NL2004611C2 - Inrichting voor het met een folie omwikkelen van een baal maaigoed en combinatie daarvan met een balenpers. - Google Patents

Description

Inrichting voor het met een folie omwikkelen van een baal maaigoed en combinatie daarvan met een balenpers

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting 5 voor het met een folie omwikkelen van maaigoed dat tot een baal geperst is, omvattende een verrijdbaar frame, op het frame aangebrachte aanvoermiddelen voor het aanvoeren van de baal, op het frame aangebrachte en op de aanvoermiddelen aansluitende wikkelmiddelen voor het met de folie omwikkelen 10 van de aangevoerde baal, en op het frame aangebrachte en op de wikkelmiddelen aansluitende afvoermiddelen voor het afvoeren van de omwikkelde baal. Een dergelijke wikkelinrichting is bekend, en wordt door aanvraagster in verschillende varianten op de markt gebracht onder de 15 aanduiding "Tawi (mini)balenwikkelaar".

De bekende wikkelinrichting omvat een verrijdbaar frame dat bedoeld is om door een tractor voortgetrokken te worden. Aan de voorzijde van het frame bevindt zich een opraper en een korte transporteur, waarmee samengeperste 20 balen maaigoed van het land opgeraapt kunnen worden. De transporteur voert de balen toe aan de eigenlijke wikkelaar, die gevormd wordt door ten minste één horizontale wikkeltafel, waar de baal op komt te rusten, en een wikkelarm, die aan beide einden een rol folie draagt, en die 25 om een verticale as roteerbaar is rond de wikkeltafel. De wikkeltafel is voorzien van een beweegbaar oppervlak, waardoor de baal telkens om een horizontale aslijn gekanteld wordt, terwijl de wikkelarm daaromheen draait en de folie afwikkelt. Zo wordt de baal alzijdig met folie omwikkeld.

30 Nadat de baal voldoende omwikkeld is, wordt deze al of niet via een verzamelsysteem teruggebracht tot op de grond.

Bij de mini-balenwikkelaar is op enige afstand boven de wikkeltafel een tweede wikkeltafel aangebracht, die 2 de baal op zijn plaats houdt tijdens het omwikkelen. Dit is nodig omdat kleine balen, die bijvoorbeeld gebruikt worden als voer in de hobby-veehouderij, meestal slechts enkele tientallen kilo's wegen, en door de kracht van de 5 voorgespannen folie weggeworpen zouden kunnen worden. Bij balen voor professioneel gebruik, die een paar honderd kilo wegen, doet dit probleem zich niet voor.

De bekende wikkelinrichting heeft het nadeel dat deze relatief groot is, en daarom niet goed gecombineerd kan 10 worden met een verrijdbare balenpers. Daarom worden in de praktijk de balenpers en de wikkelaar door twee afzonderlijke tractoren achter elkaar over het land gereden. Dit vergt veel mensen en materieel, en is dus relatief duur. Bovendien is de capaciteit van de bekende wikkelinrichting 15 relatief beperkt, als gevolg van het grote aantal omwentelingen van de wikkelarm en de wikkeltafel dat nodig is om een baal volledig te omwikkelen. Met name voor kleine balen, die relatief snel geperst kunnen worden, vormt de wikkelinrichting de beperkende factor wanneer het gaat om 20 verhoging van de productiviteit.

De uitvinding heeft nu tot doel een wikkelinrichting van de hiervoor beschreven soort te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen. Volgens een eerste aspect 25 van de uitvinding wordt dit bij een dergelijke wikkelinrichting bereikt doordat de wikkelmiddelen ten minste één paar in horizontale richting op afstand van elkaar geplaatste, in hoofdzaak verticaal gerichte wikkeltafels omvatten, waartussen de baal tijdens het 30 omwikkelen is ingeklemd, alsmede ten minste één om een liggende as roteerbare wikkelarm die ten minste één rol folie draagt. Door gebruik te maken van verticaal gerichte wikkeltafels kan een compacte constructie worden 3 gerealiseerd, die zich goed leent voor combinatie met een balenpers. Bovendien kunnen door deze compacte vorm meerdere stellen wikkelmiddelen worden samengevoegd in een enkele machine, waardoor de wikkelcapaciteit kan worden vergroot.

5 Bij voorkeur vertonen de wikkeltafels elk een beweegbaar oppervlak voor het doen roteren van de daartussen ingeklemde baal. Zo kan de baal alzijdig worden omwikkeld met folie.

