NL2003849C2 - Niveausensor in een verdamper. - Google Patents

Niveausensor in een verdamper. Download PDF

Info

Publication number
NL2003849C2
NL2003849C2 NL2003849A NL2003849A NL2003849C2 NL 2003849 C2 NL2003849 C2 NL 2003849C2 NL 2003849 A NL2003849 A NL 2003849A NL 2003849 A NL2003849 A NL 2003849A NL 2003849 C2 NL2003849 C2 NL 2003849C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
temperature
temperature sensor
evaporator
liquid refrigerant
refrigerant
Prior art date
Application number
NL2003849A
Other languages
English (en)
Inventor
Simon Franciscus Smeding
Original Assignee
Stichting Energie
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Stichting Energie filed Critical Stichting Energie
Priority to NL2003849A priority Critical patent/NL2003849C2/nl
Priority to PCT/NL2010/050781 priority patent/WO2011062498A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2003849C2 publication Critical patent/NL2003849C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F25REFRIGERATION OR COOLING; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS; MANUFACTURE OR STORAGE OF ICE; LIQUEFACTION SOLIDIFICATION OF GASES
    • F25BREFRIGERATION MACHINES, PLANTS OR SYSTEMS; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS
    • F25B17/00Sorption machines, plants or systems, operating intermittently, e.g. absorption or adsorption type
    • F25B17/08Sorption machines, plants or systems, operating intermittently, e.g. absorption or adsorption type the absorbent or adsorbent being a solid, e.g. salt
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F25REFRIGERATION OR COOLING; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS; MANUFACTURE OR STORAGE OF ICE; LIQUEFACTION SOLIDIFICATION OF GASES
    • F25BREFRIGERATION MACHINES, PLANTS OR SYSTEMS; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS
    • F25B41/00Fluid-circulation arrangements
    • F25B41/30Expansion means; Dispositions thereof
    • F25B41/31Expansion valves
    • F25B41/34Expansion valves with the valve member being actuated by electric means, e.g. by piezoelectric actuators
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F23/00Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm
    • G01F23/22Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by measuring physical variables, other than linear dimensions, pressure or weight, dependent on the level to be measured, e.g. by difference of heat transfer of steam or water
    • G01F23/24Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by measuring physical variables, other than linear dimensions, pressure or weight, dependent on the level to be measured, e.g. by difference of heat transfer of steam or water by measuring variations of resistance of resistors due to contact with conductor fluid
    • G01F23/246Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by measuring physical variables, other than linear dimensions, pressure or weight, dependent on the level to be measured, e.g. by difference of heat transfer of steam or water by measuring variations of resistance of resistors due to contact with conductor fluid thermal devices
    • G01F23/247Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by measuring physical variables, other than linear dimensions, pressure or weight, dependent on the level to be measured, e.g. by difference of heat transfer of steam or water by measuring variations of resistance of resistors due to contact with conductor fluid thermal devices for discrete levels
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F25REFRIGERATION OR COOLING; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS; MANUFACTURE OR STORAGE OF ICE; LIQUEFACTION SOLIDIFICATION OF GASES
    • F25BREFRIGERATION MACHINES, PLANTS OR SYSTEMS; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS
    • F25B2700/00Sensing or detecting of parameters; Sensors therefor
    • F25B2700/04Refrigerant level
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F25REFRIGERATION OR COOLING; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS; MANUFACTURE OR STORAGE OF ICE; LIQUEFACTION SOLIDIFICATION OF GASES
    • F25BREFRIGERATION MACHINES, PLANTS OR SYSTEMS; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS
    • F25B2700/00Sensing or detecting of parameters; Sensors therefor
    • F25B2700/21Temperatures
    • F25B2700/2117Temperatures of an evaporator
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F25REFRIGERATION OR COOLING; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS; MANUFACTURE OR STORAGE OF ICE; LIQUEFACTION SOLIDIFICATION OF GASES
    • F25BREFRIGERATION MACHINES, PLANTS OR SYSTEMS; COMBINED HEATING AND REFRIGERATION SYSTEMS; HEAT PUMP SYSTEMS
    • F25B39/00Evaporators; Condensers
    • F25B39/02Evaporators
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A30/00Adapting or protecting infrastructure or their operation
    • Y02A30/27Relating to heating, ventilation or air conditioning [HVAC] technologies
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02BCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO BUILDINGS, e.g. HOUSING, HOUSE APPLIANCES OR RELATED END-USER APPLICATIONS
    • Y02B30/00Energy efficient heating, ventilation or air conditioning [HVAC]
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02BCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO BUILDINGS, e.g. HOUSING, HOUSE APPLIANCES OR RELATED END-USER APPLICATIONS
    • Y02B30/00Energy efficient heating, ventilation or air conditioning [HVAC]
    • Y02B30/70Efficient control or regulation technologies, e.g. for control of refrigerant flow, motor or heating

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Thermal Sciences (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Sorption Type Refrigeration Machines (AREA)
  • Heat-Exchange Devices With Radiators And Conduit Assemblies (AREA)

