalde toepassing, zoals die in een hijs- of liftwerktuig, of in het bijzonder een traplift.

10 Onder een éénrichtings-reductor wordt hier een reductor verstaan die een aandrijfbare ingaande as heeft, en een aangedreven uitgaande as, waarbij het niet of beperkt mogelijk is met behulp van de uitgaande as de ingaande as aan te drijven. Een voorbeeld van een dergelijke reductor is er een waarbij gebruik wordt gemaakt van een (tandwiel-) overbrenging met een wormwiel.

15

Het testen van elektromotoren met een éénrichtings-reductor geschiedt volgens de stand van de techniek veelal door deze in hun uiteindelijke toepassing in te bouwen en hun functie te laten uitoefenen. Dit is inefficiënt en kost veel tijd, zeker gezien strikte richtlijnen ontwikkelaars van trapliften dwingen om elektromotoren bijvoorbeeld 20 minstens 50000 ritten te laten uitvoeren voordat een bepaald type motor voor een toepassing wordt goedgekeurd.

Het doel van de onderhavige uitvinding is dan ook de werkwijze voor het testen van elektromotoren te verbeteren.

25

De vinding omvat daartoe een werkwijze voor het testen van elektromotoren met een via een éénrichtings-reductor, op een as overgebracht vermogen, omvattende het met elkaar verbinden van via de respectievelijke reductoren aangedreven assen van twee soortgelijke elektromotoren, het bekrachtigen van de eerste elektromotor met een eerste 30 vermogen, corresponderend met een eerste onbelast toerental, en het bekrachtigen van de tweede elektromotor met een van het eerste vermogen verschillend tweede vermogen, corresponderend met een tweede, van het eerste verschillend, onbelast toerental.

2

De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding is gebaseerd op de bevinding dat het weliswaar niet mogelijk is een motor met een één richtings-reductor door middel van een (roterende) belasting te doen draaien (en daarmee voor specifieke omstandigheden, 5 in het bijzonder die van langs een rail afdalende trapliften) te testen, maar dat het wel mogelijk is een elektrisch bekrachtigde motor die met een bepaald vermogen is bekrachtigd en derhalve een bepaalde snelheid nastreeft te belasten met een op een andere snelheid draaiende belasting; welke om redenen van efficiëntie volgens de uitvinding gevormd wordt door een soortgelijke, eveneens te testen, motor. Die andere 10 snelheid kan daarbij hoger of lager zijn.

Doordat de motoren met een verschillend vermogen worden bekrachtigd belasten ze elkaar. De eerste elektromotor met een eerste (onbelast) toerental dat hoger ligt dan het (onbelaste) toerental van de tweede elektromotor, heeft een versnellend effect op de 15 tweede elektromotor, en de tweede elektromotor, met een (onbelast) toerental dat lager ligt dan het (onbelaste) toerental van de eerste elektromotor zal de eerste elektromotor vertragen. Het gezamenlijke (gekoppelde) toerental van de elektromotoren zal uiteindelijk afwijken van, en gelegen zijn tussen de beide onbelaste toerentallen, waardoor in één test ten minste twee elektromotoren worden belast en getest.

20

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de werkwijze het initieel met een gelijk eerste vermogen bekrachtigen van de motoren, en het vervolgens met een verschillend vermogen bekrachtigen van de motoren. De elektromotoren worden op die manier in hoofdzaak onbelast in gelijke draairichting in beweging gebracht, waardoor de kans op 25 blokkeren van de reductoren geminimaliseerd wordt.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de werkwijze het aan een belasting leveren van een vermogen door de motor bekrachtigd met het laagste van de twee vermogens. De motor die met het laagste vermogen wordt bekrachtigd en met het lagere 30 toerental draait zal uiteindelijk met een hoger toerental gaan draaien. Wanneer de daarmee opgewekte energie aan een belasting wordt geleverd ontstaat een energiezuinige testwijze.

3

In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de energie opgewekt door de belasting van de elektromotoren teruggeleid naar een spanningsbron. Door het terugleiden van de energie naar een spanningsbron gaat deze energie niet verloren.

5 In een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding worden de elektromotoren tevens vanuit deze spanningsbron bekrachtigd. De spanningsbron levert hierdoor vermogen aan de elektromotoren om te gaan draaien, en ontvangt de energie die door het versnellen van de elektromotor met het lagere vermogen wordt opgewekt.

In een uitvoeringsvorm is de spanningsbron een oplaadbare spanningsbron, zoals een 10 accu of een batterij.

De elektromotoren kunnen via een starre verbinding zoals een verbindingsbus met elkaar worden verbonden, maar er kan ook gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld tandwielen. In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn de 15 elektromotoren middels tandwielen met elkaar verbonden, hetgeen het voordeel biedt dat de ruimtelijke configuratie, en de overbrengingsverhouding en aldus de toerentallen van de gekoppelde motoren door de onderlinge verhoudingen van de tandwielen kunnen worden gemanipuleerd.

