NL2008644C2 - Tongrolinrichting alsmede daarvan voorziene wissel. - Google Patents

Description

TONGROLINRICHTING ALSMEDE DAARVAN VOORZIENE WISSEL

De uitvinding heeft betrekking op een tongrolinrichting, alsmede op een daarvan voorziene wissel.

5 Railgebonden verkeer maakt gebruik van wissels om een railgebonden voertuig, zoals een trein of tram, een gekozen spoortraject op of af te geleiden. Het is bekend om bij dergelijke wissels glijstoelen met een tongrol toe te passen. De tongspoorstaaf rust in een arbeidsstand, waarbij 10 deze tegen de aanslagspoorstaaf aanligt, op de glijstoel. In een ruststand, waarbij de tongspoorstaaf zich op een van de aanslagspoorstaaf afliggende stand bevindt, wordt de tongspoorstaaf door een tongrol gedragen. Een groot voordeel van de toepassing van glijstoelen met een tongrol is dat 15 relatief geringe omstelkrachten van de wisselstellers zijn benodigd zonder dat de glijstoelen hoeven te worden gesmeerd.

Tongrolinrichtingen dienen afgesteld te worden nadat ze zijn aangebracht op een wissel. Het is daarbij 20 belangrijk dat de afstelling op een correcte wijze plaats vindt, teneinde een betrouwbare werking van het wissel te garanderen. Er is derhalve behoefte aan een eenvoudig en correct af te stellen tongrolinrichting.

Periodiek wisselonderhoud omvat het herschikken 25 van het ballast, opdat het wissel weer stabiel en vlak door het ballastbed wordt gedragen. Bij dit herschikken van het ballast kunnen tussen dwarsliggers aangebrachte tongrolinrichtingen beschadigd raken.

Wanneer een tongrolinrichting voor onderhoud van 30 de wissel tijdelijk daarvan verwijderd is geweest, is de afstelling van de tongrolinriching op de wissel verloren.

Het proces van het afstellen van de tongrolinrichting zal dan opnieuw dienen te worden uitgevoerd. Er is vakkundig 2 personeel met speciale scholing ten aanzien van het op de juiste wijze afstellen van een tongrolinrichting vereist om daarbij montagefouten te voorkomen.

Een doel van de onderhavige uitvinding is om een 5 tongrolinrichting te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen.

Het genoemde doel is bereikt met de tongrolinrichting volgens de uitvinding, omvattende: - een tussen twee dwarsliggers van een wissel 10 aanbrengbare tussenbeugel, omvattende op de dwarsliggers aanbrengbare tussenbeugel-uiteinden, alsmede een zich tussen de tussenbeugel-uiteinden bevindend tussenbeugel-middendeel; en - een bovenop het tussenbeugel-middendeel 15 aangebrachte rolhouder met een roteerbaar daarin aangebrachte tongrol; en - waarbij de rotatieas van de roteerbaar in de rolhouder aangebrachte tongrol in hoofdzaak evenwijdig met de langsrichting van de tussenbeugel is en zich recht boven 20 het vlak van het tussenbeugel-middendeel bevindt.

De rotatieas van de roteerbaar in de rolhouder aangebrachte tongrol is in hoofdzaak evenwijdig met de langsrichting van de tussenbeugel, en daardoor tevens in hoofdzaak evenwijdig met een spoorstaaf van de wissel.

25 Een dergelijke tongrolinrichting is met eenvoudige middelen op dwarsliggers van een wissel aanbrengbaar en daarvan verwijderbaar, zodat de tongrolinrichting eenvoudig tijdelijk kan worden verwijderd ten behoeve van het herschikken van het ballast dat een wissel ondersteunt.

