NL2007674C2 - Aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een fietsbagagedrager. - Google Patents

Aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een fietsbagagedrager. Download PDF

Info

Publication number
NL2007674C2
NL2007674C2 NL2007674A NL2007674A NL2007674C2 NL 2007674 C2 NL2007674 C2 NL 2007674C2 NL 2007674 A NL2007674 A NL 2007674A NL 2007674 A NL2007674 A NL 2007674A NL 2007674 C2 NL2007674 C2 NL 2007674C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
base
holder
engaging member
locking
locked position
Prior art date
Application number
NL2007674A
Other languages
English (en)
Inventor
Jeroen Bemmelen
Smit Natha Wassink
Original Assignee
1T1 B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by 1T1 B V filed Critical 1T1 B V
Priority to NL2007674A priority Critical patent/NL2007674C2/nl
Priority to EP12190870.1A priority patent/EP2586684A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2007674C2 publication Critical patent/NL2007674C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J7/00Luggage carriers
    • B62J7/08Equipment for securing luggage on carriers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J9/00Containers specially adapted for cycles, e.g. panniers or saddle bags
    • B62J9/20Containers specially adapted for cycles, e.g. panniers or saddle bags attached to the cycle as accessories
    • B62J9/27Containers specially adapted for cycles, e.g. panniers or saddle bags attached to the cycle as accessories characterised by mounting arrangements, e.g. quick release arrangements

