NL2006799C2 - Orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat. - Google Patents

Orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat. Download PDF

Info

Publication number
NL2006799C2
NL2006799C2 NL2006799A NL2006799A NL2006799C2 NL 2006799 C2 NL2006799 C2 NL 2006799C2 NL 2006799 A NL2006799 A NL 2006799A NL 2006799 A NL2006799 A NL 2006799A NL 2006799 C2 NL2006799 C2 NL 2006799C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
orthosis
point
connecting means
hand
engagement
Prior art date
Application number
NL2006799A
Other languages
English (en)
Inventor
Jacques Johannes Benjamin Lierop
Original Assignee
Bhl Orthopedie B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bhl Orthopedie B V filed Critical Bhl Orthopedie B V
Priority to NL2006799A priority Critical patent/NL2006799C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2006799C2 publication Critical patent/NL2006799C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/0102Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations
    • A61F5/0104Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations without articulation
    • A61F5/0111Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations without articulation for the feet or ankles
    • A61F5/0113Drop-foot appliances
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/0102Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations
    • A61F5/0104Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations without articulation
    • A61F5/0118Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations without articulation for the arms, hands or fingers

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Nursing (AREA)
  • Orthopedic Medicine & Surgery (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Orthopedics, Nursing, And Contraception (AREA)

Description

Korte aanduiding: Orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat.
BESCHRIJVING
5 De uitvinding heeft betrekking op een orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat. De orthese omvat een eerste orthese deel dat tijdens gebruik met een distale gedeelte van het ledemaat verbonden is, een tweede orthese deel dat tijdens gebruik met een proximale gedeelte van het ledemaat verbonden is, alsmede een verbindingsmiddel dat het eerste en tweede 10 orthese deel met elkaar verbindt.
Een bekende orthese volgens de inleiding is geopenbaard in GB
112,684.
De bovenomschreven bekende orthese is een orthopedisch hulpmiddel voor verminderde functionaliteit van een ledemaat en in het bijzonder een 15 wrist-drop / hangende hand / drop-hand aandoening.
Drop-hand is een medische aandoening waarbij een persoon problemen heeft met het strekken en buigen van de pols. Als gevolg hiervan heeft de hand de neiging om naar beneden te gaan hangen, waar de benaming drop-hand van is afgeleid.
20 Een vergelijkbare medische aandoening is een drop-feet / drop-voet of ook wel klapvoet genoemd. Hierbij uit de verminderde functionaliteit zich in het niet kunnen controleren van een rotatie van de voet om de enkel. De voet klapt bij het lopen op de grond omdat de rotatie om de enkel niet juist kan worden gecontroleerd. Deze rotatie wordt aangeduid met plantair flexie. De tenen bewegen daarbij naar 25 beneden in tegenstelling tot dorsaal flexie waarbij de rotatie van de voet om de enkel zodanig is dat de tenen omhoog bewegen.
Zowel een drop-hand als klapvoet aandoening is fysiologisch problematisch omdat de functie van de hand en voet aanzienlijk beperkt is. Daarnaast zijn beide aandoeningen cosmetisch onwenselijk.
30 De bekende bovenomschreven orthese bestaat uit twee gedeeltes.
Het eerste gedeelte is aan het distale deel van de arm (de hand) bevestigbaar en het tweede gedeelte aan het proximale deel van de arm (onderarm) bevestigbaar. Een verbindingsmiddel verbindt de twee delen met elkaar en fixeert de hoek tussen de 2 beide delen. Daartoe kan het eerste gedeelte ten opzichte van het tweede gedeelte niet verder strekken dan het verbindingsmiddel toelaat. De hand heeft buiten deze beweging (palmair flexie) geen verdere beperking in bewegingsvrijheid.
Het doel van dergelijke bekende ortheses is om enkel te corrigeren 5 voor die rotatie om de pols waartoe het ledemaat zelf niet voldoende in staat is. Enkel de flexie van de hand om het polsgewricht wordt getracht te corrigeren, terwijl voor de overige rotaties om het polsgewricht vrijheid wordt toegestaan.
De bovenomschreven orthese heeft als nadeel dat voor de niet gecorrigeerde bewegingen van het gewricht er krachten worden uitgeoefend op het 10 gewricht die ongewenst zijn. Bijvoorbeeld een zijwaartse beweging van de hand, het zogenoemde gliding (zwaaien of radiaal/ulnair abductie), geeft door de constructie van de bovenomschreven orthese een krachtsvector die niet alleen een trekspanning in de proximale richting van het ledemaat oplevert, maar ook een zijwaartse krachtscomponent die dwars op de langsrichting van het ledemaat op de het 15 polsgewricht werkt. Deze krachtscomponent is ongewenst en levert een additieve belasting van het polsgewricht en de spieren op. Deze additieve belasting draagt niet bij aan het corrigeren voor de drop-hand aandoening en kan resulteren in een overbelasting van het polsgewricht.
