NL2005597C2 - Muziekinstrument. - Google Patents

Muziekinstrument. Download PDF

Info

Publication number
NL2005597C2
NL2005597C2 NL2005597A NL2005597A NL2005597C2 NL 2005597 C2 NL2005597 C2 NL 2005597C2 NL 2005597 A NL2005597 A NL 2005597A NL 2005597 A NL2005597 A NL 2005597A NL 2005597 C2 NL2005597 C2 NL 2005597C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
musical instrument
sound bridge
sound
bridge
contact
Prior art date
Application number
NL2005597A
Other languages
English (en)
Inventor
Eibert Johannes Kuijt
Anthonius Johannus Albertus Kooiman
Original Assignee
Eibert Johannes Kuijt
Anthonius Johannus Albertus Kooiman
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Eibert Johannes Kuijt, Anthonius Johannus Albertus Kooiman filed Critical Eibert Johannes Kuijt
Priority to NL2005597A priority Critical patent/NL2005597C2/nl
Priority to US13/882,256 priority patent/US8884143B2/en
Priority to JP2013536552A priority patent/JP6061861B2/ja
Priority to EP11779880.1A priority patent/EP2633513B1/en
Priority to PCT/NL2011/050733 priority patent/WO2012078035A2/en
Priority to CA2853846A priority patent/CA2853846C/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2005597C2 publication Critical patent/NL2005597C2/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10DSTRINGED MUSICAL INSTRUMENTS; WIND MUSICAL INSTRUMENTS; ACCORDIONS OR CONCERTINAS; PERCUSSION MUSICAL INSTRUMENTS; AEOLIAN HARPS; SINGING-FLAME MUSICAL INSTRUMENTS; MUSICAL INSTRUMENTS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G10D7/00General design of wind musical instruments
    • G10D7/06Beating-reed wind instruments, e.g. single or double reed wind instruments
    • G10D7/08Saxophones
    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10DSTRINGED MUSICAL INSTRUMENTS; WIND MUSICAL INSTRUMENTS; ACCORDIONS OR CONCERTINAS; PERCUSSION MUSICAL INSTRUMENTS; AEOLIAN HARPS; SINGING-FLAME MUSICAL INSTRUMENTS; MUSICAL INSTRUMENTS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G10D9/00Details of, or accessories for, wind musical instruments
    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10DSTRINGED MUSICAL INSTRUMENTS; WIND MUSICAL INSTRUMENTS; ACCORDIONS OR CONCERTINAS; PERCUSSION MUSICAL INSTRUMENTS; AEOLIAN HARPS; SINGING-FLAME MUSICAL INSTRUMENTS; MUSICAL INSTRUMENTS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G10D9/00Details of, or accessories for, wind musical instruments
    • G10D9/10Resonating bodies, e.g. tubes
    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10DSTRINGED MUSICAL INSTRUMENTS; WIND MUSICAL INSTRUMENTS; ACCORDIONS OR CONCERTINAS; PERCUSSION MUSICAL INSTRUMENTS; AEOLIAN HARPS; SINGING-FLAME MUSICAL INSTRUMENTS; MUSICAL INSTRUMENTS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G10D9/00Details of, or accessories for, wind musical instruments
    • G10D9/08Material for manufacturing wind musical instruments; Treatment of the material

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Acoustics & Sound (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Electrophonic Musical Instruments (AREA)

