NL2008261C2 - Sieraad met verwisselbaar decoratief element. - Google Patents

Description

Sieraad met verwisselbaar decoratief element

De uitvinding betreft een sieraad, omvattende een drager en een decoratief element, waarbij het decoratieve element door middel van een losmaakbare verbinding is 5 verbonden met de drager.

Dergelijke sieraden zijn bekend in de vorm van bijvoorbeeld een halssnoer waaraan verschillende hangers kunnen worden geregen. Hierbij vorm de sluiting van het snoer de losmaakbare verbinding; immers wanneer de gebruikster een andere hanger aan haar 10 snoer wil rijgen, dient zij de sluiting van het snoer te openen. Nu bestaat er behoefte aan een dergelijke verwisselbaarheid, niet alleen bij halssnoeren, maar ook bij andere sieraden, zoals ringen, broches of armbanden. Onder sieraden worden in het bijzonder doch niet uitsluitend lijfsieraden verstaan.

15 Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke maatregel die ook bij andersoortige sieraden bruikbaar is.

Dit doel wordt bereikt doordat het decoratieve element vast is verbonden met een eerste magnetisch element en dat de drager is voorzien van een tweede magnetisch element en 20 dat de magnetische elementen elkaar raken.

Met deze maatregel wordt een stabiele verbinding verkregen tussen het eigenlijke decoratieve element, zoals een edelsteen en de drager, te weten de eigenlijke ring, broche of armband. Het betreft hier sieraden waarbij de verbinding tussen het 25 decoratieve element en de drager star is. Het is gebleken dat magnetische krachten zich bijzonder goed lenen voor dit doel; zij leveren, in het bijzonder wanneer de afstand tussen beide magnetische elementen klein is een relatief grote kracht, terwijl zij, wanneer eenmaal een wat grotere afstand tussen de elementen is ontstaan, de kracht snel kleiner wordt met de afstand. Onder de uitdrukking ‘elkaar raken’ wordt overigens 30 eveneens een positie van de magnetische elementen verstaan, waarbij de magnetische elementen op korte afstand van elkaar zijn geplaatst.

Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm wordt het scheidingsvlak tussen het decoratieve element en de drager omgeven door een vatting die door middel van een 2 vormopsluitende, losmaakbare verbinding is verbonden met de drager. De vatting dient niet alleen voor het afdekken van de naad tussen het decoratieve element en de drager, maar ook voor het tegengaan van de beweging van het decoratieve element in de richting parallel aan het scheidingsvlak tussen de magnetische elementen. De 5 magnetische elementen trekken elkaar aan met krachten die zich hoofdzakelijk dwars op het scheidingsvlak uitstrekken. Dit houdt in dat de aantrekkingskrachten in de richting parallel aan de magnetische elementen niet bijzonder groot zijn, zodat de kans dat door het uitoefenen van een kracht op het decoratieve element in de betreffende richting het decoratieve element van de drager wordt gescheiden groot is. De vatting vermijdt een 10 dergelijke beweging.

Om het verwisselen van het decoratieve element mogelijk te maken, moet de vatting verwijderbaar zijn. Het is uiteraard mogelijk hiervoor gebruik te maken van een schroefverbinding, bijvoorbeeld in de vorm van een aantal zich vanaf de achterzijde 15 door de drager heen tot in de vatting uitstrekkende schroeven, maar om het gemak bij het verwisselen te behouden, is het aantrekkelijk wanneer de vatting door middel van een bajonetverbinding is verbonden met de drager; een bajonetverbinding is immers gemakkelijk te vestigen of los te maken.

20 In principe kan de bajonetverbinding binnen de magnetische elementen aanwezig zijn; dit vereist ringvormige magnetische elementen. Het is heeft dan ook de voorkeur dat de bajonetverbinding zich rondom de magnetische elementen uitstrekt.

Juist de gemakkelijke losmaakbaarheid van de bajonetverbinding kan ongewild tot het 25 verlies van de vatting en daarmede tot een grotere waarschijnlijkheid van het verlies van het decoratieve element leiden. Om dit te voorkomen, stelt een verdere uitvoeringsvorm voor dat de bajonetverbinding is ingericht voor het blokkeren van rotatie van de vatting ten opzichte van de drager en voor het slechts vrijlaten van de rotatie van de vatting wanneer de vatting over een traject van de drager af is bewogen. Aldus is een extra 30 beweging nodig voor het losmaken van de vatting.

Bij voorkeur strekt de vatting zich uit tot tussen de combinatie van het decoratieve element en het daarmede verbonden tweede magnetische element en de drager. Aldus, wordt bij de beweging van de vatting van de drager af het tweede magnetische element 3 van de drager af bewogen. Deze beweging is onderworpen aan de magnetische kracht, waardoor de beweging van de vatting van de drager af, te weten de eerste beweging van het losmaken van de bajonetverbinding, wordt bemoeilijkt.

