NL2005888C2 - Voerheksamenstel. - Google Patents

Voerheksamenstel. Download PDF

Info

Publication number
NL2005888C2
NL2005888C2 NL2005888A NL2005888A NL2005888C2 NL 2005888 C2 NL2005888 C2 NL 2005888C2 NL 2005888 A NL2005888 A NL 2005888A NL 2005888 A NL2005888 A NL 2005888A NL 2005888 C2 NL2005888 C2 NL 2005888C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frame
feed
animal
piercing
fence assembly
Prior art date
Application number
NL2005888A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Martinus Willibrordus Weelink
Original Assignee
Stichting Administratiekantoor Weelink Berendsen
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Stichting Administratiekantoor Weelink Berendsen filed Critical Stichting Administratiekantoor Weelink Berendsen
Priority to NL2005888A priority Critical patent/NL2005888C2/nl
Priority to EP11819126.1A priority patent/EP2654413B1/en
Priority to PCT/NL2011/050868 priority patent/WO2012087124A2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2005888C2 publication Critical patent/NL2005888C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/10Feed racks
    • A01K1/105Movable feed barriers, slides or fences
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/06Devices for fastening animals, e.g. halters, toggles, neck-bars or chain fastenings
    • A01K1/0606Devices for fastening animals, e.g. halters, toggles, neck-bars or chain fastenings by means of grids with or without movable locking bars