Description

NLP187770A
Muziekinstrument
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een muziekinstrument, in het bijzonder een blaasinstrument.
5 Een bekend blaasinstrument omvat een resonatorbuis met een mondstuk en een klankuitgang. De resonatorbuis is voorzien van een of meerdere buissegmenten die een aaneengesloten luchtkolom tussen het mondstuk en de klankuitgang begrenzen. Het mondstuk, de klankuitgang en de buissegmenten 10 zijn ter plaatse van de overgangen daartussen luchtdicht met elkaar verbonden door soldeerverbindingen, schuifpassingen en/of perspassingen met kurk. Door lucht via het mondstuk in het blaasinstrument te blazen kan de luchtkolom in de resonatorbuis in trilling worden gebracht. De in trilling ge-15 brachte luchtkolom verplaatst zich door de resonatorbuis in de richting van de klankuitgang en brengt bij de klankuitgang een klank voort. De resonatorbuis neemt de trillingen van de luchtkolom in een bepaalde mate over, hetgeen de klank beïnvloedt. Dit levert een voortgebrachte klank op die 20 een breed spectrum aan geluidsfrequenties omvat welke voor het specifieke blaasinstrument karakteristiek zijn.
De koppelingen tussen het mondstuk, de klankuitgang en de buissegmenten van de resonatorbuis beïnvloeden de manier waarop de resonatorbuis meetrilt met de trillende 2 luchtkolom. Koppelingen zoals soldeerverbindingen, schuif-passingen en perspassingen met kurk geven bepaalde frequenties slecht of helemaal niet door, waardoor vooral hoge en lage frequenties van de voortgebrachte klank verloren gaan 5 voordat deze de klankuitgang bereiken.
Het is een doel van de uitvinding een muziekinstrument te verschaffen waarbij de voorgebrachte klanken een breed spectrum aan frequenties omvatten.
10
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een muziekinstrument, in het bijzonder een blaasinstrument, 15 met een hol resonatorlichaam, waarbij het resonatorlichaam is voorzien van een mantel die een aaneengesloten luchtkolom begrenst en een opening in de mantel voor het door de opening voortbrengen van een klank, waarbij de luchtkolom in gebruik in trilling wordt gebracht, waarbij de mantel de 20 trilling van de luchtkolom ten minste gedeeltelijk overneemt, waarbij het resonatorlichaam in serie een eerste onderdeel en een tweede onderdeel omvat, waarbij het muziekinstrument is voorzien van een koppeling tussen het eerste onderdeel en het tweede onderdeel, waarbij de koppeling aan 25 de naar buiten gekeerde zijde van de mantel is begrensd door een overgangsrand tussen het eerste onderdeel en het tweede onderdeel, waarbij het muziekinstrument is voorzien van een klankbrug, waarbij de klankbrug aan een eerste uiteinde is voorzien van een eerste contactdeel dat in aanliggend con-30 tact is verbonden met het eerste onderdeel van het resonatorlichaam, waarbij de klankbrug aan een tweede uiteinde is voorzien van een tweede contactdeel dat in aanliggend contact is verbonden met het tweede onderdeel van het resonatorlichaam, en waarbij de klankbrug op afstand gelegen is 35 van de overgangsrand. De klankbrug kan de koppeling overbruggen zonder in direct contact te komen met de overgangsrand. Hierdoor kan een breed spectrum aan trillingsfrequen- 3 ties van de in trilling gebrachte mantel worden overgebracht van het eerste onderdeel van het resonatorlichaam aan de ene zijde van de overgangsrand naar het tweede onderdeel van het resonatorlichaam aan de andere zijde van de overgangsrand, 5 waardoor het muziekinstrument een rijkere klank kan vóórtbrengen .
In een uitvoeringsvorm ligt het eerste contactdeel op afstand van de overgangsrand aan tegen het eerste onderdeel, waarbij het tweede contactdeel ten opzichte van het 10 eerste contactdeel aan een tegenover gelegen zijde van de overgangsrand op afstand van de overgangsrand aanligt tegen het tweede onderdeel, waarbij de klankbrug een brugdeel omvat dat op afstand gelegen is van de overgangsrand en het eerste contactdeel en het tweede contactdeel met elkaar 15 verbindt. Het eerste contactdeel kan de trillingen van het eerste onderdeel overnemen en via het brugdeel en het tweede contactdeel overbrengen naar het tweede onderdeel, zonder dat de klankbrug daarbij in direct contact komt met de overgangsrand.
20 In een uitvoeringsvorm omvat de luchtkolom in gebruik trillingen met een grondtoonfrequentie en boventoon-trillingen met een boventoonfrequentie, waarbij de boven-toonfrequentie het resultaat is van vermenigvuldiging van de grondtoonfrequentie met een heel getal, waarbij de klankbrug 25 boventoontrillingen beter geleidt dan de koppeling. De klankbrug kan boventoontrillingen, in het bijzonder boventoontrillingen die zich over het oppervlak van de mantel voortplanten, doorgeven tussen twee naast elkaar gelegen onderdelen van het resonatorlichaam, waardoor de uiteinde-30 lijk voortgebrachte klank een breed frequentiespectrum kan omvatten.
In een uitvoeringsvorm omvat de luchtkolom in gebruik trillingen met een grondtoonfrequentie en ondertoon-trillingen, waarbij de ondertoonfrequentie het resultaat is 35 van deling van de grondtoonfrequentie met een heel getal, waarbij de klankbrug de ondertoontrillingen beter geleidt dan de koppeling. De klankbrug kan ondertoontrillingen 4 doorgeven tussen twee naast elkaar gelegen onderdelen van het resonatorlichaam, waardoor de uiteindelijk voortgebrachte klank een breed frequentiespectrum kan omvatten.
In een uitvoeringsvorm bezit de klankbrug in 5 hoofdzaak vergelijkbare trillinggeleidingseigenschappen als de mantel. De klankbrug en de mantel van het resonatorlichaam waarmee de klankbrug contact maakt kunnen één trillend geheel vormen met in hoofdzaak uniforme trillinggeleidings-eigenschappen.
10 In een uitvoeringsvorm omvat de koppeling een ander materiaal dan het materiaal van de mantel. De koppeling vormt een materiaalovergang tussen het eerste onderdeel en het tweede onderdeel waardoor koppeling trillingen in de mantel slecht geleidt. De klankbrug kan de slecht trillings-15 geleidende koppeling effectief overbruggen.
In een uitvoeringsvorm is de klankbrug in hoofdzaak van hetzelfde materiaal als de mantel. De klankbrug en mantel van het resonatorlichaam waarmee de klankbrug contact maakt kunnen één trillend geheel vormen met in hoofdzaak 20 uniforme trillinggeleidingseigenschappen.
In een uitvoeringsvorm is de klankbrug uit een massief stuk materiaal gevormd. Het massieve stuk materiaal kan in hoofdzaak uniforme trillinggeleidingseigenschappen bezitten waardoor de trillingen die worden opgenomen in het 25 eerste contactdeel in hoofdzaak gelijk zijn aan de trillingen die via het tweede contactdeel de klankbrug verlaten.
In een uitvoeringsvorm is de klankbrug van metaal of kunststof, in het bijzonder van de groep metalen omvattende messing, koper, roestvast staal, zilver, goud en 30 alpacca, en de groep kunststoffen omvattende polycarbonaat en acrylonitril butadieen styreen. De klankbrug kan vervaardigd worden van een materiaal dat de juiste trillingsfre-quenties geleidt en waarmee het gewenste frequentiespectrum van de voort te brengen klanken kan worden bereikt.