Description

Aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een fietsbagagedrager [0001 ] De uitvinding heeft betrekking op een aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een zijkant van een horizontaal vlak boven een fietswiel, en op een 5 houder voorzien van een aangrijporgaan.
Tevens heeft de uitvinding betrekking op een verbindingsorgaan voor bevestiging van een houder aan een zijkant van een fietswiel, en op een fiets voorzien van een verbindingsorgaan.
Verder heeft de uitvinding betrekking op een samenstel van een dergelijk 10 verbindingsorgaan en een aangrijporgaan, en/of een houder, en op een fiets voorzien van een dergelijk samenstel.
[0002] Uit octrooidocument US5979023 is een aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een fietsbagagedrager bekend. Volgens een van de getoonde 15 uitvoeringsvormen omvat het aangrijporgaan een S-vormig hoofddeel waarvan een eerste boogdeel direct op de bagagedrager van een fiets kan worden bevestigd. Een ander boogdeel van het S-vormige lichaam grijpt in op een draagrand aan de houder. Het aangrijporgaan heeft een vergrendellichaam dat ten opzichte van de het S-vormige lichaam en via handbediening van een bovenzijde draaibaar is, en waarmee het 20 bevestigde S-vormige lichaam op de bagagedrager kan worden geborgd. In de getoonde uitvoeringen wordt een tweetal dergelijke S-vormige aangrijporganen gebruikt om een enkele houder op hangende wijze aan een zijkant van de fietsbagagedrager te bevestigen. Zoals getoond, kan een tweetal S-vormige lichamen worden samengevoegd tot een samengesteld aangrijporgaan, door toevoeging van een verbindend handvat dat 25 voorzien is van een bediening voor de vergrendellichamen.
[0003] Een nadeel van zowel het aangrijporgaan als van het samengestelde aangrijporgaan is dat de bovenzijde van de fietsbagagedrager tijdens gebruik vrij moet blijven voor bediening van de vergrendellichamen.
30 [0004] Een doel van de uitvinding is om een aangrijporgaan en een bijbehorend verbindingsorgaan te verschaffen waarmee de bovenzijde van een vlak boven een fietswiel, zoals een bagagedrager, bruikbaar blijft voor het dragen van andere voorwerpen of eventueel personen.
2
[0005] Dit doel is bereikt door volgens een aspect van de uitvinding te voorzien in een aangrijporgaan voor aan een houder en ingericht voor bevestiging aan een langszijde van een hoofdzakelijk horizontaal vlak boven een wiel van een fiets, bijvoorbeeld aan een fïetsbagagedrager, met het kenmerk dat het aangrijporgaan een 5 hoofddeel omvat met een opnameruimte voor een richel langs een lengterichting van een basis in het horizontale vlak, en dat het aangrijporgaan twee vergrendellichamen omvat die ten opzichte van het hoofddeel en tegengesteld ten opzichte van elkaar in de lengterichting lineair beweegbaar zijn, en langs zijkanten van het aangrijporgaan bedienbaar zijn tussen een vergrendelde stand waarin het op de basis bevestigde 10 aangrijporgaan ten minste in een dwarsrichting lineair onbeweegbaar is ten opzichte van de basis, en een vrijgegeven stand waarin het bevestigde aangrijporgaan lineair beweegbaar is ten opzichte van de basis.
[0006] De basis kan zijn bevestigd in het horizontale vlak van een fiets, bijvoorbeeld boven een fietswiel (zoals op een fïetsbagagedrager), en heeft langs de 15 lengterichting een richel waaraan het aangrijporgaan kan worden bevestigd. Bij bevestiging van het aangrijporgaan op de basis zal de opnameruimte de richel omsluiten, en door zwaartekrachtwerking zal het aangrijporgaan op een bovenzijde van de richel steunen. Het aangrijporgaan kan zijn vastgemaakt of onderdeel uitmaken van een houder, zodat de houder kan worden bevestigd aan de langszijde van het 20 horizontale vlak boven het wiel, d.w.z. aan de bovenzijkant van het wiel. De houder kan bijvoorbeeld een fietstas zijn, of een aktetas, schoudertas, of houder voor andere objecten. Het tweetal vergrendellichamen met lengtegerichte vergrendel- en vrijgavefunctie vormt onderdeel van een koppelmechaniek met bediening op basis van krachtuitoefening door de gebruiker langs de lengterichting en via zijkanten van het 25 aangrijporgaan. Door middel van dit koppelmechaniek is de vergrendeling of ontkoppeling van het aangrijporgaan via zijkanten van de houder te bewerkstelligen, zonder dat toegang of krachtuitoefening op het aangrijporgaan in de dwarsrichting of van bovenaf vereist is. Een voordeel van deze bediening en krachtuitoefening in de lengterichting is dat de stabiliteit van de fiets in de langsrichting wordt benut, wat niet 30 het geval is bij krachtuitoefening in de dwarsrichting. Daarnaast zal door tegengestelde krachtuitoefening op de twee vergrendellichamen de resulterende kracht die op de fiets wordt overgebracht minimaal zijn. Het vlak aan de bovenzijde blijft daardoor volledig bruikbaar, en een eventueel aanwezige verdere houder (zoals een krat) geplaatst op de 3 bovenzijde van de basis vormt geen hindernis voor bediening van het aangrijporgaan vanaf de zijkanten van de houder. Tevens kan een hoofdzakelijk in de lengterichting opererend bedieningsmechaniek ertoe bijdragen dat het aangrijporgaan in de dwarsrichting met geringe dikte kan worden uitgevoerd, wat het uitsteken van de 5 houder in de dwarsrichting minimaliseert.
[0007] Volgens een uitvoeringsvorm zijn de vergrendellichamen voorzien van veermechanieken voor het dwingen van de vergrendellichamen in de vergrendelde stand.
[0008] Door de vergrendellichamen te voorzien van veermechanieken zullen deze 10 als vanzelf in de vergrendelde stand blijven staan zolang er geen externe kracht wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld door handbediening. Een aangrijporgaan dat is bevestigd aan de basis zal daardoor vergrendeld blijven met de basis, en pas onder gewenste condities weer van de basis kunnen worden afgenomen, bijvoorbeeld door krachtuitoefening via een bedieningsmechaniek. Ontgrendeling van de vergrendellichamen zal een kracht 15 vergen die groter is dan de gezamenlijke kracht uitgeoefend door de veermechanieken.
[0009] Volgens een uitvoeringsvorm is het aangrijporgaan voorzien van een verbindingsband voor bevestiging langs ten minste een omtreksdeel van de houder, waarbij de verbindingsband gekoppeld is met het vergrendellichaam en is ingericht om het vergrendellichaam in de lengterichting ten opzichte van het hoofddeel te bewegen.
20 [0010] De verbindingsbanden vormen een zijwaarts bedienbaar krachtoverbrengingsmiddel voor ontgrendeling van de vergrendellichamen. Deze verbindingsbanden kunnen rond een deel van de omtrek van de houder, bijvoorbeeld een fietstas, zijn aangebracht. De verbindingsbanden zijn mechanisch verbonden met de vergrendellichamen, zodanig dat door uitoefening van trekkracht op de 25 verbindingsbanden langs de lengterichting de vergrendellichamen langs dezelfde lengterichting worden verplaatst. Bij voorkeur zal deze trekkracht langs de lengterichting de vergrendellichamen in de vrijgegeven stand plaatsen. In een alternatieve uitvoering kan een trekkracht werkend op de verbindingsband daarnaast of in plaats daarvan een vergrendeling van het vergrendellichaam veroorzaken. Omdat de 30 verbindingsbanden aan de zijkant van de houder bereikbaar zijn voor de gebruiker, zal de gebruiker eenvoudig de vergrendellichamen in de vrijgegeven stand kunnen plaatsen, zelfs als er bovenop de basis een of meer toegang beperkende voorwerpen (zoals een krat) zijn geplaatst. De verbindingsbanden kunnen langs een deel van of 4 zelfs langs de gehele houderomtrek zijn aangebracht, en bijvoorbeeld een gewichtspreidende verbinding tussen het aangrijporgaan en de houder vormen. Tevens kunnen aparte grepen voor de gebruiker op de verbindingsbanden zijn aangebracht, om bediening door krachtuitoefening te vergemakkelijken.
5 [0011] Volgens een uitvoeringsvorm is het vergrendellichaam in een dwarsrichting ten opzichte van het hoofddeel beweegbaar bij bevestiging van het aangrijporgaan op de basis.
[0012] Bevestiging van het aangrijporgaan met houder op de basis vereist doorgaans een verplaatsing van de houder in de dwarsrichting naar de basis toe. Door 10 beweegbaarheid van het vergrendellichaam in de dwarsrichting ten opzichte van het hoofddeel van het aangrijporgaan kunnen de vergrendellichamen bij plaatsing tijdelijk in de vrijgegeven stand worden gehouden. Bij voorkeur wordt de beweegbaarheid van het vergrendellichaam in de dwarsrichting, en in het bijzonder naar de vergrendelde stand toe, ten minste deels aangedreven door het bovengenoemd of een ander 15 veermechaniek. Hierdoor zal een voldoende grote en dwars op de fiets gerichte kracht die tijdens plaatsing en koppeling met de basis op het aangrijporgaan wordt uitgeoefend, de vergrendellichamen tijdelijk in de vrijgegeven stand dwingen, waarna het aangrijporgaan door de veerkracht vanzelf aan de basis wordt vastgezet.
[0013] Volgens een uitvoeringsvorm is de opnameruimte aan een bovenzijde 20 voorzien van een steungebied voor het steunen van het aangrijporgaan op een oplegrand van de richel, waarbij het ten minste ene vergrendellichaam gelegen is aan een onderzijde van de opnameruimte, en voorzien is van een aanslaggebied dat een richelhoogte lager ligt dan het steungebied, en ingericht is om op een onderzijde van de richel aan te grijpen.