Een doel van de onderhavige uitvinding is derhalve een verbeterde 20 orthese te verschaffen die corrigeert/ondersteunt voor de verminderde functionaliteit van een ledemaat, in het bijzonder voor drop-hand of klapvoet aandoeningen.
Het genoemde doel is bereikt met een orthese volgens de onderhavige uitvinding, welke wordt gekenmerkt doordat het verbindingsmiddel via een het tweede orthese deel bevindend aangrijppunt ten minste twee het eerste 25 orthese deel bevindende verbindingspunten verbindt.
Het eerste orthese deel wordt bevestigd aan het distale gedeelte van het ledemaat. Deze bevestiging kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd. Het tweede orthese deel wordt aan het proximale gedeelte van het ledemaat bevestigd. Bij een hand-orthese wordt daarom het eerste orthese deel aan de hand bevestigd 30 en het tweede orthese deel aan de onderarm of aan de bovenarm. Bij een voet-orthese zijn dit de voet en het onderbeen respectievelijk het bovenbeen.
In de arm is de onderarm met de pols verbonden door middel van het polsgewricht. Dit gewricht heeft tot functie om de botten van de hand en 3 onderarm ten opzichte van elkaar te kunnen scharnieren. De wijze waarop deze kan scharnieren, de richting waarin deze kan scharnieren en de hoek tot waar deze kan scharnieren worden door het polsgewricht bepaald. Door een goede krachtswerking in het gewricht en door een goede smering van het gewricht, door synoviaal vocht, 5 kan het gewricht soepel bewegen.
Er zijn verschillende bewegingen die het polsgewricht kan maken. Zo kan de hand zwaaien (ulnair/radiaal abductie), wapperen (dorsaal/palmairflexie), of omklappen (pronatie/supinatie). Veelal vormen de bewegingen van de hand een combinatie van bovenstaande bewegingen. De bouw van het gewricht bepaald de 10 bewegingsmogelijkheden van het gewricht. De beweging zelf wordt door de spieren aangestuurd die een trekkracht uitoefenen tussen gewricht en het ledemaat of tussen het distale en proximale gedeelte van het ledemaat.
Voor het buigen en strekken zijn ten minste twee spieren nodig daar een enkele spier slechts een trekkracht uit kan oefenen. Het zelfde geldt voor 15 complexere bewegingen die uit een combinatie van bewegingen bestaan. Daartoe worden in het ledemaat ook meerdere spieren gebruikt.
Reeds bekende ortheses zoals de orthese uit de aanhef bestaan uit een tweetal orthese delen, waarbij een eerste orthese deel aan de hand bevestigd is en een tweede orthese deel aan de onderarm. De orthese delen zijn met een 20 verbindingsmiddel aan elkaar verbonden. Dit verbindingsmiddel is veelal een elastische band. Dit verbindingsmiddel is een punt naar punt verbinding waarbij een tweetal punten, een op het eerste en een op het tweede orthese deel, met elkaar worden verbonden. Deze verbinding is onstabiel en beperkt de bewegingsmogelijkheid van het ledemaat in meerdere vlakken. Het gewricht is echter 25 door de bouw in staat om bewegingen in alle vlakken te faciliteren, hoewel sommige in beperkte mate. De werking van het verbindingsmiddel van reeds bekende ortheses vormt geen natuurlijke ondersteuning voor het gewricht.
De orthese volgens een eerste uitvoeringvorm van de uitvinding is niet voorzien van een punt-naar-punt verbindingsmiddel maar van een V-vormig 30 verbindingsmiddel. De punt van de V-vorm grijpt daarbij aan op het tweede orthese deel. De twee uiteinden van de V-vorm van het verbindingsmiddel zijn bevestigd aan het eerste orthese deel. Hiermee wordt het verassende effect bereikt dat het V-vormig verbindingsmiddel een meer natuurlijke ondersteuning van spieren nabootst 4 en daardoor meer stabiliteit wordt verkregen.
Een verbindingsmiddel dat gekenmerkt wordt doorat het via een het tweede orthese deel bevinden aangrijppunt ten minste twee het eerste orthese deel bevinden verbindingspunten verbindt, is V-vormig. Het ene uiteinde op het eerste 5 orthese deel is via het tweede orthese deel met het andere uiteinde op het eerste orthese deel verbonden. Daarmee vindt een betere ondersteuning van niet alleen de dorsaalflexie (wapperen) plaats maar ook van de radiaal abductie (zwaaien) en andere bewegingen, en in het bijzonder bij combinaties hiervan. Bij combinaties van bewegingen geven bij reeds bekende ortheses namelijk weinig ondersteuning en 10 zorgen daarom voor instabiliteit van het ledemaat, zowel voor een hand als voor een voet.
In een verdere uitvoeringsvorm is het verbindingsmiddel vast met de ten minste twee verbindingspunten verbonden. Bij deze uitvoeringsvorm worden de twee uiteinden van de V-vorm vast verbonden met het eerste proximale gedeelte van 15 de orthese.
