NL2003735C2 - Flexibele koppeling en inrichting voorzien van koppeling. - Google Patents
Flexibele koppeling en inrichting voorzien van koppeling. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2003735C2 NL2003735C2 NL2003735A NL2003735A NL2003735C2 NL 2003735 C2 NL2003735 C2 NL 2003735C2 NL 2003735 A NL2003735 A NL 2003735A NL 2003735 A NL2003735 A NL 2003735A NL 2003735 C2 NL2003735 C2 NL 2003735C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- wire
- flexible
- guide element
- wire guide
- axis
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16D—COUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
- F16D3/00—Yielding couplings, i.e. with means permitting movement between the connected parts during the drive
- F16D3/50—Yielding couplings, i.e. with means permitting movement between the connected parts during the drive with the coupling parts connected by one or more intermediate members
- F16D3/60—Yielding couplings, i.e. with means permitting movement between the connected parts during the drive with the coupling parts connected by one or more intermediate members comprising pushing or pulling links attached to both parts
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Flexible Shafts (AREA)
Description
Flexibele koppeling en inrichting voorzien van koppeling.
TECHNISCH GEBIED VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een flexibele koppeling voor het koppelen 5 van een aandrijfas en een aangedreven as, omvattende een eerste deel, een tweede deel en twee of meer flexibele draden, waarbij de flexibele draden de aandrijfas en aangedreven as met elkaar verbinden en de draaikracht van de aandrijfas overbrengen op de aangedreven as. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een flexible koppeling met hoge draaielastische eigenschappen. De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting 10 voorzien van een flexibele koppeling, in het bijzonder een koppeling van het overbrengen van hoge torsie krachten, zoals in bijvoorbeeld windmolens, schepen en energiecentrales.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Flexibele koppelingen zijn mechanische verbindingen die de draaikracht 15 van een aandrijfas overbrengen op een aan te drijven as met dezelfde rotatiesnelheid.
Doordat de koppeling flexibel is kunnen kleine afwijkingen tussen de aandrijfas en aan te drijven as gecompenseerd worden. Afwijkingen kunnen zowel radiale, axiale als hoekafwijkingen zijn. Bij koppelingen die grote krachten moeten overdragen zijn deze koppelingen aan slijtage onderhevig. Voor industriële machines, zoals bijvoorbeeld 20 windmolens op zee, zeeschepen of energiecentrales is de bedrijfszekerheid van de koppeling van belang. Verder is het van belang dat de machines zo min mogelijk aan onderhoud onderhevig zijn en daardoor stil moeten staan.
EP514754A2 toont een hoog draai-elastische askoppeling. De koppeling tussen de assen wordt gerealiseerd door drijfstangen die de draaikracht van de aandrijfas 25 overbrengen op de aangedreven as. Aan de ene kant is een drijfstang voorzien van een bolschamier en aan de andere zijde van een gewoon scharnier. Om slijtage aan de scharnieren te verminderen, dienen de scharnier nauwkeurig gemaakt te worden. Hierdoor zijn deze koppelingen relatief duur. Daarbij blijf nog steeds dat de scharnieren regelmatig gecontroleerd moeten worden op slijtage.
30 W02007/051264 toont een flexibele koppeling waarbij rondlopende of lus- vormige flexibele draden gebruikt worden om de draaikracht over te brengen. Hier worden draden gebruikt zonder begin en eind. De lengte van de afzonderlijke draadlussen bepaalt hoe goed de koppeling gecentreerd kan worden.
2 EP0354868A2.toont ook een flexibele koppeling gemaakt van een hars waarin rondlopende draden verwerkt zijn. De rondlopende draden zorgen ook hier voor het overbrengen van de draaikracht van de aandrijfas op de aan te drijven as. GP1090513 toont eenzelfde soort overbrenging van de draaikracht maar nu liggen de rondlopende 5 draden niet in een hars.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding stelt zich ten doel te voorzien in een verbeterde flexibele koppeling. Voordelen van de verbeterde koppeling kunnen zijn gelegen in vereenvoudigde 10 fabricage van de koppeling, resulteren in lagere productiekosten, minder slijtage, langere levensduur, lagere onderhoudskosten en dergelijke.
Volgens de uitvinding wordt deze doelstelling bereikt met een koppelsysteem dat de kenmerken van conclusie 1 heeft. Voordelige uitvoeringsvormen en verdere uitvoeringen van de uitvinding kunnen worden bereikt met de in de 15 onderconclusies genoemde maatregelen.
