NL2007707C2 - Inrichting voor het ondersteunen van een vloer. - Google Patents

Description

Inrichting voor het ondersteunen van een vloer

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ondersteunen van een vloer, omvattende een ondersteuningsconstructie, zoals een vakwerkconstructie, voor 5 het aan een tijdens gebruik bovenzijde ervan middels in langsrichting verlopende vloersteunelementen ondersteunen van een vloer, zoals een breedplaatvloer, nabij tegenoverliggende zijden van de ondersteuningsconstructie, nabij een onderzijde van de ondersteuningsconstructie aangebrachte verplaatsingsmiddelen die tijdens gebruik afsteunen op een ondergrond en die verplaatsbaarheid van de ondersteuningsconstructie 10 over die ondergrond toestaan, waarbij de afstand tussen de verplaatsingsmiddelen in dwarsrichting zodanig is, dat de verplaatsingsmiddelen tijdens gebruik afsteunen op gedeelten van de ondergrond die zich nabij twee op de ondergrond op afstand van elkaar geplaatste, hoofdzakelijk parallel gelegen wanden bevinden, wanneer de inrichting hoofdzakelijk tussen die twee wanden geplaatst is, en de 15 ondersteuningsconstructie is voorzien van een hoogteverstellingsmechanisme voor het bewegen van de vloersteunelementen tussen een gestelde en een geloste toestand.

Een dergelijke inrichting is bekend uit bijvoorbeeld het Amerikaanse octrooischrift US 5.273.415. Deze publicatie beschrijft een apparaat voor gebruik bij de 20 constructie van een betonnen vloer die een afstand tussen twee wanden dient te overbruggen, zoals een verdiepingsvloer. Het apparaat is ter ondersteuning van een dergelijke vloer voorzien van een frame met uitschuifbare steunen voor het in hoogte kunnen verstellen van het frame. Aan de bovenzijde van het frame zijn langsliggers aangebracht voor het ondersteunen van de vloer. Daarnaast kunnen rollers aangebracht 25 worden onder het frame om dit te verplaatsen.

Een nadeel van een dergelijke inrichting is, dat deze relatief moeilijk te transporteren is.

30 Een verder nadeel van een dergelijke inrichting is, dat het relatief lang duurt om de inrichting in elkaar te zetten alvorens deze gebruikt kan worden.

2

Het is een doel van de uitvinding een inrichting te verschaffen die relatief eenvoudig te transporteren is. Het is een verder doel van de uitvinding een inrichting te verschaffen die relatief snel inzetbaar is.

5 Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat vloersteunelementen van de ondersteuningsconstructie schamierbaar verbonden zijn om de vloersteunelementen in een horizontaal vlak te kunnen bewegen tussen een uitgeklapte toestand en een ingeklapte toestand, waarbij de tussenafstand tussen de vloersteunelementen in de ingeklapte toestand kleiner is dan bij de uitgeklapte toestand.

10

Doordat vloersteunelementen van de ondersteuningsconstructie schamierbaar verbonden zijn om de vloersteunelementen in een horizontaal vlak te kunnen bewegen tussen een uitgeklapte toestand en een ingeklapte toestand, waarbij de afstand tussen de vloersteunelementen in de ingeklapte toestand kleiner is dan bij de uitgeklapte toestand, 15 kan de inrichting na gebruik eenvoudig ingeklapt worden om getransporteerd te worden, waardoor deze minder ruimte inneemt en transport relatief eenvoudiger wordt. Daarbij is het mogelijk meerdere ingeklapte inrichtingen op een enkele vrachtwagen te vervoeren. Daarnaast is de inrichting, door gebruik te maken van dergelijke schamierbare vloersteunelementen voor het brengen van de inrichting van de 20 ingeklapte naar de uitgeklapte toestand, relatief snel inzetbaar.