Description

P30036NL00/ENY
Korte aanduiding: Niveausensor in een verdamper
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het waarnemen van een verandering van het vloeistofniveau van een vloeibaar koudemiddel in een verdamper.
Uit US5782131 is een niveausensor voor het waarnemen van een verandering van het niveau van een vloeibaar koudemiddel in een verdamper bekend. De verdamper is 5 voorzien van een warmtewisselaar met warmtewisselingsleidingen. In de verdamper is vloeibaar koudemiddel opgenomen. Boven het niveau van het vloeibare koudemiddel bevindt zich dampvormig koudemiddel. Het vloeibare koudemiddel onttrekt warmte aan water dat door de warmtewisselingsleidingen stroomt, hetgeen het water kouder maakt. Door het toevoeren van warmte aan het vloeibare koudemiddel treedt verdamping van het 10 vloeibare koudemiddel op, waardoor het vloeistofniveau daalt. Om het vloeibare koudemiddel op een minimaal gewenst vloeistofniveau te houden is de verdamper voorzien van een niveausensor.
De niveausensor is zodanig aangebracht in de verdamper, dat het benedeneind van de niveausensor zich juist boven de bovenste warmtewisselingsleiding bevindt. De 15 niveausensor is voorzien van een verwarmingselement en meerdere thermistors, die boven elkaar zijn aangebracht en in serie zijn geschakeld. Het verwarmingselement verhoogt de temperatuur van de thermistors. Als het vloeistofniveau stijgt, komt het vloeibare koudemiddel in contact met de onderste thermistor van de niveausensor. Aangezien de warmteoverdracht van het vloeibare koudemiddel groter is dan van het dampvormige 20 koudemiddel, koelt de onderste thermistor af. Naarmate het vloeistofniveau verder stijgt, worden de daarboven gelegen thermistors ondergedompeld in vloeibaar koudemiddel. De verandering van de weerstand van de thermistors is een maat voor het vloeistofniveau in de verdamper. Deze niveausensor is echter relatief onnauwkeurig.
Een doel van de uitvinding is een verbeterde werkwijze voor het waarnemen van een 25 verandering van het vloeistofniveau van een vloeibaar koudemiddel in een verdamper te verschaffen.
Dit doel is volgens de uitvinding bereikt door een werkwijze voor het waarnemen van een verandering van het vloeistofniveau van een vloeibaar koudemiddel in een verdamper, welke verdamper is voorzien van: 30 - een warmtewisselaar voor het toevoeren van warmte aan het vloeibare koudemiddel om een dampvormig koudemiddel te vormen, waarbij het dampvormige koudemiddel zich boven het vloeistofniveau bevindt en is verzadigd, - een toevoer voor het toevoeren van het vloeibare koudemiddel, -2 - - een afvoer voor het afvoeren van het dampvormige koudemiddel, - ten minste een temperatuursensor, die op een niveau in de verdamper is aangebracht, bijvoorbeeld een gewenst minimaal vloeistofniveau, waarbij de temperatuursensor een temperatuur waarneemt, en waarbij de door de 5 temperatuursensor waargenomen temperatuur wordt vergeleken met een referentietemperatuur, en waarbij op een eerste tijdstip het vloeistofniveau van het vloeibare koudemiddel zich boven de temperatuursensor bevindt en wordt waargenomen dat de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur in hoofdzaak gelijk is aan de referentietemperatuur, en waarbij na het eerste tijdstip dampvormig koudemiddel wordt 10 afgevoerd uit de afvoer van de verdamper en vloeibaar koudemiddel in de verdamper verdampt, waarbij het vloeistofniveau in de verdamper daalt, en waarbij als het vloeistofniveau daalt tot onder de temperatuursensor een hoeveelheid van het vloeibare koudemiddel aan de temperatuursensor blijft aanhangen en de temperatuursensor afkoelt door verdamping van het aanhangende vloeibare koudemiddel en wordt waargenomen dat 15 de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur lager is dan de referentietemperatuur.
Het vloeibare koudemiddel bepaalt het vloeistofniveau in de verdamper. Het dampvormige koudemiddel boven het vloeistofniveau is in hoofdzaak volledig verzadigd, bijvoorbeeld is het dampvormige koudemiddel 95-100% verzadigd. Het dampvormige 20 koudemiddel wordt afgevoerd uit de afvoer van de verdamper. Door middel van de warmtewisselaar wordt warmte aan een te koelen product onttrokken en toegevoerd aan het vloeibare koudemiddel. Hierdoor verdampt het vloeibare koudemiddel en daalt het vloeistofniveau in de verdamper. De temperatuursensor is aangebracht op een hoogteniveau in de verdamper, bijvoorbeeld een minimaal gewenst vloeistofniveau.
25 Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur vergeleken met een referentietemperatuur. De referentietemperatuur komt overeen met de temperatuur van het vloeibare koudemiddel in de verdamper. Op het eerste tijdstip - de uitgangsstand - is de temperatuursensor ondergedompeld in het vloeibare koudemiddel en wordt waargenomen dat de door de 30 temperatuursensor waargenomen temperatuur in hoofdzaak gelijk is aan de referentietemperatuur. Als het vloeistofniveau daalt tot onder de temperatuursensor, komt de temperatuursensor vrij boven het vloeistofniveau te staan, en blijft een hoeveelheid vloeibaar koudemiddel daaraan hangen. Door verdamping van het aanhangende vloeibare koudemiddel vanaf het oppervlak van de temperatuursensor daalt de daarmee 35 waargenomen temperatuur. Als wordt waargenomen dat de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur lager is dan de referentietemperatuur, betekent dit dat het vloeistofniveau onder de temperatuursensor is gedaald.
-3-
Het waargenomen temperatuurverschil is relatief groot doordat verdampingswarmte wordt onttrokken aan het aanhangende vloeibare koudemiddel. Hierdoor is de waarneming van de verandering van het vloeistofniveau bijzonder nauwkeurig.
Een verder voordeel is dat de temperatuursensor voor het uitvoeren van de 5 werkwijze volgens de uitvinding bijzonder compact en goedkoop kan zijn. Voor de temperatuursensor is slechts een beperkte inbouwruimte nodig. De betrouwbaarheid is daarnaast hoog aangezien de temperatuursensor geen bewegende delen omvat. Ook is de temperatuursensor weinig gevoelig voor vervuiling. Verder is de temperatuursensor bestendig tegen verschillende drukken, temperaturen en chemicaliën.
10 Opgemerkt wordt dat een niveausensor voor een cryogeen medium in een houder bekend is uit EP1039271. De houder is gevuld met het cryogene medium dat zich gedeeltelijk in de vloeibare fase en gedeeltelijk in de gasfase bevindt. Voor het bepalen van de vulstand in de houder zijn twee temperatuursensoren in de houder aangebracht. De eerste temperatuursensor ligt op een gewenst vulniveau. De tweede temperatuursensor is 15 zodanig ver daaronder aangebracht dat gewaarborgd is dat de tweede temperatuursensor is omgeven door vloeistof. De temperatuur in het medium in de vloeibare fase is lager dan in de gasfase. Als de eerste temperatuursensor is omgeven door medium in de vloeibare fase, is het temperatuurverschil tussen de door de temperatuursensoren gemeten temperaturen klein. Als de eerste temperatuursensor daarentegen wordt omgeven door medium in de 20 gasfase, heeft de eerste temperatuursensor een hogere temperatuur dan de daaronder gelegen tweede temperatuursensor. Het temperatuurverschil wordt vergeleken met een referentiewaarde. Bij een temperatuurverschil dat kleiner is dan de referentiewaarde ligt de vulstand op het niveau van de eerste temperatuursensor of daarboven. Als het temperatuurverschil groter dan de referentiewaarde is, ligt het vloeistofniveau lager dan de 25 eerste temperatuursensor. Hierbij wordt echter geen gebruik gemaakt van verdamping van aanhangende vloeistof vanaf het oppervlak van de eerste temperatuursensor. Bovendien vormt de houder volgens EP1039271 geen verdamper.
Opgemerkt wordt verder dat een niveausensor voor olie in een houder bekend is uit DE10136058. De verwarmde olie is opgenomen in de houder en bepaalt een vulniveau.
30 Lucht is aanwezig boven het vulniveau van de olie. De lucht heeft een lagere temperatuur dan de verwarmde olie. In de houder is een niveausensor met temperatuursensoren aangebracht. Uit de daarmee gemeten temperaturen kan worden afgeleid of de bijbehorende temperatuursensor is omgeven door de verwarmde olie of de minder warme lucht. Verdamping van olie vanaf het oppervlak van de temperatuursensor treedt echter niet 35 op. Daarnaast vormt de houder volgens DE10136058 geen verdamper.
Het is mogelijk dat de referentietemperatuur is bepaald door een gemiddelde per tijdeenheid van de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur. De -4- referentietemperatuur wordt in dit geval berekend. De berekende referentietemperatuur wordt vergeleken met de momentane, door de temperatuursensor waargenomen temperatuur. De referentietemperatuur is bijvoorbeeld het gemiddelde van de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur berekend over ten minste 20 of ten minste 5 30 seconden. De referentietemperatuur kan door middel van software worden bepaald en vergeleken met de momentane, door de temperatuursensor waargenomen temperatuur.