De flexibele koppeling volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat een flexibele draad een eerste uiteinde en een tweede uiteinde heeft, waarbij het eerste uiteinde gekoppeld is aan een eerste vastzetpunt en het tweede uiteinde gekoppeld is aan een tweede vastzetpunt, waarbij het eerste en tweede vastzetpunt onderdeel is van 20 respectievelijk het eerste en tweede deel van de flexibele koppeling, en waarbij tijdens bedrijf de flexibele draad vanaf een vastzetpunt tenminste een kwart slag gedraaid zit langs een draadgeleidingselement met een cilindervormig oppervlak met een as en vervolgens in een aangrijpingspunt los komt van het draadgeleidingselement waarbij het vlak door de as en het aangrijpingspunt in hoofdzaak loodrecht staat op de richting van een gedeelte van de 25 draad dat direct volgt op het gedeelte van de draad langs het draadgeleidingselement in de richting van het andere vastzetpunt.
De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat flexibele draden van kunststofvezels zoals Dyneema een hoge treksterkte hebben maar dat deze kunststof draden gevoelig zijn voor krachten dwars op de vezelstructuur. Dit betekent dat wanneer 30 de draad om een relatief scherpe rand heen en weer bewogen wordt, hij uiteindelijk op dit punt zal breken. Verder leidt ook wrijving tussen de draad en een oppervlak waar die op ligt ertoe dat de draad verzwakt. Daarom is gezocht naar een constructie waarbij de draad minimale wrijving heeft langs oppervlakken en ook niet bewogen wordt om scherpe 3 randen. Hoekveranderingen tussen twee assen zorgt ervoor dat de oppervlakken ten opzicht van elkaar een heen en weer gaande beweging maken. Dit is een beweging die in hoofdzaak in één richting is. Door de constructie volgens de uitvinding rolt de draad tijdens de heen en weergaande beweging op en af het cilindervormige oppervlak. Op en 5 afrollen geeft minimale wrijving en er is geen scherpe rand waarom de draad gebogen wordt waardoor hij zou kunnen verzwakken. Hiermee is een constructie gerealiseerd waarbij tijdens bedrijf de bewegende onderdelen die zorgen voor het overbrengen van de kracht vrijwel niet aan slijtage onderhevig zijn. Doordat de draad langs het cilindervormig oppervlak loopt, wordt de draaikracht in hoofdzaak overgedragen via het contactoppervlak 10 met de draad en niet alleen via het vastzetpunt. Hierdoor hoeft het vastzetpunt minder sterk te zijn dan de draaikracht die overgedragen dient te worden. Verder doordat de draad minimale rek heeft bij belasting, is er ook geen wrijving in de lengterichting van de draad tussen de draad en het contactoppervlak.
Een uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat een uiteinde van de draad een 15 oog vormt waarmee de flexibele draad vastgezet wordt aan een vastzetpunt. Zoals eerder gezegd zijn kunststof vezels sterk in de lengterichting en relatief zwak in de dwarsrichting. Wanneer de draad in het vastzetpunt vastgeklemd zou worden, dan verzwakt dit de draad omdat hij via de zijkant tegengehouden wordt. Door een oog te vormen van de draad en hem hiermee te fixeren, blijven de krachten via de draad lopen.
20 Een uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat een vastzetpunt gelegen is op een draadgeleidingselement. Een verdere uitvoeringsvorm heeft het kenmerk dat het draadgeleidingselement van het eerste deel welke voorzien is van vastzetpunt, roteerbaar en fïxeerbaar is op het eerste deel. De laatst genoemde uitvoeringsvorm heeft als voordeel dat de te gebruiken draden niet exact dezelfde lengte moeten hebben maar dat enige 25 variatie mogelijk is. Uitlijnen van de koppeling gebeurt uiteindelijk door het draadgeleidingselement te roteren in de positie waarin de afstand tussen twee tegenover elkaar gelegen draadgeleidingselementen van een draad goed is. Een uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat het draadgeleidingselement voorzien is van een tandkrans voor het fixeren van het draadgeleidingselement. Op deze wijze kan eenvoudig het 30 draadgeleidingselement in de juiste stand gezet worden en gefixeerd worden.
Een uitvoeringsvorm heft het kenmerk, dat de as van een draadgeleidingselement ligt in het vlak loodrecht op de rotatie as van het eerste deel. Dit is de optimale richting voor de heen en weergaande beweging van de draad ten opzichte van 4 het vlak loodrecht op de rotatieas van het eerste deel. Hierdoor rolt de draad tijdens de heen en weer gaande beweging met minimale wrijving om het draadgeleidingselement..
Van een flexibele koppeling is het eerste deel geschikt om vast gemaakt te worden aan de aandrijfas en het tweede deel geschikt is om vastgemaakt te worden aan de 5 aangedreven as. In een neutrale positie, welke overeenkomst met de situatie waarbij aandrijfas en aangedrevenas exact uitgelijnd zijn, vallen de rotatieassen van het eerste deel en tweede deel samen. In de neutrale postitie heeft de flexibele koppeling het kenmerk, dat de as van het draadgeleidingselement van eerste vastzetmiddel in hoofdzaak parallel is aan de as van het draadgeleidingselement van het tweede vastzetmiddel.