In nog een verdere uitvoeringsvorm is het verbindingsmiddel vrij langs het aangrijppunt beweegbaar. De twee uiteinden van het V-vormig verbindingsmiddel zijn aan het eerste orthese deel verbonden en vormen één geheel. Daarbij kan gedacht worden aan een band, koord, draad of vergelijkbaar 20 verbindingsmiddel. Het verbindingsmiddel is echter niet rechtstreeks verbonden tussen de twee verbindingspunten op het eerste orthese deel, maar zijn via een aangrijppunt op het tweede orthese deel. Daarmee wordt een V gevormd waarbij de onderzijde, de punt van de V zich nabij het tweede orthese deel bevindt en de twee uiteinden van de V op het eerste orthese deel.
25 Omdat de twee verbindingspunten op het eerste orthese deel vaste punten zijn, is het verbindingsmiddel daar gefixeerd. Het aangrijppunt op het tweede orthese deel bepaalt echter enkel de positie waarlangs het verbindingsmiddel loopt. Het verbindingsmiddel is niet vast verbonden met het aangrijppunt op het tweede orthese deel maar kan vrijelijk langs dit punt bewegen. Daarmee wordt een trekkracht 30 van het ene verbindingspunt op het eerste orthese deel naar de onderarm toe omgezet in een overeenkomende vrijheid die naar het andere verbindingsmiddel wordt gegeven.
Het verbindingsmiddel heeft een vaste lengte. Bij een radiaal 5 abductie beweging van de pols (zwaaien), veranderd de lengte van de twee benen van de V-vorm, zijnde de afstand tussen het aangrijppunt en een van de verbindingspunten. Waar de afstand tussen het aangrijppunt en het ene verbindingspunt toeneemt, neemt de afstand tussen het aangrijppunt en het andere 5 verbindingspunt af. Deze toe- en afname wordt door het vrij langs het aangrijppunt bewegen van het verbindingsmiddel mogelijk gemaakt en niet door de constructie van de orthese of het verbindingsmiddel beperkt.
Daarmee worden die krachten die vanuit de beweging van de hand op het polsgewricht werken en ongewenst zijn, zijnde ondermeer de krachten dwars 10 op de langsrichting van het ledemaat, opgeheven door het vrij langs het aangrijppunt beweegbaar verbindingsmiddel.
Doordat de afstand, in rustpositie van de hand, tussen het aangrijppunt en één of beide verbindingspunten bepaald wordt door de lengte van het verbindingsmiddel, kan verminderde dorsaalflexie van de hand gecorrigeerd 15 worden door de orthese.
In een andere uitvoeringsvorm is aangrijppunt als een lus of als een roteerbaar element uitgevoerd. Het aangrijppunt kan op verschillende wijzen worden geconstrueerd. Van belang is het dat de positie van het aangrijppunt vast ligt maar dat het verbindingsmiddel vrijelijk langs deze positie, respectievelijk vrijelijk om deze 20 positie heen kan bewegen. Daartoe kan het aangrijppunt als een lus zijn uitgevoerd waarbij het verbindingsmiddel door de lus heen wordt gehaald. Een roteerbaar uitgevoerd element, al dan niet voorzien van wrijvingsverminderende maatregelen zoals een lager, hebben als voordeel dan het verbindingsmiddel hierdoor met minder wrijving, en daarmee minder kracht, langs het punt bewogen kan worden. Ook 25 andere uitvoeringen kunnen worden toegepast en zijn reeds bekend en voorhanden maar vallen buiten de scope van deze uitvinding.
In nog een andere uitvoeringsvorm is de positie van het aangrijppunt op het tweede orthese deel instelbaar. Het instelbaar maken van de positie van het aangrijppunt op het tweede orthese deel heeft als voordeel dat daarmee de kracht 30 die het verbindingsmiddel tussen de twee orthese delen uitvoert instelbaar is. Daarmee wordt de beperking in dorsaal flexie van de hand of voet door het instellen van de positie van het aangrijppunt ingesteld.
In een verdere uitvoeringsvorm zijn de ten minste twee 6 verbindingspunten van het eerste orthese deel op enige afstand van elkaar gelegen. Hoe verder de afstand tussen de twee verbindingspunten, en daarmee hoe groter de hoek die het verbindingsmiddel op het aangrijppunt maakt, zijnde de hoek van de V-vorm, hoe stabieler de ondersteuning is die de orthese geeft. De afstand wordt 5 echter praktisch beperkt door de omvang van het eerste orthese gedeelte.
In nog een verdere uitvoeringsvorm zijn de ten minste twee verbindingspunten van het eerste orthese deel aan weerszijden van een langsrichting van het ledemaat gelegen. Vanuit de hand gezien is in deze uitvoeringsvorm het ene verbindingspunt aan de duimzijde van de hand en het andere verbindingspunt aan de 10 pink zijde van de hand verbonden met het eerste orthese deel. Dit resulteert in een eenvoudige en stabiele constructie.