35 In een uitvoeringsvorm zijn het eerste onderdeel en het tweede onderdeel respectievelijk een eerste mantelge-deelte en een tweede mantelgedeelte die gezamenlijk de 5 mantel van de resonatorbuis vormen. De klankbrug kan een trillingsgeleidende verbinding vormen tussen de mantelge-deelten, waardoor de mantelgedeelten meer als een geheel kunnen resoneren.
5 In een uitvoeringsvorm is het eerste onderdeel een mondstuk en het tweede onderdeel de mantel. De klankbrug kan een trillingsgeleidende verbinding vormen tussen het mondstuk en de mantel, waardoor het mondstuk en de mantel meer als een geheel kunnen resoneren.
10 In een uitvoeringsvorm is de koppeling een lasver- binding, een soldeerverbinding, een schroefverbinding of een kurkverbinding. Lasverbindingen, soldeerverbindingen, schroefverbindingen en kurkverbinding kunnen slechtere trillinggeleidingseigenschappen bezitten dan de klankbrug.
15 In een uitvoeringsvorm is de koppeling een schuif- passing of perspassing. Schuifpassingen en perspassingen kunnen slechtere trillinggeleidingseigenschappen bezitten dan de klankbrug.
In een uitvoeringsvorm is het resonatorlichaam in 20 hoofdzaak buisvormig, waarbij de klankbrug ter plaatse van de contactdelen is voorzien van in hoofdzaak complementair aan de kromming van het resonatorlichaam gekromde contactoppervlakken. De gekromde contactoppervlakken kunnen een stabiele oplegging van de klankbrug op het resonatorlichaam 25 verschaffen.
In een uitvoeringsvorm is het muziekinstrument voorzien van een of meer spanelementen voor het onder spankracht klemmend verbinden van de klankbrug in aanliggend contact met het resonatorlichaam. De klankbrug kan los van 30 een muziekinstrument geleverd worden en kan met behulp van de spanelementen op het resonatorlichaam van het muziekinstrument worden aangebracht.
De uitvinding verschaft vanuit een tweede aspect een klankbrug, kennelijk geschikt voor gebruik op een mu-35 ziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies. De klankbrug kan los van een muziekinstrument geleverd worden.
De in deze beschrijving en conclusies van de 6 aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop 5 gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
10 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde schematische tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: 15 figuur 1 een zijaanzicht van een saxofoon met een klankbrug volgens de uitvinding; figuur 2A een langsdoorsnede van de saxofoon met de klankbrug volgens de cirkel IIA in figuur 1; figuur 2B een langsdoorsnede van de saxofoon met 20 de klankbrug volgens de cirkel IIB in figuur 1; figuur 3 een aanzicht in perspectief van de klankbrug volgens figuur 1; figuur 4A een vooraanzicht van de klankbrug volgens figuur 3; 25 figuur 4B een zijaanzicht van de klankbrug volgens figuur 3; figuur 4C een bovenaanzicht van de klankbrug volgens figuur 3; figuur 4D een langsdoorsnede van de klankbrug 30 volgens de lijn IV D in figuur 4C; figuur 4E een dwarsdoorsnede van de klankbrug volgens de lijn IV E in figuur 4C; figuur 5 een zijaanzicht van een klarinet met de klankbrug volgens figuur 3; 35 figuur 6 een zijaanzicht van een dwarsfluit met de klankbrug volgens figuur 3; en figuur 7 een zijaanzicht van een trompet met de 7 klankbrug volgens figuur 3.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN 5
Figuur 1 toont een muziekinstrument, in het bijzonder een blaasinstrument, meer in het bijzonder een saxofoon 1.
De saxofoon 1 is voorzien van een klanklichaam of 10 resonatorlichaam in de vorm van een S-vormige, holle koperen resonatorbuis 10 met een eerste open uiteinde 11, een tweede open uiteinde 12 en een zich daartussen uitstrekkende mantel 13. De mantel 13 begrenst tussen het eerste open uiteinde 11 en het tweede open uiteinde 12 van de resonatorbuis 10 een 15 aaneengesloten luchtkolom. De mantel 13 van de resonatorbuis 10 omvat achtereenvolgens in serie een halsgedeelte 14, een toetsgedeelte 15, een bochtgedeelte 16 en een hoorn- of bekergedeelte 17. De saxofoon 1 is op de buitenzijde van de mantel 13 voorzien van vanaf de buitenzijde van de saxofoon 20 1 zichtbare eerste overgangsrand 21, een tweede overgangs- rand 22 en een derde overgangsrand 23. De overgangsranden 21-23 worden gevormd door verstevigingbussen of sierringen die respectievelijk een schuifpassing en omlopende tinnen soldeerverbindingen afdekken. De schuifpassing en de sol-25 deerverbindingen verbinden respectievelijk ter plaatse van eerste overgangsrand 21 het halsgedeelte 14 en het toetsgedeelte 15, ter plaatse van tweede overgangsrand 22 het toetsgedeelte 15 en het bochtgedeelte 16, en ter plaatse van derde overgangsrand 23 het bochtgedeelte 16 en het bekerge-30 deelte 17 luchtdicht met elkaar.
De resonatorbuis 10 is voorzien van een mondstuk 30. Het mondstuk 30 is met een eindrand 31 daarvan op de mantel 13 aangebracht aan het eerste open uiteinde 11 van de resonatorbuis 10, waarop kurk is aangebracht dat een pers-35 passing aangaat met de binnenzijde van het mondstuk 30 teneinde een luchtdichte kurkverbinding te vormen.
Zoals in figuren 1 en 2 is weergegeven is de 8 saxofoon 1 ter plaatse van de eerste overgangsrand 21 tussen het halsgedeelte 14 naar het toetsgedeelte 15 voorzien van een klankbrug 4 die in figuur 3 en figuren 4A-E in meer detail is weergegeven. Figuur 3 toont dat de klankbrug 4 een 5 massief klankbruglichaam 40 omvat met een in hoofdzaak uniforme dikte van enkele millimeters en een ovaalvormige omtrekscontour. Het massieve klankbruglichaam 40 is vervaardigd van een metaal, in dit voorbeeld koper. In de langs-richting van de ovaalvormige omtrekscontour is de klankbrug 10 4 ongeveer drie tot vier centimeter lang. In dwarsrichting van de ovaalvormige omtrekscontour is de klankbrug 4 ongeveer anderhalve centimeter breed.
Zoals in figuur 2A is weergegeven is omvat de resonatorbuis 10 ter plaatse van de schuifpassing onder de 15 eerste overgangsrand 21 een aan het halsgedeelte 14 gesoldeerd schuifpassinggedeelte 25 met een smallere buitendiameter dan het toetsgedeelte 15 of is het halsgedeelte 14 ten opzichte van het toetsgedeelte 15 voorzien van een verjonging 25. Het schuifpassinggedeelte 25 is in het toetsgedeel-20 te 15 geschoven en ligt vanaf de binnenzijde via een metaal op metaal schuifpassing tegen de binnenzijde van het toetsgedeelte 15 aan.
Zoals in de langsdoorsnede 4D is weergegeven omvat de klankbrug 4 een eerste contactdeel 41 dat op afstand van 25 de eerste overgangsrand 21 ter plaatse van het halsgedeelte 14 in aanliggend contact is aangebracht op de mantel 13 van de saxofoon 1, een tweede contactdeel 42 dat op afstand van de eerste overgangsrand 21 ter plaatse van het toetsgedeelte 15 in aanliggend contact is aangebracht op de mantel 13 van 30 de saxofoon 1 en een ten opzichte van het eerste contactdeel 41 en het tweede contactdeel 42 verhoogd gelegen brugdeel 43 dat het eerste contactdeel 41 en het tweede contactdeel 42 met elkaar verbindt. Het eerste contactdeel 41 en het tweede contactdeel 42 maken geen direct contact met de eerste 35 overgangsrand 21 en de daaronder gelegen schuifpassing.