10 Een uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat de draadgeleidingselementen van eerste en tweede deel uniform verdeeld zijn rond respectievelijk de rotatieas van eerste en tweede deel. Dit kenmerk zorgt ervoor dat de over te dragen draaikrachten gelijkelijk verdeeld worden elk van de flexibele draden.
Een uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat in de neutrale positie de 15 gedeeltes van de draden die direct volgen op het gedeelte van de draden die langs de respectieve draadgeleidingselement in de richting van het andere vastzetpunt in een vlak liggen dat loodrecht staat op de rotatieas. Hierdoor worden de draaikrachten als radiale krachten overgedragen en niet als axiale krachten op de aandrijfas en aan te drijven as.
Een voordelige uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat het eerste deel en 20 het tweede deel door drie flexibele draden met elkaar verbonden zijn.
Een uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat de koppeling een tussendeel omvat en de flexibele draden ten minste één spiraalvormige rotatie maken om het tussendeel. Hierdoor wordt het mogelijk met drie draden een flexibele koppeling te realiseren die twee op afstand gelegen knik- of kantelpunten heeft.
25 Een uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat het draadgeleidingselement een groef omvat, waarbij tijdens bedrijf de flexibele draad in de groef ligt en gespannen de groef verlaat in een aangrijppunt van de groef waarbij een in hoofdzaak recht gedeelte van de gespannen draad dat vanuit het aangrijppunt de groef verlaat een draadrichting definieert en de groef in het aangrijppunt een richting heeft die in hoofdzaak samenvalt met 30 de draadrichting van het rechte gedeelte van de flexibele draad dat vanaf het aangrijppunt de groef verlaat. Hierdoor blijft de draad in positie liggen op het draadgeleidingselement.
Een aspect van de uitvinding is een verbeterde inrichting met een aandrijfas en aangedreven as waarbij een flexibele koppeling voorzien is tussen de aandrijf as en 5 aangedreven as. Door toepassing van de koppeling volgens de uitvinding is er minder periodiek onderhoud nodig op de koppeling wat de exploitatiekosten en/of onderhoudskosten verminderd.
Het moge duidelijk zijn dat de verschillende aspecten genoemd in deze 5 octrooiaanvrage gecombineerd kunnen worden en elk afzonderlijk in aanmerking kunnen komen voor een afgesplitste octrooiaanvrage.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Deze en andere aspecten, eigenschappen en voordelen van de uitvinding 10 worden nader toegelicht aan de hand van de volgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarbij dezelfde referentiecijfers dezelfde of vergelijkbare delen aanduiden, en waarin:
Figuur 1 schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een flexibele koppeling volgens de uitvinding toont; 15 Figuur 2 schematisch een dwarsdoorsnede toont van de uitvoeringsvorm in figuur 1 langs de lijn II - II;
Figuur 3 schematisch een meer gedetailleerde uitvoering van figuur 2 is; Figuur 4 schematisch een tweede uitvoeringsvorm van een flexibele koppeling volgens de uitvinding toont; en, 20 Figuur 5 een derde uitvoeringsvorm van een flexibele koppeling toont.
BESCHRIJVING VAN UITVOERINGSVORMEN
Figuur 1 toont schematisch een eerste uitvoeringsvorm van een flexibele koppeling 1 volgens de uitvinding. De figuur bevat twee flexibele koppelingen 1. Met één 25 flexibele koppeling is het mogelijk een hoekverandering tussen een rotatiesassen van een aandrijfas (niet getoond) en aangedreven as, in dit geval tussenas 10, te compenseren. Daarnaast kan ook een axiale verandering gecompenseerd worden. Door twee flexibele koppelingen te combineren zoals in figuur 1 ontstaat een flexibele koppeling die naast een hoekverandering en een axiale verandering tussen de aandrijfas en aangedreven as en 30 radiale veranderingen in de tijd kan compenseren. Een axiale verandering is een verandering waarbij de afstand tussen de aandrijfas en aangedreven as verandert. Een radiale verandering is een verandering waarbij de rotatieassen van de aandrijfas en aangedreven as parallel blijven lopen en de afstand tussen de rotatieassen verandert. Een 6 hoekverandering is een verandering waarbij de hoek tussen rotatieassen van de aandrijfas en aangedreven as in de loop van de tijd verandert. De flexibele koppeling volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het overdragen van grote draaikrachten zoals die optreden in windmolens tussen wieken en generator, in schepen tussen scheepsmotor 5 en schroef, in een energiecentrale tussen turbine en generator. Om slijtage tegen te gaan, vervangen van delen van de complete inrichting mogelijk te maken, overdracht van vibraties/oscillaties van aandrijfas of aangedreven as te reduceren worden de aandrijfas en aangedreven as door de flexibele koppeling(en) van elkaar gescheiden.