Wanneer de wikkelmiddelen relatief hoog op het 10 frame zijn aangebracht en de aanvoermiddelen een opvoertransporteur omvatten, wordt lager in het frame ruimte vrij gemaakt voor andere functies, zodat een compacte constructie wordt verkregen. Bovendien kan door de hoge plaatsing van de wikkelmiddelen het wikkelproces eenvoudig 15 gecontroleerd worden vanuit een voor de wikkelinrichting gekoppelde tractor.

Bij voorkeur omvatten de aanvoermiddelen stroomopwaarts van de opvoertransporteur een eerste, ondergelegen aanvoersegment en stroomafwaarts van de 20 opvoertransporteur een tweede, bovengelegen aanvoersegment, waarbij het eerste en tweede aanvoersegment onderling tegengesteld gericht zijn. Door de balen met behulp van het tweede, bovengelegen aanvoersegment in feite terug te voeren, kunnen de wikkelmiddelen relatief ver naar voren in 25 het frame aangebracht worden, waardoor de wikkelinrichting in zijn geheel relatief kort kan zijn.

Een eenvoudige en betrouwbare aanvoer van de balen wordt gewaarborgd, wanneer de opvoertransporteur zich uitstrekt tot boven het tweede, bovengelegen aanvoersegment, 30 dat een glijbaan omvat.

Om de balen op betrouwbare en eenvoudige wijze omhoog te brengen omvat de opvoertransporteur bij voorkeur een opvoerband met haken.

4

Ten einde te voorkomen dat de omwikkelde balen ruw op een ondergrond vallen, waardoor de folie beschadigd zou kunnen raken, zijn bij voorkeur de afvoermiddelen ingericht om de omwikkelde baal op de ondergrond neer te laten.

5 Dit kan op eenvoudige wijze worden gerealiseerd wanneer de afvoermiddelen een in hoofdzaak verticaal verplaatsbaar opvangorgaan omvatten.

Een constructief eenvoudige uitvoering wordt bereikt wanneer het opvangorgaan een zwenkbaar met het frame 10 verbonden arm en een daardoor gedragen tafel omvat.

Ten einde de balen eenvoudig te kunnen lossen verdient het de voorkeur dat het opvangorgaan een rollenbaan omvat.

Wanneer het opvangorgaan tevens onderdeel vormt 15 van de aanvoermiddelen, worden verschillende functies in een onderdeel gecombineerd, waardoor de constructie vereenvoudigd wordt. Deze uitvoering is met name geschikt voor het verwerken van grote balen voor professioneel gebruik.

20 Bij voorkeur zijn de wikkeltafels beweegbaar tussen een bedrijfsstand waarin hun onderlinge afstand relatief klein is, en een laad- en losstand waarin zij relatief verder van elkaar verwijderd zijn, en is het opvangorgaan ingericht om de baal te dragen wanneer de 25 wikkeltafels hun laad- en losstand innemen. Zo kunnen de balen tussen de wikkeltafels worden ingeklemd tijdens het wikkelen, en kunnen zij na het wikkelen door het opvangorgaan worden overgenomen.

Bijvoorkeur is dan het opvangorgaan synchroon met 30 de wikkeltafels beweegbaar tussen een ingeschoven en een uitgeschoven stand, zodat het opvangorgaan tussen de wikkeltafels geplaatst kan worden om de balen bij het laden over te geven of bij het lossen weer over te nemen.

5

Om de capaciteit van de wikkelinrichting te verhogen, en enigszins in overeenstemming te brengen met die van een balenpers, is deze bij voorkeur voorzien van twee stel aan weerszijden van de aanvoermiddelen geplaatste 5 wikkelmiddelen. Bovendien wordt hierdoor een goed uitgebalanceerde constructie bereikt.

In dat geval is de wikkelinrichting bij voorkeur verder voorzien van een met de aanvoermiddelen samenwerkend verdeelorgaan, dat ingericht is om aangevoerde balen 10 afwisselend naar het eerste of tweede stel wikkelmiddelen te leiden. Daarbij kan het verdeelorgaan afwisselend in één van twee tegengestelde richtingen beweegbaar zijn, en kan dit bijvoorbeeld een in twee tegengestelde richtingen aandrijfbare transportbaan omvatten, of een in twee 15 tegengestelde richtingen beweegbare schuif.

