NL2005587A - Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine. - Google Patents

Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL2005587A
NL2005587A NL2005587A NL2005587A NL2005587A NL 2005587 A NL2005587 A NL 2005587A NL 2005587 A NL2005587 A NL 2005587A NL 2005587 A NL2005587 A NL 2005587A NL 2005587 A NL2005587 A NL 2005587A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pressure
cylinder
control
wheels
steering
Prior art date
Application number
NL2005587A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2005587C2 (nl
Inventor
Thomas Weissenback
Markus Sandberger
Karl Edlbauer
Original Assignee
Alois Poettinger Maschinenfabrik Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Alois Poettinger Maschinenfabrik Gmbh filed Critical Alois Poettinger Maschinenfabrik Gmbh
Publication of NL2005587A publication Critical patent/NL2005587A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2005587C2 publication Critical patent/NL2005587C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B69/00Steering of agricultural machines or implements; Guiding agricultural machines or implements on a desired track
    • A01B69/003Steering or guiding of machines or implements pushed or pulled by or mounted on agricultural vehicles such as tractors, e.g. by lateral shifting of the towing connection
    • A01B69/006Steering or guiding of machines or implements pushed or pulled by or mounted on agricultural vehicles such as tractors, e.g. by lateral shifting of the towing connection derived from the steering of the tractor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Power Steering Mechanism (AREA)
  • Guiding Agricultural Machines (AREA)

Description

Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine, bij voorkeur in de vorm van een laad-, pers-, en/of oogstwagen, met een dissel voor het aanbouwen aan een trekker en een onderstel voor het afsteunen tegen de bodem, omvattend ten minste een as met stuurbare wielen, alsook een stuurinrichting voor het sturen van de genoemde wielen, afhankelijk van de hoek van de dissel, waarbij de stuurinrichting ten minste één stuurascilinder omvat voor het indraaien van de genoemde wielen, alsook een koppelcilinder voor het verschaffen van een regeldruk, afhankelijk van de hoek van de dissel en/of van het aanbouwwerktuig ten opzichte van de trekker, waarbij de genoemde koppelcilinder via koppelmiddelen is gekoppeld met de dissel en/of afhankelijk van de hoek van de dissel in werking gesteld kan worden.
Bij aanbouwwerktuigen voor landbouwmachine van de genoemde soort is het om verschillende redenen voordelig om ten minste een van de assen van het onderstel afhankelijk van de ombuiging van de dissel ten opzichte van de trekker te sturen, bijvoorbeeld om bij rijden door scherpe bochten een overmatig ombuigen van de dissel tegen te werken en het "snijden van bochten" van het daarachter rijdende aanbouwwerktuig af te zwakken, of om bij meerassige aanbouwwerktuigen een dynamische onbalans bij het rijden door scherpere bochten te verhinderen of af te zwakken.
Bijvoorbeeld zijn er laadwagens bekend, waarbij de dissel star aan het machineframe is bevestigd, resp. alleen geknikt kan worden om een liggende dwarsas, echter niet stuurbaar is om een rechtopstaande as, waarbij het machineframe bij grotere modellen vaak tegen de bodem afgesteund is door een meerassig onderstel. Om het gedrag bij het bochten rijden te verbeteren werd er reeds voorgesteld om één van de beide assen, resp. de daaraan aangebrachte wielen stuurbaar, resp. indraaibaar uit te voeren, zodat de wielen van de verschillende assen bij benadering tangentiaal ten opzichte van de bereden cirkelbogen zijn uitgericht. Een tweeassig onderstel van een dergelijke reeds bekende laadwagen wordt bijvoorbeeld getoond in fig. 4. Daarbij is voor de wielen van de achterste as een gedwongen besturing aangebracht die de wielen dienovereenkomstig indraait, resp. in een verhouding van de ombuiging van de dissel tot de trekkende tractor. Voor het indraaien van de wielen 6 van de stuurbare as 8 van het onderstel 4 zijn hierbij stuurascilinders 10 aangebracht, die in werking worden gesteld door een koppelcilinder 11. De genoemde koppelcilinder 11 is in het gebied van de scharnierverbinding van de laadwagen 1 gekoppeld aan de trekker 12 met een afstand van de disselkoppelas 13 ten opzichte van de dissel 9 en de trekker 12, resp. zodanig aangebracht dat bij een ombuigen van de dissel 9 ten opzichte van de trekker 12 de koppelcilinder 11 bij een bochten rijden wordt uit- of ingeschoven. De in de drukkamers van de koppelcilinder 11 optredende volumeveranderingen, resp. drukveranderingen worden overgebracht op de bovengenoemde stuurascilinders 10, zodat de wielen 6 van de stuurbare as 8 indraaien in overeenstemming met de afbuiging van de dissel 9.
Dergelijke hydraulische inrichtingen met een gedwongen besturing zijn echter in meerdere opzichten nadelig. In het bijzonder bij een langzaam bochten rijden zijn op zich hoge stuurkrachten nodig om de stuurbare wielen in te draaien. Wanneer hierbij kleine bochtenradii gereden worden, dan zouden er op zich een grotere stuurinslag, resp. grote instelwegen van de stuurascilinders 10 nodig moeten zijn, zodat de koppelcilinder 11 die de stuurascilinders 10 in werking stelt een overeenkomstig grote hoeveelheid drukmedium zou moeten verdringen en een voldoende grote druk zou moeten verschaffen, wat een overeenkomstige diameter van de drukkamer van de koppelcilinder 10 vereist. Hierdoor zouden echter zeer grote koppelkrachten aan de koppelcilinder 11 ontstaan, die de maximaal toegestane koppelkracht tussen trekker en aanbouwwerktuig, die gewoonlijk 20 t kan bedragen, zou overschrijden. Wanneer anderzijds de diameter van de koppelcilinder verkleind wordt om niet al te grote koppelkrachten te laten ontstaan dan is de verdrongen hoeveelheid olie te klein om de stuurbare wielen van het aanbouwwerktuig voldoende ver in te draaien om kleine bochtenradii te kunnen rijden.