In een verder uitvoeringsvorm omvat het verbindingsmiddel een elastisch materiaal. Door het verbindingsmiddel als een elastisch materiaal uit te voeren wordt de maximale hoek die de hand of voet ten opzichte van de onderarm of 15 onderbeen maakt oprekbaar. De hoek wordt in rust bepaald door de lengte van het verbindingsmiddel maar aangezien het verbindingsmiddel elastisch is, is deze hoek evenredig met de elasticiteit van het materiaal nog met een aantal graden te vergroten. Daarbij wordt er echter wel een kracht uitgeoefend die tegengesteld is aan de strekkende beweging van de voet of hand. Deze kracht wordt bepaald door de 20 keuze van het materiaal. Een dergelijke uitvoering heeft als voordeel dat de bewegingsvrijheid van de hand of voet beperkt wordt zonder dat deze beperking abrupt is.
In een verdere uitvoeringsvorm is het verbindingsmiddel in lengte instelbaar. Met het instelbaar maken van de lengte van het verbindingsmiddel wordt 25 die hoek tussen het eerste en tweede orthese deel, de dorsale flexie, ingesteld en kan daarmee op de gebruiker of het gebruik worden afgestemd.
In een verdere uitvoeringsvorm is tijdens gebruik het eerste orthese deel met een hand verbonden en het tweede orthese deel met een onderarm respectievelijk een bovenarm verbonden of het eerste orthese deel met een voet 30 verbonden en het tweede orthese deel met een onderbeen respectievelijk een bovenbeen verbonden.
In een verdere uitvoeringsvorm zijn het eerste en het tweede orthese deel uit één deel vervaardigd of uit afzonderlijke delen.
7
De uitvinding zal nu aan de hand van tekeningen nader worden toegelicht, welke tekeningen achtereenvolgens toont in:
Figuur 1 een voorbeeld van een orthese overeenkomstig de stand van de techniek; 5 Figuur 2 een illustratieve weergave van een orthese volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 3 een illustratieve weergave van een orthese volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding aangebracht op een persoon;
Figuur 4 een weergave van een deel van een orthese volgens een 10 uitvoeringsvorm van de uitvinding en de daarbij optredende krachtsvectoren.
In figuur 1a tot en met 1e wordt een uitvoeringsvorm getoond van een orthese 10 overeenkomstig de stand van de techniek. De orthese 10 is ten dele vervaardigd van een elastisch materiaal en bestaat uit een middelste gedeelte 13, een daarmee permanent verbonden einddeel 14 en een niet elastisch 15 verbindingsdeel 19. Op het punt waar het verbindingsdeel 19 met een tussenstuk 11 verbonden is, is een gesp 16 op de orthese aangebracht. Met behulp van deze gesp 16 kan, zoals te zien is in figuur 1e het verbindingsdeel 19 via een bevestigingspunt 12 aan de gesp 16 worden bevestigd. Het middelste gedeelte 13, het daarmee permanent verbonden einddeel 14 en het tussenstuk 11 worden gebruikt om de 20 orthese om de hand en pols te bevestigen op een wijze zoals getoond in de figuren 1c-1e. Hierbij komt het bevestigingspunt 12 aan de bovenzijde van de hand te liggen. Een zacht stuk 15 dat in het middelste gedeelte 13 is aangebracht is er ter comfort om te voorkomen dat de orthese ter plaatse van de duim in de hand snijdt. Wanneer de orthese om de pols en hand is aangebracht zoals dit in de figuren 1c-1e is 25 getoond kan verbindingsdeel 19 via bevestigingspunt 12 worden verbonden met de gesp 16. De lengte van het verbindingsdeel 19 is bepalend voor de stand van de hand ten opzichte van de pols en onderarm.
Wanneer de pols een wuivende beweging maakt naar beneden, palmair flexie, dan wordt deze beweging beperkt door het verbindingsdeel 19. 30 Aangezien dit verbindingsdeel 19 niet elastisch is zal het niet meegeven waardoor de uiterste positie van de hand, ofwel de hoek tussen hand en onderarm, vast ligt. Wanneer de hand echter een zwaaiende beweging maakt, biedt de orthese 10 door de wijze waarop het verbindingsdeel 19 aan de orthese verbonden is, weinig 8 ondersteuning. Voor deze beweging wordt slechts een correctie uitgevoerd door de achtvormige wikkeling 11 van de orthese 10. De orthese geeft echter een beperking in de bewegingsvrijheid bij ulnair en radiaal abductie.
In figuur 2 wordt een illustratie weergeven van een orthese volgens 5 een uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond. Daarbij bestaat de orthese 30 uit een eerste deel 32 en een tweede deel 35, 37a-b. Het eerste deel 32 is op een distaai deel van een ledemaat aan te brengen. In het voorbeeld van een hand orthese dient dit deel dan ook aangebracht te worden op de hand. Het tweede orthese deel 35, 37a-b bestaat in deze uitvoeringsvorm uit twee subdelen. In het geval dat het een 10 hand orthese betreft, is deel 35 het deel dat ter hoogte van de onderarm is aangebracht en deel 37a en 37b de delen die aan de bovenarm zijn bevestigd.