Een voordeel van de inrichting volgens uitvinding is dat bij het bouwen van bijvoorbeeld appartementen, waarbij meerdere wanden en vloeren op elkaar gestapeld worden, het zogenaamde “onderstempelen”, ofwel het ondersteunen van de 25 verdiepingsvloer die onder de te storten vloeren ligt door verticaal geplaatste metalen stutten achterwege gelaten kan worden, doordat de op de inrichting uitgeoefende krachten hoofdzakelijk via de wanden afgevoerd worden. Zo kan een aanzienlijke tijdsbesparing bereikt worden, doordat afbouwploegen en installateurs sneller met de afwerking van de ondergelegen verdiepingen kunnen beginnen. Een verder voordeel is 30 dat zogenaamde “uitkragende” vloeren of balkons bij ondersteuning door de inrichting volgens de uitvinding in een enkele bewerking mee te produceren zijn. Door voomoemde voordelen kan aldus een relatief grote versnelling van het bouwproces bereikt worden.

3

Een verdere uitvoeringsvorm betreft een inrichting, waarbij de vloersteunelementen hoofdzakelijk parallel aangebrachte langsliggers omvatten die met elkaar zijn verbonden via een scharnierpunt tussen een langsligger en een in 5 dwarsrichting aangebracht verbindingselement, zodanig dat in de ingeklapte toestand de langsliggers en de verbindingselementen hoofdzakelijk langs elkaar liggen.

Een verdere uitvoeringsvorm betreft een inrichting, waarbij de langsliggers U-profïelen omvatten. U-proficlcn zijn relatief licht en sterk, waardoor het gewicht van de 10 inrichting verder afheemt en de inrichting relatief nog eenvoudiger te transporteren is.

Een weer verdere uitvoeringsvorm betreft een inrichting, waarbij het hoogteverstellingsmechanisme tussen de verplaatsingsmiddelen en de vloersteunelementen aangebrachte, verticaal uitschuifbare elementen omvat waartussen 15 een dommekracht is aangebracht. Door gebruik te maken van een zogenaamde dommekracht en uitschuifbare elementen kan de inrichting relatief gemakkelijk in hoogte versteld worden met behulp van spierkracht.

Een nog weer verdere uitvoeringsvorm betreft een inrichting, waarbij de 20 verbindingselementen zodanig zijn aangebracht dat de ondersteuningsconstructie in langsrichting bezien een boogconstructie omvat. Op deze wijze ontstaat er een soort van boogconstructie, die relatief sterk is. Daarnaast is er relatief minder materiaal voor de ondersteuningsconstructie nodig dan bij andere ontwerpen. Een verder voordeel is dat een bouwvakker zich indien gewenst onder de ondersteuningsconstructie kan 25 begeven.

Een weer verdere uitvoeringsvorm betreft een inrichting, waarbij aan een uiteinde van de vloersteunelementen een inklapbare valbeveiliging is aangebracht. De inklapbare beveiliging staat toe dat na het aanbrengen van de inrichting tussen de twee 30 wanden indien gewenst werkzaamheden aan de vloer verricht kunnen worden, zoals het aanbrengen van randbekisting of het aanleggen van installaties, zonder dat de bouwvakker het risico loopt van de ondersteuningsconstructie af te vallen.

4

Een nog weer verdere uitvoeringsvorm betreft een inrichting, waarbij aan een uiteinde van de vloersteunelementen een deksteiger is aangebracht. Met behulp van de deksteiger wordt bereikt dat een bouwvakker langs de vloer kan lopen, bijvoorbeeld ter inspectie van die vloer of voor het verrichten van verdere werkzaamheden.

5

Een verdere uitvoeringsvorm betreft een inrichting, waarbij de ondersteuningsconstructie is voorzien van een uitneemboom die verbindbaar is met een hijskraan. Door toepassing van een dergelijke uitneemboom kan de inrichting in zijn geheel opgetild worden door een hijskraan, bijvoorbeeld voor gebruik bij het 10 construeren van verdere, hoger gelegen verdiepingsvloeren.

Een weer verdere uitvoeringsvorm betreft een inrichting, waarbij aan een uiteinde van de vloersteunelementen een steun is aangebracht voor het ondersteunen van randbekisting. Een dergelijke steun kan gebruikt worden voor het ondersteunen van 15 bijvoorbeeld een plank, die gebruikt wordt als randbekisting.

Een verdere uitvoeringsvorm betreft een inrichting, waarbij de verplaatsingsmiddelen zwenkbare wielen met een plat loopvlak omvatten. Dergelijke wielen kunnen relatief grote krachten aan de ondergrond overbrengen. Bijvoorkeur zijn 20 de wielen zwenkbaar verbonden met de ondersteuningsconstructie om een nog snellere inzetbaarheid van de inrichting te bewerkstelligen.