Hiervan uitgaande beoogt de onderhavige uitvinding een verbeterd aanbouwwerktuig voor landbouwmachines van de genoemde aard te verschaffen, dat nadelen van de stand van de techniek vermijdt en laatstgenoemde op een voordelige wijze verder ontwikkelt. In het bijzonder moet er een verbeterde stuurinrichting verschaft worden voor de stuurbare wielen van het aanbouwwerktuig, die zonder een overschrijden van de toelaatbare koppelkracht tussen trekker en aanbouwwerktuig voldoende grote stuurkrachten en een inslaghoek voor het rijden door scherpe bochten bij een langzaam rijden verschaft.
Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt door een aanbouwwerktuig voor landbouwmachines volgens conclusie 1. Voorkeursuitvoeringen van de uitvinding zijn onderwerp van de volgconclusies.
Er wordt dus voorgesteld om de ten minste ene stuurascilinder voor het indraaien van de wielen niet meer direct, resp. niet meer alleen door het verdrongen volume van de koppelcilinder in werking te stellen, maar de stuurascilinder via een extra inschakelbare stuurdrukbron met de noodzakelijke stuurdruk en de noodzakelijke hoeveelheid drukmedium onder druk te brengen om de noodzakelijke stuurinslag ook bij lage rijsnelheden en zonder te hoge druk op de koppelcilinder te bewerkstelligen. De bij het ombuigen van de dissel opgewekte druk van de koppelcilinder wordt hierbij gebruikt als stuurdruk, door middel waarvan het extra inschakelen van de stuurdrukbron wordt geregeld. De stuurbare wielen van het aanbouwwerktuig worden als het ware slechts alleen indirect in werking gesteld door de koppelcilinder, resp. het in werking stellen van de ten minste ene stuurascilinder wordt ondersteund door een stuurdrukbron die separaat is, resp. onafhankelijk is van de koppelcilinder, wat geregeld wordt door de regeldruk van de koppelcilinder. Volgens de uitvinding kan de ten minste ene stuurascilinder vanaf de genoemde stuurdrukbron via een stuurklep onder druk gezet worden, welke klep in werking gezet kan worden door de regeldruk van de koppelcilinder. Via de genoemde stuurklep wordt een afzonderlijke stuurdruk overgebracht op stuurascilinder die het indraaien van de wielen bewerkstelligt, welke druk niet, resp. niet alleen komt vanuit de koppelcilinder, maar ook vanuit een afzonderlijke stuurdrukbron. Hierbij bestaat er de mogelijkheid om de druk van de koppelcilinder die ontstaat bij het ombuigen van de dissel niet alleen te benutten voor het regelen van de genoemde stuurklep, maar ook nog over te brengen op de stuurascilinder die het indraaien van de wielen bewerkstelligt, om de afzonderlijke stuurdruk vanuit de stuurdrukbron te ondersteunen. Op voordelige wijze wordt echter de ten minste ene stuurascilinder uitsluitend vanuit de stuurdrukbron onder druk gebracht, terwijl de koppelcilinder alleen dient voor het regelen van de genoemde stuurklep, via welke de belasting van de stuurascilinder wordt geregeld vanuit de genoemde stuurdrukaccumulator.
Door het gebruik van een afzonderlijke stuurdrukbron kunnen zeer hoge drukwaarden in de stuurascilinders worden opgewekt om ook bij lage rijsnelheden hoge stuurkrachten te kunnen verschaffen. Gelijktijdig blijven de krachten in de koppelcilinder gering, zodat er geen hoge koppelkrachten ontstaan tussen trekkeren aanbouwwerktuig.
In een verdere ontwikkeling van de uitvinding wordt op een voordelige wijze als stuurdrukbron een hydraulisch systeem aan de zijde van de trekker gebruikt. Als alternatief of additioneel zou er ook een aan het aanbouwwerktuig aangebrachte stuurdrukbron gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld een pomp aan het aanbouwwerktuig die via een aftakas elektrisch of mechanisch wordt aangedreven. Op voordelige wijze bezit de stuurinrichting echter een drukaansluiting voor het aankoppelen aan het hydraulische systeem aan de zijde van de trekker, die gebruikt wordt als stuurdrukbron. Hierdoor kunnen zeer efficiënt voldoende hoge drukwaarden verschaft worden.
De stuurklep, via welke de stuurdruk vanaf de stuurdrukbron overgebracht wordt op de ten minste ene stuurascilinder kan in principe verschillend uitgevoerd zijn. In een voordelige verdere ontwikkeling van de uitvinding omvat de klep een schakelklepeenheid die afhankelijk van de stand daarvan de toevoerdruk van de stuurdrukbron overbrengt op een drukcircuit voor een inslag naar links of een drukcircuit voor een inslag naar rechts voor de ten minste ene stuurascilinder. Al naargelang in welke stand de schakelklepeenheid wordt gebracht door de druk van de koppelcilinder, wordt de stuurdruk van de stuurdrukbron overgebracht op een leiding, resp. een kanaal voor een inslag naar links, of een leiding, resp. een kanaal voor een inslag naar rechts. Bijvoorbeeld kan de schakelklepeenheid zijn uitgevoerd als een meerwegklep, bij voorkeur in de vorm van een vier/drie-wegklep, waarvan de telkens twee uitgangszijdige aansluitingen verbonden kunnen worden met het bovengenoemde drukcircuit voor een inslag naar links en het drukcircuit voor een inslag naar rechts, terwijl de beide ingangszijdige aansluitingen van de meerwegklep al naargelang de schakelstand verbonden kunnen worden met de stuurdrukbron of de terugstroomleiding, resp. de teruglooptank.
