NL2003542C2 - Verwarmingssamenstel. - Google Patents

Description

VERWARMINGSSAMENSTEL

De onderhavige uitvinding betreft een 5 verwarmingssamenstel volgens de aanhef van de enkelvoudige hoofdconclusie.

Een dergelijk verwarmingssamenstel is bekend uit publicatie EP 1 275 910, waarbij het verwarmingssamenstel 10 een keteleenheid en een verdeeleenheid omvat. De verdeeleenheid is voorzien van geleiders, welke dienen om de keteleenheid bij plaatsing te geleiden. Het probleem hier is, dat de keteleenheid nog moet worden aangesloten op de leidingen, wanneer deze geplaatst is. Om de aansluiting van 15 de keteleenheid te bewerkstelligen is een persoon nodig, die ervaring heeft met het aansluiten van een dergelijk verwarmingssamenstel. Wanneer de aansluitingen niet goed zijn, gaan deze lekken en dat geeft problemen. Met de onderhavige uitvinding is beoogd de nadelen van de bekende 20 techniek te verhelpen of althans te verminderen, door een verwarmingssamenstel te verschaffen zoals gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies, in het bijzonder de onafhankelijke conclusies.

Opgemerkt wordt verder, dat een ketel wordt geacht 25 geïnstalleerd te zijn, wanneer een nieuwbouw pand wordt opgeleverd. Gezien de tijdrovende werkzaamheden van een monteur om een dergelijke ketel te installeren, komt het veelvuldig voor dat een ketel al lang voor de oplevering geïnstalleerd is. Dit geeft dieven gelegenheid om de ketel, 30 die toch zeker een forse waarde vertegenwoordigt, te ontvreemden. Aldus is een oplossing gewenst om de tijd tussen montage van een ketel en de oplevering van een nieuw 2 gebouw zo kort mogelijk te kunnen houden.

Hiertoe wordt een verwarmingssamenstel volgens de uitvinding verschaft, met de bekende en bovendien ook de zich van de bekende techniek onderscheidende eigenschappen 5 volgens het kenmerkende deel van de enkelvoudige onafhankelijke conclusie. Een voordeel hiervan is dat de actieve eenheid eenvoudig naar de koppelingspositie gebracht kan worden, waarbij delen van de koppelelementen ten minste goed zijn uitgelijnd. Wanneer de actieve eenheid in de 10 koppelingspositie is, kan bij voorkeur ook de verbindingen tussen de leidingen en de leidingaansluitingen ook tot stand zijn gebracht, hoewel dit tot stand brengen van de verbindingen niet is vereist. Er is aldus niet perse een extra handeling vereist om alle verbindingen tot stand te 15 brengen, want deze kunnen gelijktijdig met het positioneren van de actieve eenheid tot stand worden gebracht. Hierdoor is het eenvoudig om het gehele actieve deel te vervangen, in geval van een defect en/of een storing of wanneer er een nieuwe versie verkrijgbaar is. Het is niet nodig om een 20 specialist te laten komen, maar de vervanging kan door een willekeurig persoon gebeuren. Een zakelijk voordeel van de vinding is dat na een bedrijfstijd, bv. van vijf jaar, het actieve deel van het samenstel eenvoudig kan worden gewisseld tegen een gereinigde eenheid, waardoor het 25 noodzakelijk dure groot onderhoud aan de actieve eenheid ter plaatse wordt ondervangen. De reparatie en/of het onderhoud van de afneembare actieve eenheid kan dan op een andere locatie en ander tijdstip plaats vinden. De eigenschap "koppelbaar" in deze beschrijving impliceert dat de actieve 30 eenheid op omgekeerde wijze, ook afneembaar is, oftewel dat de passieve eenheid en de actieve eenheid niet permanent vast verbonden zijn. Het actieve deel is een aanduiding voor een samenstel van componenten of onderdelen, eventueel in 3 één of meer dan één module, van een ketel, en bij voorkeur die onderdelen en componenten die vatbaar zijn voor slijtage, vervanging of ten minste geregeld onderhoud.