De uitvinding heeft ook betrekking op een combinatie van een verrijdbare inrichting voor het tot balen persen van maaigoed en een wikkelinrichting als hiervoor beschreven.

20 Wanneer de balenpersinrichting en de wikkelinrichting aan elkaar bevestigd zijn, kunnen deze door een enkele tractor worden voortgetrokken. Hierdoor kan met minder tractoren en personeel worden volstaan.

Een constructief eenvoudige oplossing wordt 25 verkregen, wanneer de balenpersinrichting en de wikkelinrichting als een geheel geconstrueerd zijn en een gemeenschappelijk, verrijdbaar frame omvatten.

Daarbij kan de balenpersinrichting een afgifte-opening voor de geperste balen vertonen, waarop de 30 aanvoermiddelen van de wikkelinrichting kunnen aansluiten.

Bij voorkeur bevindt zich tussen de afgifte-opening van de balenpersinrichting en de wikkelmiddelen een uitneemorgaan, waardoor balen die niet met folie omwikkeld 6 hoeven te worden de wikkelinrichting als het ware kunnen passeren.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een tweetal voorbeelden, waarbij wordt verwezen naar de 5 bijgevoegde tekening, waarin:

Fig. 1 een perspectivisch zijaanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van de wikkelinrichting volgens de uitvinding in combinatie met een kleine balenpers op een gezamenlijk verrijdbaar frame, waarbij een stel 10 wikkelmiddelen voor de duidelijkheid is weggelaten,

Fig. 2 een perspectivisch achteraanzicht is van de wikkelinrichting en balenpers van fig. 1,

Fig. 3 een perspectivisch vooraanzicht is van twee paar wikkeltafels en een daartussen geplaatste transporteur 15 met verdeelorgaan van de wikkelinrichting van fig. 1 en 2, Fig. 4 een schematisch zijaanzicht is volgens de pijl IV in fig. 1, dat het overgeven van een baal vanaf een onderste aanvoersegment aan een opvoertransporteur toont, Fig. 5 een schematisch zijaanzicht is volgens de 20 pijl V in fig. 1, dat de baal toont op een bovenste aanvoersegment,

Fig. 6 een zijaanzicht is van een alternatieve uitvoeringsvorm van de wikkelinrichting in combinatie met een pers voor grote balen, en 25 Fig. 7 een schematisch achteraanzicht is van de wikkelinrichting volgens de pijl VII in fig. 6.

Een inrichting 1 volgens de uitvinding voor het met een folie 2 omwikkelen van geperste balen maaigoed 3 omvat een frame 4 met een onderstel 5. Op het frame 4 zijn 30 aanvoermiddelen 6 aangebracht voor het aanvoeren van de balen 3. De aanvoermiddelen 6 omvatten in het getoonde voorbeeld een eerste, ondergelegen aanvoersegment 7, een daarop aansluitende opvoertransporteur 8 en een op de 7 opvoertransporteur 8 aansluitend tweede, bovengelegen aanvoersegment 9. Het eerste en tweede aanvoersegment 7, 9 zijn in onderling tegengestelde richting werkzaam, zodat balen 3 tijdens de aanvoer een in hoofdzaak C-vormige baan 5 doorlopen.

Het ondergelegen aanvoersegment 7 is hier passief en is uitgevoerd als een glijbaan, waar de balen 3 overheen glijden wanneer zij uit een hierna te bespreken balenpers 23 worden geduwd. Dit eerste segment 7 is aan de voorzijde 10 scharnierbaar om een as 31 met het frame 4 verbonden, terwijl zijn achterzijde losneembaar met de opvoertransporteur 8 verbonden is. Zo kan dit eerste aanvoersegment 7 tevens als uitneemorgaan fungeren, waardoor de geperste balen 3 direct op de grond G afgezet kunnen 15 worden wanneer het niet gewenst is dat deze met folie 2 worden omwikkeld.

De opvoertransporteur 8 omvat hier een eindloze opvoerketting 27 met haken 32, die opgenomen is in een staand subframe 33. Aan de voorzijde wordt de 20 opvoertransporteur 8 begrensd door een sluitplaat 34, die aan de bovenzijde scharnierbaar is om een as 35. De opvoertransporteur 8, die aan de bovenzijde een stel afbuigplaten 36 omvat, strekt zich uit tot boven het bovenste aanvoersegment 9.