5 5

Figuurbeschrijving

Uitvoeringsvoorbeelden van een inrichting volgens de uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van de bij gevoegde figuren. Daarbij toont:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van twee zijwanden met daarop een vloer die door de inrichting volgens de uitvinding wordt ondersteund,

Fig. 2a een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding in een uitgeklapte toestand, 10 Fig. 2b een perspectivisch aanzicht van de inrichting van fig. 2a in een ingeklapte toestand,

Fig. 3 een zijaanzicht van de uitgeklapte inrichting van fig. 2a, en Fig. 4 een zijgedeelte van de vakwerkconstructie zoals getoond in fig. 2a.

15 Fig. 1 toont twee zijwanden 2 met daarop een vloer 4, zoals een breedplaatvloer, die door de inrichting 1 volgens de uitvinding wordt ondersteund. In fig. 1 is daarnaast een langsrichting X en een dwarsrichting Y bepaald. De inrichting 1 volgens dit uitvoeringsvoorbeeld omvat een ondersteuningsconstructie in de vorm van een vakwerkconstructie 3 en in langsrichting aan de bovenzijde van de vakwerkconstructie 20 3 aangebrachte vloersteunelementen 8 die de vloer 4 ondersteunen. Aan beide langszijden van de inrichting 1 zijn nabij een onderzijde verplaatsingsmiddelen in de vorm van zwenkbare wielen 5 aangebracht om de inrichting over een ondergrond 6 te kunnen verplaatsen. De wielen 5 zijn in dwarsrichting op zodanige afstand van elkaar aangebracht dat de wielen 5 op gedeelten 6a, 6b van de ondergrond 6 nabij de beide 25 zijwanden 2 afsteunen. De zijwanden 2 zijn op een afstand B van elkaar aangebracht. Deze afstand B kan per bouwproject anders zijn. Tussen de wielen 5 en de vloersteunelementen 8 zijn zogenaamde “dommekrachten” 7 aangebracht om de inrichting 1 in hoogte te kunnen verstellen tussen een gestelde toestand, waarin de vloer 4 door de vloersteunelementen 8 wordt ondersteund en een geloste toestand, waarin de 30 vloersteunelementen 8 de vloer niet ondersteunen. Aan uiteinden van de vloersteunelementen 8 zijn ter hoogte van de ondersteunde vloer 4 twee tegenoverliggende, inklapbare veiligheidshekken 9 als valbeveiliging aangebracht. Een van de veiligheidshekken 9 is aangebracht nabij een aan een uiteinden van de vloersteunelementen 8 voorziene deksteiger 10.

6

Bij het aanbrengen van de vloer 4 wordt allereerst de inrichting 1 in operationele, uitgeklapte toestand gebracht, waarna deze met behulp van de wielen 5 tussen de reeds opgerichte zijwanden 2 wordt gereden. De vloer 4 is daarvoor met 5 behulp van bijvoorbeeld een hijskraan op de zijwanden 2 gehesen. Door middel van het bedienen van de dommekrachten 7 kunnen de vloersteunelementen 8 tegen de vloer 4 aangedrukt worden om deze te ondersteunen. Eveneens kunnen de veiligheidshekken 9 uitgeklapt worden. De deksteiger 10 kan nu door een bouwvakker gebruikt worden om langs de vloer 4 te lopen, bijvoorbeeld ter inspectie van de vloer 4 of voor het 10 verrichten van verdere werkzaamheden, zoals het aanbrengen van bekisting. Hierna kan beton op de vloer 4 gestort worden, waarbij de stortkrachten via de wielen 5 van de inrichting 1 naar de ondergrond 6 weggeleid worden.