Zonder hinder voor gebruikers of bewoners van een gebouw kan 5 een dergelijk samenstel worden verwisseld, zodat reparatie of onderhoud bij voorbeeld op een werkplaats op afstand kan geschieden. Het passieve deel blijft daarbij (semipermanent aan (een wand van) het gebouw gemonteerd. Juist dit passieve deel kan op voorhand zijn gemonteerd of 10 geïnstalleerd in nieuwbouw, zodat pas kort voor de oplevering het actieve deel op gemakkelijke wijze kan worden gemonteerd, en de tijd tussen montage van (het actieve deel van) de ketel en oplevering zo kort mogelijk kan worden gehouden.

15 De uitvinding kent diverse geprefereerde uitvoeringsvormen, die in de afhankelijke conclusies zijn gedefinieerd en/of blijken uit de hierna volgende beschrijving van enkele dergelijke uitvoeringsvormen. De voordelen en de inventieve eigenschappen van de uitvinding 20 in al haar aspecten, met inbegrip van de in de afhankelijke conclusies gedefinieerde maatregelen, zijn geenszins beperkt tot de hierboven en/of hieronder genoemde overwegingen.

Bij voorkeur, is de afneembare actieve eenheid een verwarmingseenheid met een geïntegreerde elektronicamodule 25 voor het besturen van de afneembare actieve eenheid. Door de verwarmingseenheid en de elektronicamodule als één geheel uit te voeren, is het in het geval van een defect en/of storing relatief eenvoudig om de gehele actieve eenheid te vervangen. Er hoeft niet gezocht te worden welk defect en/of 30 storing opgetreden is.

Bij verdere voorkeur, zijn de verwarmingseenheid en de elektronicamodule afzonderlijk koppelbaar. Een voordeel hiervan is dat wanneer het bekend is waar een storing en/of 4 defect is opgetreden, dat alleen dat deel wordt vervangen.

Zo worden er kosten gespaard door alleen het nodige te vervangen en niet de gehele afneembare actieve eenheid. Verder is een elektronicamodule makkelijker te hanteren, 5 waardoor deze sneller te vervangen zal zijn.

Als aanvulling of als alternatief, is de (of een) elektronicamodule in de passieve eenheid geïntegreerd. Een reden om de elektronicamodule daar aan te brengen kan zijn, dat de elektronicamodule een stabiele factor in het geheel 10 is en zeldzaam defecten en/of storingen vertoont. Door de module dan in de passieve eenheid te integreren zal deze bij de installatie worden geplaatst en verder vrijwel geen aandacht meer vereisen.

In een verdere uitvoeringsvorm omvat de 15 verwarmingseenheid verschillende modules, welke elk afzonderlijk afneembaar zijn. Wanneer er nu een defect en/of storing optreedt, zal niet de gehele ketel vervangen worden, maar alleen de module met een defect en/of storing. Het is mogelijk dat de meeste gevoelige componenten, zoals 20 warmtewisselaar, ventilator en pomp, op deze manier in de afneembare actieve eenheid zijn aangebracht.

Daarbij is het gunstig, dat het gewicht van de afneembare actieve eenheid maximaal gelijk is aan het wettelijk toegestane gewicht wat door één persoon getild mag 25 worden, zonder hulpmiddelen. Op het moment van indiening mag één persoon maximaal 25 kilogram liften zonder hulpmiddelen. Door het gewicht van de afneembare actieve eenheid deze grens niet te laten overschrijden, is het mogelijk dat het vervangen van een afneembare actieve eenheid, welke een 30 defect en/of storing heeft, door één persoon gedaan kan worden. Een resultaat hiervan is dat er hetzij personeelskosten bespaard kunnen worden, hetzij meer dan één afneembare actieve eenheid op verschillende locaties 5 vervangen kan worden. Verder heeft de persoon geen specifieke kennis nodig om de uitwisseling van de actieve eenheid te realiseren.

Bij voorkeur, omvat de passieve eenheid een paneel 5 voorzien van een binnenruimte, welke dient als afvoerkanaal voor rook- en/of afvalgassen en/of als toevoerkanaal voor lucht. Door de passieve eenheid op deze manier uit te voeren kan er ruimte bespaard worden. Het is immers niet meer nodig om leidingen en/of kanalen voor de afvoer van rook- en/of 10 afvalgassen en/of de aanvoer van lucht apart in het verwarmingssamenstel aan te brengen. Een resultaat kan zijn dat het geheel compacter kan worden uitgevoerd, en daardoor bijvoorbeeld in kleinere ruimtes kan worden aangebracht. Tevens behoren deze onderdelen van een verwarmingssamenstel 15 tot de meest robuuste onderdelen van het geheel, en daardoor is er ook vrijwel geen risico op defecten.