25 [0014] Met de “richelhoogte” wordt de afstand tussen een bovenliggend gebied en een onderliggend gebied van de opstaande rand bedoeld. Het steungebied aan de bovenzijde van de opnameruimte in het hoofddeel en het aanslaggebied van het vergrendellichaam werken zodanig samen dat het aangrijporgaan in de vergrendelde stand de richel zowel aan de onderzijde als aan de bovengelegen oplegrand omsluit.
30 Doordat het aanslaggebied van het vergrendellichaam in de vergrendelde stand op een afstand gelijk aan de richelhoogte onder het steungebied van de opnameruimte ligt, kan de richel door de opwaarts verende werking van het vergrendellichaam in de opnameruimte worden gedwongen en gehouden.
5
[0015] Volgens een uitvoeringsvorm is de opnameruimte aan de bovenzijde voorzien van een neerwaarts uitstekend deel bedoeld voor aangrijping op een schamieruitsparing in de oplegrand van het verbindingsorgaan en gelegen langs de lengterichting.
5 [0016] De schamieruitsparing in de oplegrand van de richel en het neerwaarts uitstekende deel aan de bovenzijde van de opnamemimte grijpen op elkaar in tijdens bevestiging van het aangrijporgaan aan de basis. De schamiemitsparing en het neerwaarts uitstekende deel hebben naar elkaar toe gerichte aanslaggebieden zodanig dat bij bevestiging een lineaire verplaatsing van het aangrijporgaan en houder ten 10 opzichte van de basis in een dwarsrichting onmogelijk wordt gemaakt. Met “schamiemitsparing” wordt bedoeld dat een gedeelte van de opstaande rand nabij de uitsparing een maximale diameter loodrecht op de lengterichting heeft die kleiner is dan de karakteristieke diameter van de opnamemimte, bijvoorbeeld de afstand tussen een binnenzijde van het neerwaarts uitstekende deel en een achterwand van de 15 opnamemimte. Door de schamiemitsparing in de basis en bijpassende vormgeving van de houder is het op de basis bevestigde aangrijporgaan ook in de vergrendelde stand over een vooraf bepaalde beperkte hoek in een verticaal dwarsvlak schamierbaar, zodat een (eventueel beperkte) draaibeweging langs een virtuele draai-as in de lengterichting mogelijk blijft. Dit geeft de bevestigde houder een gewenste draaibewegingsvrijheid 20 tijdens fietsgebruik, bijvoorbeeld bij scheve stand van de fiets. Het gedeelte van de opstaande richelrand kan bijvoorbeeld nabij het aanslaggebied van het vergrendellichaam zijn uitgevoerd als een hoekig richelprofïel met een hellend vlak of afgeronde vorm, of als een cilinder met een diameter die hoogstens even groot is als de karakteristieke diameter van de opnamemimte (bijvoorbeeld de afstand tussen het 25 steungebied en het aanslaggebied).
[0017] Volgens een uitvoeringsvorm hebben de opnamemimte en de richel in de lengterichting nagenoeg gelijke lengten, en liggen de vergrendellichamen aan lengte-uiteinden van de opnamemimte.
[0018] De gelijkvormigheid van het aangrijporgaan en de richel in de 30 lengterichting zorgt voor een vormvaste verbinding in die richting, zodat er in die richting nagenoeg geen lineaire verplaatsing van het bevestigde aangrijporgaan (en houder) ten opzichte van de basis (en de fiets) mogelijk is. Door de vergrendellichamen aan lengte-uiteinden van de opnamemimte te voorzien zal de uitwijking van de 6 vergrendellichamen bij overgang tussen de vergrendelde stand en de vrijgegeven stand relatief klein zijn, zodat het aangrijporgaan in de lengterichting nauwelijks breder hoeft te worden uitgevoerd dan de lengte van de richel. Volgens een verdere uitvoeringsvorm kan de opnameruimte van het aangrijporgaan complementair gevormd zijn aan een 5 vorm van de richel, hetgeen resulteert in een vormgesloten verbinding tussen verbindingsorgaan en aangrijporgaan.
[0019] Volgens een uitvoeringsvorm is het aangrijporgaan voorzien van een vergrendelmechaniek met een opstaande vergrendelrand voor het insluiten van de neerwaarts randdeel van de richel in een geborgde stand.
10 [0020] Het vergrendelmechaniek, bijvoorbeeld een slot met nokprofïel, kan zijn aangebracht in bijvoorbeeld een middendeel van de opnameruimte. In een geborgde stand waarbij de richel van het verbindingsorgaan in de opnameruimte van het aangrijporgaan is opgenomen, klemt het vergrendelmechaniek het neerwaarts uitstekende randdeel van de richel in door middel van de opstaande vergrendelrand, en 15 verhindert daarmee dat het aangrijporgaan (eventueel met houder) lineair langs de hoogterichting of via een schamierbeweging in het dwarsvlak van de richel kan worden verwijderd. Teneinde verplaatsing van het aangrijporgaan in de geborgde stand langs de hoogterichting te verhinderen, kan het vergrendelmechaniek aan een grendelbovenzijde voorzien zijn van een vlak grendelaanslaggebied, welke in de 20 geborgde stand aansluit op een onderkant van het neerwaartse randdeel van de richel. Hierdoor wordt in de geborgde stand en voor een geroteerd aangrijporgaan het neerwaartse randdeel door de opstaande vergrendelrand en het grendelaanslaggebied ingesloten langs de dwarsrichting respectievelijk de hoogterichting. Verder kan het slot bijvoorbeeld zijn voorzien van een middels een losse sleutel roteerbare cilinder 25 waarmee de vergrendelrand in en weer uit de opnameruimte kan worden gedraaid. Met het slot in de geborgde stand kan de gebruiker ongewenste verwijdering van de fietstas (bijvoorbeeld bij diefstal) tegengaan.
[0021] Volgens een ander aspect en in overeenstemming met de hierboven besproken effecten voorziet de uitvinding in een houder met een dergelijk 30 aangrijporgaan. In een uitvoeringsvorm is de houder gevormd als een fietstas die aan een zijkant voorzien is van het aangrijporgaan.
[0022] Volgens weer een ander aspect voorziet de uitvinding in een verbindingsorgaan, omvattende complementaire aangrijporganen waarvan elk 7 samenwerkend met een aangrijporgaan aan een houder gevormd is, zodanig dat de houder aan een zijkant van een wiel van een fiets bevestigbaar is, met het kenmerk dat het verbindingsorgaan een basis omvat die bevestigbaar is in een hoofdzakelijk horizontaal vlak van de fiets, bijvoorbeeld boven het wiel (zoals bovenop een 5 fïetsbagagedrager), waarbij de complementaire aangrijporganen gevormd zijn als langs een lengterichting uitstrekkende en aan twee langszijden van de basis aangebrachte richels.
[0023] Het verbindingsorgaan biedt de hierboven beschreven voordelen van bevestiging bovenop de bagagedrager of in een vlak boven een fietswiel, waarbij de 10 richels functioneren als complementaire aangrijporganen die aan beiden zijkanten van het wiel uitsteken en een vaste oriëntatie ten opzichte van de fiets innemen. Beweging van de basis ten opzichte van de fiets, en met name in de lengterichting, is hiermee uitgesloten. De zijwaarts uitstekende richels vormen zeer geschikte aangrijpgebieden voor de hierboven beschreven aangrijporganen.
15 [0024] Volgens een uitvoeringsvorm omvat elke richel een oplegrand die overgaat in een langs een hoogterichting opstaande rand, waarbij de oplegrand ten minste een schamieruitsparing omvat voor opname van een neerwaarts uitstekend deel van het aangrijporgaan.
[0025] De langs de hoogterichting opstaande rand biedt een langs de 20 hoogterichting georiënteerde gleuf, die zodanig is gevormd dat het aangrijporgaan en/of de houder enkel na een hoofdzakelijk lineaire verplaatsing langs de hoogterichting los kan worden gemaakt van de basis. De samenwerking tussen schamieruitsparing en neerwaarts uitstekend deel resulteert in de hierboven beschreven draaivrijheid van de houder.
25 [0026] Volgens een uitvoeringsvorm omvat het verbindingsorgaan een draagvlak gelegen aan de bovenzijde van de basis, welke ingericht is voor het ondersteunen van personen of objecten in het hoofdzakelijk horizontale vlak boven het wiel.
[0027] Volgens een uitvoeringsvorm omvat de basis verdere complementaire aangrijporganen die samenwerkend zijn gevormd met verdere aangrijporganen van een 30 verdere houder, zodanig dat de verdere houder aan een bovenzijde van de basis bevestigbaar is, waarbij de basis ten minste twee verdere vergrendellichamen omvat voor het aangrijpen op ten minste twee houdemitsparingen met een aanslagvlak in de verdere houder, waarbij de verdere vergrendellichamen beweegbaar zijn tussen een 8 verdere vrijgegeven stand waarin de verdere houder in de lengterichting beweegbaar is ten opzichte van de basis, en een verdere vergrendelde stand waarin elk verder vergrendellichaam het aanslagvlak raakt en de verdere houder onbeweegbaar is ten opzichte van de basis.
5 [0028] De verdere complementaire aangrijporganen in het verbindingsorgaan werken samen met de verdere aangrijporganen in de verdere houder, en de verdere vergrendellichamen bovenop de basis vallen in de houderuitsparingen. De verdere houder kan een vouwkrat zijn, of zijn uitgevoerd als bijvoorbeeld een vormvast krat, een mand, koffer of koelbox, een kinderzitje, een sporttas, golftas of golftrolley, of een 10 buggydrager. De verdere houder is vrij in de lengterichting van de fiets over de basis beweegbaar zolang de verdere vergrendellichamen in de verdere vrijgegeven stand staan. Deze horizontale beweging van de verdere houder in de lengterichting van de fiets tijdens plaatsing op het verbindingsorgaan maakt optimaal gebruik van de stabiliteit van de fiets in de lengterichting, en vereist daardoor minimale coördinatie en 15 inspanning van de gebruiker. Pas als de verdere vergrendellichamen in de verdere vergrendelde stand worden gezet, wat via bijvoorbeeld een automatisch mechaniek of door een druk op een knop door de gebruiker kan worden bewerkstelligd, zal de verdere houder ten opzichte van de basis worden vastgezet. Hierdoor wordt het vastzetten van de verdere houder op de fïetsbagagedrager vergemakkelijkt, terwijl de 20 gebruiker beide handen kan gebruiken voor het plaatsen van de verdere houder, of een hand kan vrijhouden voor zijwaartse stabilisatie van de fiets.