Als het beton uitgehard is, kunnen de veiligheidshekken 9 ingeklapt worden. 15 Vervolgens kan de gehele inrichting 1 middels een niet getoonde uitneemboom door een hijskraan uit de ruimte begrensd door de ondergrond 6, de zijwanden 2 en de vloer 4 weggenomen worden. Daarna kunnen indien gewenst, bijvoorbeeld bij het bouwen van meerdere verdiepingen met appartementen, verdere zijwanden op de zojuist geplaatste vloer 4 aangebracht worden, waarbij de zojuist geplaatste vloer 4 als 20 ondergrond 6 dient voor het aanbrengen van verdere, hoger gelegen vloeren. Doordat de wielen 5 afsteunen op gedeelten 6a, 6b van de ondergrond 6 nabij de zijwanden 2, hoeft bij het aanleggen van verdere verdiepingen geen gebruik gemaakt te worden van zogenaamd “onderstempelen”, doordat de stortkrachten van hoger gelegen vloeren hoofdzakelijk via de zijwanden 2, en niet via de ondergrond 6 weggeleid worden.

25

Fig. 2a toont een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting 1 volgens de uitvinding in een operationele, uitgeklapte toestand. Te zien is dat de vloersteunelementen 8 parallel aan elkaar gerangschikte profielen omvatten ter ondersteuning van een vloer. In de figuur zoals getoond bedraagt het aantal profielen zes. Eveneens kan gebruik 30 gemaakt worden van een ander aantal profielen. De vloersteunelementen 8 zijn in langsrichting, ongeveer halverwege, verdeeld in twee delen 8a, 8b, waarbij de delen 8a, 8b verbonden zijn door boutverbindingen 16. Onder de vloersteunelementen 8 is een viertal raamwerken 13 aangebracht, die dwars op de vloersteunelementen 8 gelegen 7 zijn. De raamwerken 13 strekken zich in dwarsrichting uit tussen twee steunpoten 14, waaronder de wielen 5 zijn aangebracht. De raamwerken 13 zijn met de steunpoten 14 verbonden door middel van een schamierbare verbinding 11 die een rotatie van het raamwerk 13 rond een parallel aan de steunpoten verlopende verticale as S toestaat.

5 Deze schamierverbinding 11 is van belang voor het inklappen van de inrichting 1.

Daarnaast is elk buitenste raamwerk 13 met een binnenste raamwerk 13 verbonden door een diagonaal element 15 voor het verschaffen van extra stevigheid aan de constructie. Eveneens zijn de steunpoten 14 in langsrichting verbonden door verdere 10 raamwerken 17, die ook halverwege verdeeld zijn in twee delen en gekoppeld zijn door middel van een boutverbinding 18.

Bij het inklappen van de inrichting 1 worden de vloersteunelementen 8 naar elkaar toe bewogen, waarbij deze uiteindelijk deels overlappend naast elkaar gelegen 15 zijn, zoals getoond in fig. 2b, die de inrichting 1 in ingeklapte toestand toont. De raamwerken 13 worden daarbij met behulp van de schamierverbinding 11 ingeklapt, en komen eveneens naast elkaar tussen de verdere raamwerken 17 te liggen. De afstand tussen de vloersteunelementen 8 is in ingeklapte toestand zo kleiner dan in de uitgeklapte toestand.

20

Fig. 3 toont een zijaanzicht van de uitgeklapte inrichting van fïg. 2a. Te zien is hoe een steunpoot 14 is opgebouwd uit twee telescopisch uitschuifbare elementen 14a, 14b, die ten opzichte van elkaar uitgeschoven kunnen worden met behulp van de dommekracht 7 om de hoogte van de vloersteunelementen 8 te kunnen instellen. Bij het 25 instellen van de hoogte schuift het verdere raamwerk 17 verticaal mee met het bovenste uitschuifbare deel 14b van de steunpoot 14. Nabij de uiteinden van de vloersteunelementen 8 zijn steunen 19 aangebracht voor het ondersteunen van randbekistingsplanken 20.

30 Fig. 4 toont een zijgedeelte 22 van de vakwerkconstructie 3 zoals getoond in fig.

2a. De vakwerkconstructie 3 kan bijvoorbeeld een modulaire opbouw hebben, waarbij meerdere vakwerkconstructiedelen als modules aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Het getoonde zijgedeelte 22 kan met behulp van de verbindingsflenzen 21 met verdere 8 zijgedeelten verbonden worden, bijvoorbeeld door middel van boutverbindingen, of met andere vakwerkconstructiedelen, zodat een gewenste lengte of breedte van de inrichting bereikt kan worden.