25 Dit bovenste aanvoersegment 9 omvat een glijbaan 37 en een daarop aansluitende, door een motor 38 aangedreven transportketting 39. Deze transportketting 39 is over de helft van zijn omtrek voorzien van haken 40, waarmee een aangevoerde baal 3 op een hierna te bespreken verdeelorgaan 30 21 getrokken kan worden. Wanneer de baal 3 op het verdeelorgaan 21 rust bevinden de haken 40 zich aan de onderzijde, zodat de baal 3 vrij ligt.

8

Op het frame 4 zijn verder wikkelmiddelen 10 aangebracht voor het met de folie 2 omwikkelen van de aangevoerde balen 3. Deze wikkelmiddelen 10 sluiten aan op de aanvoermiddelen 6. Volgens de uitvinding omvatten de 5 wikkelmiddelen 10 een of meer paar verticaal gerichte wikkeltafels 11, die in horizontale richting op afstand van elkaar geplaatst zijn. Deze wikkeltafels 11 zijn verend met elkaar verbonden en klemmen elke baal 3 tijdens het omwikkelen vast, zodat deze niet kan vallen. Een wikkelarm 10 12, die aan beide einden een folierol 13 en een stel span en geleiderollen 41 draagt, is roteerbaar om een liggende as 14 gelagerd in het frame 4.

Elke wikkeltafel 11 vertoont een beweegbaar oppervlak, dat in het getoonde voorbeeld gevormd wordt door 15 een spijlentransporteur 15. De spijlentransporteur 15 omvat een groot aantal spijlen 46 die tussen twee meegevende kettingen of riemen 47 zijn bevestigd. De spijlentransporteurs 15 van elk paar wikkeltafels 11 zijn telkens in dezelfde richting draaibaar, bijvoorbeeld beide 20 met de klok mee of daar tegenin. Daardoor bewegen de naar elkaar toe gekeerde oppervlakken van de wikkeltafels 11 in tegengestelde richting, zodat de baal 3 die daartussen ingeklemd is wordt geroteerd (fig. 7). De wikkeltafels 11 bewegen daarbij verend van en naar elkaar, terwijl ook de 25 spijlentransporteurs 15 enigszins meegeven, zodat de rechthoekige baal 3 tijdens alle fasen van zijn rotatiebeweging stevig vastgeklemd blijft tussen de wikkeltafels 11. Door de rotatiebeweging om een horizontale, in langsrichting verlopende aslijn A in combinatie met de 30 rotatie van de wikkelarm 12 om de as 14, wordt elke baal 3 alzijdig in de folie gewikkeld. De wikkelbeweging is daarbij in de langsrichting van de rechthoekige balen 3 gericht.

9

Verder zijn op het frame 4 afvoermiddelen aangebracht voor het afvoeren van de omwikkelde balen 3.

Deze afvoermiddelen, die aansluiten op de wikkelmiddelen 11, worden in het getoonde voorbeeld gevormd door een verticaal 5 verplaatsbaar opvangorgaan 16. Dit opvangorgaan 16 omvat hier een paar armen 17, die elk zwenkbaar zijn om een horizontale as 18, en die een tafel 19 dragen. Deze armen 17 vormen een parallellogram. De tafel 19 is scharnierbaar om een as 20 met de parallellogramarmen 17 verbonden, zodat 10 deze horizontaal gehouden kan worden bij het opvangen van de balen 3 en het omlaag brengen daarvan, en pas vlak bij de grond G naar een stand zwenkt waarin de balen 3 daaraf kunnen glijden. Zo wordt voorkomen dat de balen 3 van te grote hoogte op de grond G vallen en de folie 2 beschadigd 15 raakt. Om het glijden van de balen 3 te bevorderen is de tafel 19 hier uitgevoerd als een rollenbaan. Daartoe is de tafel 19 opgebouwd uit twee flenzen 28, waartussen een serie assen 29 is aangebracht. Rollen 30 zijn vrij roteerbaar aangebracht om de assen 29. Zoals in fig. 2 met 20 stippellijnen is weergegeven, is het opvangorgaan 16 verplaatsbaar tussen een hoogste stand, waarin de tafel 19 zich tussen de wikkeltafels 11 bevindt, en een laagste stand, waarin het vrije uiteinde van de tafel 19" zich op het niveau van de grond G bevindt.