30 Risico op beschadiging van de tongrolinrichting door dit herschikken wordt dan voorkomen.

Bovendien behoudt de tongrolinrichting volgens de uitvinding haar afstelling ten opzichte van de wissel 3 wanneer deze voor onderhoudswerkzaamheden tijdelijk van de wissel verwijderd wordt. Daarbij is de tussenbeugel met daarop gemonteerde rolhouder als geheel tijdelijk vanaf de dwarsliggers afneembaar, waarna het wisselonderhoud kan 5 plaatsvinden. Het afstellen van de tongrolinrichting is bij het ontwerp volgens de uitvinding dus enkel voor het eerste gebruik daarvan nodig.

De tongrolinrichting kan in een werkplaats worden geassembleerd, waarna deze voor een eerste gebruik op de 10 bouwplaats enkel nog geplaatst en afgesteld dient te worden.

Gedurende een gemiddelde levensduur van een tongrolinrichting van ten minste 20 jaar, zal deze enkele malen voor onderhoud van een wissel verwijderd dienen te worden. Typisch vindt wisselonderhoud elke 5 a 6 jaar 15 plaats.

Daarnaast is de betrouwbaarheid hoger dan bij de thans op het spoorwegennet toegepaste tongrolinrichtingen. Deze verhoogde betrouwbaarheid is in het bijzonder toe te schrijven aan het kleinere aantal afzonderlijke onderdelen, 20 alsmede de relatieve eenvoud daarvan. Met uitzondering van de rolhouder kunnen de andere onderdelen relatief eenvoudig vervaardigd worden. De meest nauwkeurige bewerkingen zijn bovendien geconcentreerd op één onderdeel: de rolhouder.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de 25 tongrolinrichting één enkele doorlopende tussenbeugel. Dit heeft het voordeel dat de tongrolinrichting in één keer van de dwarsliggers van een wissel verwijderbaar is, terwijl de afstelling daarvan behouden blijft.

Wanneer een tongspoorstaaf op de tongrol van de 30 tongrolinrichting rolt, zal de doorlopende tussenbeugel enkele millimeters inveren, en daardoor zal de tongspoorstaaf geleidelijk op de tongrol rollen.

4

Piekbelastingen worden door dit inveren van de tussenbeugel voorkomen.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm overspant de tussenbeugel een lengte van ten minste 370 mm.

5 Doordat de hartafstand tussen twee opeenvolgende dwarsliggers in Nederland circa 600 - 610 mm is (maximaal circa 700 mm), en deze dwarsliggers een breedte van circa 200 - 250 mm hebben, is een minimale lengte van ten minste 370 mm benodigd voor het met één enkel doorlopende 10 tussenbeugel overspannen van de afstand tussen twee opeenvolgende dwarsliggers. Een tussenbeugellengte van 370 mm gaat bij een hartafstand van 600 mm en een dwarsliggerbreedte van 250 mm bij beide dwarsliggers gepaard met een steunvlak van (370-(600-250))/2 = 10 mm.

15 Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn tussen de tussenbeugel-uiteinden en het tussenbeugel-middendeel tussenbeugel-overgangsdelen voorzien die een zodanige afstand tussen de tussenbeugel-uiteinden en het tussenbeugel-middendeel verschaffen dat de bovenzijde van 20 een gemonteerde tongrol, die roteerbaar is aangebracht in de rolhouder die op het tussenbeugel-middendeel is aangebracht, zich tot enige afstand boven de tussenbeugel-uiteinden uitstrekt. De tongrol bevindt zich hierdoor in een op een wissel gemonteerde toestand op een hoogteniveau waar deze de 25 tongspoorstaaf ten opzichte van de glijstoel optilt wanneer de tongspoorstaaf zich op een van de aanslagspoorstaaf afliggende ruststand bevindt.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de tongrolinrichting instelmiddelen die zijn ingericht 30 om daarmee de positie van de tongrol ten opzichte van het tussenbeugel-middendeel van de tussenbeugel in te stellen. Een correcte afstelling is belangrijk om een veilige werking van het wissel te garanderen.