De aan de bovenarm te bevestigen delen 37a en 37b worden bij het aanbrengen om de bovenarm heen geslagen en met elkaar verbonden. In een praktische uitvoeringsvorm bestaan deze twee delen 37a en 37b uit klittenband of 15 een ander reeds bekend vergelijkbaar middel om de band om de bovenarm te bevestigen.
Het eerste orthese deel 32 is in deze uitvoering weergegeven als een dwars gelegen orthese deel en kan zowel rigide als flexibel worden uitgevoerd. Dit deel kan uit kunststof zijn vervaardigd maar ook uit een stoffen band die om de 20 handpalm heen kan worden geslagen. Van belang is dat het eerste orthese deel 32 ten minste zodanig uitgevoerd is dat deze bij gebruik van de orthese 30 op zijn plaats blijft zitten, bijvoorbeeld omdat deze aan de hand, onder de duim bevestigd is.
Op het punt waar het bovenarm deel 37a-b aan het onderarm deel 35 van het tweede orthese deel is bevestigd, bevindt zich een verbindingspunt 36. Dit 25 verbindingspunt is bijvoorbeeld uitgevoerd als een roteerbaar verbindingspunt 36 waardoor het onderarm deel 35 vrij ten opzichte van het bovenarm deel 37a-b kan bewegen, waarmee het draagcomfort van de orthese 30 wordt verbeterd.
Het verbindingspunt 36 kan bijvoorbeeld als een draaibare/roteerbare drukker zijn uitgevoerd of als een kleine metalen klinknagel die 30 het boven en onderarm deel met elkaar bevestigen.
Het als een elastische band uitvoeren van het onderarm deel 35 maakt dat hiermee een kracht kan worden uitgevoerd die het eerste orthese deel 32 via de verbinding 33a en 33b in de richting van het bovenarm deel 37a en 37b trekt.
9
Hoe strakker en korter deel 35 is uitgevoerd hoe groter de trekkracht en hoe meer kracht er op het eerste orthese deel 32 uitgeoefend wordt in de richting van het tweede orthese deel 35, 37a,37b. De mate waarvoor de orthese corrigeert voor de dorsaal flexie die door het ledemaat zelf niet meer naar behoren kan worden 5 gecorrigeerd is daarmee te bepalen. Hoe korter deel 35 of hoe meer rek er op staat indien het van een elastisch materiaal is vervaardigd, hoe sterker de orthese een palmair flexie tegengaat.
Het eerste orthese deel 32 is aan het tweede orthese deel 35, 37a-b verbonden middels een verbindingsmiddel 33a, 33b. Dit verbindingsmiddel kan uit 10 twee afzonderlijke delen zijn opgebouwd, zijnde deel 33a en deel 33b. Deze delen verbinden dan verbindingspunt 31a via verbindingsmiddel 33a met aangrijppunt 34 en verbindingspunt 31 b via verbindingsmiddel 33b met aangrijppunt 34.
Doordat het aangrijppunt 34 via twee verbindingen 33a en 33b met het eerste orthese deel verbonden is ontstaat een meer stabiele constructie. Niet 15 alleen bewegingen in het ééndimensionale vlak maar bewegingen in het twee en driedimensionale vlak kunnen hiermee worden beperkt of gecorrigeerd. In een praktische uitvoering zal het aangrijppunt 34 zich ter hoogte van het polsgewricht bevinden om zo natuurlijk mogelijke bewegingen te verkrijgen en de werking van het natuurlijke polsgewricht zoveel mogelijk wordt benaderd. Daartoe is ook het 20 verbindingsmiddel via twee verbindingspunten 31a en 31b met het eerste orthese deel verbonden. Deze verbindingsmiddelen 31a en 31b bieden ondersteuning aan die spieren in de hand die door het vermindert functioneren van het ledemaat niet meer naar behoren werken.
Omdat het tweede orthese deel, en dan voornamelijk het onderarm 25 deel 35 hiervan onder een voorspanning kan worden aangebracht, ontstaat er een trekkracht op de verbindingspunten 31a en 31b via de verbindingsmiddelen 33a en 33b. Daarmee wordt voorkomen dat de hand doorbuigt (klaphand) en kan palmair flexie worden beperkt. De voorspanning van het onderarm deel 35 van het tweede deel van de orthese dat op het proximale deel van het ledemaat is aangebracht, kan 30 worden gerealiseerd door een elastisch materiaal. Bijvoorbeeld een elastische band die bij een neutrale stand van het ledemaat al enigszins is uitgerekt. Dergelijke elastische banden zijn reeds bekend uit andere medische hulpmiddelen.