[0029] Volgens een uitvoeringsvorm is het verbindingsorgaan voorzien van een verder veermechaniek voor het dwingen van de verdere vergrendellichamen in de verdere vergrendelde stand.
25 [0030] De verdere vergrendellichamen zullen door het verdere veermechaniek vanzelf in de verdere vergrendelde stand springen zodra verdere houder en verbindingsorgaan onderling juist gepositioneerd zijn. Vanwege het verdere veermechaniek bevinden de verdere verbindingsorganen zich bij voorkeur in de verdere vergrendelde stand, en wordt het onwaarschijnlijk gemaakt dat de verdere 30 verbindingsorganen een positie tussen de verdere vrijgegeven stand en de vergrendelde stand in zullen innemen. Door het voorzien van middelen om de verdere vergrendellichamen tijdelijk in de verdere vrijgegeven stand vast te houden, ontstaat er een zogenoemd bi-stabiel vastzetmechanisme, dat afhankelijk van de onderlinge 9 posities van de verdere houder en de basis tussen de verdere vergrendelde stand en de verdere vrijgegeven stand zal schakelen. Als gevolg van het dwingen van de verdere vergrendellichamen in de verdere vergrendelde stand door het verdere veermechaniek zal de gebruiker geen extra handeling hoeven te verrichten bij vergrendeling van de 5 verdere houder bovenop de basis, en houdt deze een hand vrij om de fiets te kunnen stabiliseren.
[0031 ] Volgens een uitvoeringsvorm is het verbindingsorgaan voorzien van een bedieningsmechaniek met een bedieningslichaam dat beweegbaar ten opzichte van de basis is aangebracht, en ingericht is voor het plaatsen van de verdere 10 vergrendellichamen in de verdere vrijgegeven stand.
[0032] Het bedieningsmechaniek met het ten opzichte van de basis beweegbare bedieningslichaam biedt de gebruiker de mogelijkheid om op elk gewenst moment de verdere vergrendellichamen in de verdere vrijgegeven stand te zetten. Het daarna verwijderen van de verdere houder van de bovenzijde van de basis wordt gerealiseerd 15 door enkel een tegengestelde beweging van de verdere houder in de lengterichting over de basis. Bij voorkeur is het bedieningslichaam voor de gebruiker bereikbaar in zowel afwezigheid als aanwezigheid van de verdere houder bovenop de basis.
[0033] Volgens een uitvoeringsvorm zijn de verdere vergrendellichamen in de verdere vergrendelde stand in de dwarsrichting verlengbaar tot in een verdere geborgde 20 stand, zodanig dat de verdere vergrendellichamen ingrijpen op verdiepingen in de houderuitsparingen, indien de verdere houder bovenop de basis bevestigd is.
[0034] Ook kunnen de verdere vergrendellichamen zijn ingericht om in de verdere geborgde stand tevens in te grijpen op aangrijppunten in de basis van het verbindingsorgaan. Het verlengen en ingrijpen van de verdere vergrendellichamen op 25 de verdiepingen van de verdere houder en eventueel op de basis levert een starre verbinding tussen verdere houder en basis. In de resulterende verdere geborgde stand zijn de verdere vergrendellichamen niet meer beweegbaar tussen de verdere vrijgegeven stand en de verdere vergrendelde stand, en is de verdere houder geborgd.
[0035] Volgens een uitvoeringsvorm is het bedieningsmechaniek voorzien van een 30 verder vergrendelmechaniek, voor het vastzetten van de verdere vergrendellichamen in ten minste een van de verdere vrijgegeven stand, de verdere vergrendelde stand, en de verdere geborgde stand.
10
[0036] Het verdere vergrendelmechaniek biedt de gebruiker de mogelijkheid om de toestand van het hierboven beschreven bi-stabiele vastzetmechanisme naar wens in te stellen. Tevens kan het verdere vergrendelmechaniek worden bediend, bijvoorbeeld middels de sleutel (tevens gebruikt voor vergrendeling van het aangrijporgaan), om de 5 verdere vergrendellichamen vast te zetten in de verdere geborgde stand, zodat een ongewenste overgang tussen de verdere vrijgegeven stand en de verdere vergrendelde stand wordt tegengegaan. Als gevolg kan tijdens het fietsen en houdertransport de verdere houder niet ongewenst in de lengterichting van het verbindingsorgaan afglijden, wat de veiligheid vergroot.
10 [0037] Volgens weer een ander aspect en in overeenstemming met de hierboven beschreven effecten voorziet de uitvinding in een samenstel van een verbindingsorgaan zoals hierboven beschreven, een aangrijporgaan zoals hierboven beschreven, en/of een houder zoals hierboven beschreven.
[0038] Volgens een uitvoeringsvorm omvat het samenstel een verdere houder 15 ingericht voor het bevestigen bovenop de basis welke bevestigbaar is in het horizontale vlak van de fiets, waarbij de verdere houder verdere aangrijporganen omvat, die samenwerkend zijn gevormd met verdere complementaire aangrijporganen op de basis, waarbij de verdere houder ten minste twee houderuitsparingen omvat met een aanslagvlak voor het aangrijpen op de twee verdere vergrendellichamen, zodanig dat de 20 verdere houder in de lengterichting beweegbaar is ten opzichte van de basis, en zodanig dat elk verder vergrendellichaam in de verdere vergrendelde stand het aanslagvlak raakt en de verdere houder onbeweegbaar is ten opzichte van de basis.
[0039] Tevens voorziet de uitvinding volgens andere aspecten in een fiets voorzien van een hierboven beschreven verbindingsorgaan of samenstel.
25 [0040] Het moge duidelijk zijn dat de verschillende aspecten genoemd in deze octrooiaanvrage gecombineerd kunnen worden en elk afzonderlijk in aanmerking kunnen komen voor een afgesplitste octrooiaanvrage.
[0041] Vervo lgens zullen uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding uitsluitend bij 30 wijze van voorbeeld worden beschreven aan de hand van de begeleidende schematische tekeningen, waarbij corresponderende onderdelen door corresponderende verwijzingssymbolen zijn aangegeven.
11
[0042] FIG. 1 toont uitvoeringsvormen van een verbindingsorgaan, van een houder voorzien van een aangrijporgaan, en van een verdere houder;
[0043] FIG.2a toont een perspectivisch aanzicht van een aangrijporgaan volgens een uitvoeringsvorm; 5 [0044] FIG.2b toont een perspectivisch aanzicht van een houder voorzien van een aangrijporgaan volgens een uitvoeringsvorm;
[0045] FIG.3a-3c tonen dwarsdoorsneden van uitvoeringsvormen van een aangrijporgaan;
[0046] FIG.4a en 4b tonen twee dwarsdoorsneden van een geroteerd 10 aangrijporgaan volgens een uitvoeringsvorm;
[0047] De tekeningen zijn slechts bedoeld voor illustratieve doeleinden, en dienen niet ter beperking van de beschermingsomvang die wordt gedefinieerd door de conclusies.
15 [0048] Fig. 1 toont een fiets 2 met een bagagedrager 6 gemonteerd boven een achterwiel 4 van de fiets 2. De bagagedrager 6 spant een horizontaal vlak 8 op. Op de bagagedrager 6 is een verbindingsorgaan 40 bevestigd. Het verbindingsorgaan 40 is voorzien van een basis 42 die is ingericht voor losmaakbare bevestiging van een aangrijporgaan 10 met een houder 12, hier getoond als een fietstas 13, aan een zijkant 20 van de basis 42. Ook is de basis 42 ingericht voor losmaakbare bevestigen van een verdere houder 70, hier getoond als een vouwkrat 71, bovenop de basis 42. In Fig.1 zijn de fietstas 13 en het vouwkrat 71 losgekoppeld van het verbindingsorgaan 40 afgebeeld, zodanig dat de zijkant en de bovenzijde van de basis 42 zichtbaar zijn, en een draagvlak 43 geschikt voor het ondersteunen van personen of objecten wordt 25 getoond. Een langszijde van het verbindingsorgaan 40 definieert een lengterichting X. Verder is er een breedterichting Y gedefinieerd in het horizontale vlak 8 en dwars op de lengterichting X, en is er een hoogterichting Z gedefinieerd loodrecht op de lengterichting X en de breedterichting Y.
[0049] Het verbindingsorgaan 40 kan bijvoorbeeld op de bagagedrager 6 zijn 30 vastgemaakt door middel van een viertal of meer omgekeerde U-bouten (niet getoond) die opwaarts in de hoogterichting Z rondom de framedraden en/of ffamebuizen van de bagagedrager 6 met behulp van moeren zijn bevestigd. Iedere U-bout kan in het horizontale vlak 8 ten opzicht van het verbindingsorgaan 40 verstelbaar zijn, 12 resulterend in aanpasbaarheid van de bevestiging op bagagedragers 6 van verschillende afmetingen en draad/buisdiktes.
[0050] In de hier getoonde uitvoering heeft de basis 42 aan de langszijden complementaire aangrijporganen 44 in de vorm van een tweetal richels of 5 bevestigingsribben 45 die elk samenwerkend is gevormd met het aangrijporgaan 10 aan een zijkant van de fietstas 13, zodanig dat de fietstas 13 bevestigd aan de langszijde van de basis 42 in de lengterichting X onbeweegbaar is ten opzichte van de basis 42.
Hiertoe is het aangrijporgaan 10 voorzien van een ruimte 16 van ongeveer gelijke lengte als de richel 45, waarin de richel 45 kan worden opgenomen. Elk aangrijporgaan 10 10 heeft twee vergrendellichamen 18 voor het aangrijpen op de richel 45. Deze vergrendellichamen 18 zijn beweegbaar tussen een vrijgegeven stand waarin fietstas 13 ten op zichtte van de basis 42 beweegbaar is in de breedterichting Y (eventueel voorafgegaan door een lineaire verplaatsing van de fietstas 13 in de hoogterichting Z), en een vergrendelde stand waarin de vergrendellichamen 18 op de richel 45 aangrijpen, 15 zodat de fietstas 13 in de breedterichting Y lineair onbeweegbaar is ten opzichte van de basis 42. Het aangrijporgaan 10 is voorzien van een tweetal verbindingsbanden 22 die langs een deel van een omtrek van de fietstas 13 zijn vastgezet, en gekoppeld zijn met de vergrendellichamen 18 om de beweging ervan in de lengterichting X ten opzichte van het hoofddeel 14 te bedienen. De fietstas 13 en het aangrijporgaan 10 worden 20 verder besproken aan de hand van de Figuren 2-4.