5

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de rolhouder een rolhouder-onderplaat, en omvatten de instelmiddelen ten minste een in de rolhouder-onderplaat aangebrachte sleufvormige uitsparing. Door deze sleufvormige 5 uitsparing is de rolhouder ten opzichte van het tussenbeugel-middendeel van de tussenbeugel verschuifbaar.

Na tot op een gewenste positie te zijn verschoven, wordt de verbinding tussen de tussenbeugel en de rolhouder gefixeerd met behulp van bevestigingsmiddelen, zoals een 10 boutverbinding.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de rolhouder ten minste twee zich dwars vanaf de rolhouder-onderplaat uitstrekkende rolhouder-flensdelen met daarin aangebrachte sleufvormige uitsparingen; 15 - waarbij een hoogte-insteldeel een in hoofdzaak U-vormig profieldeel met een achterwand en van sleufvormige uitsparingen voorziene zijwanden omvat, waarbij het profieldeel is ingericht om zodanig ten opzichte van de rolhouder verplaatsbaar te zijn, dat de zijwanden van het 20 profieldeel langs de rolhouder-flensdelen verschuifbaar zijn; - waarbij een as waarop de tongrol is aangebracht zich uitstrekt door de snijpunten van de sleufvormige uitsparingen van de rolhouder-flensdelen en de sleufvormige 25 uitsparingen van het profieldeel; en - waarbij de sleufvormige uitsparingen in het profieldeel schuin staan ten opzichte van de in de rolhouder-flensdelen aangebrachte sleufvormige uitsparingen, opdat de hoogte van de tongrol instelbaar is via een 30 verplaatsing van het profieldeel ten opzichte van de rolhouder. Een dergelijke inrichting verschaft een nauwkeurige instelbaarheid die bovendien gelijkmatig aan 6 beide uiteinden van de as waarop de tongrol is aangebracht wordt aangebracht.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn tussen het tussenbeugel-middendeel en de rolhouder-5 onderplaat één of meer hoogte-insteldelen aanbrengbaar. Door het aanbrengen van één of meer hoogte-insteldelen is de hoogte instelbaar.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het hoogte-insteldeel een in hoofdzaak vlakke 10 onderlegplaat. Dergelijke onderlegplaten kunnen in verschillende dikten leverbaar zijn. Tevens is het denkbaar dat een tot een rand doorlopende sleuf is voorzien die het mogelijk maakt om de onderlegplaat tussen te schuiven zonder dat volledige demontage noodzakelijk is.

15 Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het hoogte-insteldeel een wigvormig onderlegdeel. Door het verschuiven van de wigvorm is de hoogte instelbaar, waarbij het voordelig is dat afzonderlijke onderlegplaten overbodig zijn.

20 De rolhouder-onderplaat heeft in een eerste uitvoeringsvorm een met het wigvormige hoogte-insteldeel samenwerkende afgeschuinde vorm, doch alternatief is het denkbaar dat twee samenwerkende afgeschuinde hoogte-insteldelen worden toepgepast.

25 Verder heeft de uivinding betrekking op een wissel, omvattende: - ten minste twee dwarsliggers; - een tussen twee aangrenzende dwarsliggers aangebrachte tongrolinrichting volgens de uitvinding, 30 waarbij de tussenbeugel-uiteinden op twee aangrenzende dwarsliggers rusten; en 7 - bevestigingsmiddelen voor het daarmee losmaakbaar aan de dwarsliggers bevestigen van de tussenbeugel-uiteinden.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het 5 wissel omvatten de bevestigingsmiddelen een losmaakbaar op de dwarsligger aanbrengbare bevestigingsbeugel.

In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont: 10 Figuur 1: een bovenaanzicht van een wissel met een viertal tongrolinrichtingen volgens de uitvinding;

Figuur 2: een uitvergroot bovenaanzicht van een in figuur 1 getoonde tongrolinrichting;

Figuur 3: een uitvergrote perspectivische weergave 15 van het wissel van Figuur 1.