Eventueel kan de genoemde stuurklep in een verdere ontwikkeling van de uitvinding ook een drukregelfunctie vervullen, die de druk die vanuit de stuurdrukbron komt ook voor wat betreft de hoogte regelt, bijvoorbeeld slechts gedeeltelijk doorgeeft aan de stuurascilinders en/of voor wat betreft de hoogte variabel regelt. Om een eenvoudige uitvoeringsvorm te bereiken, is echter alleen een meerwegklep voldoende.
De ten minste ene stuurascilinder kan in een verdere ontwikkeling van de uivinding verschillend zijn uitgevoerd. Om een indraaien zowel naar rechts, alsook naar links mogelijk te maken, is de stuurascilinder op voordelige wijze dubbel werkend uitgevoerd, waarbij een eerste drukkamer van de stuurascilinder verbonden kan worden met het genoemde drukcircuit voor een inslag naar links en een tweede drukkamer met het genoemde drukcircuit voor een inslag naar rechts. Al naar gelang de uitvoeringsvorm van de wielophanging kan gewerkt worden met slechts één stuurascilinder, bijvoorbeeld wanneer een centraal verdraaibaar opgehangen stuuras wordt gebruikt. In een verdere ontwikkeling van de uitvinding kunnen bij een stuurbare as echter ook twee stuurascilinders behoren, om een rechter wiel, resp. een linker wiel door middel van telkens een afzonderlijke stuurascilinder te kunnen sturen. In plaats van een op de bovengenoemde wijze dubbel werkend uitgevoerde cilinder zouden in principe ook twee enkelvoudig werkende cilinders gebruikt kunnen worden, waarvan er één verantwoordelijk is voor de inslag naar rechts en de andere voor de inslag naar links.
Ook de bij de dissel behorende koppelcilinder kan in principe verschillend zijn uitgevoerd, waarbij de koppelcilinder in een verdere ontwikkeling van de uitvinding dubbel werkend is uitgevoerd en twee drukkamers bezit, die gekoppeld zijn met tegenover elkaar gelegen bedieningskamers van de stuurklep, zodat al naargelang de ombuiging van de dissel druk wordt uitgeoefend op de ene of de andere zijde van de stuurklep.
De koppelcilinder is hierbij op voordelige wijze zodanig aangebracht en/of omgebouwd, dat deze een lengteverandering ondergaat ten opzichte van de trekker die overeenkomt met de ombuiging van de dissel van het aanbouwwerktuig. Bijvoorbeeld kan de koppelcilinder op een afstand van de disselkoppelas enerzijds scharnierend aan de dissel en anderzijds scharnierend aan de trekker gekoppeld zijn.
In een alternatieve verdere ontwikkeling van de uitvinding kan er ook in zijn voorzien, dat de koppelcilinder een ombuigen van de dissel ten opzichte van een machineframe van het aanbouwwerktuig opneemt, resp. afhankelijk daarvan in werking wordt gesteld, voor zover het aanbouwwerktuig een dergelijke ombuigbare dissel bezit, wat bijvoorbeeld het geval kan zijn bij een meerassig onderstel, waarbij een as verbonden is met de dissel. In dit geval zou de inslaghoek van de dissel ten opzichte van het machineframe en de hierdoor teweeggebrachte inwerkingstelling van de koppelcilinder benut kunnen worden voor de besturing van een verdere, niet met de dissel verbonden as. De voorkeur verdient echter de boven beschreven uitvoeringsvorm in die zin, dat de koppelcilinder enerzijds gekoppeld is met de dissel en anderzijds met de trekker, om door een ombuigen van de dissel ten opzichte van de trekker in werking gesteld te worden.
Om de stuurinrichting, resp. de stuurascilinder daarvan niet overmatig te belasten met stuurdruk vanuit de afzonderlijke stuurdrukbron, is er in een voordelige verdere ontwikkeling van de uitvinding in voorzien dat de door de koppelcilinder verschafte regeldruk wordt gereduceerd, wanneer de stuurbare wielen de juiste wielinslag reeds hebben ingenomen. De gereduceerde regeldruk van de koppelcilinder leidt tot een overeenkomstige verplaatsing van de stuurklep en daardoor tot een reductie van de druk die vanuit de stuurdrukbron wordt overgebracht op de stuurascilinder van de stuurbare wielen. Hierdoor kan een regeling van de stuurinslag worden bereikt die overeenkomt met de verplaatsing van de koppelcilinder. Wordt de koppelcilinder bijvoorbeeld bij het maken van flauwe bochten slechts enigszins verplaatst, dan wordt de hierdoor opgewekte regeldruk van de koppelcilinder gereduceerd, zodra de wielen een overeenkomstig kleine stuurinslag bereikt hebben. Als gevolg van de reductie van de regeldruk wordt de stuurdruk gereduceerd, zodat de wielen bij hun kleine inslag blijven. Wordt er anderzijds een scherpe bocht gemaakt en de koppelcilinder wordt sterk verplaatst, dan wordt de regeldruk pas gereduceerd bij een overeenkomstig sterkere stuurinslag van de stuurbare wielen van het aanbouwwerktuig.