[0051] Het vouwkrat 71 is ingericht voor bevestiging bovenop de basis 42 van het verbindingsorgaan 40 op de fietsbagagedrager 6. Het getoonde opvouwbare krat 71 is uitgevoerd met een verlaagd zwaartepunt ten opzichte van de fietsbagagedrager 6, wat 25 de stabiliteit tijdens gebruik ten goede komt. Daartoe heeft het vouwkrat 71 in het midden van een onderzijde 80 een geul 82 met een vorm complementair aan en bedoeld voor het opnemen van het verbindingsorgaan 40, waarbij aan binnenzijkanten de verdere aangrijporganen 72 en houderuitsparingen 74 zijn aangebracht. De twee houderuitsparingen 74 zijn elk voorzien van een hoogtegeleiding of verticale inkeping 30 die overgaat in een lengtegeleiding of horizontale inkeping. Aan het einde van de lengtegeleiding heeft de uitsparing 74 een verticaal aanslagvlak 76. De verdere aangrijporganen 72 zijn gevormd als een viertal L-vormige uitsparingen, bestaande uit verdere lengtegeleidingen en verdere hoogtegeleidingen. Het getoonde vouwkrat 71 is 13 voorzien van een uitschuifbaar en vanuit een zijrand zwenkbaar handvat 84, dat in een opengeklapte positie schuin in de hoogterichting Z blijft staan. De opvouwbaarheid van het vouwkrat 71 wordt gerealiseerd door een tweetal tegenoverliggende naar binnen toe schamierbare inklappanelen 86, en een tweetal tegenoverliggende naar binnen toe 5 schamierbare vouwpanelen 88. Verder is het vouwkrat 71 aan de onderzijde 80 voorzien van een viertal wieltjes (niet getoond) die deels verzonken zijn in de onderzijde 80.
[0052] Zoals getoond in Fig.1 is de basis 42 aan in de lengterichting X georiënteerde langszij den voorzien van een viertal verdere complementaire 10 aangrijporganen 52 die aansluiten op de L-vormige verdere aangrijporganen 72 aan de onderzijde 80 van het vouwkrat 71. De verdere complementaire aangrijporganen 52 zijn gevormd als een viertal rechthoekige langs de lengterichting X georiënteerde en in de breedterichting Y naar buiten toe wijzende uitsteeksels op de basis 42. Verder is de basis 42 voorzien van een tweetal verdere vergrendellichamen 54 die passen in de 15 houdemitsparingen 74 aan de onderzijde 80 van het vouwkrat 71.
[0053] In het getoonde verbindingsorgaan 40 liggen de verdere vergrendellichamen 54 aan de langszijden van het verbindingsorgaan 40, en steken in de breedterichting Y uit. De vormen van de verdere aangrijporganen 72 en de houdemitsparingen 74 zijn zodanig dat het vouwkrat 71 via een verticale beweging 20 over de verdere complementaire aangrijporganen 52 en de verdere vergrendellichamen 54 op de basis 42 kan worden geplaatst. Door een horizontale beweging van het vouwkrat 71 in de lengterichting X en over het horizontale vlak 8 van de basis 42, schuiven tegelijkertijd de verdere vergrendellichamen 54 door de lengtegeleidingen van de houdemitsparingen 74, en de verdere complementaire aangrijporganen 52 door de 25 verder lengtegeleidingen van de verdere aangrijporganen 72. Als gevolg is het vouwkrat, als deze bovenop de basis 42 is bevestigd, enkel in de lengterichting X ten opzichte van de basis 42 beweegbaar.
[0054] De verdere vergrendellichamen 54 zijn beweegbaar in de hoogterichting Z, tussen een verdere vrijgegeven stand en een verdere vergrendelde stand, waarbij in de 30 uitvoeringsvorm van Fig. 1 de verdere vergrendellichamen 54 in de verdere vergrendelde stand hoger gelegen zijn ten opzichte van de basis 42 dan in de verdere vrijgegeven stand. Indien het vouwkrat 71 op de basis 42 van het verbindingsorgaan 40 is aangebracht, zullen de verdere vergrendellichamen 54 geplaatst in de (lagere) 14 verdere vrijgegeven stand vrij liggen binnen de lengtegeleidingen van de houderuitsparingen 74. Als gevolg blijft de verdere houder 70 in de lengterichting X vrij beweegbaar ten opzichte van de basis 42. Daarentegen zullen de verdere vergrendellichamen 54 in de (hogere) verdere vergrendelde stand tegen de verticale 5 aanslagvlakken 76 in de houderuitsparingen 74 aanliggen. Hierdoor komen de verdere vergrendellichamen 54 in de lengterichting X vast te liggen, zodat het vouwkrat 71 in de lengterichting X onbeweegbaar ten opzichte van de basis 42 wordt vastgehouden. Deze samenwerking tussen de verdere vergrendellichamen 54 en de houderuitsparingen 74 vormt een zogenoemd bi-stabiel mechanisme voor vastzetting van de vouwkrat 71 10 bovenop het verbindingsorgaan 40. Aan een achterzijde van het verbindingsorgaan 40 is verder een bedieningsmechaniek 58 aangebracht, voor het handmatig veranderen van de stand van de verdere vergrendellichamen 54 door een gebruiker. Dit bedieningsmechaniek 58 is voorzien van een bedieningslichaam 60 in de vorm van een afgevlakte schuin naar achter en boven wijzende richelgreep, met in het midden een 15 verder vergrendelmechaniek 62. Het schuin gerichte bedieningslichaam 60 is beweegbaar ten opzichte van de basis 42, en is verbonden met de verdere vergrendellichamen 54. Door een verticale beweging van het bedieningslichaam 60 ten opzichte van de basis 42, bijvoorbeeld door handbediening, kunnen de verdere vergrendellichamen 54 vanuit de verdere vergrendelde stand naar de lager gelegen 20 verdere vrijgegeven stand worden verplaatst, en eventueel ook weer terug. Om de terugbeweging naar de verdere vergrendelde stand te vergemakkelijken is het verbindingsorgaan 40 voorzien van een verdere veermechaniek 56 die de basis 42 en het bedieningslichaam 60 op verende wijze met elkaar verbindt. De evenwichtstoestand voor het verdere veermechaniek 56 is zodanig dat het bedieningslichaam 60 en de 25 daarmee verbonden verdere vergrendellichamen 54 in de verdere vergrendelde stand worden gedwongen, tenzij er een aanzienlijke neerwaartse kracht (in de negatieve hoogterichting Z) op het bedieningslichaam 60 werkt. In afwezigheid van een voldoende neerwaartse kracht (d.w.z. in rust) staat het bedieningslichaam 60 derhalve in de bovengelegen verdere vergrendelde stand.
30 [0055] Verder zijn de verdere vergrendellichamen 54 in de verdere vergrendelde stand in de breedterichting Y verlengbaar tot in een verdere geborgde stand. Als de verdere houder 70 op het verbindingsorgaan 40 is bevestigd, dan kunnen de verdere vergrendellichamen 54 in deze verdere geborgde stand ingrijpen op verdiepingen die 15 zijn aangebracht in de houderuitsparingen 74, ter plaatste van de aanslagvlakken 76. De verdere vergrendellichamen 54 grijpen in de verdere geborgde stand tevens in op de basis 42, zodat het bedieningslichaam 60 ten opzichte van de basis 42 wordt vastgezet. Een beweging van de verdere vergrendellichamen 54 tussen de verdere vergrendelde 5 stand en de verdere vrijgegeven stand wordt daarmee geblokkeerd, en een starre verbinding tussen houder 70 en basis 42 wordt gerealiseerd. Het bedieningslichaam 60 is onbeweegbaar zolang het bedieningslichaam 60 en de verdere vergrendellichamen 54 zijn vastgezet in de verdere geborgde stand, zelfs als er een neerwaartse kracht op het bedieningslichaam 60 wordt uitgeoefend. Vastzetten van het bedieningslichaam 60 en 10 de verdere vergrendellichamen 54 wordt in de getoonde uitvoeringsvorm gerealiseerd door het verdere vergrendelmechaniek 62 in het midden van een achterzijde van het bedieningslichaam 60. Het verdere vergrendelmechaniek 62 is hier getoond met een insteekbare sleutel 33 voor bediening van het verdere vergrendelmechaniek 62, zodanig dat door draaiing van de sleutel 33 de verdere vergrendellichamen 54 worden vastgezet 15 in de verdere vrijgegeven stand, de verdere vergrendelde stand, en/of de verdere geborgde stand. De lengtegeleiding in de houderuitsparing 74 van het vouwkrat 71 heeft een eerste profiel, voor het dwingen van de verdere vergrendellichamen 54 naar de verdere vrijgegeven stand indien het bevestigde vouwkrat 71 in de lengterichting X ten opzichte van de basis 42 wordt bewogen. Daarnaast heeft de lengtegeleiding een 20 tweede profiel, voor het dwingen van de verdere vergrendellichamen 54 naar de verdere vergrendelde stand indien het bevestigde vouwkrat 71 in de lengterichting X of een tegengestelde lengterichting -X ten opzichte van de basis 42 wordt bewogen. De eerste en/of tweede profielen zorgen voor gewenste toestandsveranderingen van het bi-stabiele vastzetmechanisme van het verbindingsorgaan 40.
25
[0056] Fig.2a toont een aangrijporgaan 10, en Fig.2b een fietstas 13 die aan een bovenbuitenzijde voorzien is van een dergelijk aangrijporgaan 10. Het aangrijporgaan 10 bestaat uit een hoofdgedeelte 14 met daarin een rechthoekige ruimte 16 waarin de (niet getoonde) richel 45 kan worden opgenomen. Het tweetal vergrendellichamen 18 30 van het aangrijporgaan 10 bevinden zich aan lengte-uiteinden 30 van de opnameruimte 16, en zijn via een lineaire schuifbeweging in de lengterichting X beweegbaar tussen de vrijgegeven stand en de vergrendelde stand. In de vergrendelde stand zal elk van de vergrendellichamen 18 aanliggen tegen een aanslagvlak aan een onderzijde van de 16 richel 45. Elk vergrendellichaam 18 is voorzien van een veermechaniek 20 dat langs de lengterichting X een kracht uitoefent op het vergrendellichaam 18, zodat deze in de vergrendelde stand wordt gedwongen. De bevestigingsbanden 22 zijn verbonden met de vergrendellichamen 18, op zodanig wijze dat tegengesteld naar buiten toe gerichte 5 krachten uitgeoefend langs de lengterichting X de vergrendellichamen 18 uit elkaar dwingen tot in de vrijgegeven stand. In de vrijgegeven stand grijpen de vergrendellichamen 18 niet meer aan op de richel 45, en kan de bevestigde fietstas 13 eenvoudig van de basis 42 worden verwijderd met een beweging in de breedterichting Y, eventueel voorafgegaan door een opwaartse beweging.