Het is ook mogelijk, dat de temperatuursensor een eerste temperatuursensor is, waarbij de verdamper is voorzien van een tweede temperatuursensor, die onder het niveau van de eerste temperatuursensor is aangebracht, en waarbij de tweede temperatuursensor 10 een tweede temperatuur waarneemt, en waarbij de referentietemperatuur is bepaald door de tweede temperatuur. De referentietemperatuur wordt in dit geval waargenomen. De twee temperatuursensoren bevinden zich op een afstand van elkaar op verschillende hoogteniveaus in de verdamper. Op het eerste tijdstip - de uitgangsstand - zijn de eerste en tweede temperatuursensor beide ondergedompeld in het vloeibare koudemiddel en wordt 15 waargenomen dat de eerste en tweede temperatuur in hoofdzaak gelijk zijn. Als het vloeistofniveau daalt tot onder de eerste temperatuursensor, blijft het vloeistofniveau boven de tweede temperatuursensor staan. Met de tweede temperatuursensor wordt continu de temperatuur van het vloeibare koudemiddel waargenomen. Aan de eerste temperatuursensor die vrij boven het vloeistofniveau komt te staan, blijft een hoeveelheid 20 vloeibaar koudemiddel hangen. Door verdamping van het aanhangende vloeibare koudemiddel vanaf het oppervlak van de eerste temperatuursensor daalt de daarmee waargenomen temperatuur. Als wordt waargenomen dat de eerste temperatuur lager is dan de tweede temperatuur, betekent dit dat het vloeistofniveau onder de eerste temperatuursensor is gedaald.
25 Volgens de uitvinding kan een signaal worden afgegeven als wordt waargenomen dat de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur lager is dan de referentietemperatuur. Door middel van het signaal wordt aangegeven dat de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur lager is dan de referentietemperatuur. Het vloeistofniveau is dan juist onder het niveau van de temperatuursensor gedaald.
30 Het is mogelijk dat het signaal wordt afgegeven nadat gedurende minimaal 2 seconden is waargenomen dat het gemiddelde van de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur per tijdeenheid minimaal 1°C lager is dan de referentietemperatuur. Tijdens bedrijf zijn er temperatuurfluctuaties in de tijd. De temperatuurfluctuaties zijn bijvoorbeeld het gevolg van het koken van het vloeibare 35 koudemiddel. Door de temperatuurfluctuaties kan de temperatuursensor (zeer) kort een enigszins lagere temperatuur aangeven, terwijl de temperatuursensor nog steeds onder het vloeistofniveau ligt. De temperatuurfluctuaties zijn kleiner dan de temperatuurdaling die -5- optreedt door verdamping van aanhangend water vanaf het oppervlak van de temperatuursensor. Als de temperatuur die wordt waargenomen met de temperatuursensor gemiddeld per tijdeenheid echter gedurende minimaal 2 seconden minimaal 1°C kouder is dan de referentietemperatuur, kan daaruit duidelijk worden afgeleid dat de 5 temperatuursensor boven het vloeistofniveau is komen te liggen en wordt het signaal afgegeven.
Als de referentietemperatuur is bepaald door de door de tweede temperatuursensor waargenomen tweede temperatuur, wordt het signaal bijvoorbeeld afgegeven nadat gedurende minimaal 2 seconden is waargenomen dat het gemiddelde per tijdeenheid van 10 de eerste temperatuur minimaal 1°C lager is dan het gemiddelde per tijdeenheid van de tweede temperatuur.
Bijvoorbeeld omvat het signaal een regelsignaal, waarbij het regelsignaal regelt dat vloeibaar koudemiddel wordt toegevoerd aan de toevoer van de verdamper. Het is daarbij mogelijk dat vloeibaar koudemiddel wordt toegevoerd ten minste totdat wordt waargenomen 15 dat de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur in hoofdzaak gelijk is aan de referentietemperatuur. Dit betekent dat het vloeibare koudemiddel weer boven de temperatuursensor is gestegen. Met het regelsignaal kan het vloeistofniveau van het vloeibare koudemiddel op een gewenst niveau in de verdamper worden geregeld.
Het is mogelijk dat de verdamper is voorzien van een verdere temperatuursensor, die 20 boven het niveau van de temperatuursensor is aangebracht, bijvoorbeeld op een gewenst maximaal vloeistofniveau, en waarbij een verdere temperatuur met de verdere temperatuursensor wordt waargenomen, en waarbij op een verder tijdstip het vloeistofniveau van het vloeibare koudemiddel zich onder de temperatuursensor bevindt, en waarbij na het verdere tijdstip vloeibaar koudemiddel wordt toegevoerd met een temperatuur die hoger is 25 dan de temperatuur van het vloeibare koudemiddel in de verdamper, en waarbij als het vloeistofniveau stijgt tot boven de temperatuursensor wordt waargenomen dat de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur hoger is dan de door de verdere temperatuursensor waargenomen temperatuur, en waarbij het vloeibare koudemiddel wordt toegevoerd totdat wordt waargenomen dat de door de verdere temperatuursensor 30 waargenomen temperatuur in hoofdzaak gelijk is aan de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur. Als de eerste en eventueel tweede temperatuursensor zich onder het vloeistofniveau bevinden, terwijl de verdere temperatuursensor daarboven is aangebracht, zijn de eerste en eventueel tweede temperatuursensor ondergedompeld in het vloeibare koudemiddel, terwijl de verdere temperatuursensor is omgeven door het 35 dampvormige koudemiddel. De temperatuur van het vloeibare en dampvormige koudemiddel is in hoofdzaak gelijk. Bij het bijvullen van de verdamper wordt vloeibaar koudemiddel toegevoerd. Als het toegevoerde vloeibare koudemiddel een hogere -6- temperatuur heeft dan het vloeibare koudemiddel dat reeds in de verdamper is opgenomen, stijgt de temperatuur van het vloeibare koudemiddel in de verdamper. De eerste en eventueel tweede temperatuursensor geven dan een hogere temperatuur aan dan de verdere temperatuursensor. Als bij het toevoeren van vloeibaar koudemiddel de verdere 5 temperatuur stijgt en in hoofdzaak gelijk wordt aan de eerste en eventueel tweede temperatuur, betekent dit dat het vloeistofniveau is gestegen tot het niveau van de verdere temperatuursensor. De toevoer kan dan worden gestopt.
De absolute druk in de verdamper ligt bijvoorbeeld tussen 5-25 mbar. Bij een dergelijk lage druk kan met de hierboven beschreven werkwijze nauwkeurig het 10 vloeistofniveau in de verdamper worden gecontroleerd. De uitvinding is vanzelfsprekend ook toepasbaar bij andere drukken, zoals een druk boven atmosferische druk.
Het is mogelijk dat de warmtewisselaar is voorzien van een warmtewisselingsleiding met een inlaat en een uitlaat, en waarbij een fluïdum vanaf de inlaat naar de uitlaat stroomt, en waarbij het fluïdum kouder wordt tijdens het verdampen van het vloeibare koudemiddel 15 door het onttrekken van warmte aan het fluïdum dat door de warmtewisselingsleiding stroomt. Het kouder wordende fluïdum is het koude product.
Het is mogelijk dat de warmtewisselaar, ten minste op het eerste tijdstip, gedeeltelijk is ondergedompeld in het vloeibare koudemiddel. Het vloeistofniveau van het vloeibare koudemiddel bevindt zich tussen de benedenzijde en de bovenzijde van de 20 warmtewisselaar. Bijvoorbeeld heeft de warmtewisselaar een bovenoppervlak, dat in hoofdzaak vlak is en/of in hoofdzaak horizontaal verloopt. Het vloeistofniveau bevindt zich onder het bovenoppervlak. Daarnaast kan de warmtewisselaar een benedenoppervlak bezitten dat in hoofdzaak vlak is en/of in hoofdzaak horizontaal verloopt. Het vloeistofniveau blijft boven het benedenoppervlak staan. De warmtewisselaar kan voortdurend gedeeltelijk 25 zijn omgeven door het vloeibare koudemiddel.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een systeem omvattende een verdamper die is voorzien van: - een vloeibaar koudemiddel, dat een vloeistofniveau in de verdamper bepaalt, - een warmtewisselaar voor het toevoeren van warmte aan het vloeibare 30 koudemiddel om een dampvormig koudemiddel te vormen, waarbij het dampvormige koudemiddel zich boven het vloeistofniveau bevindt en is verzadigd, - een toevoer voor het toevoeren van het vloeibare koudemiddel, - een afvoer voor het afvoeren van het dampvormige koudemiddel, - ten minste een temperatuursensor voor het waarnemen van een temperatuur.
35 Volgens de uitvinding is de temperatuursensor op een niveau in de verdamper aangebracht, bijvoorbeeld op een gewenst minimaal vloeistofniveau, en omvat het systeem een inrichting voor het waarnemen van een verandering van het vloeistofniveau van het -7- vloeibare koudemiddel in de verdamper, welke inrichting is verbonden met de temperatuursensor voor het ontvangen van de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur, en welke inrichting is uitgevoerd voor het waarnemen wanneer de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur lager is dan een referentietemperatuur. De 5 inrichting kan vaststellen wanneer afkoeling van de temperatuursensor optreedt, d.w.z. wanneer de temperatuur lager wordt dan de referentietemperatuur. De inrichting kan zijn uitgevoerd voor het afgeven van een signaal als de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur lager is dan de referentietemperatuur.
