NL2003345C2

NL2003345C2 - Zeefinrichting en werkwijze voor het zuiveren van water.

Info

Publication number: NL2003345C2
Application number: NL2003345A
Authority: NL
Inventors: Gerardus Augustinus Maria Manshanden
Original assignee: Gerardus Augustinus Maria Manshanden
Priority date: 2009-08-11
Filing date: 2009-08-11
Publication date: 2011-02-14
Also published as: EP2464790A1; KR20120046306A; KR101730514B1; ES2616273T3; EP2464790B1; WO2011019274A1

Description

ZEEFINRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET ZUIVEREN VAN WATER

De uitvinding heeft betrekking op een zeefinrichting voor het zuiveren van water.

5

Zeefinrichtingen voor het zuiveren van water zijn algemeen bekend en worden bijvoorbeeld ingezet bij het zuiveren van water dat als koelwater voor energiecentrales wordt gebruikt. Bij de bekende zeefinrichtingen wordt zowel vuil 10 als vis en kwallen uit het water gezeefd. Uit onderzoek is echter gebleken dat een groot aantal vissen en kwallen de zeefinrichting niet overleeft. Bijvoorbeeld omdat vissen en kwallen worden doodgedrukt op de zeef, of omdat, met name, kleine vissen en kwallen toch door de zeefinrichting heen 15 komen. Deze vissen en kwallen komen vervolgens in het koelwatersysteem terecht, waarbij een groot deel van de vissen en kwallen wegens beschadigingen niet overleeft. In absolute getallen kan het bij een gemiddelde energiecentrale gaan om tienduizenden vissen en kwallen per dag.

20

Het is een doel van de uitvinding bovenstaande bezwaren te ondervangen. In het bijzonder is het een doel van de uitvinding een zeefinrichting voor het zuiveren van water voor te stellen waarbij het aantal door de zeefinrichting 25 omgekomen vissen wordt gereduceerd en/of waarbij het water efficiënt en/of goed gezuiverd wordt, voordat deze het koelwatercircuit ingaat.

Hiertoe omvat de zeefinrichting voor het zuiveren van water 30 volgens de uitvinding een houder voorzien van een bodem, zijwanden, een eindwand met een inlaatopening en een eindwand met een uitlaatopening, een zich tussen de openingen van de eindwanden uitstrekkende trommelzeef 2 voorzien van een cilindrische wand met openingen voor het doorlaten van het water en voorzien van een ingangs- en een uitgangsopening, waarbij de zeefinrichting verder een afvoeropening in de wanden of de bodem van de houder voor 5 het uit de houder afvoeren van gezuiverd water omvat, waarbij de trommelzeef een zich axiaal over althans een deel van de lengte vanaf de ingangsopening van de trommelzeef uitstrekkende roteerbare helixvormige flens (vijzel) omvat die aanligt tegen de trommelzeef. Door het roteren van de 10 helixvormige flens wordt water in de trommelzeef gezogen en voortbewogen vanaf de ingangsopening van de trommelzeef naar de uitgangsopening van de trommelzeef. Hierbij kan althans een deel van het water door de openingen in de cilindrische wand stromen waarna het wordt afgevoerd, terwijl vuil, 15 vissen en kwallen die zich in het water bevinden niet door de openingen kunnen komen en worden afgevoerd vra de uitgangsopening van de trommelzeef. De kans dat vissen en kwallen in de zeefinrichting beschadigd raken neemt hierdoor af, waardoor het aantal gestorven en/of beschadigde vissen 20 en kwallen wordt gereduceerd en/of waarbij het water efficiënt en/of goed gezuiverd wordt. Voor het roteren van de helixvormige flens is de zeefinrichting bij voorkeur voorzien van een motor voor het roterend aandrijven van de flens.