In een verdere uitvoeringsvorm is een orthese volgens de uitvinding 10 voorzien van een om het aangrijppunt 34 roteerbaar en alhans nagenoeg vrij beweegbaar verbindingsmiddel 33a en 33b.
De verbindingspunten 31a en 31b zijn in deze uitvoeringsvorm vast op het eerste orthese deel 32 aangebracht en ter plaatse hiervan is 5 verbindingsmiddel 33a en 33b, welke uit één en het hetzelfde verbindingsmiddel bestaat, vrij langs aangrijppunt 34 verbonden. Deze aangrijping is zodanig uitgevoerd dat wanneer de afstand van het verbindingsmiddel 33a tussen aangrijppunt 34 en verbindingspunt 31a langer wordt, deze lengte gegeven wordt doordat de afstand tussen verbindingspunt 31 b en aangrijppunt 34 hiermee evenredig wordt verkleind.
10 Als de orthese op de hand en arm is aangebracht, en de hand een zwaaiende beweging maakt dan komt verbindingspunt 31a afwisselend dichter en verder van aangrijppunt 34 te liggen. Gelijktijdig komt verbindingspunt 31b afwisselend verder en dichter van aangrijppunt 34 te liggen, omgekeerd aan de beweging van verbindingspunt 31a ten opzichte van aangrijppunt 34. Los van deze 15 beweging zorgt de orthese 30 er voor dat de eerste 32 en tweede 35, 37a-b orthese delen zodanig een maximale hoek ten opzichte van elkaar houden dat een wapper beweging (dorsaal/palmair flexie) van de hand beperkt wordt.
Het aangrijppunt 34 kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd. Zo kan het onderarm deel 35 een lus omvatten waardoor de positie waarlangs het 20 verbindingsmiddel kan verplaatsen vast ligt, maar het verbindingsmiddel door deze lus wel vrijelijk kan bewegen. Hiermee kan het eerste orthese deel 32 in een vlak dat door de langsrichting van de orthese gevormd wordt, zodanig bewegen dat de hoek tussen het eerste en tweede orthese deel in dat vlak niet door de orthese wordt beperkt (radiaal/ulnair abductie).
25 Een lus als aangrijppunt 34 is eenvoudig van constructie en ook licht, waarmee het draagconform van de orthese verder verbeterd wordt. Een lus kan echter wel zorgen voor wrijving met het daar doorheen bewegend verbindingsmiddel 33a, 33b. Daartoe kan het aangrijppunt volgens de uitvinding ook uitgevoerd worden als een roterend element, bijvoorbeeld een kogellager. Daarmee wordt de wrijving 30 tussen het aangrijppunt en het verbindingsmiddel sterk verminderd. Andere eenvoudige constructies die vrije beweging van het verbindingsmiddel door het aangrijppunt mogelijk maken en die een lage wrijvingscoëfficiënt hebben zijn ook toepasbaar en reeds voorhanden.
11
In een praktische uitvoeringsvorm is het verbindingsmiddel 33a, 33b als een koord uitgevoerd. Deze bezit nagenoeg geen elasticiteit. Dit is echter ook niet direct noodzakelijk aangezien de elasticiteit gegeven kan worden door deel 35 elastisch uit te voeren. Daartoe dient een dergelijke orthese wel zodanig 5 geconstrueerd te zijn dan het aangrijppunt 34 enkel verbindingsmiddel 33a, 33b met deel 35 verbindt en het aangrijppunt niet op een andere wijze op de arm of pols aangrijpt.
Een andere orthese volgens de uitvinding is niet voorzien van een deel 35. Daarbij is het deel 37a en 37b direct aan de onderarm verbonden en bevindt 10 het aangrijppunt 34 zich ter hoogte van verbindingspunt 36.
In figuur 3 is een orthese 40 weergeven zoals deze ook in figuur 2 is getoond 30. Deze orthese is op een persoon 41 aangebracht waarbij het bovenarm deel 37a en 37b om de bovenarm 42 van de persoon 41 is aangebracht nabij de elleboog. Het onderarm deel 35, dat het met het bovenarm verbonden deel 37a en 15 37b verbindt met het eerste orthese deel 32, dient om beide delen met elkaar te verbinden en loopt over de onderarm 43. Dit deel 35 oefent een trekkracht uit op aangrijppunt 34 in de richting van de elleboog. Zoals uit figuur 3 is op te maken is de orthese beperkt van omvang in de uitvoeringsvorm zoals hier getoond. Dit komt de beweeglijkheid ten goede. Door gebruik te maken van een andere lengte van de 20 verschillende delen van de orthese, kan de orthese op de persoon worden aangepast. Daartoe kan bijvoorbeeld deel 35 langer of korter worden gemaakt om precies op de arm van een gebruiker passend te worden gemaakt.