In een uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van een rekeninrichting voor het 10 berekenen van een gemiddelde per tijdeenheid van de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur, waarbij de referentietemperatuur is bepaald door het door de rekeninrichting berekende gemiddelde. In dit geval is de referentietemperatuur een berekende temperatuur. De rekeninrichting is bijvoorbeeld een computer met software voor het bepalen van de referentietemperatuur.
15 Het is mogelijk, dat de temperatuursensor een eerste temperatuursensor voor het waarnemen van een eerste temperatuur is, waarbij de verdamper is voorzien van een tweede temperatuursensor voor het waarnemen van een tweede temperatuur, waarbij de tweede temperatuursensor in de verdamper onder het niveau van de eerste temperatuursensor is aangebracht, en waarbij de referentietemperatuur is bepaald door de 20 tweede temperatuur. De referentietemperatuur is in dit geval een waargenomen temperatuur.
In een uitvoeringsvorm is de inrichting uitgevoerd voor het afgeven van het signaal nadat gedurende minimaal 2 seconden is waargenomen dat het gemiddelde per tijdeenheid van de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur minimaal 1°C lager is dan de 25 referentietemperatuur. De referentietemperatuur is bijvoorbeeld een berekende tijdgemiddelde temperatuur of het gemiddelde per tijdeenheid van de tweede temperatuur.
In een uitvoeringsvorm is de toevoer van de verdamper voorzien van een klep, waarbij het signaal een regelsignaal voor het openen van de klep omvat voor het toevoeren van vloeibaar koudemiddel aan de verdamper.
30 Het is daarbij mogelijk, dat de inrichting is uitgevoerd voor het afgeven van een tweede regelsignaal voor het sluiten van de klep voor het beëindigen van het toevoeren van vloeibaar koudemiddel aan de verdamper als de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur in hoofdzaak gelijk is aan de referentietemperatuur.
De inrichting omvat bijvoorbeeld een regelinrichting, die een regelsignaal kan 35 afgeven aan de klep voor het openen of sluiten daarvan. Als de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur afneemt ten opzichte van de referentietemperatuur, is het vloeistofniveau onder die temperatuursensor gezakt. De regelinrichting stuurt dan een -8- regelsignaal naar de klep voor het openen van de klep, zodat vloeibaar koudemiddel de verdamper instroomt. Het vloeistofniveau stijgt en als de temperatuursensor onder het vloeibare koudemiddel komt te staan, wordt de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur weer gelijk aan de referentietemperatuur. De regelinrichting stuurt dan 5 bijvoorbeeld een tweede regelsignaal naar de klep om de klep te sluiten.
Het is mogelijk, dat het toegevoerde vloeibare koudemiddel een hogere temperatuur heeft dan het vloeibare koudemiddel in de verdamper, en de verdamper is voorzien van een verdere temperatuursensor voor het waarnemen van een verdere temperatuur, welke verdere temperatuursensor boven het niveau van de temperatuursensor is aangebracht, 10 bijvoorbeeld op een gewenst maximaal vloeistofniveau, en waarbij de inrichting is verbonden met de verdere temperatuursensor voor het ontvangen van de verdere temperatuur, en waarbij de inrichting is uitgevoerd voor het afgeven van een tweede regelsignaal voor het sluiten van de klep voor het beëindigen van het toevoeren van vloeibaar koudemiddel aan de verdamper als de door de verdere temperatuursensor waargenomen temperatuur in 15 hoofdzaak gelijk is aan de door de temperatuursensor waargenomen temperatuur. Het stijgen van het vloeistofniveau door het toevoeren van vloeibaar koudemiddel aan de verdamper gaat in dit geval door voorbij het niveau van de eerste temperatuursensor en stopt pas bij het niveau van de verdere temperatuursensor.
De temperatuursensoren bevinden zich op verschillende hoogtes. Het hoogteverschil 20 tussen de eerste temperatuursensor en de tweede temperatuursensor ligt bijvoorbeeld tussen 1-10 mm. Het hoogteverschil tussen de eerste temperatuursensor en de verdere temperatuursensor kan bijvoorbeeld ook tussen 1-10 mm liggen. Hiermee zijn veranderingen van het vloeistofniveau nauwkeurig waar te nemen.
Het is mogelijk dat de eerste temperatuursensor en/of de derde temperatuursensor is 25 voorzien van een capillair element voor het vasthouden van een hoeveelheid vloeibaar koudemiddel. Hierdoor wordt het aanhangen van vloeibaar koudemiddel verbeterd. Het capillaire element is bijvoorbeeld een stukje katoen dat om de temperatuursensor is aangebracht.
De uitvinding heeft verder betrekking op een sorptiekoelsysteem omvattende: 30 - ten minste een reactor, die is voorzien van een sorbent, een koudemiddel, en een warmtewisselingsleiding die zich door het sorbent en het koudemiddel in de reactor uitstrekt, welke reactor is uitgevoerd voor het afwisselend uitvoeren van adsorptie en desorptie van het sorbent in de reactor, welke reactor een toevoer en een afvoer voor dampvormig koudemiddel omvat, 35 - een condensor, die is voorzien van een toevoer voor dampvormig koudemiddel en een afvoer voor vloeibaar koudemiddel, waarbij de toevoer van de condensor is verbonden met de afvoer van de reactor, -9- - een systeem zoals hierboven beschreven, waarbij de afvoer van de verdamper is verbonden met toevoer van de reactor, en waarbij de afvoer van de condensor is verbonden met de toevoer van de verdamper.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande 5 tekening.
Figuur 1 toont een processchema van een eerste uitvoeringsvorm van een sorptiekoelsysteem volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont een processchema van een tweede uitvoeringsvorm van een sorptiekoelsysteem volgens de uitvinding.
10 Figuur 3 toont een schematisch aanzicht in dwarsdoorsnede van de verdamper van het in figuur 1 getoonde sorptiekoelsysteem.
Figuur 4 toont een schematisch aanzicht in dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een verdamper voor het in figuur 1 getoonde sorptiekoelsysteem.
Figuur 5 toont een schematisch aanzicht in dwarsdoorsnede van een derde 15 uitvoeringsvorm van een verdamper voor het in figuur 1 getoonde sorptiekoelsysteem.
Het in figuur 1 getoonde sorptiekoelsysteem 1 omvat een reactor 3, een condensor 10, een verdamper 18, een warmtebron 26, een warmteafgifte 28 en een kleppensysteem 30. Het sorptiekoelsysteem 1 gebruikt warmte van de warmtebron 26 om koude te maken.
20 In de reactor 3 is een sorbent met gebonden koudemiddel opgenomen. In dit uitvoeringsvoorbeeld is het sorbent silicagel en het koudemiddel water. Silicagel is sterk hygroscopisch, d.w.z trekt water aan. In volledig verzadigde toestand kan silicagel ongeveer 35 gewichtsprocent water opnemen. Andere combinaties van sorbent en koudemiddel zijn vanzelfsprekend ook mogelijk. De reactor 3 heeft een toevoer 4 voor het toevoeren van 25 waterdamp uit de verdamper 18 en een afvoer 5 voor het afvoeren van waterdamp naar de condensor 10. Een warmtewisselingsleiding 8 strekt zich uit door de silicagel met gebonden water in de reactor 3. De warmtewisselingsleiding 8 is verbonden met het kleppensysteem 30.
De condensor 10 omvat een toevoer 11 voor het toevoeren van waterdamp uit de 30 reactor 3. De afvoer 5 van de reactor 3 en de toevoer 11 van de condensor 10 zijn onderling verbonden door een dampdoorgang 92. In de dampdoorgang 92 is een dampklep 96 aangebracht. De condensor 10 is voorzien van een warmtewisselingsleiding 15 voor het voeren van koele vloeistof, zoals koelwater. In de condensor 10 condenseert de toegevoerde waterdamp, waarna het water (condensaat) de condensor 10 verlaat via een 35 afvoer 12.
De afvoer 12 van de condensor 10 is via een retourleiding 90 verbonden met een toevoer 19 van de verdamper 18. In de retourleiding 90 is een condensaatklep 91 -10- aangebracht. De verdamper 18 omvat een warmtewisselingsleiding 23 met een inlaat 21 en een uitlaat 22. Door de warmtewisselingsleiding 23 stroomt een fluïdum, zoals water. Dit fluïdum draagt warmte over aan het via de toevoer 19 toegevoerde water (condensaat). Hierdoor ontstaat waterdamp, die de verdamper 18 verlaat via een afvoer 20. De waterdamp 5 stroomt terug naar de toevoer 4 van de reactor 3 via een dampdoorgang 93. In de dampdoorgang 93 tussen de afvoer 20 van de verdamper 18 en de toevoer 4 van de reactor 3 is eveneens een dampklep 96 aangebracht.
De koeling met het sorptiekoelsysteem 1 werkt volgens een batchproces - de reactor 3 is uitgevoerd voor het afwisselend uitvoeren van adsorptie en desorptie van het sorbent in 10 de reactor 3. Eerst bevat de silicagel in de reactor 3 bijvoorbeeld ongeveer 10 procent gebonden water, terwijl de temperatuur ongeveer 30°C is. Aangezien het koudemiddelcircuit geen overige gassen dan de waterdamp bevat, wordt de druk veroorzaakt door de waterdampspanning. Door opwarming van de silicagel neemt de druk geleidelijk toe totdat de waterdampspanning boven de silicagel hoger is dan de dampspanning bij de 15 temperatuur in de condensor 10. De druk in de reactor 3 stijgt bijvoorbeeld tot 60 mbar, terwijl de druk in de condensor 10 50 mbar is. Nu zal er waterdamp via de dampklep 96 naar de condensor 10 stromen en warmt de silicagel in de reactor 3 verder op onder afgifte van waterdamp (desorptie).