Hoewel de klankbrug 4 in de voorgaande beschrijving alleen beschreven is in relatie tot de eerste over- 9 gangsrand 21 van het halsgedeelte 14 naar het toetsgedeelte 15 en de aldaar aangebrachte schuifpassing, is de klankbrug 4 op eenzelfde wijze aan te brengen op elk van de overige in figuur 1 getoonde overgangsranden 21-23 tussen het mondstuk 5 30, het halsgedeelte 14, het toetsgedeelte 15, het bochtge- deelte 16 en het bekergedeelte 17 en respectievelijk de aldaar gelegen eindrand 31 van het mondstuk 30, de schuifpassing en de soldeerverbindingen. Zoals in de figuren 1, 2B en 4D is weergegeven is de saxofoon 1 ter plaatse van de 10 tweede overgangsrand 22 en de derde overgangsrand 23 voorzien van klankbruggen 4. Zoals in figuur 2B is weergegeven maakt de klankbrug 4 ter plaatse van de tweede overgangsrand 22 tussen het toetsgedeelte 15 en het bochtgedeelte 16 geen direct contact met de tweede overgangsrand 22 en de daaron-15 der gelegen soldeerverbinding.
Figuur 4B toont dat de klankbrug 4 op vier plaatsen waar het bruggedeelte 43 aan de ovale omtrekscontour van het klankbruglichaam 40 overgaat in het eerste contactdeel 41 en het tweede contactdeel 42 voorzien van indexsleuven 2 0 45. Zoals in figuur 3 is weergegeven is de klankbrug 4 voorzien van twee omlopende aantrekbanden 46, 47 die in deze indexsleuven 45 zijn aangebracht. De aantrekbanden 46, 47 brengen het klankbruglichaam 40 onder aandrukkracht of klemkracht aanliggend in de contactpunten Cl, C2, C3 en C4 25 tegen de mantel 13 van de resonatorbuis 10.
Zoals in figuren 4B en 4E is weergegeven is het massieve klankbruglichaam 40 in de dwarsrichting van de ovaalvormige omtrekscontour voorzien van een kromming die aan de naar de mantel 13 toegekeerde zijde concaaf is. De 30 concave onderzijde van het massieve klankbruglichaam 40 sluit hierdoor in hoofdzaak aan op de convexe kromming van de mantel 13 van de resonatorbuis 10. In dit voorbeeld zijn de contactpunten tussen de klankbrug 4 en de mantel 13 aangeduid met Cl en C2 voor het tweede contactdeel 42 en C3 35 en C4 voor het eerste contactdeel 41.
Zoals in figuren 4B en 4D is weergegeven is het massieve klankbruglichaam 40 in de langsrichting voorzien 10 van een convex naar de mantel 13 toegekeerde kromming onder het eerste contactdeel 41, een concaaf naar de mantel 13 toegekeerde kromming onder het brugdeel 43 en een convex naar de mantel 13 toegekeerde kromming onder het tweede 5 contactdeel 42. De concave krommingen onder het brugdeel 43 in zowel de dwarsrichting als de langsrichting van het klankbruglichaam 40 vormen een naar de mantel 13 toegekeerd concaaf, dubbelgekromd overbruggingsoppervlak 44. Het over-bruggingsoppervlak 44 biedt ruimte onder het brugdeel 43 aan 10 de ter plaatse van de schuifpassing tussen het halsgedeelte 15 en het toetsgedeelte 15 aangebrachte eerste overgangsrand 21. Bij voorkeur is er een tussenruimte of een vrije ruimte aanwezig tussen het brugdeel 43 en de eerste overgangsrand 21, waardoor de klankbrug 4 geen direct contact maakt met de 15 eerste overgangsrand 21 en de daaronder gelegen schuifpassing.
De werking van de saxofoon 1 met de klankbrug 4 volgens de uitvinding zal aan de hand van de figuren 1 en 2 worden uitgelegd.
2 0 Figuur 1 toont hoe de in de mantel 13 aanwezige luchtkolom in trilling kan worden gebracht door lucht via het mondstuk 30 door de mantel 13 te blazen. De trilling in de luchtkolom is schematisch weergegeven als luchttrilling L. De luchttrilling L krijgt, afhankelijk van de lengte van 25 de resonatorbuis 10 een trillingsfrequentie mee. De luchtkolom verlaat aan de van het mondstuk 30 afgekeerde uiteinde van de resonatorbuis 10 via het bekergedeelte 17 de resonatorbuis 10, alwaar de luchttrilling L in samenwerking met de resonatorbuis 10 een klank met een bepaalde grondtoon produ-30 ceert. De grondtoon heeft een frequentie die overeenkomt met de frequentie van de luchttrilling L. De lengte van de resonatorbuis 10 kan door de toetsen op het toetsgedeelte 16 effectief worden ingekort teneinde de frequentie van de luchttrilling L en de daarmee samenhangende grondtoon van de 35 klank te veranderen.
Figuur 2A toont schematisch in langsdoorsnede de mantel 13 van de resonatorbuis 10 ter plaatse van de schuif- 11 passing 21 tussen het halsgedeelte 14 en het toetsgedeelte 15. De luchttrillingen L met een hoge frequentie ten opzichte van de grondtoon hebben de eigenschap zich dicht langs de mantel 13 van de resonatorbuis 10 voort te planten. Met name 5 de boventonen, waarvan de trillingsfrequenties het resultaat zijn van vermenigvuldiging van de frequentie van de grondtoon van de luchttrilling L met een heel getal, worden door de resonatorbuis 10 overgenomen. Ook andere trillingsfrequenties van de luchtkolom, bijvoorbeeld laagfrequente 10 trillingen zoals ondertonen, worden afhankelijk van de effectieve lengte van de resonatorbuis 10 in meer of minder mate overgenomen door de mantel 13. De ondertoontrillingen bezitten trillingsfrequenties die het resultaat zijn van deling van de frequentie van de grondtoon van de luchttril-15 ling L met een heel getal. De overgenomen trillingen planten zich in de mantel 13 en/of over het oppervlak van de mantel 13 voort en zijn schematisch aangeduid als resonantietril-lingen of manteltrillingen M. In figuur 1 is schematisch weergegeven dat de luchttrillingen L van de luchtkolom en de 20 manteltrillingen M in de mantel 13 samenwerken teneinde aan de van het mondstuk 30 afgekeerde uiteinde van de resonatorbuis 10 via het bekergedeelte 17 een hoorbare klank K te produceren.
Het uiteindelijke spectrum van frequenties dat 25 aanwezig is in de voortgebrachte klank K is afhankelijk van de resonantie-eigenschappen of trillinggeleidingseigenschap-pen van de resonatorbuis 10 ofwel de mate waarin de resonatorbuis 10 de manteltrillingen M geleidt. De kurkverbinding in het mondstuk 30 en de tinnen soldeerverbindingen hebben 30 andere materiaaleigenschappen dan het koper van de resonatorbuis 10, waardoor zij een materiaalovergang vormen die de overgenomen manteltrillingen M slecht of helemaal niet geleiden. Doordat de manteltrillingen M bovendien ter plaatse van de metaal op metaal schuifpassing onder de eerste 35 overgangsrand 21 alleen via het aan de binnenzijde van de holle resonatorbuis 10 aanliggende contact tussen het halsgedeelte 14 en het toetsgedeelte 15 worden doorgegeven gaat 12 een gedeelte van de zich naar buiten voortplantende mantel-trillingen M verloren, waardoor de saxofoon 1 een gedeelte van zijn klankkleur of klankstraling verliest.
De klankbruggen 4 bieden ter plaatse van de mate-5 riaalovergangen en/of de overgangsranden 21-23 tussen gedeelten 14-17 van de resonatorbuis 10 waar zij zijn aangebracht een alternatieve route voor de zich door de mantel 13 voortplantende manteltrillingen M. De manteltrillingen M die zich vanuit de mantel 13 via het eerste contactdeel 41 door 10 de klankbruggen 4 voortplanten komen niet in direct contact met de onder de klankbruggen 4 gelegen eindrand 31 van het mondstuk 30 en de overgangsranden 21-23 ter plaatse van respectievelijk de schuifpassing en de soldeerverbindingen, waardoor zij zich in hoofdzaak onverminderd vanuit het twee 15 contactdeel 42 van de klankbrug 4 naar het naastgelegen gedeelte 14-17 van de resonatorbuis 10 kunnen voortzetten. De manteltrillingen M kunnen hierdoor ook bijdragen aan de klankuitstraling van het instrument, doordat zij, zoals dat is weergegeven in figuur 1, tijdens het voortplanten door de 2 0 mantel 13 de aan de buitenzijde van de mantel 13 gelegen lucht in trilling brengen.