Het aangrijppunt 34 is in deze in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm ter hoogte / in de nabijheid van het polsgewricht aangebracht. Daarmee wordt een zo 25 natuurlijk mogelijke werking nagebootst. De spieren in de arm/hand lopen via het polsgewricht en vertakken vanaf daar. Daarmee vormen de spieren een V in de hand waarbij de uiteinden van de V in de richting van de vingers wijzen. Doordat de orthese overeenkomstig uitgevoerd is, wordt de werking van de spieren in de hand op natuurlijke wijze ondersteund waardoor de hand zodanig gebruikt kan worden dat 30 deze een persoon zonder een verminderde hand functionaliteit nadert.
Overeenkomstig de uitvoeringsvorm zoals deze in figuur 3 is weergegeven kan een orthese volgens de uitvinding ook worden toegepast bij verminderde functionaliteit van een voet. Bijvoorbeeld om de symptomen een 12 klapvoet tegen te gaan of om spieren te ondersteunen zoals bij een tennis of golfelleboog.
Daartoe is een dergelijke orthese uitgevoerd met een deel dat op het proximale deel van het been, de voet, bevestigbaar is en ten minste een deel dat aan 5 het onderbeen of aan het bovenbeen bevestigbaar is. Overeenkomstig de uitvoeringsvorm van de orthese volgens de uitvinding zoals deze op een hand kan worden aangebracht, bevindt bij een voet-orthese het distale deel 31a, 31b zich nabij of op de voet. Het aangrijppunt 34 is daarbij ter hoogte of in de nabijheid van de enkel aangebracht en aan het onderbeen is het proximale deel van de orthese 10 bevestigd. Dit proximale deel kan bij een voet-orthese nog op verschillende wijze worden aangebracht. Er kan een bevestiging overeenkomstig deel 37a, 37b van de hand-orthese net boven de knie worden aangebracht en een tweede bevestiging overeenkomstig deel 37a, 37b van de hand-orthese net boven het enkelgewricht. In een compactere uitvoering ook volstaan worden met slechts de tweede bevestiging.
15 Een dergelijke voet-orthese maakt een vrije beweging van de verbindingsmiddelen 31a, 31b langs aangrijppunt 34 mogelijk waarmee krachten die dwars op de langsrichting van het been op bijvoorbeeld het enkelgewricht werken minimaal zijn. Hoe vrijer de verbindingsmiddelen 31a, 31b langs aangrijppunt 34 beweegbaar zijn, hoe kleiner de ongewenste krachten dwars op het enkelgewricht.
20 In figuur 4 wordt het uiteinde van de orthese 32 getoond volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Daarin zijn verbindingspunten 31a en 31b vast met het uiteinde van de orthese 32 verbonden. Dit uiteinde 32 is het deel dat om de hand verbonden wordt of op een soortgelijke wijze op de hand is aangebracht dan wel aangrijpt. Voor, ter hoogte van, of voorbij het polsgewricht bevindt zich 25 aangrijppunt 34 dat hier als een roteerbaar element is uitgevoerd en zodanig werkzaam is dat verbindingsmiddel 33a en 33b hier met een minimale wrijving langs kunnen bewegen. Daarmee is einddeel 32 van de orthese in het in figuur 4 weergegeven vlak roteerbaar. Bij een dergelijke rotatie wordt de afstand van verbindingspunt 31a tot aangrijppunt 34 kleiner c.q. groter en omgekeerd evenredig 30 wordt de afstand tussen verbindingspunt 31 b en aangrijppunt 34 groter c.q. kleiner.
Een zwaaiende beweging van de hand (ulnair/radiaal abductie) in het vlak zoals dit in figuur 4 is weergegeven, leidt tot een krachtvector Fs van punt 31a naar punt 34. Deze schuine krachtsvector Fs kan ontbonden worden in een 13 horizontale Fh c.q. verticale Fv component. Doordat het te roteren element, wat ook vervangen kan worden door een functioneel overeenkomstig element zodanig dat het vrije beweging van de verbindingsmiddelen langs dit punt maar mogelijk maakt, wordt de krachtsvector Fh die horizontaal op het gewricht van het ledemaat werkt, 5 opgeheven. De krachtsvector Fs, die te ontbinden is in Fv en Fh werkt namelijk ook op het andere deel 33b van de verbindingsmiddelen. De vector Fh wordt opgeheven door een daaraan tegengestelde vector Fh’ die vanuit het andere deel 33b hier precies tegengesteld op staat en de totale kracht op het gewricht in deze richting opheft. Daarmee worden ongeacht de positie en bewegingen van het gewricht en de 10 hand of voet die krachten opgeheven die niet in de langsrichting van het ledemaat werken en dus niet bijdragen aan het ondersteunen van de flexie van de hand of voet. Alle overige en in het bijzonder de dwars op de langsrichting werkende krachten (Fh) worden opgeheven of althans nagenoeg opgeheven, waardoor een orthese volgens de uitvinding geen additionele belasting voor het ledemaat en de gewrichten 15 oplevert.