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Description

Nr. NLP187630A
Voerheksamenstel
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een voerheksamenstel omvattende een langwerpig gestel, een op 5 het gestel aangebracht voerhek met een aantal doorsteekopeningen voor de kop van een dier. Een dergelijk voerhek is bekend uit Europees octrooi EP 0619068.
Het bekende voerhek omvat verder met het gestel verbonden steun- en geleidingsmiddelen die het gestel 10 zodanig steunen en geleiden dat dit dwars op zijn langsrichting over een slaglengte vooruit en terug over een vloeroppervlak verplaatst kan worden, een over de lengte van het voerhek met een eerste langsrand met het gestel verbonden mat van buigzaam materiaal, die met een 15 tegenoverliggende tweede langsrand met de vloer is verbonden, zodanig dat wanneer het gestel in geheel vooruit verplaatste stand is de mat zich achterwaarts van het gestel uitstrekt. De slaglengte die het gestel kan maken is beperkt door de breedte van de mat. Om de slaglengte te vergroten 20 wordt de mat volgens uitvoeringsvormen van EP 0619068 rond een as opgerold, of onder het gestel opgevouwen. Het rond een as oprollen van de mat heeft echter als nadeel dat een bovenzijde en een onderzijde van de mat met elkaar in aanraking komen, zodat deze elkaar kunnen verontreinigen. 25 Een nadeel van de in EP 0619068 beschreven uitvoeringsvorm 2 waarin de mat is opgevouwen terwijl dat de bovenzijde en de onderzijde van de mat elkaar niet raken, is dat de slaglengte kort is.
Het bekende voerhek omvat verder een aandrijving 5 voor het verplaatsen van het gestel ten opzichte van aan een voorzijde van het gestel gelegen voer. Een nadeel van het bekende voerheksamenstel is dat het tijdens het voeren van dieren regelmatig handmatig ingrijpen vergt om het voerhek op een optimale afstand ten opzichte van het voer te 10 krijgen.
Verder is het bekende voerhek voorzien van een zelfvangend voerhek. In een dergelijk zelfvangend voerhek kunnen de doorsteekopeningen voorzien zijn van een afsluitmechanisme dat instelbaar is in een open positie 15 waarin de doorsteekopening in hoofdzaak open is zodat de kop van het dier hier doorheen kan steken, en in een gesloten positie waarin de doorsteekopening in hoofdzaak afgesloten is. Een dergelijk zelfvangend voerhek met afsluitmechanisme is bekend uit het Europees octrooi 0522665. Een nadeel van 2 0 de het bekende voerhek is dat het af sluitmechanisme een doorsteekopening niet selectief afsluit; de doorsteekopening is voor elk dier geopend of gesloten. Dit resulteert in een verder nadeel van de bekende voerheksamenstellen, namelijk dat verschillende voor het voerhek geplaatste delen voer 25 veelal niet gelijkmatig worden afgevreten door de dieren.
Het is een doel van de uitvinding om althans één van de hiervoor genoemde nadelen althans ten dele op te lossen.
30
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Volgens een eerste aspect verschaft de uitvinding hiertoe een voerheksamenstel omvattende een langwerpig 35 gestel, een op het gestel aangebracht voerhek met een aantal doorsteekopeningen voor de kop van een dier, met het gestel verbonden steun- en geleidingsmiddelen die het gestel 3 zodanig steunen en geleiden dat dit dwars op zijn langsrichting over een slaglengte vooruit en terug over een vloeroppervlak verplaatst kan worden, een over de lengte van het voerhek met een eerste langsrand met het gestel 5 verbonden mat van buigzaam materiaal, die met een tegenoverliggende tweede langsrand met de vloer is verbonden, zodanig dat wanneer het gestel in geheel vooruit verplaatste stand is de mat zich achterwaarts van het gestel uitstrekt, waarbij de mat in uitgestrekte toestand een naar 10 het vloeroppervlak gerichte onderzijde heeft en een daarvan afgekeerde bovenzijde, waarbij althans in de geheel teruggeplaatste stand, de mat met ten minste twee lussen binnen het gestel op zichzelf is teruggevouwen. Wanneer de mat op zichzelf is teruggevouwen wordt de mat bij voorkeur 15 meer dan twee keer doorsneden door een denkbeeldig verticaal vlak door de mat heen. Door het terugvouwen wordt een teruggevouwen eerste deel van de bovenzijde van de mat geplaatst op of boven een ander deel van de bovenzijde van de mat. De onderzijde van de mat komt niet in aanraking met 20 de bovenzijde van de mat. Een mogelijk verontreinigde bovenzijde van de mat blijft zo afgekeerd en op afstand van de onderzijde van de mat, waardoor de bovenzijde en de onderzijde van de mat elkaar niet kunnen verontreinigen. Daarnaast blijft de bovenzijde van de mat afgekeerd van het 25 vloeroppervlak. Door de lussen uit te vouwen wordt door een voerheksamenstel volgens de uitvinding bij een zelfde grootte van het gestel een grotere slaglengte verschaft dan in de bekende stand van de techniek, zodat meer voer binnen een slaglengte op de vloer kan worden geplaatst. Alternatief 30 of daarnaast kan het gestel kleiner worden uitgevoerd met behoud van slaglengte, zodat het gestel minder vloeroppervlak inneemt.
In een uitvoeringsvorm omvat het voerheksamenstel verder een binnen het gestel aangebrachte ondersteuningswand 35 die een van het vloeroppervlak afgekeerde bovenzijde heeft, waarbij de bovenzijde van de ondersteuningswand is ingericht om de mat aan de onderzijde van de mat te ondersteunen, in 4 het bijzonder om een lus van de mat te ondersteunen. Zo wordt voorkomen dat een lus van de mat een onder de lus gelegen deel van de mat tegen de grond aandrukt. Het vastlopen van het gestel wordt zo tegengegaan.
5 In een uitvoeringsvorm strekt de bovenzijde van de ondersteuningswand zich in hoofdzaak parallel aan het vloeroppervlak uit. In een alternatieve uitvoeringsvorm strekt de bovenzijde van de ondersteuningswand zich niet in hoofdzaak parallel aan het vloeroppervlak uit, maar onder 10 een hoek met het vloeroppervlak van bij voorkeur minder dan 30 graden. De ondersteuningswand heeft bij voorkeur een naar het vloeroppervlakgerichte onderzijde die is ingericht om het opbollen van daaronder gelegen matdelen tegen te gaan, waarbij deze onderzijde zich bij voorkeur parallel aan het 15 vloeroppervlak uitstrekt.
In een uitvoeringsvorm is de ondersteuningswand aan een achterzijde van het gestel binnen het gestel aangebracht. De ondersteuningswand is zo in een optimale positie geplaatst om een naar de achterzijde van het gestel 20 hellende lus te ondersteunen wanneer het gestel in de teruggeplaatste stand wordt gebracht of zich in een althans ten dele teruggeplaatste stand bevindt.
In een uitvoeringsvorm bevindt de ondersteuningswand zich, althans wanneer het gestel in de 25 geheel teruggeplaatste stand is, tussen twee direct met hun onderzijde naar de ondersteuningswand gekeerde delen van de mat in.
In een uitvoeringsvorm is het voerheksamenstel verder voorzien van matgeleidingsmiddelen die aan het gestel 30 zijn bevestigd en zijn ingericht om een lus van de mat van de vloer af te geleiden bij het naar de teruggeplaatste stand verplaatsen van het gestel. De matgeleidingsmiddelen worden bij voorkeur gevormd door een of meer in de langsrichting van het gestel opgestelde rollen, en/of door 35 een holle keerwand waarvan de holle zijde naar de achterzijde van het gestel is gericht. De matgeleidingsmiddelen zijn aldus ingericht om de mat in een 5 lus te leiden, waarbij de lus bij voorkeur in de richting van de ondersteuningswand wordt geleidt om daardoor te worden ondersteund.
In een uitvoeringsvorm zijn de 5 matgeleidingsmiddelen aan een voorzijde van het gestel binnen het gestel bevestigd. Bij het naar de teruggeplaatste stand bewegen van het gestel komt de mat zo aan de voorzijde van het gestel tegen de matgeleidingsmiddelen aan, zodat de mat over in hoofdzaak de afstand van de voorzijde tot de 10 achterzijde van het gestel wordt opgevouwen in een naar de achterzijde hellende lus.
In een uitvoeringsvorm raakt, wanneer het gestel althans ten dele in de teruggeplaatste stand is geplaatst, een eerste deel van de onderzijde van de mat aan een 15 tegenovergelegen tweede deel van de onderzijde van de mat. De mat kan zo op een zeer compacte wijze binnen het gestel op zichzelf worden opgevouwen, bij voorkeur in meer dan twee lussen. Dit geldt in het bijzonder wanneer lussen van de mat of delen van die lussen worden ondersteund door de 20 ondersteuningswand.
In een uitvoeringsvorm omvat het voerheksamenstel verder een vast met de vloer verbonden basis die aan een kopse kant van het gestel is opgesteld, waarbij de steun- en geleidingsmiddelen beweegbaar met de basis zijn verbonden, 25 en waarbij het gestel translatievast is verbonden met de steun- en geleidingmiddelen. De steun- en geleidingsmiddelen, die bij voorkeur als een zich dwars op het gestel naar achter uitstrekkende buis zijn uitgevoerd, zijn bij voorkeur beweegbaar althans ten dele in de basis 30 opgenomen zodanig dat de steun- en geleidingsmiddelen ten opzichte van de basis kunnen bewegen langs de slagrichting om de beweging van het gestel te geleiden. Het gewicht van het gestel en de kracht die dieren daarop uitoefenen wordt in deze uitvoeringsvorm althans ten dele ondersteund door de 35 basis en de steun- en geleidingsmiddelen, ongeacht de positie van het gestel. Bij voorkeur omvat het voerheksamenstel aan beide kopse kanten een basis.
6
De basis is in een uitvoeringsvorm aan zijn bovenzijde voorzien van een eindhek dat eveneens voorkomt dat dieren zich langs de zijkant van het voerheksamenstel kunnen bewegen.
5 In een uitvoeringsvorm omvat de basis een met de vloer in contact staand lager deel, en een hoger deel dat zich in hoofdzaak vrijhangend boven de vloer langs de slagrichting naar achter uitstrekt. De afstand van het hoger deel tot de vloer is bij voorkeur zodanig dat een 10 automatische mestschuif of mestrobot zich over de vloer onder het hogere deel van de basis door kan bewegen, bij voorbeeld 55 cm.
In een uitvoeringsvorm zijn de steun- en geleidingsmiddelen beweegbaar aan het hogere deel van de 15 basis gemonteerd, waarbij de steun en geleidingsmiddelen zich bij voorkeur in hoofdzaak horizontaal uitstrekken. Het gestel kan zo stabiel bewegen omdat het zowel aan een van de vloer afgelegen deel wordt ondersteund, als door het vloeroppervlak.
20 In een uitvoeringsvorm omvatten de steun- en geleidingsmiddelen een vergrendelmechanisme voor aangrijping op de basis om het gestel in een positie langs de slaglengte te vergrendelen. Hiermee wordt voorkomen dat de dieren het gestel te ver naar voren kunnen duwen, en kan een naar voren 25 gerichte kracht op het gestel in hoofdzaak door het vergrendelmechanisme en de steun- en geleidingsmiddelen worden opgevangen. Alternatief omvat de basis een vergrendelingrichting om aan te grijpen op de steun- en geleidingsmiddelen.