Daarbij is het gunstig, dat de binnenruimte van de passieve eenheid modulair is opgebouwd. Er bestaat de mogelijkheid dat stof zich ophoopt in de luchttoevoer en/of 20 afvoer voor rook- en/of afvalgassen, en wanneer dit gebeurt, dient een zodanige toevoer en/of afvoer te worden gereinigd. Door de binnenruimte modulair op te bouwen is het relatief eenvoudig om deze open te maken en te reinigen. Bovendien is het voor te stellen dat het reinigen eenvoudiger is en 25 grondiger kan worden uitgevoerd.

Daarbij is het gunstig, dat de leidingen van de passieve eenheid geschikt zijn voor aanvoer CV, retour CV, koud water, warm water, gas of rioolafvoer. Om een verwarmingseenheid volledig te laten functioneren zijn alle 30 bovengenoemde leidingen benodigd, en het grootste rendement van de vinding wordt behaald wanneer daadwerkelijk alle benodigde leidingen tegelijkertijd met het aanbrengen van de verwarmingseenheid zijn verbonden. Mogelijke 6 verbindingselementen voor het bewerkstelligen van deze verbinding zijn getoond in Figuur 5/6.

Dan is het verder tevens mogelijk, dat de passieve eenheid meer dan één aansluitvoorziening omvat, welke 5 geschikt zijn voor een drukvat, een bypass, overstort veiligheid of kamerthermostaat en elektra/buitenvoeler-sensor. Door dergelijke aansluitingvoorzieningen in de passieve eenheid op te nemen, kunnen de aansluitingen direct tot stand komen wanneer de afneembare actieve eenheid wordt 10 gepositioneerd. Het geheel werkt dan volgens het "plug en play" principe, de afneembare actieve eenheid wordt gepositioneerd en het verwarmingssamenstel kan direct in gebruik worden genomen.

In een verdere uitvoeringsvorm zijn de koppelelementen 15 voorzien op de leidingen van de passieve eenheid, de leidingaansluitingen van het actieve deel, of tussen de leidingen van de passieve eenheid en de leidingaansluitingen van het actieve deel. Door de koppelelementen op deze manier aan te brengen, is het eenvoudig om deze te vervangen of aan 20 te passen, wanneer bijvoorbeeld een koppelelement defect is of dat er een verbeterde uitvoering verkrijgbaar is.

Hieronder volgt een beschrijving van enkele in de bijhorende tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen, die 25 slechts bij wijze van voorbeeld zijn verschaft, en waarin gelijke of gelijksoortige onderdelen componenten en elementen zijn aangeduid met dezelfde referentienummers, en waarin:

Figuur 1 een verwarmingssamenstel volgens de uitvinding 30 in perspectief toont;

Figuur 2 de binnenzijde van een verwarmingssamenstel volgens de uitvinding toont; 7

Figuur 3 de passieve eenheid van een verwarmingssamenstel volgens de uitvinding toont;

Figuur 4 een andere uitvoeringsvorm van een verwarmingssamenstel volgens de uitvinding toont, 5 Figuur 5 een aanzicht in doorsnede toont van een tweedelig koppelelement dat is geschikt is om te worden toegepast in een uitvoeringsvorm van een verwarmingssamenstel volgens de onderhavige uitvinding, en

Figuur 6 een andere uitvoering van een tweedelig 10 koppelelement toont.

Figuur 1 toont een verwarmingssamenstel 1 volgens de uitvinding. Het verwarmingssamenstel 1 omvat een passieve eenheid 2 en een afneembare actieve eenheid 3. In de figuur is duidelijk te zien dat de passieve eenheid 2 voorzien is 15 van meer dan één leiding 5. De afneembare actieve eenheid 3 is voorzien van een geïntegreerde elektronicamodule 4. In deze uitvoeringsvorm is het niet mogelijk om de afneembare actieve eenheid te openen zonder speciaal gereedschap. Wanneer er een defect en/of storing optreedt, zal de gehele 20 actieve eenheid 3 vervangen worden door een andere actieve eenheid, en op een ander tijdstip en locatie gerepareerd worden. Het verwarmingssamenstel 1 is op deze wijze kort buiten gebruik.

