NL2004377C2 - Werkwijze en inrichting voor uitbroeden van eieren, in het bijzonder voor het besturen van het uitkomen van broedeieren in een broedkamer. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor uitbroeden van eieren, in het bijzonder voor het besturen van het uitkomen van broedeieren in een broedkamer 5

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting volgens de aanhef van respectievelijk conclusie 1 en van conclusie 5.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit W02008084379 waarin uitgebreid is beschreven hoe het groeiproces van broedeieren tijdens het uitbroeden in een broedkamer 10 verloopt. Voor verdere uitleg zal verwezen worden naar dit document. De tekst van dit document wordt geacht volledig in de onderhavige aanvrage te zijn ingevoegd door referentie.

In W02008084379 is het probleem beschreven waarbij in een verzameling van grote aantallen broedeieren grote verschillen optreden in de momenten of tijdstippen van 15 uit het ei breken van de kuikens. Aan dit probleem wordt grotendeels tegemoet gekomen met de maatregelen en de inrichting volgens deze W02008084379.

Meer in het bijzonder wordt in W02008084379 beschreven hoe tijdens de laatste 2 a 3 dagen van de uitkomperiode, bij voldoende gezamenlijke verandering in de leefomstandigheden van de eieren zelf, bijvoorbeeld van de broedeitemperatuur, of ook 20 van de geluidsintensiteiten als gevolg van ‘internal pipping’, telkens als gevolg van het waarnemen hiervan -naar toentertijd gebleken is, van meerdere kuikens of zelfs van een aanmerkelijke verzameling- daarop prompt gereageerd wordt door passende waarden voor de klimaatparameters in een dergelijke broedkamer in te stellen.

Bij verder onderzoek is op verrassende wijze gebleken dat door, anders dan het 25 strikt in de tijd volgen van de groei en daarbij prompt reageren, met name het uit het ei breken van de eerste kuikens, met groot voordeel kan worden gedefinieerd als schakelmoment waarbij juist op de bovengenoemde waarnemingen voorafgaande aan uit het ei breken niet prompt gereageerd wordt.

Teneinde deze nieuwe wijze van uitbroeden te realiseren heeft de werkwijze 30 volgens de aanhef van conclusie 1 het kenmerk, dat de werkwijze voorts omvat, - het non-invasief meten van tenminste het uit het ei breken van een kuiken van tenminste 2 een eerste ei van een welbepaalde verzameling broedeieren, en - het, op basis van dit meten waarbij meetbesturingssignalen verkregen worden, daaraanvolgend en binnen een welbepaald tijdinterval gerekend vanaf genoemd meten, veranderen van tenminste de concentratie C02 (koolstofdioxide) in de genoemde 5 broedkamer.

Door op deze wijze het uitkomen te volgen is gebleken dat, vergeleken met de aanpak volgens W02008084379, een goede opbrengst beter gegarandeerd wordt. Met name het meer exact kunnen vaststellen van de groeimomenten, in het bijzonder het groeimoment van uitkomen, resulteert in een meer nauwkeurige besturing van de 10 klimaatparameters waardoor de uitkomst naast de in W02008084379 genoemde verbeteringen vooral betrouwbaarder wordt.

In verdere uitvoeringen van de onderhavige uitvinding heeft de werkwijze het kenmerk, dat genoemd meten omvat het met een bewegingssensor vaststellen van een uit een 15 broedei uitgebroken kuiken, waarbij bewegingen van een dergelijk kuiken opgenomen worden en waarbij als meetbesturingssignalen bewegingsdetectiesignalen verkregen worden; dat genoemd meten omvat het met een geluidsmeter meten van geluidsintensiteiten in tenminste twee frequentiebanden, waarbij de geluidsintensiteiten fungeren als 20 meetbesturingssignalen en waarbij deze geluidsintensiteiten en/of afgeleiden daarvan onderling vergeleken worden; en dat het vergelijken tenminste omvat, - het bepalen van de energie-inhoud El en E2 van twee geluidsgebieden behorende bij de genoemde twee dienovereenkomstige verschillende frequentiebanden, met een eerste 25 band W1 bij een eerste gemiddelde frequente f 1 en tweede band W2 bij een tweede hogere gemiddelde frequentie f2, - het bepalen van het quotiënt E2/E1, en - het tenminste veranderen van de concentratie C02 in de genoemde broedkamer bij E2/E1 > 1.