25

In een voorkeursuitvoering van de zeefinrichting volgens de uitvinding strekt de flens zich over de gehele lengte van de trommelzeef uit. Dit heeft als voordeel dat het voortbewegen van vuil, vis en kwallen naar de uitgangsopening efficiënt 30 plaats kan vinden, waardoor vuil, vis en kwallen zich niet op zullen hopen in de trommelzeef. Hierdoor neemt de kans dat de openingen in de cilindrische wand verstopt raken af, waardoor kostbare en/of tijdrovende klussen met betrekking 3 tot het schoonmaken van de cilindrische wand niet of minder nodig zijn.

In een verdere voorkeursuitvoering van de zeefinrichting 5 volgens de uitvinding is de flens star verbonden met de wand van de trommelzeef. Dit heeft als voordeel dat de trommelzeef met de flens mee roteerbaar is, waardoor vissen en kwallen niet klem kunnen komen te zitten tussen de cilindrische wand van de trommelzeef en de flens. Hierdoor 10 neemt de kans op beschadiging van vissen en kwallen verder af.

In een verdere voorkeursuitvoering van de zeefinrichting volgens de uitvinding is de trommelzeef aan ten minste één 15 uiteinde voorzien van een deel met een lengte van ten minste één spoed van de flens waar de cilindrische wand geen openingen omvat voor het doorlaten van water. Bij voorkeur is de trommelzeef aan beide uiteinden voorzien van een deel met een lengte van ten minste één spoed van de flens, waar 20 de cilindrische wand geen openingen omvat voor het doorlaten van water. Dergelijke delen waar de cilindrische wand geen openingen omvat, dragen bij aan een efficiënte en/of goede zuigkracht van de flens. Hierdoor kan bij een gelijke rotatiesnelheid meer water in de trommelzeef worden gezogen, 25 of kan bij een gelijk blijvende zuigkracht de rotatiesnelheid van de flens worden gereduceerd.

In een verdere voorkeursuitvoering van de zeefinrichting volgens de uitvinding loopt de helixvormige flens aan ten 30 minste één uiteinde uit in een punt. Bij voorkeur loopt de helixvormige flens ten minste aan het uiteinde nabij de ingangsopening uit in een punt. Meer bij voorkeur komt de punt uit in de cilindrische wand van de trommelzeef. Het 4 uitlopen van de flens in een punt heeft als voordeel dat minder geluid wordt geproduceerd en dat de kans dat vissen en kwallen beschadigd raken bij het inzuigen in de trommelzeef verder gereduceerd wordt.

5

In een verdere voorkeursuitvoering van de zeefinrichting volgens de uitvinding is de houder aan de zijde tegenover de bodem open. Dit heeft als voordeel dat wanneer minder gezuiverd water uit de houder wordt afgevoerd dan wat wordt 10 doorgelaten door de openingen in de cilindrische wand, het overtollige water de trommelzeef via de zijde tegenover de bodem kan verlaten.

In een verdere voorkeursuitvoering van de zeefinrichting 15 volgens de uitvinding is de zeefinrichting voorzien van drijflichamen, zodanig dat de zeefinrichting blijft drijven in water. Een voordeel van een zeefinrichting voorzien van drijflichamen is dat de zeefinrichting hierdoor op een zelfde hoogte ten opzichte van de waterspiegel blijft, 20 waardoor de zeefinrichting bij een stijgend en/of dalend waterpeil goed blijft functioneren.

In een verdere voorkeursuitvoering van de zeefinrichting volgens de uitvinding is de zeefinrichting voorzien van 25 sproeiers die zijn ingericht om water boven op de cilindrische wand met openingen te sproeien. Een voordeel van sproeiers die water boven op de cilindrische wand met openingen sproeien is dat bij een eventuele verstopping van de openingen, deze eenvoudig kunnen worden schoongespoeld.

In een verdere voorkeursuitvoering van de zeefinrichting volgens de uitvinding is de zeefinrichting voorzien van een pomp die is verbonden met de afvoeropening.

30 5

In een verdere voorkeursuitvoering van de zeefinrichting volgens de uitvinding is de houder voorzien van opslagmiddelen voor het opslaan van het gezuiverde water.