Figuur 4: een uitvergrote perspectivische weergave van een in figuur 3 getoonde tongrolinrichting;

Figuur 5: een perspectivisch detailaanzicht van hoogteinstelmiddelen van de rolhouder van de in Figuur 4 20 getoonde tongrolinrichting;

Figuur 6: een uiteengetrokken perspectivische weergave van de in Figuur 4 getoonde tongrolinrichting;

Figuur 7: een zijaanzicht van een eerste toestand van de hoogte-instelling van de in Figuren 2-6 getoonde 25 uitvoeringsvorm;

Figuur 8: een zijaanzicht van een tweede toestand van de hoogte-instelling van de in Figuren 2-6 getoonde uitvoeringsvorm;

Figuur 9: een perspectivische weergave van een 30 tongrolinrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm; en

Figuur 10: een perspectivische weergave van een tongrolinrichting volgens een derde uitvoeringsvorm.

8

De in Figuur 1 getoonde wissel omvat een aanslagspoorstaaf 6 en een tongspoorstaaf 4, waarbij de tongspoorstaaf 4 in de in Figuur 1 getoonde ruststand op enige afstand van de aanslagspoorstaaf 6 afligt. In deze in 5 Figuur 1 getoonde ruststand wordt de tongspoorstaaf 4 gedragen door een tongrol 82 van een tongrolinrichting 1. Dergelijke tongrolinrichtingen 1 zijn op de in Figuur 1 met cirkels weergegeven locaties aangebracht.

In het bovenaanzicht van Figuur 2 wordt getoond 10 hoe een dergelijke tongrolwisselinrichting 1 tussen twee dwarsliggers 10 van een wissel is aangebracht. De tongspoorstaaf 4 is in Figuur 2 gestippeld weergegeven en bevindt zich in een ruststand, waarbij de tongspoorstaaf 4 zich op een van de aanslagspoorstaaf 6 afliggende stand 15 bevindt en door de tongrol 82 wordt gedragen. In een arbeidstand, waarbij de tongspoorstaaf 4 tegen de aanslagspoorstaaf 6 zou aanliggen, zou deze door de glijstoel 8 van de tongrolinrichting 1 worden gedragen.

De tongrol 82 is in een rolhouder 44 opgenomen (Figuur 2).

20 Deze rolhouder 44 omvat een rolhouder-onderplaat 46 met daarin sleufvormige uitsparingen 50. De rolhouder 44 is aanbrengbaar op het tussenbeugel-middendeel 30 van de tussenbeugel 24 en met behulp van de sleufvormige uitsparing 50 is de positie van tongrol 82 ten opzichte van de 25 tussenbeugel 24 instelbaar.

De tussenbeugel 24 omvat op de dwarsliggers 10 aanbrengbare tussenbeugel-uiteinden 26, alsmede een zich tussen de tussenbeugel-uiteinden 26 bevindend tussenbeugel-middendeel 30. De tussenbeugel-uiteinden 26 zijn met behulp 30 van een bevestigingsbeugel 12 losmaakbaar op een dwarsligger 10 aangebracht.

Tussen de tussenbeugel-uiteinden 26 en het tussenbeugel-middendeel 30 bevinden zich tussenbeugel- 9 overgangsdelen 28 die ervoor zorgen dat het tussenbeugel-middendeel 30 zich in zodanige afstand onder de tussenbeugel-uiteinden 26 bevindt, dat er voldoende inbouwhoogte is om een rolhouder 44 met daarin aangebrachte 5 tongrol 82 te plaatsen. In een op het tussenbeugel- middendeel 30 aangebrachte toestand van de rolhouder 44, strekt de tongrol 82 zich tot enige afstand boven de tussenbeugel-uiteinden 26 uit, opdat zij de tongspoorstaaf 4 van de glijstoel 8 opheffen wanneer de tongspoorstaaf 4 zich 10 in de van de aanslagspoorstaaf 6 afliggende ruststand bevindt. De positie van de tongrolinrichting tussen de dwarsliggers beschermt de tongrolinrichting in enige mate tegen weersinvloeden zoals sneeuw, regenwater of andere vervuiling.