30 In een uitvoeringsvorm omvat het voerheksamenstel verder een lineaire actuator voor aandrijving van beweging van het gestel langs de slaglengte, welke actuator aan een uiteinde is verbonden met een onderzijde van het gestel en aan een en ander uiteinde is verbonden met een vast met de 35 vloer verbonden basis, zodanig dat de lineaire actuator in hoofdzaak diagonaal ten opzichte van de vloer is georiënteerd. Omdat de lineaire actuator, bijvoorbeeld een 7 elektrische schroefcilinder, een hydraulische cilinder of een luchtcilinder, met de basis is verbonden kan gestel ook bij een zeer glad en/of vervuild vloeroppervlak ten opzichte van het vloeroppervlak worden bewogen. De vast met het 5 gestel verbonden steun en geleidingsmiddelen ondersteunen het gestel aan een hoger gelegen deel van de basis, terwijl de beweging van het gestel aan de onderzijde wordt aangedreven, zodat wordt tegengegaan dat het gestel tijdens het bewegen onder een hoek met de vloer komt te staan.
10 In een uitvoeringsvorm omvat de basis een met de vloer in contact staand lager deel, en een hoger deel dat zich in hoofdzaak vrijhangend boven de vloer langs de slagrichting naar achter uitstrekt, waarbij de actuator zodanig is gemonteerd dat deze een doorgang onder het hoger 15 deel van de basis in hoofdzaak vrij laat. Zowel wanneer het gestel in de teruggeplaatste stand is als wanneer het gestel in de vooruitgeplaatste stand is, kan zo een mestrobot of schuif onder het vrijhangend deel door bewegen, zonder daarbij tegen de actuator aan te komen.
2 0 In een uitvoeringsvorm is het gestel is voorzien van een voerdetector ingericht om op een vooraf bepaalde afstand van de doorsteekopeningen aan de voorzijde van het gestel voer te detecteren, waarbij het voerheksamenstel verder een aandrijving omvat voor het ten opzichte van het 25 voer verplaatsen van het gestel, en een aanstuurinrichting voor het aansturen van de aandrijving om beweging van het gestel aan te drijven op basis van of er op de vooraf bepaalde afstand van het voerhek voer is gedetecteerd. Naarmate het voer wordt opgevreten wordt het voerhek zo 30 automatisch dichterbij het voer gebracht, zonder dat tussenkomst van een mens nodig is. Het gestel wordt zo steeds op een voor de dieren optimale positie van het voer geplaatst, wat het gelijkmatig afvreten van het voer bevordert. Ook is de door de dieren uitgeoefende druk op het 35 gestel kleiner wanneer er genoeg voer binnen bereik is.
Een bijzonder geschikte voerdetector omvat een staaf, die aan een zijde met het gestel is verbonden en aan 8 een andere zijde tegen het voer aanligt, waarbij een druk waarmee de staaf tegen het voer wordt aangedrukt aangeeft of er voer binnen bereik van de dieren staat. De staaf is bij voor voorkeur horizontaal geplaatst, waarbij de zijde die 5 tegen het voer aanligt is afgerond. De gewenste vooraf bepaalde afstand tot het voer is zo eenvoudig in te stellen door de staaf in te korten of te verlengen. Alternatief wordt de staaf scharnierend gemonteerd en wordt een scharnierhoek die de staaf met het voerhek maakt gebruikt om 10 een afstand van het voerhek tot het voer te bepalen, of worden er bekende afstandsmeters gebruikt om de afstand tot het voer te schatten.
In een uitvoeringsvorm is het gestel voorzien van meerdere voerdetectoren ingericht om op vooraf bepaalde 15 afstanden van de doorsteekopeningen aan de voorzijde van het gestel voer te detecteren, waarbij de aanstuurinrichting is ingericht om de aandrijving te activeren wanneer een vooraf bepaald percentage van de voerdetectoren geen voer detecteert op de voor afbepaalde afstand. Bij voorkeur is om 20 de vier doorsteekopeningen een afstandmeter op het gestel geplaatst en is de aanstuurinrichting ingericht om de aandrijving te activeren wanneer 75% of meer van gemeten afstanden tussen doorsteekopeningen en voer groter is dan de vooraf bepaalde gewenste afstand. In een uitvoeringsvorm 25 geschikt voor koeien ligt deze gewenste afstand tussen de 95 en 105 cm, waarbij de gewenste afstand bij voorkeur 100 cm is.
Bij voorkeur is het voer op het vloeroppervlak geplaatst en is de aandrijving ingericht om een gestel zoals 30 hierboven beschreven over de vloer naar of van het voer af te bewegen.
In een uitvoeringsvorm is de aandrijving ingericht om het voer naar of van het gestel af te bewegen, waarbij het voer ten opzichte van de vloer beweegt. Het voer is 35 daarbij bij voorkeur op een ten opzichte van de vloer verplaatsbare voerwand geplaatst, waarbij de aandrijving is ingericht om de voerwand over de vloer te verplaatsten, bij 9 voorkeur dwars op de langsrichting van het voerhek. Voer wordt zo binnen het bereik van dieren gebracht zonder het gestel te hoeven bewegen.
In een uitvoeringsvorm is elk van de 5 doorsteekopeningen voorzien van een afsluitmechanisme dat instelbaar is in een open positie waarin deze de doorsteekopening in hoofdzaak open laat, en in een gesloten positie waarin deze de doorsteekopening in hoofdzaak afsluit, en omvat het voerheksamenstel verder 10 dierherkenningsmiddelen die zijn gekoppeld aan een aanstuurinrichting, waarbij de dierherkenningsmiddelen zijn gerangschikt om dieren te herkennen op een afstand van een doorsteekopening, waarbij de aanstuurinrichting is ingericht om het afsluitmechanisme bij een doorsteekopening aan te 15 sturen om naar de open of gesloten positie te bewegen op basis van het door de dierherkenningsmiddelen herkende dier, voordat het herkende dier de doorsteekopening heeft bereikt. Omdat een dier op een afstand van de doorsteekopening wordt herkend kan toegang tot die doorsteekopening worden 20 geweigerd of toegestaan voordat het dier zijn met zijn kop de doorsteekopening heeft bereikt. Er kan zo per dier worden ingesteld bij welke doorsteekopeningen een dier kan vreten. Door aan de achterzijde van het voerhek, dat wil zeggen, een zijde van het voerhek waar het dier met zijn romp staat, bij 25 verschillende doorsteekopeningen verschillende soorten voer te plaatsen kan zo per dier een dieet worden ingesteld. De dierherkenningsmiddelen zijn bij voorkeur in gericht om een dier op een vooraf bepaalde afstand te herkennen, bijvoorbeeld op 60 cm afstand van de doorsteekopening.
30 Het afsluitmechanisme omvat bij voorkeur een in de doorsteekopening zwenkbare spijl die middels een door de aanstuurinrichting aangestuurde luchtcilinder naar de open of gesloten positie wordt bewogen. Zo een luchtcilinder is bij voorkeur in het voerhek gemonteerd.
35 Voorbeelden van geschikte dierherkenningsmiddelen zijn ontvangers die zijn ingericht om een signaal vanaf een zender, zoals een RFID zender, die bij de kop van een dier 10 is aangebracht te herkennen, en camera's gekoppeld aan beeldherkenningsapparatuur waarmee dieren op basis van hun uiterlijke kenmerken kunnen worden herkend.
In een uitvoeringsvorm omvat de zender een actieve 5 zender die wordt gevoed door een oplaadbare batterij. Deze batterij wordt, bij voorkeur wanneer het dier met zijn kop door de doorsteekopening steekt, middels inductie en/of sleepcontacten opgeladen. De zender en batterij zijn bij aan een halsband van een dier bevestigd.
10 In een uitvoeringsvorm omvatten de dierherkenningsmiddelen een eerste ontvanger en een tweede ontvanger die vast aan het gestel zijn bevestigd en zijn ingericht voor het ontvangen van een identificatiesignaal afkomstig van een aan een bij de kop van een dier bevestigde 15 zender, waarbij de eerste ontvanger en de tweede ontvanger aan een achterzijde van het gestel op afstand van de doorsteekopening en aan weerszijden daarvan zodanig zijn gerangschikt dat een dier tussen de eerste en tweede ontvanger moet bewegen om bij de doorsteekopening te komen. 20 Dankzij het gebruik van twee ontvangers, die bij voorkeur parallel aan het voerhek zijn opgesteld, is het mogelijk om een oriëntatie van het dier te bepalen, zodat herkenning van dieren die wel langs de dierherkenningsmiddelen bewegen, maar niet dwars op de richting van het voerhek, niet leidt 25 tot het openen of sluiten van een doorsteekopening door het afsluitmechanisme. Bij voorkeur is bij de doorsteekopening nog ten minste een verder dierherkenningsmiddel opgenomen, zodat ook een bewegingsrichting van het dier kan worden bepaald; wanneer een dier eerst bij de 30 dierherkenningsmiddelen is herkend en vervolgens bij het verdere dierherkenningsmiddel, dan heeft het dier zich naar de doorsteekopening toe bewogen, en wanneer een dier na herkenning bij het verdere dierherkenningsmiddel door de dierherkenningsmiddelen wordt herkend dan heeft het dier 35 zich van de doorsteekopening af bewogen.
In een uitvoeringsvorm omvat het voerhek aan weerszijden van elke doorsteekopening een zich dwars op het 11 voerhek naar achter uitstrekkend eerste en tweede scheidingshek ingericht om daartussen zich slechts een dier tegelijkertijd toe te laten, en zijn de eerste en tweede ontvanger bij naar achter gerichte zijden van de 5 respectievelijke scheidingshekken geplaatst. De scheidingshekken gaan tegen dat dieren elkaar wegduwen om bij een geopende doorsteekopening te komen. Er kan zo niet alleen een dier worden herkend maar er kan ook worden vastgesteld dat het herkende dier met zijn kop tussen de 10 twee scheidingshekken die bij een doorsteekopening horen in staat.
In een uitvoeringsvorm omvat het voerheksamenstel verder een sproei-inrichting die is ingericht om een vloeistof met smaakstoffen en/of andere toevoegingen, zoals 15 medicijnen, op geselecteerde delen van voor het voerhek gelegen voer te sproeien. Het voor het voerhek geplaatste voer bevat smakelijke en minder smakelijke delen, bijvoorbeeld afhankelijk van omstandigheden bij het oogsten van het voer, hoe lang het voer al in de stal staat en in 2 0 welke mate het voer is aangevreten. Het minder smakelijke voer wordt door de dieren vermeden, waardoor delen van het voer niet worden opgevreten en voer verloren gaat. Daarnaast komt het voor dat delen van het voer niet gelijkmatig parallel aan het voerhek worden afgevreten, waardoor het op 25 een optimale afstand houden van het voerhek tot het voer wordt bemoeilijkt. Door alleen de minder smakelijke delen van het voer te besproeien met smaakstoffen worden deze problemen in althans ten dele opgelost.
De sproei-inrichting is in een uitvoeringsvorm op 30 het gestel gemonteerd. De sproei-inrichting beweegt zo mee met het gestel wanneer dit ten opzichte van het voer wordt bewogen.
De sproei-inrichting omvat bij voorkeur meerdere sproeikoppen die bij verschillende doorsteekopeningen zijn 35 geplaatst. Deze sproeikoppen kunnen bij voorkeur individueel worden gericht en/of per sproeikop worden aangestuurd en/of uitgeschakeld om zo de geselecteerde delen van het voer met 12 smaakstoffen te besproeien. De selectie van welke delen voer in welke mate moet worden besproeid wordt bij voorkeur gemaakt op basis van een gemeten afstand van een deel voer tot het gestel, de smakelijkheid en/of versheid van het 5 voer, en/of bekende voorkeur van een dier of groep dieren die toegang krijgt tot het deel voer. Dieren worden zo aangemoedigd het voer meer gelijkmatig op te eten.