30 Om het uitkomen van eerste kuikens uit broedeieren te detecteren heeft de inrichting volgens de aanhef van conclusie 5 het kenmerk, dat de inrichting is voorzien 3 van een behuizing, voorzien van tenminste een sensor, waarbij de behuizing plaatsbaar is aangrenzend aan tenminste een verzamelhouder, waarbij de sensor is ingericht om non-invasief bewegingen van tenminste een eerste uit het ei gebroken kuiken te detecteren.

Met een dergelijke inrichting kan zeer betrouwbaar het uit het ei breken van eerste 5 kuikens real time gedetecteerd worden zonder de klimaatomstandigheden in de broedkamer te verstoren, bijvoorbeeld verstoring middels inspectie door een operator waarbij de broedkamer toch -zij het kortstondig- geopend moet worden. Bovendien kan zo op zeer nauwkeurig het schakelmoment voor de besturing van de broedkamer vastgesteld worden. Met de zo verkregen meetbesturingssignalen wordt het mogelijk op 10 een zeer goed te bepalen tijdmoment de klimaatbesturing van de broedkamer bij te stellen. Daarmee wordt bewerkstelligd dat de momenten of tijdsstippen van uitkomen van de broedeieren beïnvloed kunnen worden en een voordelig uitkomtraject verkregen wordt. Met name is gebleken dat een goede opbrengst, te weten een hoog percentage en een goede kwaliteit kuikens, hiermee verkregen wordt. Meer in het bijzonder is gebleken 15 dat de condities van de eendagskuikens onderling beter vergelijkbaar zijn. Dit op zijn beurt is buitengewoon voordelig voor de verdere behandeling van en van de besturing van het leefproces van dergelijke kuikens, in het zogenoemde natraject.

In verdere uitvoeringen van de uitvinding heeft de inrichting het kenmerk, dat de bewegingssensor een camera omvat, bijvoorbeeld camera’s van het type met een 20 infrarood sensor; dat de bewegingssensor een infrarood sensor omvat, bijvoorbeeld van het passieve infrarood type; en dat inrichting een behuizing omvat, - met tenminste een verhoogd of uitstekend behuizingsdeel, en 25 - met tenminste een enkele bevestigingseenheid voor het op een verzamelhouder bevestigen van de inrichting, waarbij de camera is aangebracht in genoemd uitstekend behuizingsdeel en bij bevestiging uitziet op het inwendige van de verzamelhouder.

Hierna zal de uitvinding in detail wordt beschreven en toegelicht aan de hand van een tekening, waarin 30 Figuur 1 een isometrisch aanzicht geeft van de inrichting volgens de uitvinding,

Figuur 2 een beeld geeft van het plaatsen van de inrichting volgens Figuur 1 in een 4 dergelijke broedkamer, en

Figuur 3 schematisch een verder uitvoeringsvoorbeeld toont van de werkwijze volgens deze uitvinding.

Dezelfde delen of onderdelen in deze Figuren zullen dezelfde verwijzingscijfers hebben.

5 In Figuur 1 is een inrichting 1 voor het detecteren van het uitkomen van eieren volgens de onderhavige uitvinding weergegeven. Een behuizing bestaat uit een eerste behuizingsdeel 2 en uit een tweede behuizingsdeel 3 dat op het eerste deel 2 vastgemaakt kan worden. Beide delen 2, 3 zijn bij voorkeur van geschikte materialen, bijvoorbeeld kunststof in combinatie met metalen, dat wil zeggen geschikt in deze omgeving waar het 10 hygiene en vervuiling betreft, en ook geschikt waar het bijvoorbeeld de veerkracht betreft zodat beide delen 2, 3 op elkaar geklikt kunnen worden. Daarenboven maakt een geschikte kunststof het mogelijk deze delen 2, 3 op voordelige wijze, bijvoorbeeld door spuitgieten of dieptrekken, te vervaardigen. In het onderhavige geval is behuizingsdeel 2 van kunststof en behuizingsdeel 3 van aluminium vervaardigd. De aanzichtzijde in Figuur 15 1 geeft vier verhoogde delen te zien met daartussen lager gelegen verbindingsvlakken, met randen 5, 6 daartussen. In één van de uitvoeringsvoorbeelden wordt de inrichting volgens de uitvinding met deze randen 5, 6 op verzamelhouders geklemd. Daarenboven is een uitsparing 8 getoond. Daarin wordt in een ander uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding een klempin van geschikte flexibele kunststof ingevoegd waarmee de 20 inrichting eveneens op een dergelijke verzamelhouder geklemd kan worden. Een dergelijke wijze van vastklemmen maakt een eenvoudige wijze van positioneren en verwijderen mogelijk. In de verhoogde delen zijn kijkgaten 4 aangebracht om aldaar, althans in de behuizing, bewegingssensoren van bijvoorbeeld het passieve infrarood type te bevestigen.