Als de silicagel bijvoorbeeld nog slechts 3 procent gebonden water bevat, wordt de 20 silicagel vervolgens afgekoeld. De druk daalt daarbij tot een druk, die lager is dan de druk in de verdamper 18. De absolute druk in de verdamper 18 ligt bijvoorbeeld tussen 5-25 mbar. Waterdamp afkomstig uit de verdamper 10 stroomt via de dampklep 96 naar de reactor 3 en wordt opgenomen in de silicagel (adsorptie). De wateropname gaat door totdat de silicagel weer bijvoorbeeld ongeveer 10 procent gebonden water bij een temperatuur van ongeveer 25 30°C bevat.
Bij het sorptiekoelsysteem 1 volgens figuur 1 wordt in de afkoelfase van de silicagel in de reactor 3 waterdamp uit de verdamper 18 aangetrokken en verdampt het via de toevoer 19 toegevoerde water (condensaat) in de verdamper 18. Daarbij wordt warmte onttrokken aan het koude fluïdum dat door de warmtewisselingsleiding 23 van de verdamper 30 stroomt, d.w.z de temperatuur van het koude fluïdum daalt. De temperatuur van het koude fluïdum ligt beneden de omgevingstemperatuur, bijvoorbeeld tussen 5-15°C, zoals 10°C. Het koude fluïdum, zoals koud water, vormt het koude product van het sorptiekoelsysteem 1.
Het koudemiddel - in dit uitvoeringsvoorbeeld water/waterdamp - circuleert in een koudemiddelcircuit van het sorptiekoelsysteem 1. In het koudemiddelcircuit van het 35 sorptiekoelsysteem heerst bijvoorbeeld een druk van 0,1-60 mbar. Om de reactor 3 met de silicagel en daaraan gebonden water afwisselend te koelen en te verwarmen is een koelmiddelcircuit voorzien. Het koelmiddelcircuit omvat het kleppensysteem 30, de -11 - warmtebron 26 en de warmteafgifte 28. Het kleppensysteem 30 is uitgevoerd voor het afwisselend toevoeren van warm water en koel water aan de reactor 3.
Een tweede uitvoeringsvorm van een sorptiekoelsysteem is weergegeven in figuur 2. Dezelfde of soortgelijke onderdelen zijn daarin aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers.
5 Het in figuur 2 getoonde sorptiekoelsysteem 1 omvat een tweede reactor 73 die is gevuld met silicagel en daaraan gebonden water. Net als de reactor 3 omvat de tweede reactor 73 een toevoer 74 en een afvoer 75 voor waterdamp. Een warmtewisselingsleiding 78 strekt zich uit door de silicagel in de tweede reactor 73. De condensor 10 omvat een tweede toevoer 16, die is verbonden met de afvoer 75 van de tweede reactor 73 via een 10 dampdoorgang 94. In de dampdoorgang 94 tussen de tweede toevoer 16 van de condensor 10 en de afvoer 75 van de tweede reactor 73 is een dampklep 96 aangebracht. Door condensatie van waterdamp in de condensor 10 ontstaat water (condensaat), dat de condensor 10 uitstroomt via de afvoer 12. Het water (condensaat) wordt via de retourleiding 90 en de condensaatklep 91 toegevoerd aan de toevoer 19 van de verdamper 18.
15 In de verdamper 18 kan het via de toevoer 19 toegevoerde water (condensaat) verdampen door een fluïdum door de warmtewisselingsleiding 23 te laten stromen. De verdamper 18 heeft een tweede afvoer 25 voor het afvoeren van waterdamp. De tweede afvoer 25 is door middel van een dampdoorgang 95 verbonden met de toevoer 74 van de tweede reactor 73. In de dampdoorgang 95 is een dampklep 96 aangebracht.
20 Het in figuur 2 getoonde sorptiekoelsysteem heeft een tweede koudemiddelcircuit waarin het koudemiddel - in dit uitvoeringsvoorbeeld water/waterdamp - kan circuleren. De werking van de sorptiekoeling met het tweede koudemiddelcircuit van de tweede reactor 73 is hetzelfde als hierboven is beschreven aan de hand van het in figuur 1 getoonde eerste uitvoeringsvoorbeeld. De batch processen in het eerste en tweede koudemiddelcircuit 25 worden bij het in figuur 2 getoonde sorptiekoelsysteem in tegenfase bedreven om continu koude te produceren.
De verdamper 18 van het in figuur 1 getoonde sorptiekoelsysteem is meer in detail weergegeven in figuur 3. De verdamper 18 is in hoofdzaak warmtegeïsoleerd. De verdamper 18 is bijvoorbeeld uitwendig bekleed met een warmte-isolerend materiaal (niet 30 weergegeven). In de verdamper 18 is een warmtewisselaar 42 aangebracht, die een benedenoppervlak 43 en een bovenoppervlak 44 heeft. De warmtewisselaar 42 is in dit uitvoeringsvoorbeeld blokvormig, waarbij het benedenoppervlak 43 en het bovenoppervlak 44 in hoofdzaak vlak zijn en in hoofdzaak horizontaal verlopen. De warmtewisselaar 42 heeft in dit uitvoeringsvoorbeeld een hoogte van ongeveer 5-50 mm. Door de 35 warmtewisselaar 42 loopt de warmtewisselingsleiding 23.
De verdamper 18 is gedeeltelijk gevuld met vloeibaar koudemiddel 40. Het vloeibare koudemiddel 40 bepaalt een vloeistofniveau 41 in de verdamper. Boven het vloeistofniveau - 12- 41 bevindt zich dampvormig koudemiddel 45 dat is gevormd door verdamping van het vloeibare koudemiddel 40. Het dampvormige koudemiddel 45 is in hoofdzaak volledig verzadigd.
De warmtewisselaar 42 is voorzien van een structuur met een oppervlak voor het 5 daarop vormen van een dunne film van vloeibaar koudemiddel (niet weergegeven). De warmtewisselaar 42 omvat in dit uitvoeringsvoorbeeld vinnen (niet weergegeven), die zich uitstrekken vanaf het benedenoppervlak 43 tot het bovenoppervlak 44. Het gewenste minimale vloeistofniveau bevindt zich in hoofdzaak in het midden tussen het benedenoppervlak 43 en het bovenoppervlak 44. Vloeibaar koudemiddel wordt langs de 10 vinnen omhoog gebracht en vormt een dunne vloeistoffilm op de vinnen. Bij het toevoeren van warmte via de warmtewisselingsleiding 23 kan de dunne vloeistoffilm eenvoudig verdampen.
De verdamper 18 omvat een niveausensor voor het vloeistofniveau 41. Als het vloeistofniveau onder een gewenst minimaal vloeistofniveau zakt, kan het vloeibare 15 koudemiddel 40 minder eenvoudig verdampen. Bijvoorbeeld is dan de vorming van een dunne vloeistoffilm van het vloeibare koudemiddel op de vinnen onvoldoende.
De niveausensor omvat in het in figuur 3 getoonde uitvoeringsvoorbeeld twee temperatuursensoren 51,52. Ter hoogte van het gewenste minimale vloeistofniveau is een eerste temperatuursensor 51 voor het waarnemen van een eerste temperatuur aangebracht. 20 Onder de eerste temperatuursensor 51 bevindt zich een tweede temperatuursensor 52 voor het waarnemen van een tweede temperatuur. De tweede temperatuur vormt een referentietemperatuur. Het hoogteverschil tussen de eerste temperatuursensor 51 en de tweede temperatuursensor 52 ligt bijvoorbeeld tussen 1-10 mm.
De temperatuursensoren 51,52 zijn verbonden met een inrichting 53. De inrichting 53 25 is uitgevoerd voor het ontvangen van de eerste en tweede temperatuur van de temperatuursensoren 51,52 en kan vaststellen wanneer een verlaging van de eerste temperatuur ten opzichte van de tweede temperatuur optreedt. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de inrichting 53 uitgevoerd als regelinrichting die is verbonden met de condensaatklep 91.
De regelinrichting 53 is uitgevoerd voor het regelen van de condensaatklep 91.
30 De werking van de in figuur 3 getoonde niveausensor in de verdamper 18 is als volgt.
Aanvankelijk is de verdamper 18 gevuld met vloeibaar koudemiddel tot boven de eerste temperatuursensor 51 die zich op het gewenste minimale niveau bevindt. Bij het produceren van koude stroomt fluïdum - het te koelen product - door de warmtewisselingsleiding 23 van de verdamper 18. Hierbij wordt warmte overgedragen aan het vloeibare koudemiddel 35 40, dat overgaat in dampvormig koudemiddel 45. Hierdoor daalt het vloeistofniveau 41. Tegelijkertijd wordt verzadigd dampvormig koudemiddel 45 via de afvoer 20 van de -13- verdamper 18 afgevoerd. Het afgevoerde verzadigde dampvormige koudemiddel 45 stroomt naar de reactor 3.
In de inrichting 53 worden de eerste en tweede temperatuur continu met elkaar vergeleken. Eerst zijn de eerste en tweede temperatuursensor 51,52 beide ondergedompeld 5 in het vloeibare koudemiddel 40 en stelt de inrichting 53 vast dat de eerste en tweede temperatuur in hoofdzaak gelijk zijn. Als het vloeistofniveau tot onder de eerste temperatuursensor 51 daalt, blijft het vloeistofniveau 41 eerst nog boven de tweede temperatuursensor 52. Aan de eerste temperatuursensor 51 die vrij boven het vloeistofniveau 41 komt te staan, blijft een hoeveelheid vloeibaar koudemiddel 40 hangen.
10 Door verdamping van het aanhangende vloeibare koudemiddel 40 vanaf het oppervlak van de eerste temperatuursensor 51 daalt de daarmee waargenomen temperatuur. Als de inrichting 53 waarneemt dat de eerste temperatuur lager is dan de tweede temperatuur, betekent dit dat het vloeistofniveau 41 onder de eerste temperatuursensor 51 is gedaald. De inrichting 53 geeft in dat geval een signaal af.