5 Normaliter zijn de randen van de drager en de vatting aan de buitenzijde glad afgewerkt. Dit bemoeilijkt het scheiden van de vatting en de drager. Om het decoratieve element te kunnen verwisselen, is het plezierig wanneer de vatting gemakkelijker kan worden gescheiden van de drager. Hiertoe verschaft een verdere uitvoeringsvorm de maatregel dat in de drager een op de scheiding tussen de drager en de vatting aansluitende 10 inkeping is aangebracht. Het is overigens eveneens mogelijk de inkeping in de vatting aan te brengen.

Veelal hebben sieraden, in het bijzonder decoratieve elementen van sieraden een ronde vorm. Dit maakt een toepassing van een draaiing vereisende bevestigingen zoals een 15 bajonetverbinding gemakkelijk. De onderhavige uitvinding strekt zich echter ook uit over sieraden, waarbij de omtreksvorm van het decoratieve element en de inwendige vorm van de vatting afwijkt van een cirkel. Hiermede kan ook een bajonetverbinding worden toegepast, zij het dat dit leidt tot het mee roteren van het decoratieve element.

20 Voor het opwekken van een magnetische kracht is tenminste één magneet, bij voorkeur een permanente magneet noodzakelijk. Deze wordt bij voorkeur in de drager geplaatst, in verband met de daar veelal grotere beschikbare ruimte. Het is dan ook aantrekkelijk dat het eerste magnetische element een permanente magneet omvat. Voor het opwekken van een zo groot mogelijke hechtkracht door de magneet dienen zo veel mogelijk 25 veldlijnen van het magnetische veld het scheidingsvlak tussen beide magnetische elementen te passeren. Dit doel wordt het gemakkelijkst bereikt wanneer de polarisatierichting van de permanente magneet zich parallel aan het scheidingsvlak tussen het eerste en het tweede magnetische element uitstrekt. Een axiale oriëntatie van de magneet zou weliswaar leiden tot een grote dichtheid van veldlijnen uit één van de 30 polen van de magneet, maar de veldlijnen uit de andere pool zouden over een groot gebied, tot ver buiten het scheidingsvlak zijn verspreid, hetgeen voorts tot een sterk strooiveld zou leiden.

4

In principe is het mogelijk voor beide magnetische elementen gebruik te maken van een permanente magneet. Hierbij speelt de onderlinge oriëntatie van de magneten een rol, zodat het decoratieve element niet in alle posities op de drager geplaatst kan worden. Het heeft dan ook de voorkeur dat het tweede magnetische element een stuk roestvast 5 magnetisch permeabel metaal omvat. Omdat de in de elektrische machinebouw gebruikelijke magnetisch permeabele materialen veelal sterk roesten, zijn deze minder geschikt voor toepassing in sieraden. Veeleer wordt gebruik gemaakt van roestvaste legeringen met magnetische permeabele eigenschappen zoals permalloy.

10 Talloze materialen kunnen dienst doen als decoratief element. Ook is het mogelijk een met de hand gemaakte sierstructuur als decoratief element te laten fungeren. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het decoratieve element een edelsteen.

Alhoewel andersoortige verbindingen zoals schroefverbindingen of vattingen niet 15 worden uitgesloten, heeft het de voorkeur dat het magnetische element door middel van een lijmverbinding met de edelsteen is verbonden.

Alhoewel armbanden, broches en andere typen sieraden niet worden uitgesloten, komen de voordelen van de onderhavige uitvinding het best tot hun recht wanneer het sieraad 20 een ring is.

Om de draagster of drager van het sieraad volgens de uitvinding met een enkele aankoop een groot aantal mogelijkheden te bieden, verschaft een voorkeursuitvoeringsvorm een verzameling onderdelen voor het maken van een sieraad 25 van de bovengenoemde soort, omvattende tenminste een drager, tenminste één vatting en een aantal onderling verschillende decoratieve elementen met elk dezelfde omtreksvorm. Hiermede kan de draagster haar sieraad samenstellen naar aanleiding van gelegenheid, kleding of stemming.

30 De aanwezigheid van een aantal decoratieve elementen biedt voorts de mogelijkheid deze decoratieve elementen op meer dan een enkel sieraad aan te brengen. Hiertoe verschaft een verdere uitvoeringsvorm de maatregel dat de verzameling een drager van een eerste soort en een drager van een tweede soort omvat. Deze drager kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door een ring en een broche, hetgeen de gebruikster de mogelijkheid biedt de decoratieve elementen zoals edelstenen te verdelen over de beide sieraden.