De in figuur 3 en figuren 4A-E getoonde klankbrug 4 is in figuur 1 aangebracht op een saxofoon 1. De klankbrug 4 kan echter ook worden aangebracht op andere instrumenten, 25 bijvoorbeeld op een klarinet 101 zoals die is weergegeven in figuur 5, op een dwarsfluit 201 zoals die is weergegeven in figuur 6 of op een trompet 301 zoals die is weergegeven in figuur 7.
Zoals in figuur 5 is weergegeven is de klarinet 30 101, die tot de houtblaasinstrumenten gerekend wordt, in dit voorbeeld voorzien van een resonatorlichaam in de vorm van een holle resonatorbuis 110 met een eerste open uiteinde 111, een tweede open uiteinde 112 en een zich daartussen uitstrekkende houten mantel 113. De mantel 113 begrenst 35 tussen het eerste open uiteinde 111 en het tweede open uiteinde 112 van de resonatorbuis 110 een aaneengesloten luchtkolom. De mantel 113 van de resonatorbuis 110 omvat 13 achtereenvolgens een halsgedeelte 114, een eerste toetsge-deelte 115, een tweede toetsgedeelte 116 en een hoorn- of bekergedeelte 117. De klarinet 101 is voorzien van ringverbindingen 121, 122, 123 die respectievelijk het halsgedeelte 5 114 en het eerste toetsgedeelte 115, het eerste toetsgedeel te 115 en het tweede toetsgedeelte 116, en het tweede toetsgedeelte 116 en het bekergedeelte 117 met elkaar verbinden. De klarinet 101 omvat net als de saxofoon 1 een mondstuk 130 dat een perspassing met kurk aangaat met de mantel 113 10 rondom het eerste open uiteinde 112 van de resonatorbuis 10.
De klankbrug 4 volgens de uitvinding kan op een vergelijkbare wijze zoals dat is beschreven bij de saxofoon 1 volgens de figuren 1 en 2 op de klarinet 101 worden aangebracht ter plaatse van de ringverbindingen 121-123 of de 15 eindrand 131 van het mondstuk 130.
Zoals in figuur 6 is weergegeven omvat de dwarsfluit 201 in dit voorbeeld een resonatorlichaam in de vorm van een rechte, holle resonatorbuis 210 met een opening 211 nabij een eerste uiteinde, een open tweede uiteinde 212 en 20 een zich daartussen uitstrekkende mantel 213. De mantel 213 van de resonatorbuis 210 omvat achtereenvolgens een kopstuk-gedeelte 214, een passinggedeelte 215, een toetsgedeelte 16 en een voetgedeelte 17. Het passinggedeelte 215 wordt begrensd door een eerste overgangsrand 221 en een tweede 25 overgangsrand 222. Het kopstukgedeelte 214 heeft een smallere buitendiameter dan het passinggedeelte 215 of is ten opzichte van het passinggedeelte 215 verjongd. Het mondstuk-gedeelte 214 is tot aan de tweede overgangsrand 222 in het passinggedeelte 215 geschoven en ligt vanaf de binnenzijde 30 via een schuifpassing tegen het passinggedeelte 215 aan. Het mondstukgedeelte 214 is voorzien van een om de opening 211 gelegen lipplaat of mondstuk 230 dat door een soldeerverbin-ding 231 vast is verbonden met de mantel 213. Lucht kan via het mondstuk 230 door de opening 211 in de mantel 213 gebla-35 zen worden. De in de mantel 213 aanwezige luchtkolom L wordt daardoor in trilling gebracht, waarbij de mantel 213 de trilling in meer of minder mate als manteltrillingen M
14 overneemt. De klankbrug 4 volgens de uitvinding kan ter plaatse van de soldeerverbinding 231 de trillingen van het mondstuk 230 rechtstreeks overbrengen op het mondstukgedeel-te 214.
5 Bij de dwarsfluit 201 doet zich nog een ander nadelig verschijnsel voor. Doordat de manteltrillingen M alleen via het aan de binnenzijde van de holle resonatorbuis 210 aanliggende contact tussen het mondstukgedeelte 214 en het passinggedeelte 215 worden doorgegeven gaat een gedeelte 10 van de zich naar buiten voortplantende manteltrillingen M verloren, waardoor de dwarsfluit 201 een gedeelte van zijn klankkleur of klankstraling verliest. De klankbrug 4 kan ter plaatse van de schuifpassing van het mondstukgedeelte 214 in het passinggedeelte 215 de manteltrillingen M van het mond-15 stukgedeelte 214 rechtstreeks overbrengen op de buitenzijde van de mantel 213 ter plaatse van de eerste overgangsrand 221. Hierdoor wordt tegengaan dat de manteltrillingen M hun effect aan de buitenzijde van de mantel 213 verliezen. De klankkleur of klankstraling van de dwarsfluit 201 wordt 20 hierdoor behouden. Zoals in figuur 6 is weergegeven kan de klankbrug 4 ook op andere buitenranden 222-223 of op de overgang 231 tussen het mondstuk 230 en de mantel 213 worden aangebracht.
Zoals in figuur 7 is weergegeven omvat de trompet 25 301, die tot de koperblaasinstrumenten gerekend wordt, in dit voorbeeld een resonatorlichaam in de vorm van een holle resonatorbuis 310 met een eerste open uiteinde 311, een tweede open uiteinde 312 en een zich daartussen uitstrekkende mantel 313 van koper. De mantel 113 begrenst tussen het 30 eerste open uiteinde 311 en het tweede open uiteinde 312 van de resonatorbuis 310 een aaneengesloten luchtkolom. De mantel 313 van de resonatorbuis 310 omvat een mondstuk 330, een toetsgedeelte 314, een eerste bochtgedeelte 315, een ventielgedeelte 316, een tweede bochtgedeelte 317, een 35 tweede buisgedeelte 318 en een hoorn- of bekergedeelte 319. De trompet 301 is voorzien van verstevigingbussen 321, 322, 323 met daaronder gelegen soldeerverbindingen die de gedeel- 15 ten 314-319 van de mantel 313 met elkaar verbinden. De trompet 301 omvat een mondstuk 330 dat een schuifpassing aangaat met de mantel 313 rondom het eerste open uiteinde 312 van de resonatorbuis 310.
5 De klankbrug 4 volgens de uitvinding kan op een vergelijkbare wijze zoals dat is beschreven bij de saxofoon 1 volgens de figuren 1 en 2 op de trompet 301 worden aangebracht ter plaatse van de ringverbindingen 321-323 of de eindrand 331 van het mondstuk 330.
10 De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder 15 de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.
Zo kan de klankbrug 4 volgens de uitvinding kan ook worden toegepast op muziekinstrumenten van bijvoorbeeld koper, messing, zilver, goud en hout. De klankbrug 4 kan, afhankelijke van het muziekinstrument en het gewenste fre-20 quentiespectrum van de voort te brengen klanken vervaardigd worden van een materiaal dat de juiste trillingsfrequenties geleidt. De groep van geschikte materialen omvat onder andere metalen, in het bijzonder messing, koper, roestvast staal, zilver, goud en alpacca, en kunststoffen, in het 25 bijzonder polycarbonaat of acrylonitril butadieen styreen.
De klankbrug 4 kan als integraal onderdeel van een muziekinstrument geleverd worden, bijvoorbeeld door de klankbrug 4 met lijm vast te verbinden aan onderdelen van het muziekinstrument. Het is in dat geval van belang dat de 30 vaste verbinding tussen de klankbrug 4 en de onderdelen van het muziekinstrument de overdracht van trillingen van de onderdelen naar de klankbrug 4 minimaal of bij voorkeur helemaal niet beïnvloedt, bijvoorbeeld door plaatselijk metaal op metaal contact binnen de lijmverbinding.