In figuur 1 wordt deel 2 bijvoorbeeld gekoppeld aan de aandrijfas en deel 2a 10 gekoppeld aan de aangedreven as. Voor de flexibele koppeling tussen deel 2 en de tussenas 10 is de tussenas 10 nu de aangedreven as. Voor de flexibele koppeling tussen de tussenas 10 en deel 2a is de tussenas 10 de aandrijfas.
De flexibele koppeling 1 omvat een eerste deel 2, een tweede deel 10 en twee of meer flexibele draden 4. Het eerste deel 2 is ingericht om gekoppeld of 15 vastgemaakt te worden aan bijvoorbeeld een aandrijfas (niet getoond). In de huidige uitvoeringsvorm is het eerste deel een metalen ring die bijvoorbeeld met bouten vastgezet wordt op het uiteinde van de aandrijfas. Het tweede deel 10 is in de huidige uitvoeringsvorm een tussenas die twee eerste delen 1 met elkaar koppelt. Het tweede deel kan ook een schijf of een cilinder zijn die aan een as gekoppeld wordt met voor de vakman 20 bekende technieken. Daar de uitvinding niet gelegen is in de koppeling tussen eerste deel en tweede deel met respectievelijke as wordt dit aspect van de koppeling niet verder uitgewerkt. De flexibele draden 4 verbinden via deel 1 en deel 2 de aandrijfas en aangedreven as met elkaar en brengen de draaikracht van de aandrijfas over op de aangedreven as. In tegenstelling tot de bekende prior art, waarbij gebruik gemaakt wordt 25 van rondlopende, lus-vormige of eindloze draden, heeft volgens de uitvinding een draad een eerste uiteinde 4a en een tweede uiteinde 4b. Het eerste uiteinde 4a is gekoppeld aan een eerste vastzetpunt 5 onderdeel is van het eerste deel 2. Het tweede uiteinde 4b is gekoppeld is een tweede vastzetpunt 5a onderdeel van het tweede deel 10. Tijdens bedrijf, dat wil zeggen als de aandrijfas en aangedreven as draaien, is de flexibele draad vanaf een 30 vastzetpunt tenminste een kwart slag gedraaid zit langs een draadgeleidingselement 6, 6a met een cilindervormig of gekromd oppervlak. Het punt waar de draad los komt van het draadgeleidingselement wordt in deze beschrijving aangrijppunt genoemd. Het cilindervormig oppervlak heeft in het aangrijpingpunt 17 aan radius met overeenkomstige 7 cilinder-as. In bedrijf staan de draden gespannen, en het gedeelte van de draad dat direct volgt op de draad langs het draadgeleidingselement 3 heeft een richting die in hoofdzaak loodrecht staat op een vlak waarin de cilinder-as en het aangrijppunt liggen. Een vergelijkbare constructie wordt gebruikt voor het draadgeleidingselement op het tweede 5 deel.
Door de dimensies van eerste deel en tweede deel zal een hoek tussen de rotatieas 14 van het eerste deel en de rotatieas van het tweede deel zullen bij draaien van het eerste en tweede deel draadgeleidingselement 3 a ten opzichte van draadgeleidingselement 3 in hoofdzaak een beweging maken die parallel loopt aan de 10 rotatiesas van het eerste deel. In praktijk resulteert dit tijdens het ronddraaien van eerste en tweede deel dat de draad tussen het eerste en tweede draadgeleidingselement 3, 3a afwisselend en gedeelte om het cilindervormig oppervlak 6 van draadgeleidingselement 3 gewikkeld en afgewikkeld wordt. Hetzelfde geldt voor de draad aan de zijde van het draadgeleidingselement 3 a. Op en af wikkelen van een draad om een oppervlak geeft geen 15 wrijving tussen het draadgeleidingselement en draad. De radius van het cilindervormig oppervlak is nu bepalend of de draad teveel gebogen wordt waardoor deze zou kunnen verzwakken en slijten. Om de heen en weer gaande beweging van de draad goed te kunnen volgen heeft het cilindervormig oppervlak van een draadgeleidingselement een as die bijvoorkeur ligt in het vlak loodrecht op de rotatie as van het eerste deel.
20 Bijvoorkeur wordt in een uiteinde 4a, 4b van de draad 4 een oog gevormd waarmee de flexibele draad vastgezet kan worden aan een vastzetpunt 5,5a. In de uitvoeringsvormen getoond in de figuren wordt een bout gebruikt om door het oog te steken en de draad vast te zetten. In figuur 1 is het vastzetpunt 5 gelegen op het draadgeleidingselement 3. Het is ook mogelijk dat het vastzetpunt op afstand gelegen is 25 van het draadgeleidingselement 3.