5 Een voordeel van de opslagmiddelen is dat hierdoor een pomp niet komt droog te staan.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het zuiveren van water, waarbij water aan een zijde in 10 de ingangsopening van een trommelzeef wordt gevoerd, waarbij gezeefd water van vanaf de buitenzijde van de cilindrische wand van de trommelzeef wordt afgevoerd, en restwater aan de andere zijde uit de uitgangsopening van de trommelzeef wordt afgevoerd, waarbij een zich axiaal over althans een deel van 15 de lengte van de trommelzeef uitstrekkende helixvormige flens die aanligt tegen de trommelzeef wordt geroteerd, zodanig dat voorwerpen, bijvoorbeeld vissen en kwallen, die zich in het water in de trommelzeef bevinden worden voortbewogen naar de uitgangsopening. Een voordeel van een 20 dergelijke werkwijze is dat het water efficiënt en/of goed gezuiverd wordt en/of waarbij de kans dat vissen en kwallen beschadigd raken wordt gereduceerd.

De uitvinding zal hierna worden beschreven aan de hand van 25 in een tekening weergegeven figuren, waarbij: figuur 1 een zeefinrichting volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding in perspectief laat zien; en 30 figuur 2 een vooraanzicht van de zeefinrichting uit figuur 1 in gebruik laat zien.

6

Figuur 1 laat een zeefinrichting 1 voor het zuiveren van water zien. Zeefinrichting 1 omvat een houder 2 voor een trommelzeef 3. De houder 2 is voorzien van een bodem 4, zijwanden 5, een eindwand 6 met een inlaatopening 7 en een 5 eindwand 8 met een uitlaatopening 9. De trommelzeef 3 strekt zich hierbij in de lengte tussen de openingen 7,9 van eindwanden 6,8 uit. Trommelzeef 3 is voorzien van een cilindrische wand 10, waarbij over althans een deel van de lengte van de cilindrische wand 10 openingen 11 zijn 10 aangebracht. Openingen 11 zijn in de figuren niet op schaal getekend, maar zijn bij voorkeur klein, zodanig dat water wordt doorgelaten door openingen 11 terwijl objecten die zich in het water bevinden niet worden doorgelaten. In de trommelzeef 3 is een schroef 12, voorzien van een as 13 en 15 drie zich axiaal over de lengte van de trommelzeef 3 uitstrekkende helixvormige flenzen 14 aangebracht, waarbij de flenzen 14 aanliggen tegen de cilindrische wand 10 van de trommelzeef 3. De flenzen 14 zijn bij voorkeur star verbonden met de cilindrische wand 10 van de trommelzeef 3. 20 Zeefinrichting 1 is verder voorzien van een motor 15, voorzien van een beweegbare snaar 16 die op de as 13 van schroef 12 is aangebracht. Door het bewegen van snaar 16 wordt schroef 12 roterend aangedreven, waardoor de trommelzeef 3 bij een starre verbinding met de flenzen 14 25 mee roteert. Er kan eveneens sprake zijn van een directe aandrijving.