De hiervoor aangebrachte drukregelinrichting voor het reduceren van de regeldruk van de koppelcilinder kan in principe van verschillende aard zijn. Volgens een voordelige uitvoering van de uitvinding kan de drukregelinrichting een gelijkloopcilinder omvatten, waarmee de koppelcilinder is gekoppeld, resp. fluïdumverbonden is, die gekoppeld is met de stuurbare wielen van de stuurbare as van het onderstel en/of door een indraaien van de genoemde wielen dienovereenkomstig wordt bewogen, en wel zo voordelig, dat de regeldruk van de koppelcilinder met een indraaien van de wielen van de stuurbare as van het aanbouwwerktuig dienovereenkomstig wordt verminderd, resp. proportioneel ten opzichte van de stand van de koppelcilinder minder wordt.
Hiertoe kan in een verdere ontwikkeling van de uitvinding de gelijkloopcilinder dubbel werkend zijn uitgevoerd en twee drukkamers bezitten die gekoppeld zijn met telkens een van de drukkamers van de koppelcilinder. Op voordelige wijze staan hierbij de doorsnedeoppervlakken van de drukkamers van de gelijkloopcilinders in een verhouding tot de doorsnedeoppervlakken van de daarmee verbonden drukkamers van de koppelcilinder, die ongeveer overeenkomt met de verhouding van de maximaal aangebrachte ombuiging van de dissel tot de maximaal vooraf bepaalde inslag van de stuurbare wielen. Door de koppeling van de drukkamers van de gelijkloopcilinder met de drukkamers van de koppelcilinder wordt de druk geregeld die door de koppelcilinder opgewekt wordt door een ombuigen van de dissel, afhankelijk van de veranderde inslag van de stuurbare wielen en wel in het bijzonder gereduceerd worden, wanneer de vooraf bepaalde instelstand van de wielinslag is bereikt. Eventueel wordt de regeldruk van de koppelcilinder echter ook verhoogd wanneer, om welke redenen dan ook, de gewenste wielinslag niet wordt veranderd.
Via de gelijkloopcilinder kan de regeldruk van de koppelcilinder bovendien gebruikt worden ter ondersteuning van het in werking stellen van de stuurinslag.
Om bij een onvoorziene drukvermindering in het systeem van de stuurinrichting een ongecontroleerd heen- en weer sturen van de stuurbare as van het aanbouwwerktuig te vermijden, bijvoorbeeld wanneer de hydraulische druk van de trekker uitvalt, kan in een verdere ontwikkeling van de uitvinding een blokkeerinrichting voor het blokkeren van de stuurinrichting zijn aangebracht, wanneer de bedrijfsdruk van de stuurinrichting beneden een vooraf bepaalde waarde daalt. De blokkeerinrichting kan hierbij op verschillende wijze gerealiseerd worden. Volgens een voordelige uitvoering van de uitvinding kan tussen de stuurklep en de ten minste ene stuurasklep een afsluitklep zijn aangebracht, die in werking gesteld kan worden door een druk op de uitgangszijde van de stuurklep en/of de regeldruk van de koppelklep en en/of de druk van de stuurdrukbron, en wel op voordelige wijze zo, dat de stuurinrichting wordt geblokkeerd bij een vermindering van een of meerdere van de genoemde drukwaarden. In het bijzonder kan de genoemde afsluitklep het bovengenoemde drukcircuit voor een inslag naar links en het drukcircuit voor een inslag naar rechts blokkeren. De verbinding tussen stuurklep en de genoemde drukcircuits voor een inslag naar links, resp. een inslag naar rechts is alleen ingeschakeld, wanneer er een voldoende bedrijfsdruk aanwezig is.
Als alternatief of additioneel kan in een verdere ontwikkeling van de uitvinding de stuurinrichting een terugstelinrichting omvatten voor het terugstellen van de stuurbare wielen in de nulstand daarvan, d.w.z. stand waarin deze recht vooruit lopen, die op voordelige wijze eveneens geactiveerd kan worden door een drukvermindering in het systeem van het normale bedrijf van de stuurinrichting. Bijvoorbeeld kan de genoemde terugstelschakeling een afzonderlijke drukaccumulator omvatten, alsook een hierbij behorende schakelklep die door een drukvermindering de druk van de genoemde afzonderlijke drukaccumulator inschakelt. De genoemde schakelklep kan hierbij geregeld zijn door verschillende drukwaarden, bijvoorbeeld door de druk van de drukaccumulator voor de besturing stroomopwaarts van de stuurklep.
De terugstelinrichting kan hierbij in een verdere ontwikkeling van de uitvinding een afzonderlijke terugstel actuator omvatten, bijvoorbeeld in de vorm van een terugstelcilinder. Wanneer de bovengenoemde schakelklep van de terugstelinrichting de druk vanuit de drukaccumulator inschakelt, dan wordt deze overgebracht op de terugstelcilinder om de wielen in de nulstand, resp. in de rechtuit stand te draaien.
Als alternatief of additioneel kan de genoemde schakelklep gekoppeld zijn met de drukcircuits voor een inslag naar links, resp. een inslag naar rechts en/of met de ten minste ene stuurascilinder, zodat bij een drukvermindering in een normaal bedrijfssysteem de stuurbare wielen centrisch gesteld kunnen worden.