Het draadgeleidingselement 3 voorzien van vastzetpunt 5 op het eerste deel 2 is roteerbaar en fixeerbaar op het eerste deel 2. Hierdoor wordt het mogelijk de lengte van de draad tussen de draadgeleidingselementen af te stellen en hoeft de lengte van de draden tussen de twee uiteinden niet nauwkeurig bepaald te zijn. Een steundeel 8 staat op 30 het ringvormige eerste deel 2 het steundeel 8 bevat een schroefdraad waarin een vastzetinrichting 11 in de vorm van bijvoorbeeld een bout gedraaid kan worden. Het draadgeleidingselement 3 voorzien van vastzetpunt 5 wordt gefixeerd door het draadgeleidingselement 3 vast te klemmen tussen het steundeel 8 en bout 11. In figuur 2 8 en 3 zijn de vastzetinrichtingen 11 geschikt om aangedraaid te worden met een inbussleutel, andere mogelijke uitvoeringsvormen voor aandraaien van bouten zijn algemeen bekend. In figuur 2 zijn de tegen elkaar liggende oppervlakken van steundeel 8 en draadgeleidingselement 3 vlak. Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm waarin de tegen 5 elkaar liggende oppervlakken voorzien zijn van een tandkrans 12. Dit maakt het afstellen en betrouwbaar fixeren van de draden eenvoudiger.
In figuur 3 is draadgeleidingselement 3a in de vorm van een inbusbout 1 la geschikt om in een tussenas 10 vastgedraaid te worden met een inbussleutel. De draairichting van de spiraalgroef van de bout is bijvoorkeur in de richting waarin een 10 kracht langs de flexibele draad 4 de bout 11a verder aandraait op de as 10.
Het cilindervormig oppervlak 6, 6a omvat bijvoorkeur een groef 9, 9a waardoor de draad geleid wordt. Tijdens bedrijf ligt de flexibele draad in de groef ligt en verlaat gespannen de groef verlaat in een aangrijppunt 17, 17a. De richting van de groef komt in het aangrijppunt op een draadgeleidingselement 3 in hoofdzaak overeen of valt 15 samen met de richting van de gespannen draad tussen twee draadgeleidingselementen.
In deze beschrijving is een neutrale positie gedefinieerd als de positie waarin de rotatieassen van het eerste deel en tweede deel samenvallen. Om de krachten van het ene draadgeleidingselement goed over te dragen op het andere draadgeleidingselement is het van belang dat in de neutrale positie de as van het 20 cilinderoppervlak van draadgeleidingselement van eerste vastzetmiddel in het aangrijpingspunt op het eerste vastzetmiddel in hoofdzaak parallel is aan de as van het cilinderoppervlak van het draadgeleidingselement in het aangrijppunt op het tweede vastzetmiddel. Hiermee worden dwars krachten op de draden zoveel mogelijk voorkomen.
Om de krachten overgedragen via de draden 4 gelijkelijk te verdelen over de 25 draden tussen eerste deel 2 en tweede deel 10, zijn de draadgeleidingselementen gelegen op het eerste deel en tweede deel uniform verdeeld zijn rond respectievelijk de rotatieas van het eerste deel en de rotatie as van het tweede deel. In de getoonde uitvoeringsvormen in figuren 1-4 omvatten zowel eerste als tweede deel drie draadgeleidingselementen 3, 3a. Theoretisch zouden ook twee, vier of meer draadgeleidingselementen 3, 3a op elk deel 30 gebruikt kunnen worden. Dit maakt het instellen/afstellen van de draden echter lastiger, omdat bij twee het nauwkeuriger moet gebeuren en bij 4 of meer het lastiger is om iedere draad de juiste spanning en daarmee belasting te geven in bedrijf.
9
Om in bedrijf axiale krachten tussen het eerste deel 2 en het tweede deel 10 tegen te gaan dienen in de neutrale positie de gedeeltes van de draden 4 die direct volgen op het gedeelte van de draden die langs de respectieve draadgeleidingselement in de richting van het andere vastzetpunt in een vlak liggen dat loodrecht staat op de 5 gemeenschappelijke rotatieas.