Claims (18)

1. Muziekinstrument, in het bijzonder een blaasinstrument, met een hol resonatorlichaam, waarbij het reso-natorlichaam is voorzien van een mantel die een aaneengesloten luchtkolom begrenst en een opening in de mantel voor het 5 door de opening voortbrengen van een klank, waarbij de luchtkolom in gebruik in trilling wordt gebracht, waarbij de mantel de trilling van de luchtkolom ten minste gedeeltelijk overneemt, waarbij het resonatorlichaam in serie een eerste onderdeel en een tweede onderdeel omvat, waarbij het muziek-10 instrument is voorzien van een koppeling tussen het eerste onderdeel en het tweede onderdeel, waarbij de koppeling aan de naar buiten gekeerde zijde van de mantel is begrensd door een overgangsrand tussen het eerste onderdeel en het tweede onderdeel, waarbij het muziekinstrument is voorzien van een 15 klankbrug, waarbij de klankbrug aan een eerste uiteinde is voorzien van een eerste contactdeel dat in aanliggend contact is verbonden met het eerste onderdeel van het resonatorlichaam, waarbij de klankbrug aan een tweede uiteinde is voorzien van een tweede contactdeel dat in aanliggend con-2 0 tact is verbonden met het tweede onderdeel van het resonatorlichaam, en waarbij de klankbrug op afstand gelegen is van de overgangsrand.
2. Muziekinstrument volgens conclusie 1, waarbij het eerste contactdeel op afstand van de overgangsrand 25 aanligt tegen het eerste onderdeel, waarbij het tweede contactdeel ten opzichte van het eerste contactdeel aan een tegenover gelegen zijde van de overgangsrand op afstand van de overgangsrand aanligt tegen het tweede onderdeel, waarbij de klankbrug een brugdeel omvat dat op afstand gelegen is 30 van de overgangsrand en het eerste contactdeel en het tweede contactdeel met elkaar verbindt.
3. Muziekinstrument volgens conclusie 1 of 2, waarbij de luchtkolom in gebruik trillingen omvat met een grondtoonfrequentie en boventoontrillingen met een boven-toonfrequentie, waarbij de boventoonfrequentie het resultaat 5 is van vermenigvuldiging van de grondtoonfrequentie met een heel getal, waarbij de klankbrug boventoontrillingen beter geleidt dan de koppeling.
4. Muziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de luchtkolom in gebruik trillingen 10 omvat met een grondtoonfrequentie en ondertoontrillingen, waarbij de ondertoonfrequentie het resultaat is van deling van de grondtoonfrequentie met een heel getal, waarbij de klankbrug de ondertoontrillingen beter geleidt dan de koppeling.
5. Muziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de klankbrug in hoofdzaak vergelijkbare trillinggeleidingseigenschappen bezit als de mantel.
6. Muziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de koppeling een ander materiaal omvat 20 dan het materiaal van de mantel.
7. Muziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de klankbrug in hoofdzaak van hetzelfde materiaal is als de mantel.
8. Muziekinstrument volgens een der voorgaande 25 conclusies, waarbij de klankbrug uit een massief stuk materiaal gevormd is.
9. Muziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de klankbrug van metaal of kunststof is, in het bijzonder van de groep metalen omvattende messing, 30 koper, roestvast staal, zilver, goud en alpacca, en de groep kunststoffen omvattende polycarbonaat en acrylonitril buta-dieen styreen.
10. Muziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste onderdeel en het tweede 35 onderdeel respectievelijk een eerste mantelgedeelte en een tweede mantelgedeelte zijn die gezamenlijk de mantel van de resonatorbuis vormen.
11. Muziekinstrument volgens een der conclusies 1-9, waarbij het eerste onderdeel een mondstuk is en waarbij het tweede onderdeel de mantel is.
12. Muziekinstrument volgens een der voorgaande 5 conclusies, waarbij de koppeling een lasverbinding, een soldeerverbinding, een schroefverbinding of een kurkverbin-ding is.
13. Muziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de koppeling een schuifpassing of pers- 10 passing is.
14. Muziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het resonatorlichaam in hoofdzaak buisvormig is, waarbij de klankbrug ter plaatse van de contact-delen is voorzien van in hoofdzaak complementair aan de 15 kromming van het resonatorlichaam gekromde contactoppervlakken .
15. Muziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van een of meer spanelementen voor het onder spankracht klemmend verbinden van de klankbrug in 20 aanliggend contact met het resonatorlichaam.
16. Muziekinstrument voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
17. Klankbrug, kennelijk geschikt voor gebruik op 25 een muziekinstrument volgens een der voorgaande conclusies.
18. Klankbrug voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- RM/FG
NL2005597A 2010-10-29 2010-10-29 Muziekinstrument. NL2005597C2 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2005597A NL2005597C2 (nl) 2010-10-29 2010-10-29 Muziekinstrument.
US13/882,256 US8884143B2 (en) 2010-10-29 2011-10-28 Musical instrument
JP2013536552A JP6061861B2 (ja) 2010-10-29 2011-10-28 楽器
EP11779880.1A EP2633513B1 (en) 2010-10-29 2011-10-28 Musical instrument
PCT/NL2011/050733 WO2012078035A2 (en) 2010-10-29 2011-10-28 Musical instrument
CA2853846A CA2853846C (en) 2010-10-29 2011-10-28 Musical instrument