25 Om de wikkelcapaciteit te vergroten is de wikkelinrichting 1 in het getoonde voorbeeld voorzien van twee stel wikkelmiddelen 10, die aan weerszijden van de aanvoermiddelen 6 zijn geplaatst. Omdat in de praktijk de capaciteit van een balenpers ongeveer het dubbele is van die 30 van een wikkelinrichting 1, met name wanneer het gaat om het persen van relatief kleine balen 3, wordt zo de wikkelcapaciteit beter in overeenstemming gebracht met de perscapaciteit. Bovendien wordt zo gewaarborgd dat de 10 constructie van de wikkelinrichting 1 in balans is. Om de aangevoerde balen 3 afwisselend door het linker of rechter stel wikkelmiddelen 10 te laten omwikkelen is er een verdeelorgaan 21 aanwezig, dat in twee tegengestelde 5 richtingen beweegbaar is. In het getoonde voorbeeld wordt dit gevormd door een transportbaan 42, die tegelijkertijd onderdeel vormt van het bovengelegen aanvoersegment 9. De transportbaan 42 bestaat uit twee stel rollen 43, 44, die naar keuze linksom of rechtsom worden aangedreven via een 10 gemeenschappelijke ketting of riem 45. Zo vallen de balen 3 afwisselend tussen het linker of het rechter paar wikkeltafels 11. Overigens wordt de spijlentransporteur 15 die aan de transportbaan 48 aansluit ook aangedreven tijdens de werking van het verdeelorgaan 21, zodat de balen 3 als 15 het ware in de ruimte tussen de wikkeltafels 11 getrokken worden.

De wikkeltafels 11 zijn overigens beweegbaar tussen een bedrijfsstand, waarin hun onderlinge afstand relatief klein is, en een laad- en losstand waarin zij 20 relatief verder van elkaar verwijderd zijn. De tafel 19 van het opvangorgaan 16 is ingericht om de baal 3 te dragen wanneer de wikkeltafels 11 hun laad- en losstand innemen. Voor een optimale ondersteuning van de baal 3 is de breedte van de tafel 19 ongeveer gelijk aan de onderlinge afstand 25 van de wikkeltafels 11. Wanneer de wikkeltafels 11 naar elkaar bewogen worden moet ook de breedte van de tafel 19 dan afnemen. Daartoe is de tafel 19 synchroon met de wikkeltafels 11 beweegbaar tussen een uitgeschoven stand, wanneer de wikkeltafels 11 hun laad- en losstand innemen, en 30 een ingeschoven stand, wanneer de wikkeltafels 11 zich in hun bedrijfsstand bevinden. Dit wordt in het getoonde voorbeeld bereikt doordat de assen 29 gedeeld uitgevoerd zi jn.

11

Nadat de wikkeltafels 11 weer naar hun bedrijfsstand bewogen zijn, waarin zij de baal 3 vastklemmen, kan de tafel 19 omlaag bewogen worden door de armen 17 van het opvangorgaan 16 naar beneden te zwenken.

5 Hierdoor komt het opvangorgaan 16 niet in conflict met de wikkelarm 12, wanneer deze gaat roteren om de baal 3 met folie 2 te omwikkelen.

Overigens is het denkbaar om de wikkeltafels 11 bij het beladen niet van elkaar te bewegen, maar dan in hun 10 bedrijfsstand te houden en hun spijlentransporteurs 15 in tegengestelde richting te laten roteren. De naar elkaar gerichte delen van de transporteurs 15 bewegen dan dezelfde kant op, waardoor de baal 3 in de ruimte tussen de wikkeltafels 11 getrokken kan worden. In dat geval speelt 15 het opvangorgaan 16 dus geen rol bij het beladen.

Omdat de wikkelinrichting 1 volgens de uitvinding zo compact is, kan deze op een gemeenschappelijk frame 4 worden samengebouwd met een balenpers 23, bijvoorbeeld een balenpers die door Massey Ferguson (www.masseyferguson.com) 20 op de markt wordt gebracht onder de aanduiding MF1800. Deze balenpers 23, die door een aftakas 24 vanaf een (niet getoonde) tractor wordt aangedreven, vertoont een opraapdeel 25 waarmee maaigoed van de grond G wordt opgeraapt. Dit maaigoed wordt in de balenpers 23 tot rechthoekige of 25 vierkante balen 3 geperst, die ook in de balenpers 23 nog met touw worden samengeknoopt. Deze geperste balen 3 verlaten de balenpers 23 door een afgifte-opening 26, waarop de aanvoermiddelen 6 van de wikkelinrichting 1 aansluiten.