De in figuur 1 -3 getoonde uitvoeringsvorm kan draaikrachten tussen eerste en tweede deel slecht in één richting overdragen. In figuur 2 geeft de pijl met referentie 15 de draairichting aan indien de aandrijfas gekoppeld is aan het eerste deel 2 en de pijl met referentie 16 geeft de draairichting aan indien de aandrijfas gekoppeld is aan het tweede 10 deel 10. Het zij opgemerkt dat het tweede deel een tussenas kan zijn als twee flexibele koppelingen gebruikt worden tussen aandrijfas en aangedreven as.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm waarbij de draad 4 gelegen tussen het draadgeleidingselement 3 op het eerste deel 2 en draadgeleidingselement 3a op het tweede deel, een spiraalvormig rotatie maakt om een tussenas 10 die geen vastzetpunten heeft en 15 alleen draadgeleidingselementen 6b. Deze draadgeleidingselementen 6b hebben in het aangrijppunt overeenkomende eigenschappen als de draadgeleidingselementen 3, 3a op respectievelijk het eerste en tweede deel. De draadgeleidingselementen 6b hebben bijvoorkeur een cilindervormig oppervlak waarom de draad en hoek maakt die groter is dan de maximale toegestane hoek tussen eerste deel en tussenas 10. Het oppervlak van de 20 draadgeleidingselementen 6b op de tussenas zijn tevens ingericht om de draad geleidelijk, dat wil zeggen zonder scherpe hoeken, naar het cilindrische oppervlak van de tussenas te geleiden. Het draadgeleidingselement 6b op de tussenas is bijvoorkeur voorzien van een groef met de eigenschappen als de hierboven beschreven uitvoeringsvorm. De tussenas kan ook voorzien zijn van een groef waardoor de draad geleidt wordt. Verder is het van 25 belang dat de tussenas gemaakt is van een materiaal dat bestand is tegen de radiale krachten die de draad uitoefent op te tussenas. Ook de uitvoeringsvorm in figuur 4 is geschikt om slecht in één draairichting de draaikrachten over te dragen van eerste deel op het tweede deel. In deze uitvoeringsvorm liggen de draden tussen de draadgeleidingselementen 6 op het eerste deel 2 en de draadgeleidingselementen 6b op de 30 tussenas 10 bij voorkeur in een vlak loodrecht op de rotatieas van eerste deel en tussenas 10 in neutrale positie. Hiermee worden axiale krachten tussen eerste deel en tussenas zoveel mogelijk voorkomen.
10
Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm geschikt voor het overdragen van draaikrachten in twee draairichtingen. In deze uitvoeringsvorm zijn paren van geleidingselement 13 op het eerste deel 2 en geleidingselement 13a op het tweede deel 10 die rond de rotatie as 14 gespiegeld liggen ten opzichte van de paren van geleidingselement 5 3 op het eerste deel 2 en geleidingselement 3a op het tweede deel 10. De paren van geleidingselementen 3, 3a zijn ingericht om de draaikracht in een eerste richting, bijvoorbeeld met de wijzers van de klok mee, over te dragen via de flexibele draden 4 tussen genoemde geleidingselementen 3, 3a. De paren van geleidingselementen 13, 13a zijn ingericht om de draaikracht in een tweede richting, bijvoorbeeld tegen de wijzers van 10 de klok in, over te dragen via de flexibele draden 4 tussen genoemde geleidingselementen 13, 13a, waarbij de tweede richting tegenovergesteld is aan de eerste richting. In deze uitvoeringsvorm liggen de draden 4 tussen de draadgeleidingselementen 3, 13 op het eerste deel 2 en de draadgeleidingselementen 3a, 13a op het tweede deel 10 bijvoorkeur in een vlak loodrecht op de rotatieas 14 van eerste deel 2en tweede deel 10 in de neutrale positie. 15 Hiermee worden axiale krachten tussen eerste deel en tussenas zoveel mogelijk voorkomen.
Het cilindrische oppervlak van de draadgeleidingselementen 3a en 13a op het tweede deel 10 heeft een as die loodrecht op de rotatieas 14 staat. In een andere uitvoeringsvorm kunnen de gespannen draden tussen draadgeleidingselement 3 en 20 draadgeleidingselement 3 a in het verlengde liggen van de gespannen draden tussen draadgeleidingselement 13 en draadgeleidingselement 13 a. In dat geval liggen de assen van de cilinderoppervlakken van de draadgeleidingselementen 3, 3a, 13 en 13a parallel aan elkaar.
In dien tijdens bedrijf de draairichting van de flexibele koppeling kan 25 veranderen is het van belang dat de krachten op de draden tijdens deze verandering niet te hoog worden. Wanneer er speling zit op de draden tijdens bedrijf, dat wil zeggen dat ze niet altijd gespannen zijn, dan is er een kort moment waarin de aandrijfas in tegenovergestelde richting draait van de aangedreven as. Hierdoor ontstaan korte maar hoge belastingen op de draden waardoor ze kunne knappen. Eenzelfde effect treedt op 30 wanneer het toerental van de aandrijfas verminderd terwijl de aangedreven as met eenzelfde snelheid door blijft draaien. Om breken van de draden te voorkomen ten gevolge van toerental variaties tussen aandrijfas en aangedreven as, zijn in een uitvoeringsvorm alle draden gespannen met een vooraf bepaalde draadspanning waarbij er 11 geen draaikrachten uitgeoefend worden op zowel het eerste deel als tweede deel van de flexibele koppeling. Hierdoor wordt de flexibele koppeling spelingsvrij.