10 [0057] Het aangrijporgaan 10 is voorzien van een vergrendelmechaniek 32, hier getoond als een slot met nokprofïel 34 aangebracht in een middendeel van de opnameruimte 16, en dat bediend kan worden met behulp van de sleutel 33. Het vergrendelmechaniek 32 heeft een vergrendelrand 34 die de opnameruimte 16 binnen gedraaid kan worden tot in een geborgde stand waarin de vergrendelrand 34 de richel 15 45 insluit in de opnameruimte 16.
[0058] Fig.3-4 illustreren de werking van het aangrijporgaan 10 in meer detail. Fig.3a toont de richel 45 die een onderdeel van de basis 42 vormt. De richel 45 heeft een op legrand 46 die overgaat in een langs de hoogterichting Z opstaande rand 48. De 20 oplegrand 46 is gelegen langs de lengterichting X en heeft schamieruitsparingen 50 aan twee lengte-uiteinden van de richel 45. De opnameruimte 16 in het aangrijporgaan 10 heeft een vorm die complementair is aan de vorm van de richel 45. In het bijzonder vormt de grens tussen de opnameruimte 16 en het hoofddeel 14 een steungebied 24 waarmee het aangrijporgaan 10 in bevestigde toestand op de bovenzijde van de 25 (opstaande rand 48 van de) richel 45 zal rusten. Elk vergrendellichaam 18 heeft aan een bovenzijde een aanslaggebied 26 waarmee de opstaande rand 48 van de richel 45 aan de onderzijde kan worden ingeklemd.
[0059] Volgens de uitvoeringsvorm van Fig.3a-3c is de richel 45 voorzien van een langs de hoogterichting Z naar boven wijzende opstaande rand 48, en biedt een 30 schamieruitsparing 50 waarin het neerwaarts uitstekende deel 28 van het aangrijporgaan 10 past. In de vrijgegeven stand dient het aangrijporgaan 10 bij loskoppeling van de basis 42 eerst langs de hoogterichting Z te worden opgetild, om inhaken van het neerwaarts uitstekende deel 28 en opstaande rand 48 tegen te gaan.
17
Verder zijn de schamieruitsparing 50 en het uitstekende deel 28 zodanig gevormd dat de fietstas 13 een in de hoogterichting Z gerichte beperkte draaibeweging kan maken rondom een langs de lengterichting X gerichte denkbeeldige draai-as, onder een beperkte hoek van bijvoorbeeld 45 graden, zelfs als de vergrendellichamen 18 in de 5 vergrendelde stand staan. Hierdoor houdt de bevestigde fietstas 13 tijdens fietsgebruik een beperkte draaibewegingsvrijheid ten opzichte van het verbindingsorgaan 40, wat nuttig kan zijn bij scheve stand van de fiets 2. Verplaatsing van de fietstas 13 met aangrijporgaan 10 in enkel de breedterichting Y en ten opzichte van de basis 42 blijft in de vergrendelde stand onmogelijk.
10 [0060] In Fig.3a is getoond dat de vergrendellichamen 18 tevens in de dwarsrichting Y beweegbaar zijn ten opzichte van het hoofddeel 14, zodat tijdens plaatsing van het aangrijporgaan 10 op de basis 42 ieder vergrendellichaam 18 tijdelijk in de dwarsrichting Y zal worden verplaatst zodra de opstaande rand 48 in de opnameruimte 16 en tegen de vergrendellichamen 18 wordt gedrukt, aangegeven door 15 de pijlen in Fig.3a.
[0061] In Fig.3b is het vergrendellichaam 18 weer in de dwarsrichting Y teruggesprongen naar de vergrendelde stand. D afstand tussen het steungebied 24 en het aanslaggebied 26 is nagenoeg gelijk aan de hoogte H van de opstaande rand 48, zodat de opstaande rand 48 in de vergrendelde stand binnen de opnameruimte 16 wordt 20 gehouden, ingesloten door zowel het steungebied 24, het aanslaggebied 26, het neerwaarts uitstekende deel 28 alsook door een achterwand van het hoofddeel 14.
[0062] Fig.3c toont dezelfde dwarsdoorsnede als in Fig.3a en 3b, maar hier is het vergrendellichaam 18 langs de lengterichting X (in Fig.3c de pagina in gericht) verplaatst, bijvoorbeeld door krachtuitoefening op de verbindingsband 22, zodat het 25 aanslaggebied 26 niet meer de opstaande rand 48 aan de onderzijde inklemt. Het aangrijporgaan 10 kan derhalve via eerst een beweging in de hoogterichting Z (om de aanslag tussen de opstaande rand 48 en het uitstekend deel 28 te voorkomen), gevolgd door een beweging langs de dwarsrichting Y van de richel 45 worden afgenomen.
[0063] Fig.4a toont het aangrijporgaan 10 in een geroteerde oriëntatie ten opzichte 30 van de richel 45. Zoals vermeld heeft de op legrand 46 van de richel 45 de schamieruitsparing 50 voor opname van het neerwaarts uitstekende deel 28 van het aangrijporgaan 10. In bevestigde toestand van het aangrijporgaan 10 grijpen de schamieruitsparing 50 in de oplegrand 46 en het neerwaarts uitstekende deel 28 aan de 18 bovenzijde van de opnameruimte 16 op elkaar in, zodat het aangrijporgaan 10 zelfs in de vergrendelde stand ten opzichte van de richel 45 beperkt roteerbaar is. Ter vermindering van de draaiweerstand is de opstaande rand 48 nabij het aanslaggebied 26 van het vergrendellichaam 18 voorzien van een hellend vlak.
5 [0064] Fig.4b toont het aangrijporgaan 10 in dezelfde geroteerde oriëntatie ten opzichte van de richel 45, maar nu in een dwarsdoorsnede nabij het midden van de opnameruimte 16. In dit middendeel heeft het aangrijporgaan 10 een vergrendelmechaniek 32 met een opstaande vergrendelrand 34 die de opnameruimte 16 binnen gedraaid kan worden tot in een zogenoemde geborgde stand waarin de 10 opstaande vergrendelrand 34 de opstaande rand 48 van de richel 45 insluit in de opnameruimte 16. De opstaande rand 48 van de richel 45 in Fig.4b heeft aan een onderzijde een holte 50 die aan een buitenzijde van de opstaande rand 48 begrensd is door een neerwaarts uitstekend randdeel 49. In de geborgde stand legt de opstaande vergrendelrand 34 een beperking op aan het draaibereik van het aangrijporgaan 10, 15 omdat de opstaande vergrendelrand 34 vanaf een bepaalde rotatiehoek het neerwaartse randdeel 49 van de richel 45 zal raken. Eventuele opwaartse verplaatsing langs de hoogterichting Z van het geroteerde aangrijporgaan 10 wordt in de geborgde stand verhinderd door een vlak grendelaanslaggebied 36 voorzien aan een bovenzijde van het vergrendelmechaniek 32. Zoals getoond in Fig.4b sluit dit grendelaanslaggebied 36 in 20 de geborgde stand en voor het nagenoeg maximaal geroteerde aangrijporgaan 10 aan op een onderkant van het neerwaartse randdeel 49 van de richel 45.
[0065] Afhankelijk van het beoogde gewichten en de gewenste sterktes van het verbindingsorgaan 40, de aangrijporganen 10, de houders 12 en verdere houders 70 25 (waarbij de sterkte vooral van belang is voor de draagkracht van de richel 45 en de robuustheid van de vergrendelmechanieken 32, 62), kunnen de hierboven beschreven onderdelen uit bekende kunststoffen, metalen, composieten, en/of andere constructiematerialen zijn vervaardigd.
30 [0066] Volgens niet getoonde uitvoeringsvormen kan het verbindingsorgaan 40 enkel voorzien zijn van de zijwaartse complementaire aangrijporganen 44 waarop houders 12 met aangrijporganen 10 kunnen worden aangebracht, zonder dat de basis 42 19 voorzien is van de verdere complementaire aangrijporganen 52 voor verbinding van de verdere houder 70 bovenop het verbindingsorgaan 40.
[0067] Verder kan volgens niet getoonde alternatieve uitvoeringsvormen de basis 42 van het verbindingsorgaan 40 bevestigbaar zijn in het hoofdzakelijk horizontale vlak 5 8, bijvoorbeeld boven een van de wielen van de fiets 2. Dit kan het achterwiel 4 of een voorwiel zijn, waarbij de aanwezigheid van de bagagedrager 6 (boven voor- of achterwiel) niet noodzakelijk is. In plaats daarvan kan het verbindingsorgaan 40 met de aangrijporganen 52 voorzien zijn van een speciaal vervaardigd verbindingsstuk voor bevestiging van de basis 42 aan een as en/of aan een frame van de fiets 2. Als 10 alternatief kan het verbindingsorgaan 40 ook permanent aan de fiets 2 zijn bevestigd, bijvoorbeeld door middel van een bout- of lasverbinding.
[0068] Het zal duidelijk zijn dat de hierboven beschreven uitvoeringsvormen slechts beschreven zijn bij wijze van voorbeeld en niet in enige begrenzende betekenis, 15 en dat verschillende wijzigingen en aanpassingen mogelijk zijn zonder buiten de omvang van de uitvinding te komen en dat de reikwijdte slechts bepaald wordt door de bijgevoegde conclusies.
20 LIJST VAN VERWIJZINGSTEKENS 2 fiets 4 achterwiel 6 bagagedrager 5 8 horizontaal vlak 10 aangrij porgaan 12 houder 13 fietstas 14 hoofddeel 10 16 opnameruimte 18 vergrendellichaam 20 veermechaniek 22 verbindingsband 24 steungebied 15 26 aanslaggebied 28 uitstekend deel 30 lengte-uiteinde 32 vergrendelmechaniek 33 sleutel 20 34 opstaande vergrendelrand 36 grendelaanslaggebied 40 verbindingsorgaan 42 basis 43 draagvlak 25 44 complementair aangrijporgaan 45 richel 46 oplegrand 48 opstaande rand 49 neerwaarts randdeel 30 50 schamieruitsparing 51 holte 52 verder complementair aangrijporgaan 54 verder vergrendellichaam 21 56 verder veermechaniek 58 bedieningsmechaniek 60 bedieningslichaam 62 verder vergrendelmechaniek 5 70 verdere houder 71 vouwkrat 72 verder aangrijporgaan 74 houderuitsparing 76 aanslagvlak 10 80 onderzijde 82 geul 84 handvat 86 inklappaneel 88 vouwpaneel 15 H richelhoogte X lengterichting Y breedterichting Z hoogterichting 20