Door deze aanvoermiddelen 6 worden de balen 3 30 eerst over segment 7 naar achteren, dan door opvoertransporteur 8 omhoog en tenslotte door segment 9 naar voren getransporteerd. Aan het eind van de aanvoermiddelen 6 worden de balen 3 door het verdeelorgaan 21 overgebracht 12 naar een van de beide paren wikkeltafels 11, en daar eerst opgevangen door het opvangorgaan 16. Wanneer de baal 3 is ingeklemd tussen de wikkeltafels 11 wordt het opvangorgaan 16 omlaag bewogen en de wikkelarm 12 gestart, tezamen met de 5 spijlentransporteurs 15. De baal 3 wordt dan geroteerd en met folie 2 omwikkeld. Wanneer dit omwikkelen voltooid is, wordt de wikkelarm 12 stopgezet, en wordt het opvangorgaan 16 weer omhoog bewogen om de baal 3 over te nemen, en vervolgens omlaag om de baal 3 af te zetten op de grond G.

10 Alle bewegingen en verplaatsingen van de aanvoermiddelen 6, de wikkelmiddelen 10 en de afvoermiddelen worden in een bepaalde volgorde afgewerkt door een geschikte aansturing van de aandrijvingen van de verschillende onderdelen. Deze aansturing wordt verzorgd door een (hier niet weergegeven) 15 regelaar, bijvoorbeeld een geschikt geprogrammeerde computer.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de wikkelinrichting 1 volgens de uitvinding, die vooral geschikt is voor het omwikkelen van grote balen 3, zijn de 20 aanvoermiddelen 6 anders uitgevoerd. Omdat dergelijke grote balen 3, die in de reguliere veehouderij als voer gebruikt worden, een gewicht kunnen hebben van enkele honderden kilo's en afmetingen van meer dan een meter in alle richtingen, zou de opvoertransporteur zeer groot en zwaar 25 uitgevoerd moeten worden. Daarom wordt bij deze uitvoering gebruik gemaakt van de opvangorganen om de balen 3 tussen de wikkeltafels 11 omhoog te brengen.

De aanvoermiddelen 6 omvatten hier een rollenbaan 48, die aansluit op de afgifte-opening 26 van de balenpers 30 23, hier bijvoorbeeld een zogeheten grootpakpers uit de serie MF2100 van Massey Ferguson. Deze balenpers 23 is weer met de wikkelinrichting 1 samengebouwd op een gezamenlijk frame 4, dit keer met een dubbelassig onderstel 5 dat tevens 13 voorzien is van steunwielen 49 (hier slechts een getoond) aan de achterzijde. Naast de rollenbaan 48 bevindt zich het verdeelorgaan 21, hier in de gedaante van een schuif 22 die heen en weer beweegbaar is tussen de linker en de rechter 5 zijde van de rollenbaan 48. Daarbij bewegen staanders 50 die de schuif 22 dragen tussen de rollen van de baan 48 door.

De schuif 22 duwt de balen 3 vanaf de rollenbaan 48 afwisselend op het linker of rechter opvangorgaan 16, dat vervolgens omhoog bewogen wordt tussen de wikkeltafels 11.

10 Daar wordt de baal 3 weer ingeklemd, geroteerd en met folie 2 omwikkeld. Tenslotte wordt de in folie gewikkelde baal 3 weer overgenomen door het opvangorgaan 16 en afgezet op de grond G. Wanneer de balen 3 niet in folie gewikkeld hoeven te worden blijft het verdeelorgaan 21 stilstaan en vallen de 15 balen 3 aan het eind van de rollenbaan 48 op de grond G.

Hoewel de uitvinding hiervoor beschreven is aan de hand van een aantal voorbeelden, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt, en op velerlei wijze kan worden gevarieerd binnen het kader van de nu volgende 20 conclusies.