In een uitvoeringsvorm is de sproei-inrichting aangesloten op een aanstuurinrichting die is ingericht om 10 de sproei-inrichting aan te sturen om voer te besproeien vlak voor opname van het voer door een dier, zodat de smaakstoffen en/of andere toevoegingen niet bederven of vervliegen. Het besproeien kan zo bijvoorbeeld plaatsvinden wanneer gedetecteerd is dat een dier naar een geopende 15 doorsteekopening beweegt.
In een uitvoeringsvorm is de aanstuurinrichting ingericht om de sproei-inrichting aan te sturen om additieven en/of medicijnen op het voer te sproeien op basis van een met de dierherkenningsmiddelen herkend dier. Per 20 dier kunnen zo additieven en/of medicijnen worden toegevoegd aan het voer.
Volgens een tweede aspect verschaft de uitvinding een voerheksamenstel omvattende een langwerpig gestel, een op het gestel aangebracht voerhek met een aantal 2 5 doorsteekopeningen voor de kop van een dier, met het gestel verbonden steun- en geleidingsmiddelen die het gestel zodanig steunen en geleiden dat dit dwars op zijn langsrichting over een slaglengte vooruit en terug over een vloeroppervlak verplaatst kan worden, met het kenmerk dat 30 het voerheksamenstel verder een lineaire actuator omvat voor aandrijving van beweging van het gestel langs de slaglengte, welke actuator aan een uiteinde is verbonden met een onderzijde van het gestel en aan een en ander uiteinde is verbonden met een vast met de vloer verbonden basis, zodanig 35 dat de lineaire actuator in hoofdzaak diagonaal ten opzichte van de vloer is georiënteerd.
Volgens een derde aspect verschaft de uitvinding 13 een voerheksamenstel omvattende een langwerpig gestel, een op het gestel aangebracht voerhek met een aantal doorsteekopeningen voor de kop van een dier, waarbij het gestel is voorzien van een voerdetector ingericht om op een 5 vooraf bepaalde afstand van de doorsteekopeningen aan de voorzijde van het gestel voer te detecteren, verder omvattend een aandrijving voor het ten opzichte van het voer verplaatsen van het gestel, en een aanstuurinrichting voor het aansturen van de aandrijving om beweging van het gestel 10 aan te drijven op basis van of er op de vooraf bepaalde afstand van het voerhek voer is gedetecteerd.
Volgens een vierde aspect verschaft de uitvinding een voerheksamenstel omvattende een langwerpig gestel, een op het gestel aangebracht voerhek met een aantal 15 doorsteekopeningen voor de kop van een dier, waarbij elk van de doorsteekopeningen is voorzien van een afsluitmechanisme dat instelbaar is in een open positie waarin deze de doorsteekopening af in hoofdzaak open laat, en in een gesloten positie waarin deze de doorsteekopening in 20 hoofdzaak afsluit, waarbij het voerheksamenstel verder dierherkenningsmiddelen omvat die zijn gekoppeld aan een aanstuurinrichting, waarbij de dierherkenningsmiddelen zijn gerangschikt om dieren te herkennen op een afstand van een doorsteekopening, waarbij de aanstuurinrichting is ingericht 25 om het af sluitmechanisme bij een doorsteekopening aan te sturen om naar de open of gesloten positie te bewegen op basis van het door de dierherkenningsmiddelen herkende dier, voordat het herkende dier de doorsteekopening heeft bereikt.
Volgens een vijfde aspect verschaft de uitvinding 30 een voerheksamenstel omvattende een langwerpig gestel, een op het gestel aangebracht voerhek met een aantal doorsteekopeningen voor de kop van een dier, en een sproei-inrichting die is ingericht om een vloeistof met smaakstoffen en/of andere toevoegingen, zoals medicijnen, op 35 geselecteerde delen van voor het voerhek gelegen voer te sproeien.
Volgens een zesde aspect verschaft de uitvinding 14 een werkwijze voor het voeren van dieren gebruikmakend van een voerheksamenstel omvattende een langwerpig gestel, een op het gestel aangebracht voerhek met een aantal doorsteekopeningen voor de kop van een dier, waarbij elk van 5 de doorsteekopeningen is voorzien van een afsluitmechanisme dat instelbaar is in een open positie waarin deze de doorsteekopening af in hoofdzaak open laat, en in een gesloten positie waarin deze de doorsteekopening in hoofdzaak afsluit, verder omvattend meerdere met de 10 doorsteekopeningen geassocieerde voerdetectoren ingericht om op voor afbepaalde afstanden van de doorsteekopeningen aan de voorzijde van het gestel voer te detecteren, waarbij de werkwijze omvat: het detecteren van voer voor een of meer van de doorsteekopeningen met behulp van een of meer daarbij 15 behorende voerdetectoren, het met het afsluitmechanisme al dan niet afsluiten van een doorsteekopening afhankelijk van of er voer bij die doorsteekopening is gedetecteerd, bij voorkeur afhankelijk van of er voer op een vooraf bepaalde afstand van de doorsteekopening is gedetecteerd. In een 20 uitvoeringsvorm worden steeds die doorsteekopeningen afgesloten waarvoor geen voer is gedetecteerd. Het voer wordt zo langs een lijn in hoofdzaak parallel aan het gestel afgevreten. Wanneer de voerdetectoren afstandmeters omvatten worden bij voorkeur steeds die doorsteekopeningen afgesloten 25 waarvan de afstand tot het voer ten opzichte van de afstanden van het voer van de bij de andere doorsteekopeningen relatief groot is.
Volgens een zevende aspect verschaft de uitvinding een werkwijze voor het voeren van dieren 30 gebruikmakend van een voerhek met een aantal doorsteekopeningen voor de kop van een dier, waarbij elk van de doorsteekopeningen is voorzien van een afsluitmechanisme dat instelbaar is in een open positie waarin deze de doorsteekopening in hoofdzaak open laat, en in een gesloten 35 positie waarin deze de doorsteekopening in hoofdzaak afsluit, waarbij de werkwijze omvat: het herkennen van een dier met behulp van de dierherkenningsmiddelen voordat het 15 met zijn kop een doorsteekopening heeft bereikt, het uit een gegevensbank opvragen van eerder eetgedrag van het herkende dier, en het door het af sluitmechanisme al dan niet afsluiten van de doorsteekopening afhankelijk van het 5 eerdere eetgedrag van het herkende dier. Het eerdere eetgedrag van het dier wordt bij voorkeur afgeleid uit eerdere toegang van het dier tot voer. Met de werkwijze kan zo een voerfrequentie per dier worden ingesteld, zodat de dieren een vooraf bepaald aantal keren per etmaal toegang 10 krijgen tot het voer. Bij voorkeur wordt een van de hierboven beschreven voerheksamenstellen gebruikt bij het uitvoeren van de werkwijze.
In een uitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het bij werken van de gegevensbank wanneer het 15 herkende dier toegang heeft gekregen tot voor de doorsteekopening gelegen voer, en/of zijn kop door de doorsteekopening heeft gestoken. Per dier wordt zo het eetgedrag bijgehouden zodat de toegang tot doorsteekopeningen selectief kan worden ingesteld. Ook kan 20 met de gegevens achteraf het eetgedrag van dieren worden bekeken zodat extra aandacht kan worden besteed aan dieren met een afwijkend eetgedrag, bijvoorbeeld vanwege ziekte.
In een uitvoeringsvorm zijn voor ten minste twee doorsteekopeningen verschillende soorten voer geplaatst. De 25 toegang tot de verschillende soorten voer kan zo per dier zodanig worden ingesteld dat het dier een gewenste verhouding van verschillende voersoorten tot zich neemt.
In een uitvoeringsvorm omvat het samenstel verder een sproei-inrichting die is ingericht om een vloeistof met 30 smaakstoffen en/of andere toevoegingen zoals medicijnen, op geselecteerde delen van voor het voerhek gelegen voer te sproeien, en omvat de werkwijze verder het met de sproei-inrichting met een vloeistof besproeien van voor een doorsteekopening gelegen voer wanneer het herkende dier 35 toegang heeft gekregen tot dat voer. De vloeistof kan zo door een dier worden opgenomen meteen nadat de vloeistof op het voer is gesproeid, zodat verlies van de vloeistof door 16 het vervliegen daarvan wordt tegengegaan. Ook kan zo per herkend dier het voer op smaak worden gebracht, en/of kunnen per herkend dier andere toevoegingen aan het voer worden toegevoegd.
5 De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals het in meerdere lussen op 10 zichzelf terugvouwen van de mat, het instellen van toegang tot een doorsteekopening op basis van herkenning van een dier, het instellen van toegang tot een doorsteekopening op basis van of er voer is gedetecteerd op een vooraf bepaalde afstand van die doorsteekopening, en het 15 selectief met smaakstoffen besproeien van delen voer, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
20
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 25 van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuren IA en 1B, een perspectivisch aanzicht van een voerheksamenstel volgens de uitvinding, figuren 2A, 2B, 2C, een dwarsdoorsnede aanzicht 30 van een gestel van een voerheksamenstel volgens de uitvinding, waarbij het gestel in verschillende posities langs de slaglengte is geplaatst, figuren 3A en 3B, een schematisch bovenaanzicht en een zijaanzicht van een gestel en een basis van een 35 voerheksamenstel volgens de uitvinding, figuur 4 toont een detail van een vergrendelingsmechanisme dat zich in een uitvoeringsvorm van 17 de uitvinding bij een uiteinde van de steun- en geleidingsmiddelen van het gestel is geplaatst, figuren 5A en 5B tonen een zijaanzicht van een voerheksamenstel volgens de uitvinding met het gestel in de 5 teruggeplaatste stand, figuur 5C toont een zijaanzicht van hetzelfde voerheksamenstel met het gestel in de vooruitgeplaatste stand, figuur 5D toont een achter aanzicht van een basis 10 en een aandrijving van het voerheksamenstel van figuur 5C.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
15 Het in figuren IA en 1B getoonde voerheksamenstel 1 omvat een dwars op zijn langsrichting W beweegbaar gestel 20, waarvan de achterzijde 6 zichtbaar is. Op dit gestel 20 is een zich in de langsrichting van het gestel 20 uitstrekkend voerhek 30 aangebracht met een aantal 20 doorsteekopeningen 40 voor de kop van een dier 3. In gebruik wordt gecompacteerd ruwvoer, zoals kuilvoerblokken, voor het voerheksamenstel 1 opgesteld. De dieren kunnen van dit voer vreten door hun kop door de doorsteekopeningen 40 te steken. Met het wegvreten van het voer wordt het gestel 20 in de 25 richting F dwars op de langsrichting van het gestel W naar het voer toe verplaatst, zodat het voer binnen bereik van het vee blijft. De verplaatsing van het gestel 20 kan gebeuren doordat het vee het hek gestel 20 zelf naar voren duwt. Een andere mogelijkheid is dat het voerheksamenstel 1 30 van een eigen aandrijving is voorzien, waarmee het gestel 20 verplaatst kan worden. Wanneer al het voer is opgevreten wordt het gestel 20 terug verplaatst in de richting B en wordt een nieuwe hoeveelheid ruwvoer opgesteld. De cyclus herhaalt zich dan.