25 Deze sensoren zijn bijvoorbeeld van het type PANASONIC, AMN2, of AMN3, of AMN4. Voor elke deskundige zal duidelijk zijn dat verdere algemeen in de handel verkrijgbare sensoren toegepast kunnen worden, in het bijzonder typen infrarood sensoren met golflengtegevoeligheden in onderscheiden golflengtegebieden volgens de internationale codering A, B, en C, ook wel bekend onder de aanduidingen NIR, SWIR, 30 MWIR, en LWIR.

Bovendien is in elk verhoogd deel van het eerste behuizingsdeel 2 een 5 belichtingsopening 7 aangegeven. Achter deze belichtingsopening 7 is een lichtbron in de behuizing aangebracht. Deze belichtingsbron kan op elk gewenst moment en in elke gewenst pulsenpatroon of lichtsignalenpatroon geschakeld worden om lichtsignalen te geven aan de eieren of kuikens in een dergelijke verzamelhouder. Hiermee kan zowel het 5 uitkomen geactiveerd worden alsook het bewegen van uitkomende of uitgekomen kuikens. Voor elke deskundige in de handel bekende lichtbronnen kunnen daarvoor gekozen worden, bijvoorbeeld LED verlichting.

Niet in Figuur 1 is weergegeven hoe de signaalverbinding plaatsvindt. Ook hier zal gebruik gemaakt worden van algemeen bekende methodes, hetzij een kabel verbinding 10 van de inrichting, hetzij een geschikte draadloze verbinding.

Weergegeven in deze Figuur 1 is een inrichting waarin vier van dergelijke sensoren zijn aangebracht, waarbij elke verhoogd deel uitziet op het inwendige van een dergelijke verzamelhouder (ook wel genoemd: uitkomstbak, of uitkomstmand) als geplaatst in een stapel of toren van dergelijke houders. De afmetingen van deze inrichting 15 dient op geschikte wijze te passen bij die van de verzamelhouders. Het getoonde uitvoeringsvoorbeeld heeft afmetingen van bij benadering 45 cm bij 10 cm bij 5 cm.

Voor elke deskundige zal duidelijk zijn dat eenheden met andere configuraties mogelijk zijn, bijvoorbeeld in elke verhoogd deel twee sensoren, of slechts twee verhoogde delen, en zo verder.

20 In Figuur 2 is een situatie waarin de inrichting 1 op verzamelhouders 10 is bevestigd, weergegeven. Met groot voordeel kan een dergelijke inrichting nagenoeg overal gebruikt worden, dat wil zeggen zowel op meerdere typen verzamelhouders, als ook op meerdere posities in een broedkamer. Zoals aangegeven in de figuur ziet de sensor uit op het inwendige van een verzamelhouder en zodra een eerste beweging 25 plaatsgevonden kan deze onmiddellijk worden waargenomen.

In Figuur 3 is schematisch een broedkamer of broedkast 20 getoond, met toegangsdeuren 21a, 21b, en een middenpaneel 22. In dit voorbeeld zijn besturings- of bedieningspanelen 23a, 23b, en 23c aangegeven. Voorts is naast een muzieknootpictogram een geluidsdetector 30 aangegeven. Deze functioneert op een wijze 30 vergelijkbaar met die volgens W02008084379.