In een verdere uitvoeringsvorm omvat het eerste orthese deel een draaiende verbinding met het tweede orthese deel en/of het tweede orthese deel een draaiende verbinding omvat met een aan het bovenarm bevestigbaar orthese deel. Dit ter behoeven van een drophand/tenniselleboog/golfelleboog of een drop-voet. 20 Hiermee wordt hinder of beperking in ulnair of radiaal abductie voorkomen.

Claims (14)

1. Orthese voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat, omvattende: 5 een eerste orthese-deel dat tijdens gebruik met een distaai gedeelte van het ledemaat verbonden is; een tweede orthese-deel dat tijdens gebruik met een proximaal gedeelte van het ledemaat verbonden is, alsmede een verbindingsmiddel dat het eerste en tweede orthese-deel met 10 elkaar verbindt, met het kenmerk, dat het verbindingsmiddel via een op het tweede orthese-deel bevindend aangrijppunt ten minste twee het eerste orthese deel bevindende verbindingspunten verbindt.
2. Orthese volgens conclusie 1, waarbij het verbindingsmiddel vast met de ten minste twee verbindingspunten verbonden is.
3. Orthese volgens conclusie 1 of 2, waarbij het verbindingsmiddel vrij langs het aangrijppunt beweegbaar is.
4. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het aangrijppunt als een lus is uitgevoerd.
5. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het 20 aangrijppunt als een roteerbaar element is uitgevoerd.
6. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de positie van het aangrijppunt op het tweede orthese deel instelbaar is.
7. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste twee verbindingspunten van het eerste orthese deel op enige afstand van 25 elkaar zijn gelegen.
8. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste twee verbindingspunten van het eerste orthese deel aan weerszijden van een langsrichting van het ledemaat gelegen zijn.
9. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het 30 verbindingsmiddel een elastisch materiaal omvat.
10. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verbindingsmiddel in lengte instelbaar is.
11. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij tijdens gebruik het eerste orthese deel met een hand verbonden is en het tweede orthese deel met een onderarm respectievelijk een bovenarm verbonden is.
12. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij tijdens gebruik het eerste orthese deel met een voet verbonden is en het tweede orthese 5 deel met een onderbeen respectievelijk een bovenbeen verbonden is.
13. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste en het tweede orthese deel uit één deel vervaardigd zijn.
14. Orthese volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste en het tweede orthese deel uit afzonderlijke delen vervaardigd zijn. 10
NL2006799A 2011-05-18 2011-05-18 Orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat. NL2006799C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006799A NL2006799C2 (nl) 2011-05-18 2011-05-18 Orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006799 2011-05-18
NL2006799A NL2006799C2 (nl) 2011-05-18 2011-05-18 Orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2006799C2 true NL2006799C2 (nl) 2012-11-20

Family

ID=44640847

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2006799A NL2006799C2 (nl) 2011-05-18 2011-05-18 Orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2006799C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5558626A (en) * 1992-09-08 1996-09-24 Holtzman; Elizabeth Ambulatory arm elevation sling
US20060282033A1 (en) * 2005-06-14 2006-12-14 Zeide Michael S Wrist and elbow brace
US20080154166A1 (en) * 2006-12-22 2008-06-26 3M Innovative Properties Company Foot support device

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5558626A (en) * 1992-09-08 1996-09-24 Holtzman; Elizabeth Ambulatory arm elevation sling
US20060282033A1 (en) * 2005-06-14 2006-12-14 Zeide Michael S Wrist and elbow brace
US20080154166A1 (en) * 2006-12-22 2008-06-26 3M Innovative Properties Company Foot support device

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA1091114A (en) Knee support
EP2612626B1 (en) Soft orthopedic knee brace for treatment of osteoarthritis
RU2494705C2 (ru) Ортез коленного сустава
CA2586249C (en) Knee brace having an adaptable thigh pad
US7850632B2 (en) Knee brace having an adaptable thigh pad
US20090163842A1 (en) Apparatus for and method of diagnosing and treating patello-femoral misalignment
US10849778B2 (en) Ankle-foot orthosis
EP3253340B1 (en) Orthopedic device
US4802466A (en) Lightweight, compact orthotic device for controlling knee instabilities
EP1265567B1 (en) Wrist brace
US20140142483A1 (en) Dynamic splints
US20210245030A1 (en) Training devices and methods
NL2006799C2 (nl) Orthese, voor gebruik bij verminderde functionaliteit van een ledemaat.
US20060229542A1 (en) Orthosis
US11737903B2 (en) Anatomical brace for dynamically stabilizing the elbow
WO2016152736A1 (ja) 膝部を覆う着用物品
JP6475725B2 (ja) 膝関節用装具
KR20190046369A (ko) 관절 보조장치
JP2017176457A (ja) 手関節サポーター
JP6793406B2 (ja) 人体装具
US7029428B2 (en) Pelvic extension frame
JP2005279153A (ja) 歩行矯正器
JP2005500130A (ja) 膝装具皮膚挟み防止ガード
KR20190046370A (ko) 관절 보조장치
JP6085174B2 (ja) 装着具

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180601