35 Het voerhek 30 omvat een aantal scheidingshekken 31 die zich dwars op de langsrichting W van het gestel 20 naar achteren uitstrekken, zodat elke doorsteekopening 40 18 tussen twee van de scheidingshekken 31 is geplaatst en er slechts één dier 3 tegelijkertijd tussen twee direct naast elkaar gelegen scheidingshekken 31 kan staan om zijn kop door een doorsteekopening te steken. In elke 5 doorsteekopening 40 van het voerhek 30 is een afsluitmechanisme 33 geplaatst dat beweegbaar is naar een eerste positie waarin deze toegang tot de doorsteekopening 40 in hoofdzaak afsluit, en naar een tweede positie, waarin deze toegang tot de doorsteekopening in hoofdzaak openlaat. 10 Een dergelijk afsluitmechanisme wordt in meer detail beschreven in Europees octrooi EP 0522665. In de getoonde uitvoeringsvorm omvat het afsluitmechanisme een zwenkspijl 33a, die middels een in het voerhek gemonteerde luchtcilinder 33b kan worden ingesteld in een gesloten 15 positie, zoals getoond bij de linker doorsteekopening, of in een open positie, zoals getoond bij de doorsteekopening waar het dier 3 zijn kop doorheen steekt. Bij een van het voerhek 30 afgekeerde zijde van het scheidingshek 31 zijn dierherkenningsmiddelen 32 geplaatst, in dit geval gevormd 20 door ontvangers 32a,32b voor ontvangst van een radiosignaal dat een dier identificeert, bijvoorbeeld uitgezonden door een in een oormerk van het dier aanwezige RFID chip, of door een zender die is aangebracht in een halsband van het dier. Wanneer het dier 3 vanaf een vrije ruimte in de stal naar 25 een doorsteekopening 40 wil bewegen is het signaal afkomstig van het dier het sterkst bij de twee ontvangers 32a, 32b van de scheidingshekken 31a,31b die bij een specifieke doorsteekopening horen, zodat op basis van bij twee ontvangers ontvangen signalen kan worden vastgesteld of een 30 bepaald dier naar een bepaalde doorsteekopening wil. Omdat de ontvangers 32a,32b bij de achterzijde van de scheidingshekken aan weerszijden van elke doorsteekopening 40 zijn opgesteld kan niet alleen worden vastgesteld dat een dier zich in de buurt bevindt van een ontvanger, maar ook 35 dat het dier zich tussen twee naast elkaar gelegen ontvangers 32a,32b in bevindt. Wanneer dat het geval is wordt op basis van het herkende dier bepaald of het bij de 19 doorsteekopening 40 behorende afsluitmechanisme 33 opent of gesloten blijft, zodat per dier 3 of groep van dieren de toegang tot het voer kan worden ingesteld. Het is gebleken dat voor de herkenning van koeien de dierherkenningsmiddelen 5 32 het best op ca. 60 cm afstand van de doorsteekopening 40 in het voerhek 30 geplaatst kunnen worden. Het gestel wordt bij een voorzijde 7 op het vloeroppervlak 2 ondersteund door wielen 22.
Het voerheksamenstel 1 omvat aan weerszijden van 10 het beweegbaar gestel 20 een basis 50 waarop eindhekken 53 zijn gemonteerd die tegengaan dat dieren voorbij de zijkant van het gestel 20 naar het voer toe lopen. Deze basis 50 is vast ten opzichte van het vloeroppervlak 2 gemonteerd, zodat wanneer het gestel wordt bewogen het gestel 20 beweegt ten 15 opzichte van de basis. De basis 50 omvat een met de vloer 2 in contact staand, lager deel 52, en een hoger deel 51 dat in hoofdzaak vrijhangt van de vloer op een afstand H en zich in de richting B naar achteren uitstrekt. Het gestel 20 is vast verbonden met steun- en geleidingsmiddelen, hier 2 0 gevormd door een arm 34, die schuifbaar althans ten dele in een geleiding 54 in het hogere deel 51 van de basis 50 zijn opgenomen. De steun- en geleidingsmiddelen 34 ondersteunen een deel van het gewicht dat op het gestel 20 rust, en geleiden het gestel tijdens beweging daarvan dwars op de 25 langsrichting W van het gestel.
Het gestel 20 deelt het vloeroppervlak 2 op in een deel dat vóór het gestel is gelegen en waarop zich het voer bevindt, en een deel dat achter het gestel is gelegen, waarachter het vee zich bevindt.
30 Het zal duidelijk zijn dat in de in figuur 1B
getoonde geheel vooruit verplaatste stand het vee op een gedeelte van het vloeroppervlak staat, waarop in de geheel terugbewogen stand van figuur IA voer is opgesteld. Volgens het eerste aspect van de uitvinding wordt dit vloergedeelte 35 bedekt met een mat 60 om te voorkomen dat het door mest wordt verontreinigd. Gebleken is dat het vee een afkeer heeft van voer dat op een met mest verontreinigd 20 vloeroppervlak ligt. Door deze verontreiniging te voorkomen wordt de voeropname bevorderd. De mat 60 is van een buigzaam materiaal, bijvoorbeeld van rubber, en is met een langsrand 63, zoals getoond in figuur 2A, verbonden met het gestel 20.
5 Een tegenoverliggende langsrand 64 is vast met de vloer 2 verbonden. De mat 60 vormt zo een vloeistofdichte afscheiding tussen de voergang, waar het voer zicht bevindt, en de mestgang, waar het vee zich bevindt. Daarbij kan bovenzijde 61 van de mat 60 worden vervuild wanneer daar 10 dieren op staan.
Figuur 2A toont een dwarsdoorsnede van het gestel 2 0 wanneer dit in de teruggeplaatste stand is en de mat 60 in hoofdzaak binnen het gestel 20 is opgevouwen. De mat 60 is met een langsrand 64 bevestigd aan de vloer 2 en met een 15 tegenovergelegen langsrand 63 bevestigd aan de achterzijde van het gestel 20. De lengte van de slag S die het gestel kan maken wordt bepaald door de het verschil in lengte van de mat dat het vloergedeelte afdekt wanneer het gestel in de geheel teruggeplaatste stand is en wanneer het gestel in de 20 geheel naar voren verplaatste stand is. Deze lengte is bij voorkeur zodanig gekozen dat een dier dat zijn kop door een doorsteekopening steekt met zijn achterpoten nog net niet op de mat staat wanneer het gestel in de vooruit verplaatste stand is.
25 In de getoonde uitvoeringsvorm van de uitvinding is het gestel 20 aan een achterzijde 6 voorzien van een ondersteuningswand 23. De ondersteuningswand heeft een bovenzijde 23a die zich binnen het gestel 20 in hoofdzaak parallel aan het vloeroppervlak 2 uitstrekt en is ingericht 30 om de mat 60 in de getoonde opgevouwen toestand te ondersteunen. De ondersteuningswand 23 heeft verder een onderzijde 23b die, althans bij het naar de teruggeplaatste stand bewegen van het gestel, tegengaat dat het onder de onderzijde 23b van de ondersteuningswand gelegen deel van de 35 mat 60 gaat bobbelen. Een tussen de onderzijde 23b en bovenzijde 23a geplaatste rol 24 versoepelt het opvouwen en uitvouwen van de mat 60. De mat 60 heeft een, althans in 21 uitgestrekte toestand, naar de vloer gekeerde onderzijde 62 en een daarvan afgekeerde bovenzijde 61. Bij het op- of uitvouwen van de mat 60 komen deze zijden niet met elkaar in aanraking, zodat de vloer 2 en de onderzijde 62 van de mat 5 60 niet door de bovenzijde 61 van de mat 60 wordt verontreinigd. De mat is opgevouwen in twee open lussen LI, L2, en twee lagen van de mat bevinden zich boven de bovenzijde 23a van de ondersteuningswand 23. Dankzij deze lussen wordt bij het uitvouwen van de mat een grotere 10 slaglengte bereikt.
Aan de voorzijde 7 van het gestel zijn binnen het gestel matgeleidingsmiddelen bevestigd in de vorm van een geleidingswand 26 en rollen 27,28,29. De matgeleidingsmiddelen 26,27,28,29 zijn ingericht om een lus 15 L2 van de mat 60 bij het verplaatsen van het gestel naar de teruggeplaatste stand of naar de vooruit verplaatste stand naar de binnenzijde van het gestel te geleiden, in het bijzonder in de richting van de ondersteuningswand 23. De ondersteuningswand 23 strekt zich bij voorkeur over de 2 0 lengte van het gestel 20 uit, maar kan ook uitsparingen omvatten of zijn opgebouwd uit verschillende, al dan niet aangrenzende, delen. Het gestel wordt door de wielen 22 die met de vloer 2 in contact staan althans ten dele ondersteund zowel tijdens bewegen van het gestel 20 als wanneer het 25 gestel niet beweegt. De wielen 22 zijn niet aangedreven, zodat slippen van de wielen over de vloer het bewegen van het gestel niet of in slechts in zeer beperkte mate beïnvloedt.
In figuur 2B is een dwarsdoorsnede van het gestel 30 20 van figuur 2A te zien in een positie tussen de geheel teruggeplaatste en de geheel vooruit verplaatste stand. De lus L2 is uit figuur 2A is uitgevouwen zodat een groter deel van het vloeroppervlak wordt bedekt door de mat 60. Het uitvouwen van lus LI wordt vergemakkelijkt door rollen 35 27,28,29 bij geleidingswand 26.
Figuur 2C toont het gestel in de geheel vooruit verplaatste stand, waarbij de mat 60 over in hoofdzaak de 22 gehele slaglengte de vloer 2 aan de achterzijde 6 van het gestel 20 bedekt.
Figuren 3A en 3B tonen een bovenaanzicht respectievelijk een zijaanzicht door lijn IIIB van een 5 voerheksamenstel 1 volgens de uitvinding, in de teruggeplaatste stand, en verder voorzien van een aandrijving 55 die is ingericht om beweging van het gestel 20 over de vloer langs de slagrichting F,B aan te drijven. Aan de voorzijde van het verplaatsbaar gestel 20 zijn 10 verschillende soorten voer 5a, 5b geplaatst waar dieren van kunnen eten wanneer het afsluitmechanisme 33 geopend is. De aan een kopse kant 8 van het gestel 20 geplaatste basis 50 is vast verbonden met de vloer 2 en aan een bovenzijde 51 voorzien van de aandrijving 55, hier in de vorm van een 15 lineaire cilinder 55. Een arm 34 is vast verbonden aan de kopse kant 8 van het gestel 20, en is schuifbaar althans ten dele in het hogere deel 51 van de basis 50 opgenomen zodat de arm 34 samen met de basis een deel van het gewicht dat op het gestel rust ondersteunt, en het gestel 20 tijdens 20 beweging daarvan dwars op de langsrichting van het gestel geleidt.
De aandrijving 55, ook lineaire actuator genoemd, is aan een uiteinde 55b met een onderzijde van het gestel 20 verbonden, en aan een tegenovergesteld uiteinde 55c 25 verbonden met het hogere deel van de basis 50, zodat de cilinder 55 vanaf de zijkant bezien zoals getoond in figuur 3B, in hoofdzaak diagonaal georiënteerd is ten opzichte van het vloeroppervlak. Het aandrijfdeel 55a van cilinder 55 is op afstand geplaatst van het vloeroppervlak 2 en eventueel 30 daarop aanwezige verontreinigingen, zodat de aandrijving slechts sporadisch hoeft te worden schoongemaakt. De cilinder 55 is verbonden met een aanstuurinrichting 80 die is ingericht om de aandrijving 55 in- of uit te schakelen. Wanneer een voorwaartse beweging van het gestel door de 35 dieren wordt aangedreven hoeft de aandrijving 55 wanneer deze is ingeschakeld alleen een beweging van het gestel 20 naar de teruggeplaatste stand aan te drijven. Alternatief 23 stuurt de aanstuurinrichting 80 de aandrijving 55 in ingeschakelde toestand aan om beweging van het gestel 20 naar de teruggeplaatste en/of naar de vooruit verplaatste stand aan te drijven. De onderzijde 52 van de basis 50 heeft 5 een kleine voetafdruk op het vloeroppervlak 2, terwijl de bovenzijde 51 van de basis, wanneer geprojecteerd op het vloeroppervlak 2, een aanzienlijk groter oppervlak heeft. Tussen het naar de achterzijde overhangende gedeelte van de basis wordt zo een vrije ruimte met een hoogte H gevormd, 10 zodat bijvoorbeeld een mestrobot met een hoogte kleiner dan H onder het overhangende deel 51 kan bewegen over de volle breedte van de mestgang achter het beweegbare gestel 20. In de getoonde uitvoeringsvorm is de hoogte H 55 cm.