5

Vervolgens wordt de onderhavige uitvinding toegelicht aan de hand van de bijgaande 5 tekeningen, waarin voorstellen:

Figuur 1A-1F :perspectivisch schematische aanzichten van een ring volgen de uitvinding tijdens diverse stadia van het verwijderen van een edelsteen;

Figuur 2 : een doorsnede-aanzicht van een ring volgens de uitvinding;

Figuur 3 : een doorsnede-aanzicht volgens de lijn III-III in figuur 2; 10 Figuur 4 : een doorsnede-aanzicht van de magnetische elementen met verloop van de veldlijnen; en

Figuur 5 : een voorachting van een broche, die van drie decoratieve elementen is voorzien.

15 In figuur IA is een in zijn geheel met 1 aangeduide ring getoond. De ring 1 omvat een drager 2, met inbegrip van het deel waar de vinger zich doorheen uitstrekt, een edelsteen 3 en een vatting 4. Deze drie onderdelen 2, 3, en 4 zijn beter zichtbaar afgebeeld in figuur IF, die de in deze delen uiteen genomen ring 1 toont.

20 Aanvankelijk wordt de constructie van de delen 2, 3 en 4 getoond aan de hand van de figuur 2. De drager 2 omvat, zoals hierboven reeds is vermeld, een hol deel 6, waar de vinger van de drager of draagster zich doorheen uitstrekt dat aan één zijde verbreed is tot een platform 7. Bij de onderhavige uitvoeringsvorm is dit geheel van goud vervaardigd, maar de toepassing van andere materialen, zoals platina, zilver of staal 25 wordt niet uitgesloten. Zelfs kunststoffen, mogelijkerwijs versterkt met vezels, kunnen worden toegepast. Op het platform is een cilindrische rand 8 aangevormd. Binnen deze rand 8 is een permanente magneet 9 bevestigd, bijvoorbeeld door lijmen, en waarvan de polarisatierichting zich in parallel aan de richting van het platform 7 uitstrekt. De cilindrische rand 8 is aan zijn buitenzijde voorzien van twee groeven 10, die zich 30 uitstrekken volgens een patroon dat in figuur 3 is afgebeeld. De in figuur 3 afgebeelde groef 10 omvat een op het platform 7 aansluitend, zich in de richting dwars op het platform 7 uitstrekkend deel 10a, een daarop aansluitend, zich parallel aan het platform 7 uitstrekkend deel 10b en een daarop aansluitend, zich dwars op het platform 7 uitstrekkend deel 10c. De vorm van de groef 10 dient voor het vormen van een 6 bajonetverbinding, tezamen met een nog te bespreken pen van de vatting 4. Opgemerkt wordt dat het deel 10a van de groef 10 dient voor het vereisen van een eerste beweging van de vatting 4 van de drager 2 af. Om deze laatste beweging te vergemakkelijken, is het platform aan een zijde voorzien van een inkeping 11. Door een nagel in de inkeping 5 te brengen kan gemakkelijk een kracht worden uitgeoefend op de vatting 4.

In figuur 2 is voorts een edelsteen 3 getoond, die door een lijmverbinding is verbonden met een stuk permalloy 12, dat dient als tweede magnetisch element. Hierbij strekt het stuk permalloy 12 zich uit over de magneet 9, waarbij het van belang is dat de er geen 10 delen van de magneet 9 onbedekt zijn om magnetische strooivelden te voorkomen.

Deze magnetische elementen zijn voorts afgebeeld in figuur 4. Deze figuur toont tevens het verloop van de veldlijnen van het magnetische veld.

Ten slotte toont figuur 2 de vatting 4. De vatting 4 is in essentie een zich rondom de 15 edelsteen 3 uitstrekkend element, dat in de onderhavige uitvoeringsvorm van goud is vervaardigd. Ook hier worden andere, bij voorkeur edele materialen niet uitgesloten.

De vatting 4 dient voorts voor het bedekken van de scheiding tussen de edelsteen 3 en de ring 2, om aldus het uiterlijk van het samenstel aantrekkelijker te maken. De vatting 4 is door middel van een bajonetverbinding met de ring 2 verbonden. Hiertoe is de 20 vatting 4 voorzien van twee zich vanaf zijn binnenvlak naar binnen uitstekende pennen 13, die aangrijpen in de groef 10. Een tweede functie van de vatting 4 is het voorkomen van zijdelingse bewegingen van de edelsteen 3; de magnetische verbinding is immers minder sterk in de richting parallel aan scheidingvlak tussen de magnetische elementen.

25 Vervolgens zal het uit elkaar nemen van de ring volgens de uitvinding worden toegelicht aan hand van de figuren 1A-1F.

In figuur IA is een volledige samenstel getoond, dat wordt gevormd door een ring 2, een edelsteen 3 en een vatting 4.