15 De bevestigingsbeugels 12 omvatten een stripdeel 14 met daarin een opnamedeel 16 dat voorzien is van nokken 18 voor het daartussen ontvangen van een tussenbeugel-uiteinde 26. Aan de aan het stripdeel 14 van de bevestigingsbeugel 12 zijn bevestigingslippen 20 met daarin 20 aangebrachte boutgaten 22 voorzien (Figuur 4).

Teneinde de tongrol 82 op een gewenste positie ten opzichte van het tussenbeugel-middendeel 30 van de tussenbeugel 24 in te kunnen stellen, zijn instelmiddelen voorzien.

25 In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm, welke wordt getoond in Figuur 4, omvatten de instelmiddelen een combinatie van een bout 72, een eerste borgring 74, een tweede borgring 76 en een elastisch deformeerbare klemring 78 die tegen een opgeruwd deel 58 van een rolhouder-30 flensdeel 48 van de rolhouder 44 aandrukbaar is. Wanneer de boutkop 72 wordt losgedraaid en de borgringen 74, 76 en de klemring 78 enigszins los ten opzichte van elkaar komen te liggen, is de as 80 met de daarop roteerbaar aangebrachte 10 tongrol 82 in hoogte verstelbaar op de wijze die in het navolgende aan de hand van Figuren 7 en 8 nader zal worden toegelicht.

Opgemerkt wordt dat de rolhouder-onderplaat 46 van 5 de rolhouder 44 tevens een opgeruwd deel 56 nabij de sleufvormige uitsparing 50 omvat. Overeenkomstig de combinatie bout 72, borgringen 74, 76 en klemring 78, zijn er een bout 34, eerste en tweede borgringen 38, 40 en een klemring 42 voorzien voor het daarmee kunnen instellen en 10 vastleggen van de horizontale positie van de rolhouder 44 ten opzichte van de tussenbeugel 24. De bout 34 steekt daarbij door de doorboring 32 in het tussenbeugel-middendeel 30 en grijpt aan de onderzijde daarvan aan op een moer 36.

Volgens een eerste uitvoeringsvorm van de 15 instelmiddelen is een hoogte-insteldeel 64 voorzien dat bestaat uit een U-vormig profieldeel 64 met een achterwand 66 en van sleufvormige uitsparingen 70 voorziene zijwanden 68. Deze zijwanden 68 van het profieldeel 64 zijn verschuifbaar langs de rolhouder-flensdelen 48 aangebracht. 20 Desgewenst is een afdekstrip 60 aan de bovenzijde van de rolhouder-flensdelen 48 voorzien om een hoogteverplaatsing van het U-vormige profieldeel 64 te voorkomen. De afdekstrippen 60 fungeren daarbij als aanslagrand voor de bovenrand van de zijwanden 68 van het 25 hoogte-insteldeel 64.

De as 80 waarop de tongrol 82 is aangebracht strekt zich uit door de opening waar de sleufvormige uitsparingen 54 van de rolhouder-flensdelen 48 samenvallen met de sleufvormige uitsparingen 70 van de zijwanden 68 van 30 het profieldeel 64. Doordat de sleufvormige uitsparingen 70 in het profieldeel 64 schuin staat ten opzichte van de in de rolhouder-flensdelen 48 aangebrachte sleufvormige uitsparingen 54, is de hoogte van de tongrol 82 instelbaar 11 via een verplaatsing van het profieldeel 64 ten opzichte van de rolhouder 44.

Nadat de hoogte-instelling van de tongrol 82 naar wens is afgesteld, wordt deze positie door het aandraaien 5 van de bout 72 via de borgringen 74, 76 en de klemring 78 gefixeerd. De tongrol 82 is roteerbaar over lagers 84 rondom de as 80 in de rolhouder 44 aangebracht.