6

Meer in het bijzonder wordt hiermee de hiervoor aangeduide werkwijze toegepast. Reeds in W02008084379 is aangegeven wanneer en op welke wijze geluidsmetingen en daarop gebaseerde sturingen kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld bij waarnemen van eerste hartslagen, of het meten van geluiden als gevolg van ‘internal pipping’, het door de 5 kuikenembryo’s aanpikken van de luchtkamer waarbij de zich ontwikkelende longademhaling zich gaat manifesteren en piepgeluiden van deze kuikens te horen geeft. Daarenboven zijn ook waarnemingen uitgevoerd van de geluiden van dergelijke kuikens in een volgend stadium, het daadwerkelijk uit het ei breken, ook wel ‘external pipping’ genoemd. Deze geluiden zijn geanalyseerd en met elkaar vergeleken. Daarbij is gebleken, 10 niet alleen dat de intensiteiten veranderen, maar vooral ook dat de frequentiepiek van het voortgebrachte geluid verschuift naar hogere frequentiewaarden. Deze verschuiving geeft een scherpe overgang te zien bij genoemd ‘uitkomen’. Hiervan kan derhalve op voordelige wijze gebruik gemaakt worden.

Om deze overgang duidelijk vast te stellen worden volgens de onderhavige 15 uitvinding de geluidsintensiteiten in meerdere frequentiebanden gemeten, en meer in het bijzonder in ten minste twee, bijvoorbeeld een eerste band W1 van 2 tot 3 kHz, en een tweede band W2 van 3 tot 4 kHz. Op voor elke deskundige bekende wijze wordt voor elk van deze banden de energie-inhoud vastgesteld, respectievelijk El en E2, waarbij deze worden vergeleken volgens E2/E1. Gebleken is dat als gevolg van de genoemde 20 verschuiving een omslag optreedt van E2/E1< 1 naar E2/E1> 1. Te duidelijkste zijn deze geluidsmetingen genormeerd voor omgevingsgeluid, bijvoorbeeld het geluid als gevolg van het roteren van de pulsator in een dergelijke broedkamer.

Zodra een detectie als hiervoor genoemd, te weten een beweging met een infrarood sensor, of een geluidsverandering middels geluidsmetingen (of beide), heeft 25 plaatsgevonden zullen daarmee verkregen meetbesturingssignalen, respectievelijk bewegingsdetectiesignalen of geluidsintensiteiten of afgeleiden daarvan in een besturing verwerkt worden en daarbij een aanpassing in de besturing van het klimaat in de broedkamer geven.

Reeds in W02008084379 is aangegeven dat om het uitkomen te bevorderen een 30 aantal mogelijkheden zich aandienen. De meest toegepaste, al dan niet in combinatie, zijn, het verhogen van de temperatuur in de broedkamer, het verhogen van de 7 concentratie C02 in de broedkamer, het verlagen van het vochtgehalte in de broedkamer, het verhogen van het niveau van de intensiteit van het omgevingsgeluid, bijvoorbeeld door het verhogen van het aantal omwentelingen van de pulsator, of ook het afgeven van simulaties van kuikengeluiden, of ook het afgeven van lichtsignalen in deze op 5 gebruikelijke wijze inwendig niet verlichte broedkamer. Verder kunnen ook wanden op oppervlakken, bijvoorbeeld met een zeker reliëf, op bestuurde wijze in trilling gebracht worden om zo het verder uitkomen te bevorderen. Deze trillingen kunnen lopen van zeer laag tot ultrasoon.

In samenhang met bovenstaande kunnen in deze periode van uitkomen voor een 10 deskundige bekende, verdere typen van geluids- en bewegingsdetectie toegepast worden.

Voor elke deskundige zal duidelijk zijn dat enigszins gewijzigde uitvoeringen de werkwijze of inrichting volgens de uitvinding geacht worden te vallen onder de aangehechte conclusies.

Claims (16)

8

1. Werkwijze voor het besturen van het uitkomen van broedeieren in een broedkamer, zoals bijvoorbeeld broedeieren van kippen, kalkoenen, of eenden, omvattende het in de 5 genoemde broedkamer tijdens het broedproces meten en/of sturen van fysische of chemische grootheden welke kenmerkend zijn voor dit uitbroeden, zoals bijvoorbeeld tijdsduren, temperaturen en drukken van gassen, temperaturen van de broedeieren, geluidsfrequenties of geluidsintensiteiten, verplaatsingen, en trillingen, gekenmerkt doordat, 10 de werkwijze voorts omvat, - het non-invasief meten van tenminste het uit het ei breken van een kuiken van tenminste een eerste ei van een welbepaalde verzameling broedeieren, en - het, op basis van dit meten waarbij meetbesturingssignalen verkregen worden, daaraanvolgend en binnen een welbepaald tijdinterval gerekend vanaf genoemd meten, 15 veranderen van tenminste de concentratie C02 in de genoemde broedkamer.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat genoemd meten omvat het met een bewegingssensor vaststellen van een uit een broedei uitgebroken kuiken, waarbij bewegingen van een dergelijk kuiken opgenomen 20 worden en waarbij als meetbesturingssignalen bewegingsdetectiesignalen verkregen worden.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat genoemd meten omvat het met een geluidsmeter meten van geluidsintensiteiten in 25 tenminste twee frequentiebanden, waarbij de geluidsintensiteiten fungeren als meetbesturingssignalen en waarbij deze geluidsintensiteiten en/of afgeleiden daarvan onderling vergeleken worden. 9