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2005597 2010-10-29
NL2005597A NL2005597C2 (nl) 2010-10-29 2010-10-29 Muziekinstrument.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2005597C2 true NL2005597C2 (nl) 2012-05-02

Family

ID=44148884

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2005597A NL2005597C2 (nl) 2010-10-29 2010-10-29 Muziekinstrument.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US8884143B2 (nl)
EP (1) EP2633513B1 (nl)
JP (1) JP6061861B2 (nl)
CA (1) CA2853846C (nl)
NL (1) NL2005597C2 (nl)
WO (1) WO2012078035A2 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2005597C2 (nl) * 2010-10-29 2012-05-02 Eibert Johannes Kuijt Muziekinstrument.
DE102013016173B4 (de) * 2013-09-30 2021-05-12 Klaus Schönlebe Blasinstrument mit Schwingungsbrücke
AT516254B1 (de) * 2015-01-07 2016-04-15 Alessandro Baticci Vorrichtung zur Klangverbesserung einer Querflöte
JP6679866B2 (ja) * 2015-09-30 2020-04-15 ヤマハ株式会社 管楽器
JP6701293B2 (ja) * 2018-09-18 2020-05-27 株式会社石森管楽器 管楽器用金属製アタッチメント
JP6617366B1 (ja) * 2019-08-11 2019-12-11 末長 康男 管楽器の音響改善装置

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1163222A (en) * 1915-06-05 1915-12-07 Leonard Joseph Dennis Clarinet tuning-slide.
US1736880A (en) * 1928-10-11 1929-11-26 Conn Ltd C G Tuning device for wind musical instruments
US1870211A (en) * 1931-09-08 1932-08-02 Conn Ltd C G Tuning device for wind musical instruments
US6054644A (en) * 1997-11-19 2000-04-25 Allen; Rheuben A. Interchangeable bore clarinet barrel system
WO2003012773A1 (en) * 2001-07-24 2003-02-13 Magnus Irving Device for intonation of woodwind instruments and a use thereof
NL1035064C2 (nl) * 2008-02-21 2009-08-24 Kooiman Anthonius Johannus Alb Resonantie-geleidings-systeem in Blaasinstrumenten.