In de uitvoeringsvorm van figuur 1 is een arm 16 25 zwenkbaar aangebracht aan de passieve eenheid 2. De arm 16 grijpt aan op een pin 17 aan de buitenzijde van de actieve eenheid 3, bijvoorbeeld aan de buitenzijde van een huis 18 om gevoelige componenten en/of onderdelen in het actieve deel 3. De arm 16 vormt aldus een hendel of een pers om het 30 passieve deel 2 en het actieve deel 3 met kracht bijeen te 8 brengen, als de arm in de richting van pijl A wordt gezwenkt, onder aangrijping van de pin 17. De arm kan in een niet getoonde uitvoeringsvorm worden vastgezet en kan dan een grendel vormen, om het actieve deel 3 en het passieve 5 deel 2 ook bij elkaar te houden. Hoewel de arm in het zicht buiten het huis 18 is weergegeven, is deze bij voorkeur uit het zicht in het huis 18 aangebracht. Eveneens is het mogelijk de armen in een andere oriëntatie aan te brengen.

Figuur 2 toont de binnenzijde van een 10 verwarmingssamenstel 1, waarbij de afzonderlijke componenten zichtbaar zijn. De voornaamste componenten die hier zichtbaar zijn, zijn de pomp 7, de warmtewisselaar 6, een optionele warmwatertank of -reservoir 15 en de brander 8. Deze componenten zijn modulair aangebracht en ook als 15 zodanig vervangbaar. De elektronicamodule 4 is in deze figuur geïntegreerd in de passieve eenheid 2. De passieve eenheid en de afneembare actieve eenheid zijn gekoppeld bij punt 11. De lucht gaat het verwarmingssamenstel 1 binnen bij 9 en de rook- en/of afvalgassen verlaten het 20 verwarmingssamenstel bij 10.

Figuur 3 toont een passieve eenheid 2 van een verwarmingssamenstel 1, waarbij de passieve eenheid 2 de vorm heeft van een paneel met binnenruimte, welke toegankelijk is via opening 13 en zich aan de bovenzijde van 25 de passieve eenheid bevindt. In deze uitvoering van de vinding wordt de binnenruimte gebruikt als afvoerkanaal voor rook- en/of afvalgassen, welke bij 10 het verwarmingssamenstel verlaten. De afneembare actieve eenheid wordt gepositioneerd aan de passieve eenheid door middel van 30 de U-vormige positioneringsmiddelen 12, voorzien van een profiel 14, welke als geleidingsmiddel dient. De actieve eenheid (niet weergegeven) heeft aan de achterzijde een profiel dat van bovenaf in de profielen van 14 kan worden 9 geschoven. Hiertoe wordt de actieve eenheid tegen 2 geplaatst met het profiel juist boven de profielen 14. Vervolgens laat men de actieve eenheid 3 zakken in de profielen 14 naar de eindpositie, zodat de 5 leidingaansluitingen tegelijkertijd koppelen aan de corresponderende leidingen 5 en het samenstel klaar is voor gebruik. De actieve eenheid wordt in deze uitvoering met één verticale beweging aangebracht. Het is dus mogelijk, dat de geleidingsmiddelen en positioneringsmiddelen als één 10 onderdeel zijn uitgevoerd. Te denken valt hierbij aan twee profielen, welke op elkaar aansluiten en het afneembare passieve deel uiteindelijk draagt.

Figuur 4 toont een andere uitvoeringsvorm van de vinding. Het verwarmingssamenstel omvat een afneembare 15 actieve eenheid 3, een elektronicamodule 4 en een passieve eenheid 2. De leidingen 5 van de passieve eenheid zijn in een andere richting georiënteerd, zodat de afneembare actieve eenheid met een horizontale beweging aangebracht kan worden. Eveneens is de holle ruimte in het als paneel 20 gevormde passieve deel 2 van een andere vorm, waarbij 13 de toegang naar de binnenruimte verschaft. De rook- en/of afvalgassen, welke in de binnenruimte terecht komen, kunnen het samenstel verlaten via de uitlaat 10. De actieve eenheid wordt gepositioneerd aan de positioneringsmiddelen 12.