In de arm 34 is een vergrendelmechanisme 90 15 aangebracht dat is ingericht om aan te grijpen op de basis 55 om de steun- en geleidingsarm 34 in een vaste positie te vergrendelen wanneer het gestel niet mag worden bewogen. Aan de voorzijde 7 van het gestel 20 zijn verschillende soorten voer 5a,5b geplaatst die vanaf verschillende 20 doorsteekopeningen 40 toegankelijk zijn zodat, door een doorsteekopening 40 met zijn afsluitmechanisme 33 te openen of te sluiten op basis van de herkenning met de dierherkenningsmiddelen, per dier of diergroep een gewenste soort voer kan worden voorgeschreven. De 25 dierherkenningsmiddelen 32 zijn aangesloten op de aanstuurinrichting 80 voor het daaraan verschaffen van dierherkenningssignalen, en de afsluitmechanismen 33 zijn aangesloten op de aanstuurinrichting voor het daarvan ontvangen van een aanstuursignaal dat afhankelijk is van de 30 dierherkenningssignalen. Het voerheksamenstel 1 omvat aan zijn voorzijde verder een aantal voerdetectors in de vorm afstandsmeters 70 die zijn ingericht om een afstand dl,d2,d3,d4 van het voerhek 30 tot het daarvoor geplaatste voer te bepalen. Wanneer 75% van de afstandmeters aangeeft 35 dat er geen voer binnen een vooraf bepaalde gewenste afstand van het voerhek afligt, dan stuurt de aanstuurinrichting 80 de vergrendelmechanismen 90 in de basis 50 aan om de steun- 24 en geleidingsmiddelen te ontgrendelen, en stuurt de aanstuurinrichting 80 de lineaire cilinders 55 aan om het gestel te verplaatsen. In het bijzonder in combinatie met selectieve toegang tot doorsteekopeningen 40 kan het gestel 5 20 zo steeds op een optimale afstand van het voer 5a, 5b worden geplaatst.
Het voerheksamenstel 1 omvat verder een sproei-inrichting die een aantal aan het voerhek bevestigde sproeikoppen 75 omvat die zijn ingericht om smaakstoffen 10 en/of andere toevoegingen selectief op delen van het voer 5a,5b te sproeien wanneer een herkend dier toegang krijgt tot een doorsteekopening 40. Aanstuurinrichting 80 stuurt de daarmee verbonden sproeikoppen 75 individueel aan om daarvoor gelegen delen voer 5a,5b selectief met smaakstoffen 15 te besproeien, zodat de sproeikoppen 75 onderling in verschillende standen kunnen worden gebracht en/of enkele van de sproeikoppen kunnen worden gedeactiveerd. De hoeveelheid sproeistof die per sproeikop wordt gesproeid wordt bijvoorbeeld bepaald op basis van gemeten afstand 20 dl,d2,d3,d4 van een nabij de sproeikop geplaatste afstandsmeter 70, voorkeuren van het dier 3 dat bij de doorsteekopening 40 staat, versheid van het voer, enzovoorts. Door toepassing van dergelijke individueel aanstuurbare sproeikoppen 75 kan ervoor worden gezorgd dat 25 het voer meer regelmatig parallel aan het gestel 20 wordt afgevreten, zelfs indien er geen afsluitmechanismen 33 voor de doorsteekopeningen worden gebruikt of wanneer deze niet beschikbaar zijn. Verlies van smaakstoffen door vervliegen daarvan in de lucht en/of door veroudering wordt in 30 hoofdzaak voorkomen door het voer te besproeien kort voordat een herkend dier zijn kop door een doorsteekopening 40 kan steken.
Figuur 4 toont een detail van dwarsdoorsnede door lijn IV uit figuur 3A, met daarin een vergrendelmechanisme 35 90 voor vergrendeling van de steun- en geleidingsmiddelen in de vorm van een arm 34 ten opzichte van een vast op de vloer gemonteerde basis 50. De arm 34, die vast is verbonden met 25 het niet getoonde voerhek van het gestel, is aan zijn uiteinde voorzien van een vergrendelmechanisme 90.
De basis 50 omvat een buisgeleiding 54 voor het daar beweegbaar in opnemen van de arm, welke buisgeleiding 54 in 5 zijn langsrichting is voorzien van een aantal gaten 56 die elk een positie definiëren waarin de arm 34 kan worden vergrendeld. De aanstuurinrichting 80 is ingericht om het vergrendelmechanisme aan te sturen om een pin 91 van het vergrendelmechanisme in een gat 56 van de buisgeleiding 54 10 te bewegen zodat de arm 34 in de buisgeleiding 54 is vergrendeld, of om de pin 91 uit het gat 56 te bewegen zodat de arm 34 en dus ook het gestel 20 langs de slagrichting kan bewegen. Het vergrendelmechanisme 90 omvat verder een sensor 92 die is ingericht om de positie van de arm 34 ten opzichte 15 van het vergrendelmechanisme te bepalen, bijvoorbeeld door het aantal gaten 56 dat onder het mechanisme 90 door beweegt in een richting te tellen. De bepaalde positie van de arm 34 wordt teruggekoppeld aan de aanstuurinrichting 80 zodat eventuele meerdere aandrijvingen, bij voorbeeld aan beide 20 kopse kanten van voerheksamenstel, ten opzichte van elkaar kunnen worden uitgelijnd.
Wanneer dieren het gestel 20 naar voren in de richting F duwen wordt de naar voren gerichte kracht in hoofdzaak via de pin 91 op de basis 50 overgebracht; 25 belasting van een eventuele aandrijving zoals een lineaire cilinder 55 wordt zo tegengegaan. De arm 34 is schuifbaar opgenomen in een buisgeleiding 54 van de basis 50, zodanig dat een naar de vloer 2 gerichte kracht op het gestel althans ten dele via de arm 34 op de basis 50 wordt 30 overgebracht.
Figuur 5A toont een zijaanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een voerheksamenstel 501 volgens de uitvinding, geplaatst in de teruggeplaatste stand, waarin een mat 560 in hoofdzaak binnen een gestel 520 35 is opgevouwen in een dubbele lus. Het gestel 520 omvat wielen 522 voor het ten dele op de vloer 2 ondersteunen van het gestel en het over de vloer rollen van het gestel. Het 26 gestel 520 omvat een voerhek 530 waaraan steun- en geleidingsmiddelen in de vorm van een arm 534 zijn bevestigd, welke arm 534 zich dwars op het voerhek 530 naar achter uitstrekt. Het gestel 520 is voorzien van een aantal 5 scheidingshekken 531, die in het voerhek aanwezige doorsteekopeningen 540 van elkaar scheiden en zich dwars op het gestel 520 naar achteren uitstrekken. Bij elke doorsteekopening 540 is een afsluitmechanisme 533 aangebracht dat instelbaar is om de doorsteekopening 540 in 10 hoofdzaak open te laten of af te sluiten voor een dier. De scheidingshekken 531 zijn aan een achterzijde voorzien van dierherkenningsmiddelen, in dit geval radio-ontvangers 532, waarmee een dier, in dit geval een koe 3, kan worden herkend nog voordat het met zijn kop een doorsteekopening 540 heeft 15 bereikt. De koe 3 heeft om zijn hals een halsband 4 met een zender 4a hangen die is ingericht om een voor die koe 3 identificerend signaal uit te zenden, voor ontvangst door de dierherkenningsmiddelen 532.
Het samenstel omvat verder een basis 550 die vast 20 met de vloer 2 is verbonden en een geleiding 554 omvat voor het daartussen beweegbaar opnemen van de arm 534 van het gestel. De basis 550 omvat een eindhek 553 dat een hoger deel 551 van de basis vormt en zich althans ten dele vrijhangend boven de vloer 2 naar achter uitstrekt. Het met 25 de vloer in contact staande lagere deel 552 van de basis heeft een verhoudingsgewijs kleinere voetafdruk, zodat een mestrobot of mestschuif onder het vrijhangend deel van het eindhek 553 door kan bewegen.
Het samenstel 501 omvat verder een aandrijving in 30 de vorm van een lineaire cilinder 555 die aan een uiteinde 555c is verbonden met een naar achter gelegen deel van het hoger deel 551 van de basis, en aan een ander uiteinde 555b is verbonden met een onderzijde van het gestel 520, in lijn met de as van wiel 522. De lineaire actuator 555 is zo in 35 zowel de teruggeplaatste stand van het gestel als in de vooruit verplaatste stand van het gestel 520 in hoofdzaak diagonaal ten opzichte van de vloer 2 georiënteerd, zodat de 27 doorgang onder het van de vloer vrijhangend deel 551 van de basis in hoofdzaak niet wordt geblokkeerd door de lineaire cilinder 555.
De arm 534 van het gestel 520 is aan zijn 5 achterzijde voorzien van een vergrendelmechanisme 590 dat is ingericht om aan te grijpen op het eindhek 553 om het gestel 520 in een positie te vergrendelen. Het vergrendelmechanisme 590 is ingericht om door dieren uitgeoefende druk op het hek in hoofdzaak op te vangen, zodat de lineaire cilinder 555 10 wordt ontzien.
Het gestel is verder voorzien van een op het voerhek 530 bij een doorsteekopening 540 gemonteerde voerdetector 571, die een in hoofdzaak horizontaal opgestelde staaf 575 omvat met een horizontale lengte Df. 15 Wanneer de staaf tegen het voer 5a aan is gedrukt, wordt er druk uitgeoefend op de staaf 575 die wordt gedetecteerd door voerdetector 571. Wanneer er geen druk wordt uitgeoefend op de staaf 575, dan is er geen voer aanwezig binnen de lengte Df vanaf de doorsteekopening. In dit geval kan de 20 aanstuurinrichting de actuator 555 aansturen om het gestel naar voren te verplaatsen.
Figuur 5B toont hetzelfde voerheksamenstel 501, waarbij het dier 3 zijn kop door de doorsteekopening 540 steekt om bij het voer te kunnen. Om de doorsteekopening 540 25 te bereiken is het dier met zijn halsband 4 en daaraan bevestigde zender 4a langs twee dierherkenningsmiddelen 532 gekomen. De aanstuurinrichting 580 heeft, na het ontvangen van dieridentif icatie signalen van twee bij een doorsteekopening 540 behorende ontvangers 532, het 30 afsluitmechanisme van de doorsteekopening 540 geopend om het dier 3 toegang tot het voer 5a te geven.
Na verloop van tijd eten de dieren het voor het voerhek geplaatste voer 5 af, zodat het gestel 520 naar voren moet worden bewogen om het voer binnen het bereik van 35 de dieren te plaatsen.
In figuur 5C is de lineaire cilinder 555 uitgezet zodat het gestel 520 zich een de vooruit verplaatste stand 28 bevindt en het voer 5a zich binnen het bereik van het dier 3 bevindt. De cilinder 555 is diagonaal georiënteerd ten opzichte van het vloeroppervlak 2, en laat de ruimte onder het overhangende deel 551 van de basis 550 vrij . Het dier 3 5 staat op de uitgevouwen mat 560, op een plek op de vloer 2 waar eerder voer stond.
Figuur 5D toont een achteraanzicht van de plaatsing van de lineaire cilinder 555 en de steun- en geleidingsmiddelen 534 in meer detail. Het aandrijfdeel 555b 10 van de cilinder 55 is scharnierend met de basis 550 verbonden en hoger geplaatst dan het deel van de cilinder dat scharnierend met het gestel is verbonden ter hoogte van de wielen 522. Het aandrijfdeel 555b blijft zo op afstand van de vloer 2 en eventueel daarop aanwezige vervuiling. De 15 steun- en geleidingsmiddelen 534 die uit het voerhek 530 van het gestel 520 naar achteren steken zijn beweegbaar opgenomen in geleiding 554 van het eindhek 553. Het aan de steun- en geleidingsmiddelen 534 bevestigde vergrendelmechanisme 590 is ingericht om op deze geleiding 20 554 aan te grijpen om het gestel 520 in een positie te vergrendelen.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te 25 beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (31)