In figuur 1B wordt het samenstel van vatting 4 en edelsteen 3 aan één zijde iets naar boven bewogen, bijvoorbeeld door een nagel in de inkeping 11 te plaatsen.

30 7

Vervolgens wordt het samenstel van vatting 4 en edelsteen 3 in zijn geheel van de ring af bewogen tegen de door de magnetische elementen opgewekte kracht in. Bij deze beweging bewegen de pennen 13 door het deel 10a van de groeven 10. De na het uitvoeren van deze beweging verkregen situatie is weergeven in figuur 1C.

5

In overeenstemming met de richting van het deel 10b van de groeven 10, wordt het samenstel van edelsteen 3 en vatting 3 geroteerd, zoals in figuur 1D is getoond.

Na het voltooien van de rotatie, kan het samenstel van edelsteen 3 en vatting 4 naar 10 boven, van de ring 2 af worden bewogen. Hierbij bewegen de pennen 13 door het deel 10c van de groeven 10. Dan is de situatie verkregen die in figuur IE is getoond, waarna de vatting 4 gescheiden kan worden van de edelsteen 3.

De gebruiker kan daarna een andere edelsteen kiezen en deze op de ring bevestigen.

15 Hierbij wordt de proces dat hierboven aan de hand van de figuren 1A-1F is besproken, in omgekeerde richting doorlopen.

De hierboven toegelichte uitvoeringsvorm betreft een ring, in het bijzonder een ring waarop slechts een enkele edelsteen kan worden geplaatst. De uitvinding is eveneens 20 toepasbaar op andere sieraden, zoals ringen waarop meer dan een enkele steen is bevestigd of een broche. Figuur 5 toont het vooraanzicht van een broche 20, waarop drie edelstenen 21, 22, 23 zijn bevestigd. Hierbij is steeds gebruik gemaakt van een verbinding tussen edelsteen en broche, die overeenkomt met die volgens de hierboven toegelichte verbinding. De edelstenen 21, 22 en 23 worden dan ook elk omgeven door 25 een vatting 24, 25 en 26. Opgemerkt wordt dat de in eikaars nabijheid geplaatste magneten eikaars werking kunnen verstoren; het is dan ook van belang bij het plaatsen van de magneten hiermede rekening te houden.

Claims (15)

1. Sieraad, omvattende een drager en een decoratief element, waarbij het decoratieve element door middel van een losmaakbare verbinding is verbonden met de 5 drager, met het kenmerk, dat het decoratieve element vast is verbonden met een eerste magnetisch element en dat de drager is voorzien van een tweede magnetisch element en dat de magnetische elementen elkaar raken.

2. Sieraad volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het scheidingsvlak tussen 10 het decoratieve element en de drager wordt omgeven door een vatting die door middel van een vormopsluitende, losmaakbare verbinding is verbonden met de drager.

3. Sieraad volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de vatting door middel van een bajonetverbinding is verbonden met de drager. 15

4. Sieraad volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de bajonetverbinding zich rondom de magnetische elementen uitstrekt.

5. Sieraad volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de bajonetverbinding is 20 ingericht voor het blokkeren van rotatie van de vatting ten opzichte van de drager en voor het slechts vrijlaten van de rotatie van de vatting wanneer de vatting over een traject van de drager af is bewogen.

6. Sieraad volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vatting zich uitstrekt tot 25 tussen de combinatie van het decoratieve element en het daarmede verbonden tweede magnetische element en de drager.

7. Sieraad volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat in de drager een op de scheiding tussen de drager en de vatting aansluitende inkeping is aangebracht 30

8. Sieraad volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de omtreksvorm van het decoratieve element en de inwendige vorm van de vatting afwijkt van een cirkel.

9. Sieraad volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat het eerste magnetische element een permanente magneet omvat en dat de polarisatierichting van de permanente magneet zich parallel aan het scheidingsvlak tussen het eerste en het tweede magnetische element uitstrekt. 5

10. Sieraad volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het tweede magnetische element een stuk roestvast magnetisch permeabel metaal, zoals permalloy omvat.

11. Sieraad volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat het 10 decoratieve element een edelsteen omvat.

12. Sieraad volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het magnetische element door middel van een lijmverbinding met de edelsteen is verbonden.

13. Sieraad volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het sieraad een ring is.

14. Verzameling onderdelen voor het maken van een sieraad volgens een van de conclusies 2-13, omvattende tenminste een drager, tenminste één vatting en een aantal 20 onderling verschillende decoratieve elementen met elk dezelfde omtreksvorm.

15. Verzameling onderdelen volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de verzameling een drager van een eerste soort en een drager van een tweede soort omvat.