De uitvinding wordt onderstaand nader toegelicht aan de hand van de voorkeursuitvoeringsvoorbeelden en de bijbehorende tekeningen. In de tekeningen tonen: fig. 1: een schematisch zijaanzicht van een aanbouwwerktuig voor een landbouwvoertuig in de vorm van een laadwagen volgens een voordelige uitvoering van de uitvinding, die een tweeassig onderstel bezit en via een starre dissel scharnierend verbonden is met een trekker, fig. 2: een schematische afbeelding van de hydraulische stuurinrichting voor het sturen van de wielen van de achterste as van het onderstel van de laadwagen van de voorafgande fig. 1, waarbij de componenten van de stuurinrichting zijn afgebeeld op de wijze van een schakelschema, fig. 3: een schematische afbeelding van een stuurinrichting volgens een verdere voordelige uitvoering van de uitvinding soortgelijk aan fig. 2, waarbij in de hydraulische circuits van de stuurinrichting een blokkeerinrichting is aangebracht voor het blokkeren van de stuurbare wielen bij een drukvermindering van het systeem, fig. 4: een schematische afbeelding van een stuurinrichting voor de laadwagen van fig. 1 volgens een verdere voordelige uitvoering van de uitvinding in een afbeelding die overeenkomt met fig. 2, waarbij de stuurinrichting een terugstelinrichting omvat voor het terugstellen van de stuurbare wielen in de rechtuit stand daarvan, fig. 5: een schematische afbeelding van een stuurinrichting voor de laadwagen van fig. 1 volgens een verdere voordelige uitvoering van de uitvinding in een afbeelding soortgelijk aan fig. 2, waarbij de stuurinrichting in een uitvoering die overeenkomt met fig. 4 een terugstelinrichting bezit voor het terugstellen van de stuurbare wielen in de rechtuit stand daarvan, waarbij in tegenstelling tot de uitvoering volgens fig. 4 echter geen afzonderlijke terugstelcilinder voor het terugstellen wordt gebruikt, maar de stuurascilinders voor het sturen van de wielen, fig. 6: een schematische afbeelding van een hydraulische gedwongen besturing voor een laadwagen volgens fig. 1 volgens een bekende uitvoering, die geen uitvoering van de onderhavige uitvinding weergeeft.
De in fig. 1 getoonde laadwagen 1 omvat op een op zich bekende wijze een machineframe 2, dat een opslagruimte 3 voor oogstgoed draagt en door middel van een onderstel 4 tegen de bodem is afgesteund.
Aan het machineframe 2 is een dissel 9 star bevestigd, die om een rechtopstaande disselkoppelas 13 scharnierend gekoppeld kan worden aan de trekker 12, om met de trekker 2 de laadwagen 1 te trekken.
De bovengenoemde opslagruimte 3 voor oogstgoed wordt op een op zich bekende wijze door middel van een opneeminrichting 14 die bijvoorbeeld een oppikinstallatie 15 omvat, beladen met oogstgoed, dat van de bodem wordt opgenomen.
In de getekende uitvoering omvat het onderstel 4 van de laadwagen 1 twee assen 7 en 8, waarbij de wielen 6 van de achterste as 8 stuurbaar zijn uitgevoerd.
In de in tig. 2 getekende uitvoering zijn voor het indraaien van de genoemde achterste wielen 6 van de stuurbare achterste as 8 twee stuurascilinders 10 aangebracht, die bijvoorbeeld enerzijds scharnierend zijn verbonden met een koppelstang van het stuurbare wiel en anderzijds afgesteund kunnen zijn tegen een vast met de as, resp. het onderstel verbonden onderdeel. De genoemde wielen 6 worden door een uitschuiven, resp. inschuiven van de genoemde stuurascilinders 10 naar links, resp. rechts ingedraaid.
In de getekende uitvoering zijn hierbij de beide stuurascilinders 10 dubbel werkend uitgevoerd, zodat elke stuurascilinder 10 zowel de inslag naar links, alsook de inslag naar rechts kan bewerkstelligen. De drukkamers van de stuurascilinders 10 zijn hierbij enerzijds verbonden met een drukcircuit 17 voor een inslag naar links, resp. anderzijds met een drukcircuit 18 voor een inslag naar rechts. Al naargelang welke van de drukkamers van de stuurascilinders 10 met druk wordt belast, worden de wielen 6 naar rechts, resp. naar links ingedraaid.
De stuurdruk voor het in werking stellen van de stuurascilinders 10 wordt hierbij in de getekende uitvoering verschaft door de trekker 12, waarvan het hydraulische systeem in zoverre dient als stuurdrukbron 19. Zoals fig. 2 toont, bezit de laadwagen 2 een stuurdrukaansluiting 20, die verbonden kan worden met het hydraulische systeem van de trekker 12.