Claims (21)

1. Aangrijporgaan (10) voor aan een houder (12) en ingericht voor bevestiging aan een langszijde van een hoofdzakelijk horizontaal vlak (8) van een fiets (2), 5 bijvoorbeeld aan een fietsbagagedrager (6), met het kenmerk dat het aangrijporgaan (10) een hoofddeel (14) omvat met een opnameruimte (16) voor een richel (45) langs een lengterichting X van een basis (42) in het horizontale vlak (8), en dat het aangrijporgaan (10) twee vergrendellichamen (18) 10 omvat die ten opzichte van het hoofddeel (14) en tegengesteld ten opzichte van elkaar in de lengterichting X lineair beweegbaar zijn, en langs zijkanten van het aangrijporgaan (10) bedienbaar zijn tussen een vergrendelde stand waarin het op de basis (42) bevestigde aangrijporgaan (10) ten minste in een dwarsrichting Y lineair onbeweegbaar is ten opzichte van de basis (42), en een vrijgegeven stand 15 waarin het bevestigde aangrijporgaan (10) lineair beweegbaar is ten opzichte van de basis (42).
2. Aangrijporgaan (10) volgens conclusie 1, waarbij de vergrendellichamen (18) voorzien zijn van veermechanieken (20) voor het dwingen van de 20 vergrendellichamen (18) in de vergrendelde stand.
3. Aangrijporgaan (10) volgens een van de voorgaande conclusies, voorzien van een verbindingsband (22) voor bevestiging langs ten minste een omtreksdeel van de houder (12), waarbij de verbindingsband (22) gekoppeld is met het 25 vergrendellichaam (18) en is ingericht om het vergrendellichaam (18) in de lengterichting X ten opzichte van het hoofddeel (14) te bewegen.
4. Aangrijporgaan (10) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het vergrendellichaam (18) in een dwarsrichting Y ten opzichte van het hoofddeel 30 (14) beweegbaar is bij bevestiging van het aangrijporgaan (10) op de basis (42). 1 Aangrijporgaan (10) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de opnameruimte (16) aan een bovenzijde voorzien is van een steungebied (24) voor het steunen van het aangrijporgaan (10) op een oplegrand (46) van de richel (45), waarbij de vergrendellichamen (18) gelegen zijn aan een onderzijde van de opnameruimte (16) en elk voorzien zijn van een aanslaggebied (26) dat een richelhoogte (H) lager ligt dan het steungebied (24), en ingericht is om op een 5 onderzijde van de richel (45) aan te grijpen.
6. Aangrijporgaan (10) volgens conclusie 5, waarbij de opnameruimte (16) aan de bovenzijde voorzien is van een neerwaarts uitstekend deel (28) voor het aangrijpen op een schamieruitsparing (50) langs de lengterichting X en in de 10 oplegrand (46) van het verbindingsorgaan (40).
7. Aangrijporgaan (10) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de opnameruimte (16) en de richel (45) in de lengterichting X nagenoeg gelijke lengten hebben, en de vergrendellichamen (18) aan lengte-uiteinden (30) van de 15 opnameruimte (16) gelegen zijn.
8. Aangrijporgaan (10) volgens een van de voorgaande conclusies, voorzien van een vergrendelmechaniek (32) met een opstaande vergrendelrand (34) voor het in de opnameruimte (16) insluiten van een neerwaarts randdeel (49) van de richel (45) 20 in een geborgde stand.
9. Houder (12) voorzien van een aangrijporgaan (10) volgens een van de voorgaande conclusies.
10. Houder (12) volgens conclusie 9, gevormd als een fietstas (13) die aan een zijkant voorzien is van het aangrijporgaan (10).
11. Verbindingsorgaan (40), omvattende complementaire aangrijporganen (44) waarvan elk samenwerkend met een aangrijporgaan (10) aan een houder (12) 30 gevormd is, zodanig dat de houder (12) aan een zijkant van een fiets (2) bevestigbaar is, met het kenmerk dat het verbindingsorgaan (40) een basis (42) omvat die bevestigbaar is in een hoofdzakelijk horizontaal vlak (8) van de fiets (2), bijvoorbeeld boven het wiel (4) en in het bijzonder op een fïetsbagagedrager (6), waarbij de complementaire aangrijporganen (44) gevormd zijn als langs een lengterichting X uitstrekkende 5 en aan twee langszijden van de basis (42) aangebrachte richels (45).
12. Verbindingsorgaan (40) volgens conclusie 11, waarbij elke richel (45) een oplegrand (46) omvat die overgaat in een langs een hoogterichting Z opstaande rand (48), waarbij de oplegrand (46) een schamieruitsparing (50) omvat voor 10 opname van een neerwaarts uitstekend deel (28) van het aangrijporgaan (10).
13. Verbindingsorgaan (40) volgens conclusie 11 of 12, omvattende een draagvlak (43) gelegen aan de bovenzijde van de basis (42), en ingericht voor het ondersteunen van personen of objecten in het hoofdzakelijk horizontale vlak (8) 15 boven het wiel (4).
14. Verbindingsorgaan (40) volgens een van de conclusies 11-13, waarbij de basis (42) verdere complementaire aangrijporganen (52) omvat die samenwerkend zijn gevormd met verdere aangrijporganen (72) van een verdere houder (70), zodanig 20 dat de verdere houder (70) bovenop de basis (42) bevestigbaar is, waarbij de basis (42) ten minste twee verdere vergrendellichamen (54) omvat voor het aangrijpen op ten minste twee houderuitsparingen (74) met een aanslagvlak (76) in de verdere houder (70), waarbij de verdere vergrendellichamen (54) beweegbaar zijn tussen een verdere vrijgegeven stand waarin de verdere houder (70) in de 25 lengterichting X beweegbaar is ten opzichte van de basis (42), en een verdere vergrendelde stand waarin elk verder vergrendellichaam (54) het aanslagvlak (76) raakt en de verdere houder (70) onbeweegbaar is ten opzichte van de basis (42).
15. Verbindingsorgaan (40) volgens een van de conclusies 11-14, voorzien van een 30 verder veermechaniek (56) voor het dwingen van de verdere vergrendellichamen (54) in de verdere vergrendelde stand.
16. Verbindingsorgaan (40) volgens een van de conclusies 11 - 15, voorzien van een bedieningsmechaniek (58) met een bedieningslichaam (60) dat beweegbaar ten opzichte van de basis (42) is aangebracht, en ingericht voor het plaatsen van de verdere vergrendellichamen (54) in de verdere vrijgegeven stand. 5
17. Verbindingsorgaan (40) volgens een van de conclusies 11 - 16, waarbij de verdere vergrendellichamen (54) in de verdere vergrendelde stand in de breedterichting Y verlengbaar zijn tot in een verdere geborgde stand, zodanig dat de verdere vergrendellichamen (54) ingrijpen op verdiepingen in de 10 houderuitsparingen (74) indien bevestigd bovenop de basis (42).
18. Verbindingsorgaan (40) volgens conclusie 16 of 17, waarbij het bedieningsmechaniek (58) voorzien is van een verder vergrendelmechaniek (62), voor het vastzetten van de verdere vergrendellichamen (54) in ten minste een van 15 de verdere vrijgegeven stand, de verdere vergrendelde stand, en de verdere geborgde stand.
19. Samenstel van een verbindingsorgaan (40) volgens een van de conclusies 11 - 18, en een aangrijporgaan (10) volgens een van de conclusies 1-8, en/of een houder 20 (12) volgens een van de conclusies 9-10.
20. Samenstel volgens conclusie 19, omvattende een verdere houder (70) ingericht voor bevestiging bovenop de basis (42) welke bevestigbaar is in het horizontale vlak (8) boven het wiel (4), waarbij de verdere houder (70) verdere 25 aangrijporganen (72) omvat, die samenwerkend zijn gevormd met verdere complementaire aangrijporganen (52) op de basis (42), waarbij de verdere houder (70) ten minste twee houderuitsparingen (74) omvat met een aanslagvlak (76) voor het aangrijpen op de twee verdere vergrendellichamen (54), zodanig dat de verdere houder (70) in de lengterichting X beweegbaar is ten opzichte van de 30 basis (42), en zodanig dat elk verder vergrendellichaam (54) in de verdere vergrendelde stand het aanslagvlak (76) raakt en de verdere houder (70) onbeweegbaar is ten opzichte van de basis (42).
21. Fiets (2), voorzien van een verbindingsorgaan (40) volgens een van de conclusies 11 - 18.
22. Fiets (2), voorzien van een samenstel volgens een van de conclusies 19 of 20. 5
NL2007674A 2011-10-31 2011-10-31 Aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een fietsbagagedrager. NL2007674C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2007674A NL2007674C2 (nl) 2011-10-31 2011-10-31 Aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een fietsbagagedrager.
EP12190870.1A EP2586684A1 (en) 2011-10-31 2012-10-31 Engaging element for fastening a holder to a cycle luggage carrier