15 In dit uitvoeringsvoorbeeld is de inrichting 53 zodanig uitgevoerd, dat het signaal pas wordt afgegeven nadat gedurende minimaal 2 seconden is waargenomen dat het gemiddelde van de eerste temperatuur per seconde minimaal 1°C lager is dan het gemiddelde van de tweede temperatuur per seconde. Als gevolg van het koken van het vloeibare koudemiddel 40 zijn er temperatuurfluctuaties in de tijd. Hierdoor kan de eerste 20 temperatuursensor 51 (zeer) kort een enigszins lagere temperatuur dan de tweede temperatuursensor 52 aangeven, terwijl de eerste temperatuursensor 51 nog steeds onder het vloeistofniveau 41 ligt. Als de eerste temperatuur die wordt waargenomen met de eerste temperatuursensor 51 gemiddeld per seconde echter gedurende minimaal 2 seconden minimaal 1°C kouder is dan de tweede temperatuur die wordt waargenomen met de tweede 25 temperatuursensor 52 gemiddeld per seconde, is nagenoeg zeker dat de eerste temperatuursensor 51 boven het vloeistofniveau 41 is komen te liggen.
Het afgegeven signaal kan een alarmsignaal of een ander signaal zijn. In dit uitvoeringsvoorbeeld stuurt de als regelinrichting uitgevoerde inrichting 53 een regelsignaal naar de condensaatklep 91 om de condensaatklep 91 te openen. Hierdoor wordt de 30 verdamper 18 bijgevuld met vloeibaar koudemiddel, zodat het vloeistofniveau 41 in de verdamper 18 stijgt. Als het vloeistofniveau 41 zodanig is gestegen dat de eerste temperatuursensor 51 weer is ondergedompeld, kan de inrichting 53 waarnemen dat de eerste en tweede temperatuur weer gelijk zijn geworden. De inrichting 53 stuurt dan een tweede regelsignaal naar de condensaatklep 91 om de condensaatklep 91 te sluiten. Het 35 vloeistofniveau 41 van het vloeibare koudemiddel 40 in de verdamper 18 kan op deze manier worden geregeld.
- 14-
Figuur 4 toont een tweede uitvoeringsvorm van de niveausensor in de verdamper 18. Dezelfde of soortgelijke onderdelen zijn daarin aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers. De tweede uitvoeringsvorm heeft slechts een temperatuursensor 51, d.w.z. vergeleken met de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm is de tweede temperatuursensor 52 weggelaten. De 5 door de temperatuursensor 51 waargenomen temperatuur wordt niet vergeleken met een waargenomen referentietemperatuur, maar met een berekende referentietemperatuur. De inrichting 53 is in het in figuur 4 getoonde uitvoeringsvoorbeeld voorzien van een rekeninrichting voor het berekenen van een gemiddelde per tijdeenheid van de door de temperatuursensor 51 waargenomen temperatuur. Het door de rekeninrichting berekende 10 gemiddelde vormt de referentietemperatuur. De werking is verder hetzelfde als hierboven beschreven aan de hand van figuur 3.
Als de enkele temperatuursensor 51 boven het vloeistofniveau 41 is komen te staan, kan de als regelinrichting uitgevoerde inrichting 53 een regelsignaal naar de condensaatklep sturen om de condensaatklep 91 te openen. Hierdoor wordt de verdamper 18 bijgevuld met 15 vloeibaar koudemiddel, zodat het vloeistofniveau 41 in de verdamper 18 stijgt. Als het vloeistofniveau 41 zodanig stijgt dat de enkele temperatuursensor 51 weer wordt ondergedompeld, meet de enkele temperatuursensor 51 een relatief snelle temperatuurstijging. De inrichting 53 stuurt dan, eventueel met een tijdvertraging, een tweede regelsignaal naar de condensaatklep 91 om de condensaatklep 91 te sluiten.
20 Figuur 5 toont een derde uitvoeringsvorm van de niveausensor in de verdamper 18.
Dezelfde of soortgelijke onderdelen zijn daarin aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers. De in figuur 5 getoonde verdamper 18 is voorzien van een derde temperatuursensor 54 voor het waarnemen van een derde temperatuur. De derde temperatuursensor 54 is verbonden met de inrichting 53. De inrichting 53 ontvangt continu een derde temperatuur die wordt 25 waargenomen met de derde temperatuursensor 54.
De derde temperatuursensor 54 is op een gewenst maximaal niveau aangebracht.
Als het vloeistofniveau bijvoorbeeld boven de warmtewisselaar 44 zou staan, zouden de vinnen van de warmtewisselaar 44 geheel zijn omgeven door vloeibaar koudemiddel. In dat geval zou er geen dunne vloeistoffilm op de vinnen worden gevormd, hetgeen de 30 verdamping nadelig zou beïnvloeden. Het gewenste maximale niveau bevindt zich tussen de eerste temperatuursensor 51 en het bovenoppervlak 44 van de warmtewisselaar 42. De derde temperatuursensor 54 is aangebracht boven het niveau van de eerste temperatuursensor 51. Het hoogteverschil tussen de eerste temperatuursensor 51 en de derde temperatuursensor 54 ligt bijvoorbeeld tussen 1-10 mm.
35 De werking van de in figuur 5 getoonde niveausensor in de verdamper 18 is als volgt.
Net als bij de in figuur 3 weergegeven niveausensor kan de inrichting 53 vaststellen dat het vloeistofniveau 41 onder de eerste temperatuursensor 51 is gezakt als de eerste - 15- temperatuur afneemt ten opzichte van de tweede temperatuur. De inrichting 53 stuurt dan een regelsignaal naar de condensaatklep 91 voor het openen van de condensaatklep 91, zodat vloeibaar koudemiddel de verdamper 18 instroomt.
Het toegevoerde vloeibare koudemiddel is in dit uitvoeringsvoorbeeld condensaat uit 5 de condensor 10, en is warmer dan het vloeibare koudemiddel 40 dat reeds is opgenomen in de verdamper 18. Stel dat de eerste en tweede temperatuursensoren 51,52 zich onder het vloeistofniveau 41 bevinden, terwijl de derde temperatuursensor 54 daarboven uitsteekt. De eerste en tweede temperatuursensor 51,52 zijn dus ondergedompeld in het vloeibare koudemiddel 40, terwijl de derde temperatuursensor 54 is omgeven door het dampvormige 10 koudemiddel. De temperatuur van het vloeibare en dampvormige koudemiddel is in hoofdzaak gelijk.
Bij het bijvullen van de verdamper 18 met vloeibaar koudemiddel met een hogere temperatuur stijgt de temperatuur van het vloeibare koudemiddel 40 in de verdamper 18. De eerste en tweede temperatuursensor 51,52 geven dan een hogere temperatuur aan dan de 15 derde temperatuursensor 54. Als bij het toevoeren van vloeibaar koudemiddel de derde temperatuur stijgt en in hoofdzaak gelijk wordt aan de eerste en tweede temperatuur, betekent dit dat het vloeistofniveau 41 is gestegen tot het niveau van de derde temperatuursensor 54. De inrichting 53 laat het vloeistofniveau 41 dus stijgen totdat de derde temperatuur gelijk is aan de eerste temperatuur. De inrichting 53 stuurt dan pas het 20 tweede regelsignaal naar de condensaatklep 91 om de condensaatklep 91 te sluiten. De verdamper 18 wordt volgens figuur 5 derhalve bijgevuld tot het gewenste maximale niveau.
De in figuur 3-5 weergegeven uitvoeringsvoorbeelden omvatten slechts een afvoer 20 voor het afvoeren van dampvormig koudemiddel, maar kunnen zijn voorzien van een tweede afvoer 25 om de verdampers geschikt te maken voor toepassing bij het 25 sorptiekoelsysteem volgens figuur 2. De onderdelen en werking van de niveausensors volgens figuur 3-5 kunnen daarbij verder hetzelfde blijven.
De uitvinding is niet beperkt tot de in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. De vakman kan verschillende aanpassingen aanbrengen die binnen de reikwijdte van de uitvinding liggen. Bijvoorbeeld kan de eerste temperatuursensor 30 en/of de derde temperatuursensor zijn voorzien van een capillair element voor het vasthouden van vloeibaar koudemiddel. Het capillaire element is bijvoorbeeld een stukje katoen dat om de temperatuursensor is aangebracht. Als het vloeistofniveau onder de eerste en/of derde temperatuursensor daalt, blijft een relatief grote hoeveelheid vloeibaar koudemiddel aan het capillaire element hangen. Bij verdamping daarvan geeft dit aanleiding 35 tot een relatief sterke afkoeling, die duidelijk waarneembaar is.
Het is verder mogelijk, dat de in figuur 4 getoonde uitvoeringsvorm wordt uitgebreid met een verdere temperatuursensor die overeenkomt met de derde temperatuursensor 54 - 16- volgens figuur 5. M.a.w. de tweede temperatuursensor 52 kan in figuur 5 worden weggelaten. Het vloeistofniveau 41 wordt dan ten opzichte van het gewenste minimale niveau geregeld met een enkele temperatuursensor 51, terwijl wordt gewaarborgd dat het vloeistofniveau 41 niet stijgt tot boven het gewenste maximale niveau door middel van de 5 verdere temperatuursensor 54.
Ook kan in de verdamper een vierde temperatuursensor voor het waarnemen van een vierde temperatuur zijn aangebracht (niet weergegeven). De vierde temperatuursensor bevindt zich bijvoorbeeld onder de derde temperatuursensor 54. Als het vloeistofniveau onder de derde temperatuursensor daalt, meet de inrichting een afkoeling van de derde 10 temperatuursensor ten opzichte van de vierde temperatuursensor. De werking is daarbij hetzelfde als hierboven beschreven voor een daling van het vloeistofniveau onder de eerste temperatuursensor. Hierdoor kan worden gevolgd wanneer het vloeistofniveau onder het gewenste maximale niveau daalt. Vanzelfsprekend kan de verdamper nog meer temperatuursensoren omvatten.