De stuurdruk vanuit de stuurdrukbron 19 wordt hierbij via een stuurklep 21 geregeld en naar keuze overgebracht op het eerder genoemde drukcircuit 17 voor een inslag naar links of het drukcircuit 18 voor een inslag naar rechts 18. In de in fig. 2 getekende uitvoering is de stuurklep 21 uitgevoerd als een vier/drie-wegklep, waarvan ingangszijdige aansluitingen met de genoemde stuurdrukaansluiting 20 en daardoor met de stuurdrukbron 19 en anderzijds met een terugloop, resp. de tank 22 zijn verbonden. De uitgangszijdige aansluitingen van de genoemde stuurklep 21 zijn verbonden met het eerder genoemde drukcircuit 17 voor een inslag naar links en het drukcircuit 18 voor een inslag naar rechts, vergelijk fig. 2. Al naargelang de stand van de stuurklep 21 wordt de stuurdruk uit de stuurdrukbron 19 afgesloten, resp. van beide drukcircuits 17 en 18 afgescheiden, waarbij de stuurklep 21 in deze stand de beide drukcircuits 17 en 18 met elkaar, resp. met de tank 22 verbindt. In de beide andere standen daarvan verbindt de genoemde stuurklep 21 de stuurdrukbron 19 ofwel met het drukcircuit 17 voor een inslag naar links, ofwel met het drukcircuit 18 voor een inslag naar rechts. Het telkens niet met de stuurdrukbron 19 verbonden drukcircuit 17, resp. 18 is geschakeld op de tank 22.
De genoemde stuurklep 21 wordt in werking gesteld door een koppelcilinder 11, die is aangebracht in het gebied van de scharnierverbinding van de dissel 9 aan de trekker 12 en geactiveerd wordt door een ombuigen van de dissel 9 ten opzichte van de trekker 12. Zoals fig. 2 toont, kan de genoemde koppelcilinder 11 op een afstand van de koppelas 13 van de dissel enerzijds scharnierend verbonden zijn met de dissel 9 en anderzijds scharnierend verbonden zijn met de trekker 12, zodat deze bij bochten naar rechts wordt uitgeschoven en bij bochten naar links wordt ingeschoven.
De genoemde stuurascilinder 10 is hierbij in de getekende uitvoering volgens fig. 2 dubbel werkend uitgevoerd, waarbij de beide drukkamers van de koppelcilinder 11 verbonden zijn met tegenover elkaar gelegen bedieningskamers van de stuurklep 21, zodat de stuurklep 21 bij het in- en uitschuiven van de koppelcilinder 11 bij een overeenkomstig bochten rijden volgens fig. 2 naar recht en links wordt bewogen om de stuurdruk vanuit de stuurdrukbron 19 naar keuze over te brengen op het drukcircuit 17 voor een inslag naar links, resp. het drukcircuit 18 voor een inslag naar rechts. De regeldruk van de koppelcilinder 1, resp. het door deze cilinder verdrongen drukmediumvolume wordt dus benut voor het in werking stellen van de stuurklep 21, via welke de drukbelasting van de stuurascilinder 10 wordt geregeld vanuit de stuurdrukbron 19.
In de getekende uitvoeringsvorm is verder een gelijkloopcilinder 23 aangebracht, die gekoppeld is aan de stuurbare as 8, resp. de stuurbare wielen 6 van deze as 8, zodat de gelijkloopcilinder 23 wordt bewogen in overeenstemming met de stuurinslag van de wielen 6, d.w.z. ingeschoven en uitgeschoven wordt. De drukkamers van de genoemde gelijkloopcilinder 23 zijn hierbij bevestigd aan de drukkamers van de koppelcilinder 11, zodat de regeldruk van de koppelcilinder 11 minder wordt, zodra de wielen 6 dienovereenkomstig ver zijn ingedraaid, zodat het door de koppelcilinder 11 verdrongen volume is gecompenseerd door een overeenkomstige instelbeweging van de gelijkloopcilinder 23.
Zoals fig. 2 toont, bezitten zowel de gelijkloopcilinder 23, alsook de koppelcilinder 11 elk even grote drukkamers, wat bereikt wordt door een zuigerstang die door het gehele cilinderlichaam heen loopt. De drukkamers van de gelijkloopcilinder 23 behoeven niet gedwongenermate dezelfde grootte te bezitten als de drukkamers van de koppelcilinder 11. Op voordelige wijze zijn deze in verhouding tot elkaar zodanig gekozen, dat de volumeverdringing van de koppelcilinder 11 bij een maximaal aangebrachte ombuiging van de dissel 9 overeenkomt met de volumeverdringing van de gelijkloopcilinder 23 bij een maximaal toegepaste stuurinslag.
Zoals fig. 2 toont, is voorts tussen de beide strengen van de aan de bevestigde drukleidingen een klep 24 geschakeld voor het instellen van de nulstand, die de verbinding tussen de beide zijden van de koppelcilinder 11 ofwel afsluit, ofwel vrijgeeft, waarbij de genoemde klep 24 voor het instellen van de nulstand afhankelijk van de door de stuurdrukbron 19 verschafte druk gestuurd kan zijn, bij voorkeur zodanig, dat de beide zijden van de koppelcilinder 11 ten opzichte van elkaar zijn afgesloten, zodra de stuurdruk verschaft wordt vanuit de stuurdrukbron 19.
De uitvoering van fig. 3 komt in hoofdzaak overeen met de uitvoering volgens fig. 2, zodat verwezen wordt naar de beschrijving daarvan. Bovendien is bij de uitvoering volgens fig. 3 een afsluitklep 25 geschakeld in een van de drukcircuits 17 en 18 voor een inslag naar links en een inslag naar rechts, die het overeenkomstige drukcircuit 17, resp. 18 afsluit of inschakelt, en wel afhankelijk van een normale bedrijfsdruk, resp. van een drukvermindering daarvan. Bij een drukvermindering in de toevoerleiding naar de stuurklep 21 en/of bij een drukvermindering van de regeldruk voor het in werking stellen van de stuurklep 21 sluit de genoemde afsluitklep 25 de stuurinrichting 26 af, zodat de stuuras in de laatst ingedraaide positie blijft en er geen ongecontroleerd draaien van de as 8 kan plaatsvinden.