25 Figuur 5 toont in doorsnede een tweedelig koppelelement 20, dat is geschikt is om te worden toegepast in een uitvoeringsvorm van een verwarmingssamenstel volgens de onderhavige uitvinding. Daarmee is een leidingaansluiting 19 van het actieve deel 3 van de inrichting 1 te verbinden met 30 een leiding 5 van het passieve deel 2. Het koppelelement 20 omvat twee delen, waarvan één deel 21 met de leidingaansluiting 19 en het andere deel 22 met de leiding 5 is verbonden. Het deel 21 omvat een in open verbinding met 10 de leidingaansluiting 19 staande kamer 23 met een doorgang 24, waar een druknaald 25 doorheen steekt. Een kop 26 van de druknaald 25 kan de doorgang 24 sluiten om een afsluiter te vormen, onder inwerking van een druk P2 in de 5 leidingaansluiting 19. Het deel 22 omvat een met leiding 5 in open verbinding staande kamer 27 met daarin een terugslagklep 28. De een afsluiter vormende terugslagklep 28 in de kamer 27 is georiënteerd op een doorgang 29, en de terugslagklep is onder inwerking van een druk PI in de 10 leiding 5 geneigd een in de figuur getoonde, gesloten stand in de kamer in te nemen om de doorgang 29 af te sluiten. Het deel 22 omvat aan de buitenzijde daarvan een vergrendelmiddel, zoals schroefdraad 30, en het deel 22 heeft een ring 31 met inwendig schroefdraad 32. In een 15 gekoppelde toestand van de delen 21, 22 kan met de schroefdraden worden verzekerd, dat de delen 21, 22 bij elkaar worden gehouden. Als aanvulling of als alternatief kan worden volstaan met de in figuur 1 getoonde persmiddelen. Wanneer de delen 21 en 22 niet zijn verbonden, 20 zal vloeistof in de leiding 5 van het actieve deel 3 zijn opgesloten en als er vloeistof in de leidingaansluiting 19 aanwezig is, zal dat in de leidingaansluiting 19 blijven.

Als daarna de delen 21, 22 worden samengebracht, steekt de druknaald 25 tegen de terugslagklep 28 waardoor beide 25 doorgangen 24, 29 van de beide delen 21, 22 geopend worden opgesteld. Worden de delen van elkaar losgemaakt, dan zal slechts een zeer minieme hoeveelheid vloeistof vrijkomen. In de aldus vormgegeven uitvoeringsvorm zijn de koppeldelen en de afsluiters geïntegreerde eenheden.

30 Figuur 6 toont een doorsnede van een andere uitvoering van een tweedelig koppelelement 20. Bij deze uitvoering is eveneens één deel 21 aan het actieve deel en het ander deel 22 aan het passieve deel 2 aangebracht. Het deel 21 aan het 11 actieve deel 3 omvat een terugslagklep 28, welke in ontkoppelde toestand door druk P2 of door veerdruk de doorgang 24 afsluit. Verder omvat het deel 21 een vergrendelmiddel 30 aan de buitenzijde. Het andere deel 2, 5 welke zich aan het passieve deel 22 bevindt, bevindt zich aan het einde van leiding 5. Leiding 5 mondt uit in kamer 27, welke is in ontkoppelde toestand is afgesloten door afsluiter 33. Verder omvat deel 22 een doorgang 29, welke is ingericht om het eerste deel 21 te ontvangen. De doorgang 29 10 omvat verder een druknaald. Wanneer de beide delen 21, 22 gekoppeld worden, dan zal de druknaald 25 de terugslagklep 28 openduwen, om zodoende de doorgang 24 te openen. Tevens zal de afsluiter 33 open gaan en dan is het mogelijk voor een fluïdum, welke zich in de leiding 5 en kamer 27 bevindt, 15 om naar het actieve deel te vloeien.