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het vergelijken tenminste omvat, - het bepalen van de energie-inhoud El en E2 van twee geluidsgebieden behorende bij de 5 genoemde twee dienovereenkomstige verschillende frequentiebanden, met een eerste band W1 bij een eerste gemiddelde frequente fl en tweede band W2 bij een tweede hogere gemiddelde frequentie f2, - het bepalen van het quotiënt E2/E1, en - het tenminste veranderen van de concentratie C02 in de genoemde broedkamer bij

5. Inrichting voor het besturen van het uitkomen van broedeieren in een broedkamer, zoals bijvoorbeeld broedeieren van kippen, kalkoenen, of eenden, omvattende het in de 15 genoemde broedkamer tijdens het broedproces meten en/of sturen van fysische of chemische grootheden welke kenmerkend zijn voor dit uitbroeden, zoals bijvoorbeeld tijdsduren, temperaturen en drukken van gassen, temperaturen van de broedeieren, geluidsfrequenties of geluidsintensiteiten, verplaatsingen, en trillingen, waarbij de eieren tijdens gebruik van de inrichting een welbepaalde tijd voorafgaande aan het door de 20 kuikens uit het ei breken aangebracht zijn in verzamelhouders, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van tenminste een sensor, aangebracht in een behuizing, welke behuizing tenminste aangrenzend aan tenminste een genoemde verzamelhouder plaatsbaar is, waarbij de sensor is ingericht om non-invasief bewegingen van tenminste 25 een eerste uit het ei gebroken kuiken te detecteren.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de bewegingssensor een camera omvat, bijvoorbeeld camera’s van het type met een infrarood sensor. 30

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, 10 dat de bewegingssensor een infrarood sensor omvat, bijvoorbeeld van het passieve infrarood type.

8. Inrichting volgens conclusie 5, 6, of 7, met het kenmerk, 5 dat inrichting een behuizing omvat, - met tenminste een verhoogd of uitstekend behuizingsdeel, en - met tenminste een enkele bevestigingseenheid voor het op een verzamelhouder bevestigen van de inrichting, waarbij de camera is aangebracht in genoemd uitstekend behuizingsdeel en bij bevestiging uitziet op het inwendige van de verzamelhouder. 10

9. Inrichting volgens een der conclusies 5-8, waarbij de inrichting is voorzien van een behuizing, omvattende op elkaar klikbare behuizingsdelen (2, 3).

10. Inrichting volgens een der conclusies 5-9, omvattende ten minste een spuitgegoten 15 of diepgetrokken behuizingsdeel.

10 E2/E1 > 1.

11. Inrichting volgens een der conclusies 5-10, omvattende een van kunststof vervaardigd behuizingsdeel (2) en een van aluminium vervaardigd behuizingsdeel (3).

12. Inrichting volgens een der conclusies 5-11, omvattende randen (5, 6) om de inrichting op verzamelhouders te klemmen.

13. Inrichting volgens een der conclusies 5-12, omvattende een uitsparing (8) voor ontvangst van een klempin om de inrichting op een verzamelhouder te klemmen. 25

14. Inrichting volgens een der conclusies 5-13, waarbij de behuizing is voorzien van kijkgaten (4) om bewegingssensoren in te bevestigen.

15. Inrichting volgens een der conclusies 5-14, waarbij de behuizing is voorzien van 30 ten minste een lichtbron, welke bij voorkeur op elk gewenst moment en in elke gewenst 11 pulsenpatroon of lichtsignalenpatroon schakelbaar is om lichtsignalen te geven aan de eieren of kuikens in een genoemde verzamelhouder.

16. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, onder gebruikmaking van een 5 inrichting volgens een der conclusies 5-15.