De in fig. 4 getekende uitvoering komt eveneens in principe overeen met de uitvoering volgens fig. 2, zodat ook hier verwezen wordt naar de bovengenoemde beschrijving. Additioneel bezit de stuurinrichting 26 een terugstelinrichting 27 die bij een onverwachte drukvermindering in het normale bedrijfssysteem de wielen 6 terugschakelt in hun rechtuit stand, resp. in hun nulstand. Zoals fig. 4 toont, kan de terugstelinrichting 27 een afzonderlijke terugstel drukaccumulator28 omvatten, die door middel van een schakelklep 29 ingeschakeld of afgesloten kan worden. In de ingeschakelde stand wordt de druk uit de terugstel drukaccumulator 28 overgebracht op een terugstelcilinder 30 die op een geschikte wijze is verbonden met de achterste as 8, resp. de stuurbare wielen 6 van deze as 8, om bij een drukbelasting de wielen 6 in de rechtuit stand te draaien.
De genoemde schakelklep 29 kan hierbij drukgeregeld zijn, waarbij als regeldruk bijvoorbeeld de stuurdruk op de stroom opwaartse zijde van de stuurklep 21 gebruikt kan worden; wanneer deze echter minder wordt, dan gaat de schakelklep 29 over in de inschakelende stand daarvan om de wielen recht te zetten.
De in fig. 5 getoonde uitvoering komt in principe overeen met de uitvoering van de figuren 2 t/m 4, zodat verwezen wordt naar de beschrijving daarvan. In vergelijking met de uitvoering volgens fig. 4 is echter de terugstelinrichting 27 anders uitgevoerd. In het bijzonder is er geen eigen, afzonderlijke terugstelcilinder 30 gebruikt. In plaats daarvan wordt de uit de terugstel drukaccumulator 28 verschafte druk via een schakelklep 29 naar keuze overgebracht op het drukcircuit 17 voor een inslag naar links of het drukcircuit 18 voor een inslag naar rechts of afgesloten in een neutrale stand van de genoemde schakelklep 29. In de getekende uitvoering is hierbij de schakelklep 29 uitgevoerd als een vier/drie-wegklep om bij een drukbelasting van het ene drukcircuit 17 of 18 het telkens andere circuit te kunnen verbinden met de teruglooptank.
Bovendien zijn in de drukcircuits 17 en 18 voor een inslag naar links en een inslag naar rechts tussen de stuurascilinders 10 en de stuurklep 21 afsluitkleppen 25 geschakeld, die bij een drukvermindering op de bovengenoemde wijze de verbinding van de stuurascilinder 10 naar de stuurklep 21 blokkeren.
De schakelklep 29 wordt in werking gesteld door een oplaadcircuit voor de accumulator, waarbij voor het activeren op voordelige wijze rekening wordt gehouden met het signaal van een hoeksensor31 om de wielen in de juiste richting te draaien.
De stuurascilinders, de koppelcilinder, alsook de gelijkloopcilinderzijn in een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding op een op zich bekende wijze uitgevoerd als zuiger-drukcilinder-eenheden, waarbij door middel van een zuigerverschuiving een dienovereenkomstige verdringing van het drukmiddel plaatsvindt, resp. door een drukmiddelbelasting vindt een zuigerverschuiving plaats. Als alternatief kunnen de stuurascilinders, eventueel ook de koppelcilinder echter ook in de vorm van andere drukmiddel actuatoren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld in de vorm van hydromotoren zoals bijvoorbeeld draaimotoren. De voorkeur verdient echter de genoemde uitvoeringsvorm in de vorm van zuiger-drukcilinder-eenheden.

Claims (12)

1. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine, bij voorkeur in de vorm van een laad- en/of pers-, en/of oogstwagen, met een dissel (9) voor het aanbouwen aan een trekker (12), een onderstel (4) voor het afsteunen tegen de bodem, omvattend ten minste een as (8) met stuurbare wielen (6), alsook een stuurinrichting (26) voor het sturen van de genoemde wielen (6) afhankelijk van de hoek van de dissel (6), waarbij de stuurinrichting (26) ten minste één stuurascilinder (10) omvat voor het indraaien van de genoemde wielen (6), alsook een koppelcilinder (11) voor het verschaffen van een regeldruk, die via koppelmiddelen is gekoppeld met de dissel (9) en/of afhankelijk van de hoek van de dissel (9) en/of van het aanbouwwerktuig ten opzichte van de trekker in werking gesteld kan worden, met het kenmerk, dat de ten minste ene stuurascilinder (10) vanuit een stuurdrukbron (19) onder druk gezet kan worden via een stuurklep (21), die in werking gesteld kan worden door de regeldruk van de koppelcilinder (11).
2. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens de voorafgaande conclusies, waarbij de stuurdrukbron (19) een hydraulisch systeem aan de zijde van de trekker omvat.
3. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de stuurklep (21) een schakelklepeenheid omvat die afhankelijk van de stand daarvan de ingangszijdige stuurdruk van de stuurdrukbron (19) overbrengt op een drukcircuit (17) voor een inslag naar links of een drukcircuit (18) voor een inslag naar rechts voor de ten minste ene stuurascilinder (10).
4. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de ten minste ene stuurascilinder (10) dubbel werkend is uitgevoerd, en een eerste drukkamer omvat die verbonden is met het drukcircuit (17) voor een inslag naar links en een tweede drukkamer omvat die verbonden is met het drukcircuit (18) voor een inslag naar rechts.
5. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de koppelcilinder (11) dubbel werkend is uitgevoerd en twee drukkamers omvat die gekoppeld zijn met tegenover elkaar gelegen bedieningskamers van de stuurklep (21).
6. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de koppelcilinder (11) is losgekoppeld van het drukcircuit van de ten minste ene stuurascilinder (10).
7. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij een drukregelinrichting (32) is aangebracht voor het reduceren van de regeldruk van de koppelcilinder (11) afhankelijk van een wielinslag van de genoemde wielen (6).
8. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens de voorafgaande conclusie, waarbij de drukregelinrichting (32) een gelijkloopcilinder (23) omvat die fluïdumverbonden is met de koppelcilinder (11), welke gelijkloopcilinder (23) gekoppeld is met de stuurbare wielen (6) en/of door een indraaien van de wielen (6) beweegbaar is, en wel zodanig, dat de regeldruk van de koppelcilinder (11) met een indraaien van de genoemde wielen (6) dienovereenkomstig, of proportioneel ten opzichte van de stand van de koppelcilinder (11) minder wordt.
9. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens de voorafgaande conclusie, waarbij de gelijkloopcilinder (23) dubbel werkend is uitgevoerd en twee drukkamers bezit die gekoppeld zijn met telkens een van de drukkamers van de koppelcilinder (11), waarbij de doorsnedeoppervlakken van de drukkamers van de gelijkloopcilinder (23) in een verhouding staan tot de doorsnedeoppervlakken van de drukkamers van de koppelcilinder (11), die ongeveer overeenkomt met de verhouding van de maximaal aangebrachte ombuiging van de dissel (9) tot de maximaal bepaalde stuurinslag van de wielen (6).
10. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij tussen de stuurklep (21) en de ten minste ene stuurascilinder (10) een afsluitklep (25) is aangebracht, die in werking gesteld kan worden door een uitgangszijdig tegen de stuurklep (21) aanliggende druk en/of door de regeldruk van de koppelcilinder (11) en/of door de druk van de stuurdrukbron (19), en wel zodanig, dat de stuurinrichting (26) is geblokkeerd bij een drukvermindering van een of meerdere van de genoemde drukwaarden.
11. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de stuurinrichting (26) een terugstelinrichting (27) omvat voor het terugstellen van de wielen (6) in de rechtuit stand, waarbij de terugstelinrichting (27) een afzonderlijke terugstel accumulator (28), alsook een hierbij behorende schakelklep (29) omvat die bij een drukvermindering van de stuurdrukbron (19) de druk van de terugstel accumulator (28) inschakelt.
12. Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij tussen de drukkamers van de koppelcilinder (11) een afsluitklep (24) is aangebracht, die een verbinding van de beide drukkamers van de koppelcilinder ofwel afsluit, ofwel inschakelt en afhankelijk van de stuurdruk van de stuurdrukbron (19) in werking gesteld kan worden, in het bijzonder zodanig, dat bij een drukvermindering van de stuurdrukbron (19) de verbinding is ingeschakeld.
NL2005587A 2009-10-29 2010-10-27 Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine. NL2005587C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE202009014617 2009-10-29
DE202009014617U DE202009014617U1 (de) 2009-10-29 2009-10-29 Landwirtschaftliches Anbaugerät

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2005587A true NL2005587A (nl) 2011-05-02
NL2005587C2 NL2005587C2 (nl) 2012-03-20

Family

ID=43799111

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2005587A NL2005587C2 (nl) 2009-10-29 2010-10-27 Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine.

Country Status (2)

Country Link
DE (1) DE202009014617U1 (nl)
NL (1) NL2005587C2 (nl)

Also Published As

Publication number Publication date
NL2005587C2 (nl) 2012-03-20
DE202009014617U1 (de) 2011-03-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2783807C (en) Swather tractor with rear wheel active steering
EP2702847B1 (en) Implement hydraulic system
US20090032273A1 (en) Implement/vehicle steering control system and method
AU3019100A (en) System for steering towed implement in response to or independently of steering of towing vehicle
US6761234B1 (en) Skid steer vehicle with steerable suspension
AU2010200595A1 (en) Hybrid steering system
RU2015141800A (ru) Система рулевого управления и тяжелое транспортное средство колесного типа с независимой подвеской
CN107200058A (zh) 用于可转向的车辆的转向系统
GB2510927A (en) Steering mechanism for an articulated vehicle
EP3844093B1 (fr) Engin de levage notamment pour la manutention de charges
NL1034161C2 (nl) Stuurinrichting.
NL2005587C2 (nl) Aanbouwwerktuig voor een landbouwmachine.
EP2894069B1 (en) Steering and brake arrangement
US11643141B2 (en) Trailer assembly and associated self-erecting crane
CA2914140C (en) Steering mechanism for an articulated vehicle
NL2015453B1 (nl) Landbouwaankoppelwerktuig.
EP2029415B1 (en) Steering trailer or semi-trailer
WO2018065560A1 (en) Electric assisted power steering settings adjustment
JP7496833B2 (ja) 重荷重車両
CN110344460B (zh) 用于铰接组件的液压控制回路
RU2240943C1 (ru) Система рулевого управления транспортного средства со всеми управляемыми колесами
JPH11348797A (ja) 後軸操舵装置
JP2001106127A (ja) トレーラ
NL8200911A (nl) Getrokken voertuig met bestuurde wielstellen.
JPH0456685A (ja) 自動車に使用されるパワー・ステアリング・システム