In de Figuren 7 en 8 wordt de hoogte-instelling van de tongrol 82 nader toegelicht. De as 80 waarop de 10 tongrol 82 roteerbaar is aangebracht steekt door de samenvallende uitsparing van de sleuf 54 in het rolhouder-flensdeel 48 en de sleuf 70 in de zijwand 68 van het hoogte-insteldeel 64. Doordat de sleufvormige uitsparing 70 in het profieldeel 64 schuin ten opzichte van de in het rolhouder-15 flensdeel 48 bevindende sleufvormige uitsparing 54 is aangebracht, verschuift de samenvallende opening tussen beide sleufvormige uitsparingen 54, 70 zich in hoogterichting wanneer het hoogte-insteldeel 64 zijwaarts over de rolhouder-onderplaat 46 van de rolhouder 44 wordt 20 bewogen. In Figuur 7 bevindt de as 80 zich in een eerste toestand en in Figuur 8 bevindt deze as 80 zich in een ten opzichte van de in Figuur 7 getoonde eerste toestand verhoogde, tweede toestand. Doordat de as 80 in hoogterichting wordt verplaatst, wordt tevens de roteerbaar 25 rondom de as 80 aangebrachte tongrol 82 in hoogterichting verplaatst.

In de Figuren 9 en 10 worden alternatieve uitvoeringsvormen getoond, waarbij de hoogte-instelling van de rolhouder 44 ten opzichte van de tussenbeugel 24 30 geschiedt door het tussen de tussenbeugel-onderplaat 46 en het tussenbeugel-middendeel 30 aanbrengen van één of meer hoogte-insteldelen 164, 264. In de Figuur 9 getoonde uitvoeringsvorm zijn deze hoogte-insteldelen 164 vlakke 12 onderlegplaten, terwijl de in de Figuur 10 getoonde uitvoeringsvorm de hoogte-insteldelen 264 een wigvorm hebben. De wigvormige hoogte-insteldelen 264 werken samen met een wigvormige onderzijde van de rolhouder-onderplaat 46 5 van de rolhouder 44, dan wel met een tweede (niet getoonde) wigvormig hoogte-insteldeel dat tussen een vlakke rolhouder-onderplaat 46 en het in Figuur 10 getoonde wigvormige hoogte-insteldeel 264 plaatsbaar is.

In Figuur 9 is een sleufvormige uitsparing 10 voorzien, waardoorheen de as 80 past en waarin deze wordt gedragen. Een met moer 86 ingeklemde borgring 92 voorkomt dat de as 80 met tongrol 82 zich in de gemonteerde toestand bovenwaarts uit de sleufvormige uitsparing 154 kan verplaatsen.

15 In de in Figuur 10 getoonde alternatieve uitvoeringsvorm wordt de rolhouder 80 in een sleufvormige uitsparing 254 aangebracht, waarna deze met een (niet getoonde) borgpen door de borguitsparingen 90 kan worden geborgd.

20 De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. In het bijzonder wordt 25 opgemerkt dat de vakman technische maatregelen van de verschillende uitvoeringsvormen kan combineren, zoals een wigvormige onderlegplaat 264 gecombineerd met de in figuur 9 getoonde sleufvormige uitsparing 154. De beschreven rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking 30 waarvan vele modificaties denkbaar zijn.

Claims (10)

1. Tongrolinrichting, omvattende: - een tussen twee dwarsliggers (10) van een wissel 5 aanbrengbare tussenbeugel (24), omvattende op de dwarsliggers aanbrengbare tussenbeugel-uiteinden (26), alsmede een zich tussen de tussenbeugel-uiteinden (26) bevindend tussenbeugel-middendeel (30); - een bovenop het tussenbeugel-middendeel 10 aangebrachte rolhouder (44) met een roteerbaar daarin aangebrachte tongrol (82); en - waarbij de rotatieas van de roteerbaar in de rolhouder aangebrachte tongrol in hoofdzaak evenwijdig met de langsrichting van de tussenbeugel (24) is en zich recht 15 boven het vlak van het tussenbeugel-middendeel (30) bevindt.