Claims (23)

1. Inrichting voor het met een folie omwikkelen van maaigoed dat tot een baal geperst is, omvattende: 5. een verrijdbaar frame, - op het frame aangebrachte aanvoermiddelen voor het aanvoeren van de baal, - op het frame aangebrachte en op de aanvoermiddelen aansluitende wikkelmiddelen voor het met de 10 folie omwikkelen van de aangevoerde baal, en - op het frame aangebrachte en op de wikkelmiddelen aansluitende afvoermiddelen voor het afvoeren van de omwikkelde baal, met het kenmerk, dat de wikkelmiddelen ten minste 15 één paar in horizontale richting op afstand van elkaar geplaatste, in hoofdzaak verticaal gerichte wikkeltafels omvatten, waartussen de baal tijdens het omwikkelen is ingeklemd, alsmede ten minste één om een liggende as roteerbare wikkelarm die ten minste één rol folie draagt. 20

2. Wikkelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wikkeltafels elk een beweegbaar oppervlak vertonen voor het doen roteren van de daartussen ingeklemde baal. 25

3. Wikkelinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de wikkelmiddelen relatief hoog op het frame aangebracht zijn en de aanvoermiddelen een opvoertransporteur omvatten. 30

4. Wikkelinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de aanvoermiddelen stroomopwaarts van de opvoertransporteur een eerste, ondergelegen aanvoersegment en stroomafwaarts van de opvoertransporteur een tweede, bovengelegen aanvoersegment omvatten, waarbij het eerste en tweede aanvoersegment onderling tegengesteld gericht zijn.

5. Wikkelinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de opvoertransporteur zich uitstrekt tot boven het tweede, bovengelegen aanvoersegment, dat een glijbaan omvat.

6. Wikkelinrichting volgens één der conclusies 3- 5, met het kenmerk, dat de opvoertransporteur een opvoerband met haken omvat.

7. Wikkelinrichting volgens één der voorgaande 15 conclusies, met het kenmerk, dat de afvoermiddelen ingericht zijn om de omwikkelde baal op een ondergrond neer te laten.

8. Wikkelinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de afvoermiddelen een in hoofdzaak verticaal 20 verplaatsbaar opvangorgaan omvatten.

9. Wikkelinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het opvangorgaan een zwenkbaar met het frame verbonden arm en een daardoor gedragen tafel omvat. 25

10. Wikkelinrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat het opvangorgaan een rollenbaan omvat.

11. Wikkelinrichting volgens één der conclusies 8- 30 10, met het kenmerk, dat het opvangorgaan tevens onderdeel vormt van de aanvoermiddelen.

12. Wikkelinrichting volgens één der conclusies 8-11, met het kenmerk, dat de wikkeltafels beweegbaar zijn tussen een bedrijfsstand, waarin hun onderlinge afstand relatief klein is, en een laad- en losstand waarin zij 5 relatief verder van elkaar verwijderd zijn, en het opvangorgaan ingericht is om de baal te dragen wanneer de wikkeltafels hun laad- en losstand innemen.

13. Wikkelinrichting volgens conclusie 12, met het 10 kenmerk, dat het opvangorgaan synchroon met de wikkeltafels beweegbaar is tussen een ingeschoven en een uitgeschoven stand.

14. Wikkelinrichting volgens één der voorgaande 15 conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, gekenmerkt door twee stel aan weerszijden van de aanvoermiddelen geplaatste wikkelmiddelen.

15. Wikkelinrichting volgens conclusie 14, 20 gekenmerkt door een met de aanvoermiddelen samenwerkend verdeelorgaan, dat ingericht is om aangevoerde balen afwisselend naar het eerste of tweede stel wikkelmiddelen te leiden.

16. Wikkelinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het verdeelorgaan afwisselend in één van twee tegengestelde richtingen beweegbaar is.

17. Wikkelinrichting volgens conclusie 16, met het 30 kenmerk, dat het verdeelorgaan een in twee tegengestelde richtingen aandrijfbare transportbaan omvat.

18. Wikkelinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het verdeelorgaan een schuif omvat.

19. Combinatie van een verrijdbare inrichting voor 5 het tot balen persen van maaigoed en een daarachter geplaatste wikkelinrichting volgens één der voorgaande conclusies.

20. Combinatie volgens conclusie 19, met het 10 kenmerk, dat de balenpersinrichting en de wikkelinrichting aan elkaar bevestigd zijn.

21. Combinatie volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de balenpersinrichting en de wikkelinrichting 15 als een geheel geconstrueerd zijn en een gemeenschappelijk, verrijdbaar frame omvatten.

22. Combinatie volgens één der conclusies 19-21, met het kenmerk, dat de balenpersinrichting een afgifte- 20 opening voor de geperste balen vertoont, waarop de aanvoermiddelen van de wikkelinrichting aansluiten.

23. Combinatie volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat zich tussen de afgifte-opening van de 25 balenpersinrichting en de wikkelmiddelen een uitneemorgaan bevindt.