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2007674A NL2007674C2 (nl) 2011-10-31 2011-10-31 Aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een fietsbagagedrager.
NL2007674 2011-10-31

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2007674C2 true NL2007674C2 (nl) 2013-05-06

Family

ID=47073368

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2007674A NL2007674C2 (nl) 2011-10-31 2011-10-31 Aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een fietsbagagedrager.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2586684A1 (nl)
NL (1) NL2007674C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102015117420B3 (de) * 2015-10-13 2016-12-01 Johann Fink Haltevorrichtung sowie dafür geeignetes Packmittel
DE102017212790A1 (de) 2017-07-26 2019-01-31 Bayerische Motoren Werke Aktiengesellschaft Verbindungsanordnung für seitliche Gepäckbehältnisse eines Motorrades

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL87303C (nl) *
BE458308A (nl) *
EP0477010A1 (en) * 1990-09-19 1992-03-25 Karrimor International Limited Cycle pannier attachment means
DE4041460A1 (de) * 1989-08-17 1992-06-25 Rixen & Kaul Gmbh Abnehmbares zubehoer fuer fahrzeuge
WO1993024358A1 (en) * 1992-05-26 1993-12-09 Katz Robert D Combination bicycle rack and side carrier
WO2006097738A2 (en) * 2005-03-17 2006-09-21 Edward Francis Brophy Bicycle accessory mountings
DE202006017966U1 (de) * 2006-11-23 2007-02-15 Taiwan Industrial Fastener Corp. Befestigungselement
DE202010004308U1 (de) * 2010-03-26 2010-07-01 Ortlieb Sportartikel Gmbh Haltevorrichtung zum Anbringen von Behältnissen an einem Träger

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19608832A1 (de) 1996-03-07 1997-09-11 Nutto Uwe Verbindungselement für Getränkekisten

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL87303C (nl) *
BE458308A (nl) *
DE4041460A1 (de) * 1989-08-17 1992-06-25 Rixen & Kaul Gmbh Abnehmbares zubehoer fuer fahrzeuge
EP0477010A1 (en) * 1990-09-19 1992-03-25 Karrimor International Limited Cycle pannier attachment means
WO1993024358A1 (en) * 1992-05-26 1993-12-09 Katz Robert D Combination bicycle rack and side carrier
WO2006097738A2 (en) * 2005-03-17 2006-09-21 Edward Francis Brophy Bicycle accessory mountings
DE202006017966U1 (de) * 2006-11-23 2007-02-15 Taiwan Industrial Fastener Corp. Befestigungselement
DE202010004308U1 (de) * 2010-03-26 2010-07-01 Ortlieb Sportartikel Gmbh Haltevorrichtung zum Anbringen von Behältnissen an einem Träger

Also Published As

Publication number Publication date
EP2586684A1 (en) 2013-05-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7547054B2 (en) Vehicle cargo bed extender
US7883096B2 (en) Tool container assembly with sliding door
US5449100A (en) Carrier for skis and ski poles
US6938915B2 (en) Vehicle restraint system for a child
AU2013101621A4 (en) A retractable rack
WO2016037173A1 (en) Bike carrier
US20130277404A1 (en) Bed Rack
AU2011272730A1 (en) Bike rack
US7857179B1 (en) Latching assembly for a folding equipment carrier
US10399506B2 (en) Cargo carrier assembly with hinge mechanism
NL2007674C2 (nl) Aangrijporgaan voor bevestiging van een houder aan een fietsbagagedrager.
AU2016101066A4 (en) Infant carrier holder
NL2007675C2 (nl) Verbindingsorgaan voor bevestiging van een houder op een fietsbagagedrager.
AU2020203802A1 (en) An anti-theft device
US20160236622A1 (en) An apparatus for mounting an article to a vehicle, and an article for use therewith
GB2479824A (en) Ladder convertible into load carrier
CA2559638C (en) Child transport vehicle
US20100289254A1 (en) Pushchairs
WO2005118343A1 (en) Support apparatus
JP2005262980A (ja) 補助具取付装置
KR200439274Y1 (ko) 이동식 레저용 박스
NL1015052C2 (nl) Wagentje met wielen.
US9758186B2 (en) Carriage safety apparatus
DK9200276U3 (da) Modulopbygget bagagesystemt til cykler
NL1040698A (en) Tilt mechanism for bicycle carry rack.

Legal Events

Date Code Title Description
SD Assignments of patents

Effective date: 20130620

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20161101