Claims (20)

1. Werkwijze voor het waarnemen van een verandering van een vloeistofniveau (41) van een vloeibaar koudemiddel (40) in een verdamper (18), welke verdamper (18) is voorzien van: - een warmtewisselaar (42) voor het toevoeren van warmte aan het vloeibare 5 koudemiddel (40) om een dampvormig koudemiddel (45) te vormen, waarbij het dampvormige koudemiddel (45) zich boven het vloeistofniveau (41) bevindt en is verzadigd, - een toevoer (19) voor het toevoeren van het vloeibare koudemiddel, - een afvoer (20) voor het afvoeren van het dampvormige koudemiddel, - een temperatuursensor (51), die op een niveau in de verdamper (18) is 10 aangebracht, waarbij de temperatuursensor (51) een temperatuur waarneemt, en waarbij de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur wordt vergeleken met een referentietemperatuur, en waarbij op een eerste tijdstip het vloeistofniveau (41) van het vloeibare koudemiddel (40) zich boven de temperatuursensor (51) bevindt en wordt 15 waargenomen dat de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur in hoofdzaak gelijk is aan de referentietemperatuur, en waarbij na het eerste tijdstip dampvormig koudemiddel (45) wordt afgevoerd uit de afvoer (20) van de verdamper (18) en vloeibaar koudemiddel (40) in de verdamper (18) verdampt, waarbij het vloeistofniveau (41) in de verdamper (18) daalt, en waarbij als het vloeistofniveau (41) daalt tot onder de 20 temperatuursensor (51) een hoeveelheid van het vloeibare koudemiddel (40) aan de temperatuursensor (51) blijft aanhangen en de temperatuursensor (51) afkoelt door verdamping van het aanhangende vloeibare koudemiddel en wordt waargenomen dat de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur lager is dan de referentietemperatuur. 25
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de referentietemperatuur is bepaald door een gemiddelde per tijdeenheid van de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de temperatuursensor (51) een eerste temperatuursensor (51) is, en waarbij de verdamper is voorzien van een tweede temperatuursensor (52), die onder het niveau van de eerste temperatuursensor (51) is aangebracht, en waarbij de tweede temperatuursensor (52) een tweede temperatuur waarneemt, en waarbij de referentietemperatuur is bepaald door de tweede temperatuur. 35 - 18-
4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een signaal wordt afgegeven als wordt waargenomen dat de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur lager is dan de referentietemperatuur.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij het signaal wordt afgegeven nadat gedurende minimaal 2 seconden is waargenomen dat het gemiddelde per tijdeenheid van de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur minimaal 1°C lager is dan de referentietemperatuur.
6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, waarbij het signaal een regelsignaal omvat, en waarbij het regelsignaal regelt dat vloeibaar koudemiddel (40) wordt toegevoerd aan de toevoer van de verdamper.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij vloeibaar koudemiddel (40) wordt toegevoerd 15 ten minste totdat wordt waargenomen dat de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur in hoofdzaak gelijk is aan de referentietemperatuur.
8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de verdamper (18) is voorzien van een verdere temperatuursensor (54), die boven het niveau van de 20 temperatuursensor (51) is aangebracht, en waarbij een verdere temperatuur met de verdere temperatuursensor (54) wordt waargenomen, en waarbij op een verder tijdstip het vloeistofniveau (41) van het vloeibare koudemiddel (40) zich onder de temperatuursensor (51) bevindt, en waarbij na het verdere tijdstip vloeibaar koudemiddel wordt toegevoerd met een temperatuur die hoger is dan de temperatuur van het vloeibare koudemiddel in de 25 verdamper, en waarbij als het vloeistofniveau (41) stijgt tot boven de temperatuursensor (51) wordt waargenomen dat de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur hoger is dan de door de verdere temperatuursensor (54) waargenomen temperatuur, en waarbij het vloeibare koudemiddel wordt toegevoerd totdat wordt waargenomen dat de door de verdere temperatuursensor (54) waargenomen temperatuur in hoofdzaak gelijk is aan de 30 door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur.
9. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de warmtewisselaar is voorzien van een warmtewisselingsleiding (23) met een inlaat (21) en een uitlaat (22), en waarbij een fluïdum vanaf de inlaat (21) naar de uitlaat (22) stroomt, en waarbij het fluïdum 35 kouder wordt tijdens het verdampen van het vloeibare koudemiddel (40) door het onttrekken van warmte aan het fluïdum dat door de warmtewisselingsleiding (23) stroomt. -19-
10. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de warmtewisselaar (42) gedeeltelijk is ondergedompeld in het vloeibare koudemiddel.
11. Systeem omvattende een verdamper (18) die is voorzien van: 5. een vloeibaar koudemiddel (40), dat een vloeistofniveau (41) in de verdamper (18) bepaalt, - een warmtewisselaar (42) voor het toevoeren van warmte aan het vloeibare koudemiddel (40) om een dampvormig koudemiddel (45) te vormen, waarbij het dampvormige koudemiddel (45) zich boven het vloeistofniveau (41) bevindt en is verzadigd, 10. een toevoer (19) voor het toevoeren van het vloeibare koudemiddel, - een afvoer (20) voor het afvoeren van het dampvormige koudemiddel, - een temperatuursensor (51) voor het waarnemen van een temperatuur, met het kenmerk, dat de temperatuursensor (51) op een niveau in de verdamper (18) is aangebracht, en 15 het systeem een inrichting (53) voor het waarnemen van een verandering van het vloeistofniveau (41) van het vloeibare koudemiddel (40) in de verdamper (18) omvat, welke inrichting (53) is verbonden met de temperatuursensor (51) voor het ontvangen van de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur, en welke inrichting (53) is uitgevoerd voor het waarnemen wanneer de door de temperatuursensor (51) waargenomen 20 temperatuur lager is dan een referentietemperatuur.
12. Systeem volgens conclusie 11, waarbij de inrichting (53) is voorzien van een rekeninrichting voor het berekenen van een gemiddelde per tijdeenheid van de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur, en waarbij de referentietemperatuur is 25 bepaald door het door de rekeninrichting berekende gemiddelde.
13. Systeem volgens conclusie 11, waarbij de temperatuursensor (51) een eerste temperatuursensor (51) voor het waarnemen van een eerste temperatuur is, en waarbij de verdamper is voorzien van een tweede temperatuursensor (52) voor het waarnemen van 30 een tweede temperatuur, waarbij de tweede temperatuursensor (52) in de verdamper (18) onder het niveau van de eerste temperatuursensor (51) is aangebracht, en waarbij de referentietemperatuur is bepaald door de tweede temperatuur.
14. Systeem volgens een van de conclusies 11-13, waarbij de inrichting (53) is 35 uitgevoerd voor het afgeven van een signaal als de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur lager is dan de referentietemperatuur. -20-
15. Systeem volgens conclusie 14, waarbij de inrichting (53) is uitgevoerd voor het afgeven van het signaal nadat gedurende minimaal 2 seconden is waargenomen dat het gemiddelde per tijdeenheid van de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur minimaal 1°C lager is dan de referentietemperatuur. 5
16. Systeem volgens conclusie 14 of 15, waarbij de toevoer (19) van de verdamper is voorzien van een klep (91), en waarbij het signaal een regelsignaal voor het openen van de klep (91) omvat voor het toevoeren van vloeibaar koudemiddel aan de verdamper (18).
17. Systeem volgens conclusie 16, waarbij de inrichting (53) is uitgevoerd voor het afgeven van een tweede regelsignaal voor het sluiten van de klep (91) voor het beëindigen van het toevoeren van vloeibaar koudemiddel aan de verdamper (18) als de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur in hoofdzaak gelijk is aan de referentietemperatuur. 15
18. Systeem volgens conclusie 16, waarbij het toegevoerde vloeibare koudemiddel een hogere temperatuur heeft dan het vloeibare koudemiddel in de verdamper (18), en waarbij de verdamper (18) is voorzien van een verdere temperatuursensor (54) voor het waarnemen van een verdere temperatuur, welke verdere temperatuursensor (54) boven het niveau van 20 de temperatuursensor (51) is aangebracht, en waarbij de inrichting (53) is verbonden met de verdere temperatuursensor (54) voor het ontvangen van de verdere temperatuur, en waarbij de inrichting (53) is uitgevoerd voor het afgeven van een tweede regelsignaal voor het sluiten van de klep (91) voor het beëindigen van het toevoeren van vloeibaar koudemiddel aan de verdamper (18) als de door de verdere temperatuursensor (54) waargenomen 25 temperatuur in hoofdzaak gelijk is aan de door de temperatuursensor (51) waargenomen temperatuur.
19. Systeem volgens een van de conclusies 10-21, waarbij de warmtewisselaar (42) een benedenoppervlak (43) en een bovenoppervlak (44) omvat, en waarbij de eerste 30 temperatuursensor (51) is aangebracht op een niveau tussen het benedenoppervlak (43) en het bovenoppervlak (44).
20. Sorptiekoelsysteem omvattende: - een reactor (3), die is voorzien van een sorbent, een koudemiddel, en een 35 warmtewisselingsleiding (8) die zich door het sorbent en het koudemiddel in de reactor (3) uitstrekt, welke reactor (3) is uitgevoerd voor het afwisselend uitvoeren van adsorptie en -21 - desorptie van het sorbent in de reactor (3), welke reactor (3) een toevoer (4) en een afvoer (5) voor dampvormig koudemiddel omvat, - een condensor (10), die is voorzien van een toevoer (11) voor dampvormig koudemiddel en een afvoer (12) voor vloeibaar koudemiddel, waarbij de toevoer (11) van de 5 condensor (10) is verbonden met de afvoer (5) van de reactor (3), - een systeem volgens een van de conclusies 12-19, waarbij de afvoer (20) van de verdamper (18) is verbonden met toevoer (4) van de reactor (3), en waarbij de afvoer (12) van de condensor (10) is verbonden met de toevoer (19) van de verdamper (18). 10
NL2003849A 2009-11-23 2009-11-23 Niveausensor in een verdamper. NL2003849C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2003849A NL2003849C2 (nl) 2009-11-23 2009-11-23 Niveausensor in een verdamper.
PCT/NL2010/050781 WO2011062498A1 (en) 2009-11-23 2010-11-23 Level sensor in an evaporator