De hierboven beschreven maatregelen voor het uitvoeren van een koppelsysteem volgens de uitvinding kunnen vanzelfsprekend afzonderlijk of parallel of in 5 een andere combinatie of eventueel door verdere maatregelen aangevuld worden gerealiseerd, de uitvoering zal daarbij wezenlijk van het toepassingsgebied van de flexibele koppeling afhangen. De uitvinding is niet beperkt tot de weergegeven uitvoeringsvormen. Wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder de uitvindingsgedachte te verlaten. Zo kan bijvoorbeeld een cardanische koppeling gerealiseerd worden door in plaats van 6 10 draden voor de koppeling tussen het eerste deel en de tussenas zoals in de derde uitvoeringsvorm, 4 draden te gebruiken en de draadgeleidingselementen 3a en 13a te combineren. Door de draden bij het ene gecombineerde draadgeleidingselement boven langs om het draadgeleidingselement te wikkelen en bij de tegenover op de tussenas gelegen gecombineerde draadgeleidingselement de draad onderlangs om het 15 draadgeleidingselement te wikkelen, wordt een constructie verkregen waardoor de tussenas om een draaipunt dat ligt op de rotatieas van de tussenas gaat draaien. Door eenzelfde constructie aan de andere zijde voor koppeling aan de aangedreven as, waarbij tevens het draaipunt samenvalt met het draaipunt van de andere flexibele koppeling, wordt een cardanische koppeling verkregen met flexibele die twee kanten op kan draaien.
20 ***>!=***
Claims (14)
1. Flexibele koppeling voor het koppelen van een aandrijfas en een 5 aangedreven as, omvattende een eerste deel, een tweede deel en twee of meer flexibele draden, waarbij de flexibele draden de aandrijfas en aangedreven as met elkaar verbinden en de draaikracht van de aandrijfas overbrengen op de aangedreven as, met het kenmerk, dat een flexibele draad een eerste uiteinde en een tweede uiteinde heeft, waarbij het eerste 10 uiteinde gekoppeld is aan een eerste vastzetpunt en het tweede uiteinde gekoppeld is aan een tweede vastzetpunt, waarbij het eerste en tweede vastzetpunt onderdeel is van respectievelijk het eerste en tweede deel van de flexibele koppeling, en waarbij tijdens bedrijf de flexibele draad vanaf een vastzetpunt tenminste een kwart slag gedraaid zit langs een draadgeleidingselement met een cilindervormig oppervlak met een as en vervolgens in 15 een aangrijpingspunt los komt van het draadgeleidingselement waarbij het vlak door de as en het aangrijpingspunt in hoofdzaak loodrecht staat op de richting van een gedeelte van de draad dat direct volgt op het gedeelte van de draad langs het draadgeleidingselement in de richting van het andere vastzetpunt.
2. Flexibele koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een uiteinde van de draad een oog vormt waarmee de flexibele draad vastgezet wordt aan een vastzetpunt.
3. Flexibele koppeling volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een vastzet 25 punt gelegen is op een draadgeleidingselement.
4. Flexibele koppeling volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het draadgeleidingselement van het eerste deel, roteerbaar en fïxeerbaar is op het eerste deel.
5. Flexibele koppeling volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het draadgeleidingselement voorzien is van een tandkrans voor het fixeren van het draadgeleidingselement.
6. Flexibele koppeling volgens een van de conclusies 1-5, waarbij in gebruikt het eerste deel een rotatieas heeft, met het kenmerk, dat de as van een draadgeleidingselement ligt in het vlak loodrecht op de rotatie as.
7. Flexibele koppeling volgens een van de conclusies 1 - 6, waarbij het eerste deel geschikt is om vast gemaakt te worden aan de aandrijfas en het tweede deel geschikt is om vastgemaakt te worden aan de aangedreven as, en in een neutrale positie de rotatieassen van het eerste deel en tweede deel samenvallen, met het kenmerk, dat in de neutrale positie de as van het draadgeleidingselement van eerste vastzetmiddel in 10 hoofdzaak parallel is aan de as van het draadgeleidingselement van het tweede vastzetmiddel.
8. Flexibele koppeling volgens een van de conclusies 1-7, waarbij in bedrijf het eerste deel en tweede deel elk een rotatie as hebben, met het kenmerk, dat de 15 draadgeleidingselementen van eerste en tweede deel uniform verdeeld zijn rond respectievelijk de rotatie as van eerste en tweede deel.
9. Flexibele koppeling volgens één van de conclusies 1-8, waarbij in een neutrale positie het eerste deel en tweede deel een rotatieas hebben, met het kenmerk, dat 20 in de neutrale positie de gedeeltes van de draden die direct volgen op het gedeelte van de draden die langs de respectieve draadgeleidingselement in de richting van het andere vastzetpunt in een vlak liggen dat loodrecht staat op de rotatieas.
10. Flexibele koppeling volgens één van de conclusies 1 - 9, met het kenmerk, 25 dat het eerste deel en het tweede deel door drie flexibele draden met elkaar verbonden zijn.