5 Het moge verder duidelijk zijn dat de bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

9

Lijst met verwijzingscijfers 1. Inrichting 2. Zijwand 5 3. Vakwerkconstructie 4. Vloer 5. Wiel 6. Ondergrond 6a. Ondergrond nabij zijwand 10 6b. Ondergrond nabij zijwand 7. Dommekracht 8. Vloersteunelement 9. Veiligheidshek 10. Deksteiger 15 11. Schamierverbinding 12. Schamierverbinding 13. Raamwerk 14. Steunpoot 15. Diagonaal element 20 16. Boutverbinding 17. Verder raamwerk 18. Boutverbinding 19. Steun 20. Plank 25 21. Verbindingsflens 22. Zij gedeelte

Claims (10)

1. Inrichting (1) voor het ondersteunen van een vloer (4), omvattende: 5. een ondersteuningsconstructie (3), zoals een vakwerkconstructie, voor het aan een tijdens gebruik bovenzijde ervan middels in langsrichting (X) verlopende vloersteunelementen (8) ondersteunen van een vloer (4), zoals een breedplaatvloer, - nabij tegenoverliggende zijden van de ondersteuningsconstructie (3), nabij een onderzijde van de ondersteuningsconstructie (3) aangebrachte verplaatsingsmiddelen 10 (5) die tijdens gebruik afsteunen op een ondergrond (6) en die verplaatsbaarheid van de ondersteuningsconstructie (3) over die ondergrond (6) toestaan, - waarbij de afstand tussen de verplaatsingsmiddelen (5) in dwarsrichting (Y) zodanig is, dat de verplaatsingsmiddelen (5) tijdens gebruik afsteunen op gedeelten (6a, 6b) van de ondergrond (6) die zich nabij twee op de ondergrond op afstand van elkaar 15 geplaatste, hoofdzakelijk parallel gelegen wanden (2) bevinden, wanneer de inrichting (1) hoofdzakelijk tussen die twee wanden (2) geplaatst is, en de ondersteuningsconstructie (3) tussen de verplaatsingsmiddelen (5) en de vloersteunelementen (8) is voorzien van een hoogteverstellingsmechanisme (7) voor het bewegen van de vloersteunelementen (8) tussen een gestelde en een geloste 20 toestand, met het kenmerk, dat vloersteunelementen (8) van de ondersteuningsconstructie (3) schamierbaar 25 verbonden zijn om de vloersteunelementen (8) in een horizontaal vlak te kunnen bewegen tussen een uitgeklapte toestand en een ingeklapte toestand, waarbij de tussenafstand tussen de vloersteunelementen (8) in de ingeklapte toestand kleiner is dan bij de uitgeklapte toestand.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij de vloersteunelementen (8) hoofdzakelijk parallel aangebrachte langsliggers (8) omvatten die met elkaar zijn verbonden via een scharnierpunt tussen een langsligger (8) en in dwarsrichting aangebracht verbindingselement (13), zodanig dat in de ingeklapte toestand de langsliggers (8) en de verbindingselementen (13) hoofdzakelijk langs elkaar liggen.

3. Inrichting (1) volgens conclusie 2, waarbij de langsliggers (8) U-5 profielen omvatten.

4. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het hoogteverstellingsmechanisme (7) tussen de verplaatsingsmiddelen (5) en de vloersteunelementen (8) aangebrachte, verticaal uitschuifbare elementen (14a, 14b) 10 omvat waartussen een dommekracht (7) is aangebracht.

5. Inrichting (1) volgens een der conclusies 2-4, waarbij de verbindingselementen (13) zodanig zijn aangebracht dat de ondersteuningsconstructie (3) in langsrichting bezien een boogconstructie omvat. 15

6. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij aan een uiteinde van de vloersteunelementen (8) een inklapbare valbeveiliging (9) is aangebracht.

7. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij aan een uiteinde van de vloersteunelementen (8) een deksteiger (10) is aangebracht.

8. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ondersteuningsconstructie (3) is voorzien van een uitneemboom die verbindbaar is met 25 een hijskraan.

9. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij aan een uiteinde van de vloersteunelementen (8) een steun (19) is aangebracht voor het ondersteunen van randbekisting (20). 30

10. Inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsingsmiddelen (5) zwenkbare wielen met een plat loopvlak omvatten.