2. Tongrolinrichting volgens conclusie 1, omvattende één enkele doorlopende tussenbeugel (24).

3. Tongrolinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de tussenbeugel (24) een lengte van ten minste 370 mm overspant. 1 Tongrolinrichting volgens één van de voorgaande 25 conclusies, waarbij tussen de tussenbeugel-uiteinden (26) en het tussenbeugel-middendeel (30) tussenbeugel-overgangsdelen (28) zijn voorzien die een zodanige afstand tussen de tussenbeugel-uiteinden (26) en het tussenbeugel-middendeel (30) verschaffen dat de bovenzijde van een gemonteerde 30 tongrol, die roteerbaar is aangebracht in de rolhouder die op het tussenbeugel-middendeel is aangebracht, zich tot enige afstand boven de tussenbeugel-uiteinden uitstrekt.

5. Tongrolinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende instelmiddelen die zijn ingericht om daarmee de positie van de tongrol (82) ten opzichte van het tussenbeugel-middendeel (30) van de tussenbeugel (24) in te 5 stellen.

6. Tongrolinrichting volgens conclusie 5, waarbij de rolhouder (44) een rolhouder-onderplaat (46) omvat, en de instelmiddelen ten minste een in de rolhouder-onderplaat 10 (46) aangebrachte sleufvormige uitsparing (50) omvatten.

7. Tongrolinrichting volgens conclusie 6, waarbij de rolhouder (44) ten minste twee zich dwars vanaf de rolhouder-onderplaat (46) uitstrekkende rolhouder-flensdelen 15 (48) met daarin aangebrachte sleufvormige uitsparingen (54) omvat; - waarbij een hoogte-insteldeel (64) een in hoofdzaak U-vormig profieldeel (64) met een achterwand (66) en van sleufvormige uitsparingen (70) voorziene zijwanden 20 (68) omvat, waarbij het profieldeel (64) is ingericht om zodanig ten opzichte van de rolhouder (44) verplaatsbaar te zijn, dat de zijwanden (68) van het profieldeel (64) langs de rolhouder-flensdelen (48) verschuifbaar zijn; - waarbij een as (80) waarop de tongrol (82) is 25 aangebracht zich uitstrekt door de snijpunten van de sleufvormige uitsparingen (54) van de rolhouder-flensdelen (48) en de sleufvormige uitsparingen (70) van het profieldeel (64); en - waarbij de sleufvormige uitsparingen (70) in het 30 profieldeel (64) schuin staan ten opzichte van de in de rolhouder-flensdelen (48) aangebrachte sleufvormige uitsparingen (54), opdat de hoogte van de tongrol (82) instelbaar is via een verplaatsing van het profieldeel (64) ten opzichte van de rolhouder (44).

8. Tongrolinrichting volgens één van de voorgaande 5 conclusies, waarbij tussen het tussenbeugel-middendeel (30) en de rolhouder-onderplaat (46) één of meer hoogte-insteldelen (164, 264) aanbrengbaar zijn.

9. Tongrolinrichting volgens conclusie 8, waarbij 10 het hoogte-insteldeel een in hoofdzaak vlakke onderlegplaat (164) omvat.

10. Tongrolinrichting volgens conclusie 9, waarbij het hoogte-insteldeel een wigvormig onderlegdeel (264) 15 omvat.

11. Wissel, omvattende: - ten minste twee dwarsliggers (10); - een tussen twee aangrenzende dwarsliggers 20 aangebrachte tongrolinrichting volgens één van de conclusies 1-10, waarbij de tussenbeugel-uiteinden (26) op twee aangrenzende dwarsliggers rusten; en - bevestigingsmiddelen voor het daarmee losmaakbaar aan de dwarsliggers bevestigen van de 25 tussenbeugel-uiteinden. 1 30 Wissel volgens conclusie 11, waarbij de bevestigingsmiddelen een losmaakbaar op de dwarsligger aanbrengbare bevestigingsbeugel (12) omvatten.