1. Voerheksamenstel (1) omvattende een langwerpig gestel (20), een op het gestel aangebracht voerhek (30) met een aantal doorsteekopeningen (40) voor de kop van een dier (3), 5 met het kenmerk dat het voerheksamenstel verder met het gestel verbonden steun- en geleidingsmiddelen (34) omvat die het gestel (20) zodanig steunen en geleiden dat dit dwars op zijn langsrichting (W) over een slaglengte (S) vooruit (F) en terug (B) over een vloeroppervlak (2) 10 verplaatst kan worden, een over de lengte van het voerhek (30) met een eerste langsrand (63) met het gestel (20) verbonden mat (60) van buigzaam materiaal, die met een tegenoverliggende tweede langsrand (64) met de vloer (2) is verbonden, zodanig dat wanneer het gestel (2) in een geheel 15 vooruit verplaatste stand is de mat (60) zich achterwaarts van het gestel (20) uitstrekt, waarbij de mat (60) in uitgestrekte toestand een naar het vloeroppervlak (2) gerichte onderzijde (62) heeft en een daarvan afgekeerde bovenzijde (61), en 20 waarbij althans in de geheel teruggeplaatste stand, de mat (60) met ten minste twee lussen (L1,L2) binnen het gestel (20) op zichzelf is teruggevouwen.
2. Voerheksamenstel volgens conclusie 1, waarin het gestel (20) verder een binnen het gestel aangebrachte 25 ondersteuningswand (23) omvat die een van het vloeroppervlak (2) afgekeerde bovenzijde (23a) heeft, waarbij de bovenzijde (23a) van de ondersteuningswand (23) is ingericht om de mat (60) aan de onderzijde (62) van de mat te ondersteunen, in het bijzonder om een lus (L2) van de mat te ondersteunen.
3. Voerheksamenstel volgens conclusie 2, waarbij de bovenzijde (23a) van de ondersteuningswand (23) zich in hoofdzaak parallel aan het vloeroppervlak (2) uitstrekt.
4. Voerheksamenstel volgens conclusie 2 of conclusie 3, waarbij de ondersteuningswand (23) aan een achterzijde (6) van het gestel binnen het gestel is aangebracht.
5. Voerheksamenstel volgens een der conclusies 2-5 4, waarbij de ondersteuningswand (23) zich, althans wanneer het gestel (20) in de geheel teruggeplaatste stand is, tussen twee direct met hun onderzijde (62a, 62b) naar de ondersteuningswand (23) gekeerde delen van de mat (60) in bevindt.
6. Voerheksamenstel volgens een der voorgaande conclusies, verder voorzien van matgeleidingsmiddelen (26,27,28,29) die aan het gestel (20) zijn bevestigd en zijn ingericht om een lus (LI) van de mat (60) van de vloer (2) af te geleiden bij het naar de teruggeplaatste stand 15 verplaatsen van het gestel.
7. Voerheksamenstel volgens conclusie 6, waarbij de matgeleidingsmiddelen (26,27,28,29) aan een voorzijde (7) van het gestel binnen het gestel zijn bevestigd.
8. Voerheksamenstel volgens een der voorgaande 20 conclusies, waarbij wanneer het gestel (20) althans ten dele in de teruggeplaatste stand is geplaatst, een eerste deel van de onderzijde (62) van de mat (60) raakt aan een tegenovergelegen tweede deel van de onderzijde (62) van de mat (60) .
9. Voerheksamenstel volgens een der voorgaande conclusies, verder omvattend een vast met de vloer (2) verbonden basis (50) die aan een kopse kant (8) van het gestel (20) is opgesteld, waarbij de steun- en geleidingsmiddelen (34) beweegbaar met de basis (50) zijn 30 verbonden, en waarbij het gestel (20) translatievast is verbonden met de steun- en geleidingmiddelen (34).
10. Voerheksamenstel volgens conclusie 9, waarbij de basis (50) aan zijn bovenzijde is voorzien van een eindhek (53) .
11. Voerheksamenstel volgens conclusie 9 of conclusie 10, waarbij de basis (50) een met de vloer in contact staand lager deel (52) omvat, en een hoger deel (51) omvat dat zich in hoofdzaak vrijhangend boven de vloer (2) langs de slagrichting naar achter uitstrekt.
12. Voerheksamenstel volgens conclusie 11, waarbij de steun- en geleidingsmiddelen (34) beweegbaar aan het 5 hogere (51) deel van de basis (50) zijn gemonteerd.
13. Voerheksamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de steun- en geleidingsmiddelen (34) een vergrendelmechanisme (90) omvatten voor aangrijping op de basis (50) om het gestel (20) in een positie langs de 10 slaglengte (S) te vergrendelen.
14. Voerheksamenstel (1) volgens althans de aanhef van conclusie 1, of een der conclusies 2-13 omvattende met het gestel verbonden steun- en geleidingsmiddelen (34) die het gestel (20) zodanig steunen en geleiden dat dit dwars op 15 zijn langsrichting (W) over een slaglengte (S) vooruit (F) en terug (B) over een vloeroppervlak (2) verplaatst kan worden, met het kenmerk dat het voerheksamenstel verder een lineaire actuator (55) omvat voor aandrijving van beweging van het gestel (50) langs de slaglengte, welke actuator (55) 20 aan een uiteinde (55b) is verbonden met een onderzijde (9) van het gestel (20) en aan een en ander uiteinde (55c) is verbonden met een vast met de vloer (2) verbonden basis (50) , zodanig dat de lineaire actuator (55) in hoofdzaak diagonaal ten opzichte van de vloer (2) is georiënteerd.
15. Voerheksamenstel volgens conclusie 14, waarbij de basis (50) een met de vloer in contact staand lager deel (52) omvat, en een hoger deel (51) omvat dat zich in hoofdzaak vrijhangend boven de vloer (2) langs de slagrichting naar achter uitstrekt, waarbij de actuator (55) 30 zodanig is gemonteerd dat deze een doorgang onder het hoger deel (51) van de basis (50) in hoofdzaak vrij laat.
16. Voerheksamenstel volgens althans de aanhef van conclusie 1, of een der conclusies 2-15, waarbij het gestel (20) is voorzien van een voerdetector (70,71) ingericht om 35 op een vooraf bepaalde afstand (Df) van de doorsteekopeningen (40) aan de voorzijde (7) van het gestel (20) voer (5a,5b) te detecteren, verder omvattend een aandrijving (55) voor het ten opzichte van het voer (5a, 5b) verplaatsen van het gestel (20), en een aanstuurinrichting (80) voor het aansturen van de aandrijving (55) om beweging van het gestel (20) aan te drijven op basis van of er op de 5 vooraf bepaalde afstand (Df) van het voerhek (30) voer (5a,5b) is gedetecteerd.
17. Voerheksamenstel volgens conclusie 16, waarbij het gestel (20) is voorzien van meerdere voerdetectoren (70,71) ingericht om op vooraf bepaalde afstanden (Df) van 10 de doorsteekopeningen aan de voorzijde (7) van het gestel (20) voer (5a,5b) te detecteren, waarbij de aanstuurinrichting (80) is ingericht om de aandrijving (55) te activeren wanneer een vooraf bepaald percentage van de voerdetectoren (70,71) geen voer detecteert op de vooraf 15 bepaalde afstand (Df).
18. Voerheksamenstel volgens conclusie 16 of conclusie 17, waarbij het voer op een ten opzichte van de vloer verplaatsbare voerwand is geplaatst, waarbij de aandrijving is ingericht om de voerwand over de vloer te 20 verplaatsten.
19. Voerheksamenstel volgens althans de aanhef van conclusie 1, of een der conclusies 2-18, waarbij elk van de doorsteekopeningen (40) is voorzien van een afsluitmechanisme (33) dat instelbaar is in een open positie 25 waarin deze de doorsteekopening (40) in hoofdzaak open laat, en in een gesloten positie waarin deze de doorsteekopening (40) in hoofdzaak afsluit, waarbij het voerheksamenstel verder dierherkenningsmiddelen (32) omvat die zijn gekoppeld aan een aanstuurinrichting (80), waarbij de 30 dierherkenningsmiddelen (32) zijn gerangschikt om dieren (3) te herkennen op een afstand (Da) van een doorsteekopening (40), waarbij de aanstuurinrichting (80) is ingericht om het afsluitmechanisme (33) bij een doorsteekopening (40) aan te sturen om naar de open of gesloten positie te bewegen op 35 basis van het door de dierherkenningsmiddelen herkende dier, voordat het herkende dier de doorsteekopening (40) heeft bereikt.
20. Voerheksamenstel volgens conclusie 19, waarbij de dierherkenningsmiddelen (32) een eerste ontvanger (32a) en een tweede ontvanger (32b) omvatten die vast aan het gestel (20) zijn bevestigd en zijn ingericht voor het 5 ontvangen van een identificatiesignaal afkomstig van een aan een bij de kop van een dier bevestigde zender (4) , waarbij de eerste ontvanger (32a) en de tweede ontvanger (32b) aan een achterzijde (6) van het gestel (20) op afstand (Da) van de doorsteekopening (40) en aan weerszijden daarvan zodanig 10 zijn gerangschikt dat een dier tussen de eerste ontvanger (32a) en tweede ontvanger (32b) moet bewegen om bij de doorsteekopening (40) te komen.
21. Voerheksamenstel volgens conclusie 19 of conclusie 20, waarbij het voerhek (30) aan weerszijden van 15 elke doorsteekopening (40) een zich dwars op het voerhek (30) naar achter uitstrekkend eerste scheidingshek (31a) en tweede scheidingshek (31b) omvat ingericht om daartussen slechts een dier tegelijkertijd toe te laten, en waarbij de eerste ontvanger (32a) en tweede ontvanger (32b) bij naar 20 achter gerichte zijden van de respectievelijke scheidingshekken (31a, 31b) zijn geplaatst.
22. Voerheksamenstel volgens althans de aanhef van conclusie 1, of een der conclusies 2-21, verder omvattend een sproei-inrichting (75) die is ingericht om een vloeistof 25 met smaakstoffen en/of andere toevoegingen zoals medicijnen, op geselecteerde delen van voor het voerhek (30) gelegen voer (5a,5b) te sproeien.
23. Voerheksamenstel volgens conclusie 22, waarbij de sproei-inrichting (75) op het gestel (20) is gemonteerd.
24. Voerheksamenstel volgens conclusie 22 of conclusie 23, waarbij de sproei-inrichting meerdere sproeikoppen (75) omvat die bij verschillende doorsteekopeningen (40) zijn geplaatst.
25. Voerheksamenstel volgens een der conclusies 35 22-24, waarbij de sproei-inrichting is aangesloten op een aanstuurinrichting die is ingericht de sproei-inrichting aan te sturen om voer te besproeien vlak voor opname van het voer door een dier, zodat de smaakstoffen en/of andere toevoegingen niet bederven of vervliegen. Het besproeien kan zo bijvoorbeeld plaatsvinden wanneer gedetecteerd is dat een dier naar een geopende doorsteekopening beweegt.
26. Voerheksamenstel volgens een der conclusies 22-25, waarbij de aanstuurinrichting is ingericht om de sproei-inrichting aan te sturen om additieven en/of medicijnen op het voer te sproeien op basis van een met de dierherkenningsmiddelen herkend dier.
27. Werkwijze voor het voeren van dieren gebruikmakend van een voerheksamenstel omvattende een langwerpig gestel (20), een op het gestel aangebracht voerhek (30) met een aantal doorsteekopeningen (40) voor de kop van een dier, waarbij elk van de doorsteekopeningen (40) 15 is voorzien van een afsluitmechanisme (33) dat instelbaar is in een open positie waarin deze de doorsteekopening (40) af in hoofdzaak open laat, en in een gesloten positie waarin deze de doorsteekopening (40) in hoofdzaak afsluit, verder omvattend meerdere met de doorsteekopeningen (40) 20 geassocieerde voerdetectoren (70,71) ingericht om op vooraf bepaalde afstanden (Df) van de doorsteekopeningen (40) aan de voorzijde van het gestel (20) voer (5a,5b) te detecteren, waarbij de werkwijze omvat: het detecteren van voer (5a, 5b) voor een of meer 2 5 van de doorsteekopeningen (40) met behulp van een of meer daarbij behorende voerdetectoren (70,71), en het met het af sluitmechanisme (33) al dan niet afsluiten van een doorsteekopening (40) afhankelijk van of er voer (5a,5b) bij die doorsteekopening is gedetecteerd.
28. Werkwijze voor het voeren van dieren gebruikmakend van een voerhek (30) met een aantal doorsteekopeningen (40) voor de kop van een dier (3) , waarbij elk van de doorsteekopeningen (40) is voorzien van een afsluitmechanisme (33) dat instelbaar is in een open 35 positie waarin deze de doorsteekopening in hoofdzaak open laat, en in een gesloten positie waarin deze de doorsteekopening in hoofdzaak afsluit, waarbij de werkwijze omvat: het herkennen van een dier (3) met behulp van de dierherkenningsmiddelen (32) voordat het met zijn kop een doorsteekopening (40) heeft bereikt, 5 het uit een gegevensbank (80) opvragen van eerder eetgedrag van het herkende dier, en het met het af sluitmechanisme (33) al dan niet afsluiten van de doorsteekopening (40) afhankelijk van het eerdere eetgedrag van het herkende dier (3).
29. Werkwijze volgens conclusie 28, verder omvattend de stap van het bijwerken van de gegevensbank (80) wanneer het herkende dier toegang heeft gekregen tot voor de doorsteekopening (40) gelegen voer (5a,5b).
30. Werkwijze volgens conclusie 28 of conclusie 15 29, waarbij voor ten minste twee doorsteekopeningen (40) verschillende soorten voer (5a,5b) zijn geplaatst.
31. Werkwijze volgens een der conclusies 28-30, waarbij het samenstel verder een sproei-inrichting (75) omvat die is ingericht om een vloeistof met smaakstoffen 20 en/of andere toevoegingen zoals medicijnen, op geselecteerde delen van voor het voerhek (30) gelegen voer (5a, 5b) te sproeien, waarbij de werkwijze verder omvat het met de sproei-inrichting met een vloeistof besproeien van voor een doorsteekopening (40) gelegen voer (5a,5b) wanneer het 25 herkende dier toegang heeft gekregen tot dat voer. -o-o-o-o-o-o-o-o- BvdW/HZ
NL2005888A 2010-12-21 2010-12-21 Voerheksamenstel. NL2005888C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2005888A NL2005888C2 (nl) 2010-12-21 2010-12-21 Voerheksamenstel.
EP11819126.1A EP2654413B1 (en) 2010-12-21 2011-12-20 Feeding fence assembly
PCT/NL2011/050868 WO2012087124A2 (en) 2010-12-21 2011-12-20 Feeding fence assembly