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1443122A (en) * 1920-09-23 1923-01-23 Gemeinhardt Walter Mouthpiece-connecting device and tuning slide for wind musical instruments
US1705634A (en) * 1927-01-31 1929-03-19 Bettoney Harry Clarinet
US2098457A (en) * 1936-08-15 1937-11-09 Conn Ltd C G Musical instrument
US2425796A (en) * 1945-02-23 1947-08-19 Martin Band Instr Company Octave valve control mechanism for saxophones and the like
JPS4895810A (nl) * 1972-03-18 1973-12-08
US4178830A (en) * 1977-09-14 1979-12-18 G. Leblanc Corporation Compact B-flat horn and case therefor
US4258605A (en) * 1979-08-31 1981-03-31 Lorenzini Robert A Clarinet barrel with removable throat
FR2518789A1 (fr) * 1981-12-22 1983-06-24 Ferron E Ets Trompette a justesse amelioree
US4635525A (en) * 1984-05-30 1987-01-13 Pete Valentino Joining together parts of musical instruments
WO1986004717A1 (en) * 1985-02-08 1986-08-14 Racz Rudolf Improved mouthpiece for brass wind instruments
FR2596190B1 (fr) * 1986-03-19 1989-02-10 Selmer Cie Henri Systeme d'assemblage de facon etanche et demontable de deux elements emboitables du tube acoustique d'un instrument de musique a vent
US5249499A (en) * 1991-03-18 1993-10-05 Bradley Goldstein Adjustable tuning barrel
AT118U3 (de) * 1994-08-01 1995-05-26 Eder Guenther Eder Guenther Klarinettenfass
NL2005597C2 (nl) * 2010-10-29 2012-05-02 Eibert Johannes Kuijt Muziekinstrument.
US20120227567A1 (en) * 2011-03-11 2012-09-13 Kevin M. Jones Translucent Instrument Bell with Lighting System

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1163222A (en) * 1915-06-05 1915-12-07 Leonard Joseph Dennis Clarinet tuning-slide.
US1736880A (en) * 1928-10-11 1929-11-26 Conn Ltd C G Tuning device for wind musical instruments
US1870211A (en) * 1931-09-08 1932-08-02 Conn Ltd C G Tuning device for wind musical instruments
US6054644A (en) * 1997-11-19 2000-04-25 Allen; Rheuben A. Interchangeable bore clarinet barrel system
WO2003012773A1 (en) * 2001-07-24 2003-02-13 Magnus Irving Device for intonation of woodwind instruments and a use thereof
NL1035064C2 (nl) * 2008-02-21 2009-08-24 Kooiman Anthonius Johannus Alb Resonantie-geleidings-systeem in Blaasinstrumenten.

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
JR: "Re: lefreQue", 15 April 2011 (2011-04-15), pages 1 - 10, XP002644749, Retrieved from the Internet <URL:www.saxforum.nl/viewtopic.php?f=7&t=6167> [retrieved on 20110624] *

Also Published As

Publication number Publication date
JP2013541052A (ja) 2013-11-07
EP2633513A2 (en) 2013-09-04
CA2853846A1 (en) 2012-06-14
EP2633513B1 (en) 2023-09-27
US20130283996A1 (en) 2013-10-31
WO2012078035A3 (en) 2012-10-26
CA2853846C (en) 2018-12-11
US8884143B2 (en) 2014-11-11
WO2012078035A2 (en) 2012-06-14
EP2633513C0 (en) 2023-09-27
JP6061861B2 (ja) 2017-01-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2005597C2 (nl) Muziekinstrument.
US7858871B2 (en) Playing device
US7335831B2 (en) Brass instrument
US6639134B2 (en) High flow stringed instrument sound hole
US8008558B2 (en) Focused input stringed instrument
US20200327873A1 (en) Electric bagpipe and electric bagpipe components
US20050072623A1 (en) Baffle-loaded mouthpiece
US7709715B2 (en) Keyboard percussion instrument including improved tone bar resonator
EP2377118B1 (en) Brass musical instruments with modifiable tonality
JP4143610B2 (ja) 木管楽器
US7227966B2 (en) Piezo-electric speaker
US6031164A (en) Mute acoustic stringed musical instrument having damping bridge
US1122207A (en) Musical wind instrument.
US9142198B2 (en) Silencer
KR200497968Y1 (ko) 관악기용 마우스피스 체결링
JP2007316562A (ja) 楽器装置
US912735A (en) Attachment for the horns of sound-reproducing instruments.
EP0874350B1 (en) Acoustical ring and bell sound system
KR101453480B1 (ko) 넓은 음역을 낼 수 있는 목관 악기
US20120055314A1 (en) Resonant Apparatus for Conducting Sound Waves
AU2020202932A1 (en) Electric bagpipe and electric bagpipe components
US887921A (en) Brass wind instrument.
JP2020064133A (ja) 管楽器のリガチャー
US590026A (en) Violin
KR20130124720A (ko) 색소폰 톤 공명기

Legal Events

Date Code Title Description
SD Assignments of patents

Effective date: 20130311

VD4 Discontinued due to resignation by the proprietor

Effective date: 20141027