Na kennisneming van het voorgaande zullen zich vele alternatieve en aanvullende uitvoeringsvormen aan de vakman opdringen, die allen zijn gelegen binnen het bereik van de onderhavige uitvinding, zoals die is gedefinieerd in de 20 bijbehorende conclusies. Slechts dan, wanneer een uitvoeringsvorm naar letter of geest afwijkt van de specifieke definities van de beschermingsomvang, in het bijzonder de onafhankelijke conclusies, is niet langer sprake van een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

25

Claims (15)

1. Een verwarmingssamenstel, omvattende: een passieve eenheid, welke voorzien is van ten minste 5 één leiding; een actieve eenheid voor het verwarmen van water, welke voorzien is van ten minste één leidingaansluiting, welke correspondeert met de ten minste ene leiding van de passieve eenheid, 10 waarbij de actieve eenheid koppelbaar is met de passieve eenheid, en waarbij het passieve deel positioneringsmiddelen omvat voor het positioneren van de actieve eenheid in een koppelingspositie, en geleidingsmiddelen, welke voorzien zijn aan de actieve 15 eenheid en/of passieve eenheid, voor het geleiden van het actieve deel naar de koppelingspositie, met het kenmerk, dat de leiding van de passieve eenheid koppelbaar is door middel van koppelelementen met de corresponderende 20 leidingaansluiting van de actieve eenheid in eenzelfde richting als waarin de actieve eenheid geleidbaar is middels de geleidingsmiddelen.

2. Het verwarmingssamenstel volgens conclusie 1, waarbij 25 de actieve eenheid een verwarmingseenheid met een geïntegreerde elektronicamodule voor het besturen van de actieve eenheid is.

3. Het verwarmingssamenstel volgens conclusie 2, waarbij 30 de verwarmingseenheid en de elektronicamodule afzonderlijk koppelbaar zijn.

4. Het verwarmingssamenstel volgens conclusie 1, waarbij de elektronicamodule in de passieve eenheid geïntegreerd is.

5. Het verwarmingssamenstel volgens conclusie 2 of 3, 5 waarbij de verwarmingseenheid verschillende modules omvat, welke elk afzonderlijk koppelbaar zijn.

6. Het verwarmingssamenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het gewicht van de afneembare actieve 10 eenheid maximaal gelijk is aan het wettelijk toegestane gewicht wat door één persoon getild mag worden, zonder hulpmiddelen.

7. Het verwarmingssamenstel volgens één van de voorgaande 15 conclusies, waarbij de passieve eenheid een paneel voorzien van een binnenruimte omvat, welke dient als afvoerkanaal voor rook- en/of afvalgassen en/of als toevoerkanaal voor lucht.

8. Het verwarmingssamenstel volgens conclusie 7, waarbij de binnenruimte van de passieve eenheid modulair is opgebouwd.

9. Het verwarmingssamenstel volgens één van de voorgaande 25 conclusies, waarbij de leiding van de passieve eenheid geschikt is voor aanvoer CV, retour CV, koud water, warm water, gas, rioolafvoer of rookgasafvoer.

10. Het verwarmingssamenstel volgens conclusie 9, waarbij 30 de passieve eenheid ten minste één aansluitvoorziening omvat, welke geschikt is voor ten minste één van een drukvat, een bypass, overstort veiligheid of kamerthermostaat en elektra/buitenvoeler-sensor.

11. Het verwarmingssamenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het koppelelement is voorzien op de leiding van de passieve eenheid, de leidingaansluitingen van 5 het actieve deel, en/of tussen de leidingen van de passieve eenheid en de leidingaansluitingen van het actieve deel.

12. Het verwarmingssamenstel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van de leiding 10 en de leidingaansluiting een afsluiter, zoals een kraan of klep of terugslagklep, omvat.

13. Het verwarmingssamenstel volgens conclusie 12, waarbij elke van de leiding en de leidingaansluiting een afsluiter 15 omvat.

14. Het verwarmingssamenstel volgens conclusie 11 of 12, waarbij het koppelelement en de afsluiter een geïntegreerd geheel vormen. 20

15. Het verwarmingssamenstel volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de geleidingsmiddelen een selectief bekrachtigbare pers omvatten, welke in gebruik een kracht uitoefent in dezelfde richting als waarin de actieve 25 eenheid geleidbaar is middels de geleidingsmiddelen.