11. Flexibele koppeling volgens één van de conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de koppeling een tussendeel omvat en de flexibele draden ten minste een spiraalvormige rotatie maken om het tussendeel. 30
12. Flexibele koppeling volgens een van de conclusies 1-11, met het kenmerk, dat het cilindervormig oppervlak een groef omvat, waarbij tijdens bedrijf de flexibele draad in de groef ligt en gespannen de groef verlaat in een aangrijppunt van de groef waarbij een in hoofdzaak recht gedeelte van de gespannen draad dat vanuit het aangrijppunt de groef verlaat een draadrichting definieert en de groef in het aangrijppunt een richting heeft die in hoofdzaak samenvalt met de draadrichting van het rechte gedeelte van de flexibele draad dat vanaf het aangrijppunt de groef verlaat. 5
13. Flexibele koppeling volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de flexibele draden gemaakt zijn van dyneema.
14. Aandrijfinrichting met een aandrijfas, een aangedreven en een koppeling 10 tussen de aandrijfas en de aangedreven as voor het overbrengen van de draaikracht van de aandrijfas op de aangedreven as, met het kenmerk, dat de koppeling een flexibele koppeling is volgens één van de conclusies 1-13.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2003735A NL2003735C2 (nl) | 2009-10-30 | 2009-10-30 | Flexibele koppeling en inrichting voorzien van koppeling. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2003735A NL2003735C2 (nl) | 2009-10-30 | 2009-10-30 | Flexibele koppeling en inrichting voorzien van koppeling. |
NL2003735 | 2009-10-30 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2003735C2 true NL2003735C2 (nl) | 2011-05-03 |
Family
ID=42167486
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2003735A NL2003735C2 (nl) | 2009-10-30 | 2009-10-30 | Flexibele koppeling en inrichting voorzien van koppeling. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL2003735C2 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE2512829A1 (de) * | 1975-03-22 | 1976-09-30 | Ilie Chivari | Kupplung zum kuppeln achsversetzter umlaufender wellen |
US4460345A (en) * | 1979-10-31 | 1984-07-17 | Ilie Chivari | Shaft coupling |
WO2001023769A1 (en) * | 1999-09-29 | 2001-04-05 | Alignment Solutions, Llc | High torque flexible coupling |
EP1818556A1 (de) * | 2006-02-10 | 2007-08-15 | Wulf Gaertner Autoparts AG | Verfahren zur Herstellung einer Schlingeneinheit |
-
2009
- 2009-10-30 NL NL2003735A patent/NL2003735C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE2512829A1 (de) * | 1975-03-22 | 1976-09-30 | Ilie Chivari | Kupplung zum kuppeln achsversetzter umlaufender wellen |
US4460345A (en) * | 1979-10-31 | 1984-07-17 | Ilie Chivari | Shaft coupling |
WO2001023769A1 (en) * | 1999-09-29 | 2001-04-05 | Alignment Solutions, Llc | High torque flexible coupling |
EP1818556A1 (de) * | 2006-02-10 | 2007-08-15 | Wulf Gaertner Autoparts AG | Verfahren zur Herstellung einer Schlingeneinheit |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US8684693B2 (en) | Device for adjusting the angle of attack of a rotor blade of a wind power plant | |
EP3055726B1 (en) | Near-linear drive systems for positioning reflectors | |
US9638308B2 (en) | Pulley structure | |
JP6313457B2 (ja) | たわみ継手 | |
KR20170047238A (ko) | 매니퓰레이터 구조를 위한 링크 구조 및 조립체 | |
US20130202232A1 (en) | Hybrid wind turbine blade bearing | |
JP6968532B2 (ja) | 風車用駆動装置、風車用駆動装置ユニット及び風車 | |
NL2003735C2 (nl) | Flexibele koppeling en inrichting voorzien van koppeling. | |
US9318099B2 (en) | Three-dimensional mechanical ultrasonic probe | |
JP2009150542A (ja) | 螺合部のためのナット、詳細にはセグメント化されたナット | |
US20090179428A1 (en) | Shaft for use in a wind energy system and wind energy system | |
KR200483384Y1 (ko) | 디스크팩을 포함하는 동력전달장치 | |
JP2023554437A (ja) | ブレード結合部材を有するピッチ制御風力タービン | |
US20140291079A1 (en) | Device for preventing a shaft rotation | |
WO2011073676A2 (en) | Improvements relating to vertical axis turbines | |
EP2395248B1 (en) | Connecting arrangement and method of fastening a bolt | |
CN108474420B (zh) | 两个轴之间的挠性连杆联轴器 | |
KR20090132525A (ko) | 구형 모자부가 구비된 러핑 실린더 베어링을 포함하는 크레인 | |
CN105308343B (zh) | 用以减轻转矩反向的风力涡轮机联接件 | |
JP2015504136A (ja) | タービン用のロータ羽根 | |
EP3565965B1 (en) | Pitch adjustment cylinder for adjustment of a pitch angle of a blade of a wind turbine | |
CN106321668B (zh) | 与轴使用的副驱动联轴器 | |
US9933021B2 (en) | Flexible shaft coupling | |
NO20201305A1 (en) | Spherical mooring thimble | |
EP2531725B1 (en) | Hybrid wind turbine blade bearing |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20161101 |