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2005888A NL2005888C2 (nl) 2010-12-21 2010-12-21 Voerheksamenstel.
NL2005888 2010-12-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2005888C2 true NL2005888C2 (nl) 2012-06-25

Family

ID=44246287

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2005888A NL2005888C2 (nl) 2010-12-21 2010-12-21 Voerheksamenstel.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2654413B1 (nl)
NL (1) NL2005888C2 (nl)
WO (1) WO2012087124A2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2012182C2 (nl) * 2014-01-31 2015-08-06 Weelink Participaties B V Verbeterd verplaatsbaar heksamenstel.

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN104855299A (zh) * 2015-05-11 2015-08-26 朱彩玲 一种猪饲养用栏杆
CN115530083A (zh) * 2022-09-16 2022-12-30 吉林省佰强科技有限责任公司 一种肉牛养殖的监测系统

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9401505A (nl) * 1994-09-16 1996-05-01 G J Van Laar Voerheksamenstel.
WO2002041692A1 (en) * 2000-11-24 2002-05-30 Weelink Beheer B.V. Feeding system

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1005105A4 (nl) 1991-07-12 1993-04-20 Weelink Johannes M W Zelfvangend voerhek.
NL9300614A (nl) 1993-04-07 1994-11-01 Johannes Martinus Willibrordus Verplaatsbaar voerhek.

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL9401505A (nl) * 1994-09-16 1996-05-01 G J Van Laar Voerheksamenstel.
WO2002041692A1 (en) * 2000-11-24 2002-05-30 Weelink Beheer B.V. Feeding system

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2012182C2 (nl) * 2014-01-31 2015-08-06 Weelink Participaties B V Verbeterd verplaatsbaar heksamenstel.

Also Published As

Publication number Publication date
WO2012087124A2 (en) 2012-06-28
WO2012087124A3 (en) 2013-10-10
EP2654413A2 (en) 2013-10-30
EP2654413B1 (en) 2016-09-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2100498B1 (en) Hydraulic bale kicker with weighing device
NL2005888C2 (nl) Voerheksamenstel.
AU2014313928B2 (en) Pet feeders
US7197979B2 (en) Controlled bale ejection mechanism
EP3355682B1 (en) Method and apparatus for forming several bales and depositing them on the ground at suitable locations
EP2866547B1 (en) Self-aligning apparatus and methods for gathering bales
EP0194729A1 (en) Implement for milking animals
EP2446733B1 (en) Method for baling and agricultural baler
EP2959768B1 (en) Continuous round baler with variable conveyor
CN103651164A (zh) 智能喂猪装置和智能喂猪方法
US10757862B2 (en) Bale depositor
EP2959769A1 (en) Continuous harvester and mobile wrapping systems and methods of using the same
NL9401114A (nl) Constructie met een inrichting voor het automatisch melken van dieren.
US20160150734A1 (en) Bale Discharge
WO2013001018A1 (en) Agricultural baler with bale chute
KR101331707B1 (ko) 염소 또는 양용 사료 급이기
NL1021663C2 (nl) Voerstation voor dieren en werkwijze voor het bedrijven van een voerstation voor dieren.
NL2005985C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het samenbrengen van landbouwhuisdieren, in het bijzonder vee, meer in het bijzonder rundvee.
NL2003561C2 (nl) Voerstation voor het automatisch doseren van voer aan vee.
CA2841188C (en) Vertical stacking bale accumulator
EP2340708A1 (en) Poultry gathering and loading device
KR20240027170A (ko) 영상데이터 기반 무인 변량살포가 가능한 행거롤러형 방제시스템
EP4355085A1 (en) Pet feeder
US20040154546A1 (en) Milking device

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170101