20 De vinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het testen van elektromotoren met een éénrichtings-reductor, omvattende een frame, ingericht voor het ondersteunen van de elektromotoren, aan het frame bevestigde elektromotoren, een verbinding, voor het verbinden van via de respectievelijke reductoren aangedreven assen van twee soortgelijke elektromotoren, ten minste één spanningsbron, voor het bekrachtigen van 25 de elektromotoren; en ten minste één regelaar, voor het regelen van het vermogen van de ten minste ene spanningsbron naar de elektromotoren. De elektromotoren worden aan het frame bevestigd en hun assen worden direct of indirect met elkaar verbonden om een duurtest volgens de onderhavige uitvinding uit te voeren. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is de regelaar ingericht voor het bekrachtigen van de 30 elektromotoren met verschillende vermogens.

In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn de elektromotoren zelfremmende elektromotoren.

4

In een uitvoeringsvorm van de vinding omvat de verbinding een torsiemeter. De torsiemeter kan in de verbinding worden opgenomen om de uitgeoefende koppels van het versnellen en vertragen van de elektromotoren in kaart te brengen, en het opgewekte koppel kan als parameter van de test worden bijgehouden. In een uitvoeringsvorm van 5 de onderhavige uitvinding omvat de inrichting een belasting voor door één van de motoren opgewekt vermogen. Deze belasting kan bijvoorbeeld een accu zijn om energie in op te slaan, die tevens voor de aandrijving van de elektromotoren zou kunnen dienen.

10 De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren, waarin: - Figuur 1 een toepassing van de uitvinding voor twee elektromotoren toont; en - Figuur 2 een toepassing van een wormwiel toont.

Figuur 1 toont twee elektromotoren IA en 1B, waarbij de beweegbare assen 2A van de 15 elektromotoren met elkaar verbonden zijn door middel van een verbinding 3. Door middel van regelaar 4 kunnen beide elektromotoren elk met een verschillend vermogen bekrachtigd worden.

Figuur 2 toont een overbrenging door middel van een wormwiel. De roterende 20 beweging van de as 2A wordt door middel van de wormverbinding en het op de verbinding 3 aangebrachte tandwiel in een rotatie van de verbinding omgezet.

Claims (13)

1. Werkwijze voor het testen van elektromotoren met een via een éénrichtings-reductor, zoals een overbrenging met een wormwiel, op een as overgebracht 5 vermogen, omvattende: - het met elkaar verbinden van via de respectievelijke reductoren aangedreven assen van twee soortgelijke elektromotoren; het bekrachtigen van de eerste elektromotor met een eerste vermogen, corresponderend met een eerste onbelast toerental, en 10. het bekrachtigen van de tweede elektromotor met een van het eerste vermogen verschillend tweede vermogen, corresponderend met een tweede, van het eerste verschillend, onbelast toerental.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende het initieel met een gelijk eerste 15 vermogen bekrachtigen van de motoren, en het vervolgens met een verschillend vermogen bekrachtigen van de motoren.

3. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende het aan een belasting leveren van een vermogen door de motor bekrachtigd met het laagste 20 van de twee vermogens.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij energie opgewekt door de belasting van de elektromotoren wordt teruggeleid naar een spanningsbron.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de elektromotoren vanuit de spanningsbron worden bekrachtigd.

6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, waarbij de spanningsbron een oplaadbare spanningsbron, zoals een accu of een batterij is. 30

7. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de elektromotoren middels tandwielen met elkaar verbonden zijn.

8. Inrichting voor het testen van elektromotoren met een éénrichtingsreductor, omvattende a. een frame, ingericht voor het ondersteunen van elektromotoren 5 b. aan het frame bevestigde elektromotoren; c. een verbinding, voor het verbinden van via de respectievelijke reductoren aangedreven assen van twee soortgelijke elektromotoren d. ten minste één spanningsbron, voor het bekrachtigen van de elektromotoren; en 10 e. ten minste één regelaar, voor het regelen van de stroom van de ten minste ene stroombron naar de elektromotoren.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de regelaar is ingericht voor het bekrachtigen van de elektromotoren met verschillende vermogens. 15

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij de elektromotoren zelfremmende elektromotoren zijn.

11. Inrichting volgens één van de conclusies 8-10, waarbij de verbinding een 20 torsiemeter omvat.

12. Inrichting volgens één van de conclusies 8-11, waarbij de elektromotoren met tandwielen met elkaar zijn verbonden.

13. Inrichting volgens conclusies 8-12, waarbij een reductor een wormwiel omvat.