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2003849 2009-11-23
NL2003849A NL2003849C2 (nl) 2009-11-23 2009-11-23 Niveausensor in een verdamper.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2003849C2 true NL2003849C2 (nl) 2011-05-24

Family

ID=42543047

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2003849A NL2003849C2 (nl) 2009-11-23 2009-11-23 Niveausensor in een verdamper.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL2003849C2 (nl)
WO (1) WO2011062498A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102013107831A1 (de) * 2013-07-23 2015-01-29 Viessmann Werke Gmbh & Co Kg Periodisch arbeitende Absorptionsvorrichtung

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2158059A (en) * 1936-01-08 1939-05-16 Honeywell Regulator Co Control system for steam jet refrigerating mechanism
US3882967A (en) * 1972-01-15 1975-05-13 Daimler Benz Ag Device for level and/or temperature control of liquids
US3969941A (en) * 1973-11-08 1976-07-20 E. Rapp Electronik Gmbh Level detector for liquids and other flowable masses
JPS628019A (ja) * 1985-07-04 1987-01-16 Mitsubishi Electric Corp 低温液化ガス液面検出センサ
EP0220618A2 (de) * 1985-10-26 1987-05-06 Messer Griesheim Gmbh Vorrichtung zur automatischen Begrenzung des Füllstandes kryogener Flüssigkeiten
JPH09152221A (ja) * 1995-11-29 1997-06-10 Denso Corp 吸着式冷凍機
US5782131A (en) * 1996-06-28 1998-07-21 Lord; Richard G. Flooded cooler with liquid level sensor
EP1039271A2 (de) * 1999-03-19 2000-09-27 Linde Technische Gase GmbH Füllstandsregelung für Flüssigkeiten in Druckbehältern

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10136058A1 (de) 2001-07-25 2003-02-20 Hund Helmut Gmbh Verfahren und Vorrichtung zur Füllstandsanzeige von erwärmten Flüssigkeiten

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2158059A (en) * 1936-01-08 1939-05-16 Honeywell Regulator Co Control system for steam jet refrigerating mechanism
US3882967A (en) * 1972-01-15 1975-05-13 Daimler Benz Ag Device for level and/or temperature control of liquids
US3969941A (en) * 1973-11-08 1976-07-20 E. Rapp Electronik Gmbh Level detector for liquids and other flowable masses
JPS628019A (ja) * 1985-07-04 1987-01-16 Mitsubishi Electric Corp 低温液化ガス液面検出センサ
EP0220618A2 (de) * 1985-10-26 1987-05-06 Messer Griesheim Gmbh Vorrichtung zur automatischen Begrenzung des Füllstandes kryogener Flüssigkeiten
JPH09152221A (ja) * 1995-11-29 1997-06-10 Denso Corp 吸着式冷凍機
US5782131A (en) * 1996-06-28 1998-07-21 Lord; Richard G. Flooded cooler with liquid level sensor
EP1039271A2 (de) * 1999-03-19 2000-09-27 Linde Technische Gase GmbH Füllstandsregelung für Flüssigkeiten in Druckbehältern

Also Published As

Publication number Publication date
WO2011062498A1 (en) 2011-05-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN107461874B (zh) 空调器融霜控制方法及空调器
EP3587962B1 (en) A method for terminating defrosting of an evaporator by use of air temperature measurements
US20110289947A1 (en) Temperature-controlled beverage dispenser
NO343974B1 (no) Anordning for kjøletørking som innbefatter en varmeveksler
WO2020109213A1 (en) Cooling system for efficient operation
CN104345743A (zh) 满液式空调系统的冷媒液位控制方法
MX2021005487A (es) Sistema de refrigeración con control eficiente del dispositivo de expansion, retorno de refrigerante líquido, retorno de aceite y descongelamiento del evaporador.
NL2003849C2 (nl) Niveausensor in een verdamper.
US5877476A (en) Apparatus and method for mass flow control of a working fluid
US9664425B2 (en) Heat pump water heater appliance and a method for operating the same
US10808977B2 (en) Refrigeration apparatus with a valve
JP5903977B2 (ja) 化学蓄熱システム
WO2019243106A1 (en) A method for terminating defrosting of an evaporator
US20100132395A1 (en) Refrigerating plant
JP7003582B2 (ja) サーモサイフォン式の温度調整装置
JP5903976B2 (ja) 化学蓄熱システム
CN107356010A (zh) 吸收式制冷机
Brooks et al. Heat transfer coefficients in the boiling section of a long-tube natural-circulation evaporator
WO2018179204A1 (ja) 冷却システム及び冷却システムにおける冷媒制御方法
JP6992234B2 (ja) 吸収冷凍機における液組成計測装置及び液組成計測方法
US20240159431A1 (en) Water heater appliance and methods for anticipating recharge
JP5388660B2 (ja) 吸収冷温水機の運転方法
JP6952527B2 (ja) 吸収冷凍機
WO2016150664A1 (en) A method for controlling compressor capacity in a vapour compression system
JPWO2021229766A5 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20130601