Door rotatie van de schroef 12, zal water door een ingangsopening 17 van de trommelzeef 3 in de trommelzeef 3 30 worden gezogen. De cilindrische wand 10 is voor een goede zuigkracht vanaf de ingangsopening 17 over een lengte van ten minste een spoed van de flens niet voorzien van openingen 11. Dit kan ook worden bereikt door een mantel om 7 de flens aan te brengen. Het water bevindt zich in de trommelzeef 3 tussen de flenzen 14, en zal door het roteren van schroef 12 worden voortbewogen in een richting weg van de ingangsopening 17 naar een uitgangsopening 18 die zich 5 aan de andere zijde van de trommelzeef 3 bevindt. Ten hoogte van de uitgangsopening 18 is de cilindrische wand 10 eveneens over een lengte van ten minste een spoed van de flens niet voorzien van openingen 11. Hierdoor wordt het water efficiënt uit de trommelzeef 3 via de uitgangsopening 10 18 gezogen. Tijdens het voortbewegen van het water van de ingangsopening 17 naar de uitgangsopening 18, kan het water door openingen 11 in de cilindrische wand 10 van de trommelzeef 3 stromen. Eventueel vuil, vissen en kwallen die zich in het water bevinden, worden niet door de openingen 11 15 doorgelaten, waardoor het water gezuiverd wordt van dit vuil, de vissen en de kwallen. Het vuil, de vissen en de kwallen worden voortbewogen naar de uitgangsopening 18 van de trommelzeef 3. Dit voortbewegen van vuil, vissen en kwallen naar de uitgangsopening 18 vindt efficiënt plaats 20 doordat de flenzen 14 zich over de lengte van de trommelzeef 3, dus van de ingangsopening 17 tot aan de uitgangsopening 18, uitstrekken. Door het efficiënt voortbewegen van het vuil, de vissen en de kwallen zullen deze niet ophopen in de trommelzeef 3, waardoor de openingen 11 van de cilindrische 25 wand 10 niet of nauwelijks verstopt zullen raken. Aan de uitgangsopening 18 bevindt zich een uitstekend stuk cilindrische wand 19, dat niet is voorzien van openingen. In dit stuk cilindrische wand 19 is een afvoeropening 20 aangebracht, waardoor het vuil, de vissen en de kwallen 30 worden afgevoerd. Althans een deel van het water dat door de openingen 11 van de cilindrische wand 10 wordt gevoerd, stroomt in een opslagruimte 21 in een zijwand 5 van de houder 2. Deze opslagruimte 21 is voorzien van een tweede 8 afvoeropening met flens 22 voor het afvoeren van het gezuiverde water. Op deze tweede afvoeropening met flens 22 kan bijvoorbeeld een pomp aangesloten worden, waardoor het gezuiverde water uit de opslagruimte 21 kan worden gepompt.

5

Zoals in figuur 1 is te zien, lopen de flenzen 14 nabij ingangsopening 17 uit in een punt, waarbij de punt in de omtrek van de cilindrische wand 10 van de trommelzeef 3 uitkomt. Hierdoor zal de schroef 12 soepel in het water 10 glijden, waardoor het geluidsniveau wordt beperkt. Eveneens worden vissen en kwallen hierdoor gespaard, waardoor deze levend naar de uitgangsopening 19 van de trommelzeef 3 worden bewogen, en na te zijn afgevoerd door afvoeropening 20 onbeschadigd weg kunnen zwemmen. Hiertoe lopen de flenzen 15 14 nabij uitgangsopening 18 bij voorkeur eveneens uit in een punt.

Zoals verder blijkt uit figuur 1 is de houder 2 van de zeefinrichting 1 aan een zijde tegenover de bodem 4 open.

20 Door deze open zijde kan overtollig water worden afgevoerd, wanneer minder gezuiverd water wordt weggepompt dan gezuiverd. De inrichting kan eventueel voorzien zijn van sproeiers (niet afgedeeld) die water op de open bovenzijde sproeien, zodanig dat een deel van de cilindrische wand 10 25 van de trommelzeef 3 dat zich aan deze open zijde bevindt wordt besproeid. Doordat de cilindrische wand 10 roteert, zal telkens een deel van de cilindrische wand 10 worden besproeid.

30 In figuur 2 is de zeefinrichting 1 in gebruikstoestand weergegeven. Een vis 30 die door de zuigende kracht van de schroef 12 in de trommelzeef 3 wordt gepompt, zal door de uitvoering van de flenzen 14 niet beschadigd raken. Hierdoor 9 zal de vis 30 veilig naar de uitgangsopening 18 worden voortbewogen, waarna de vis 30 via afvoeropening 20 terug in het water wordt afgevoerd. Het gezuiverde water kan door een pomp (niet afgebeeld) die op de tweede afvoeropening met 5 flens 22 kan worden aangesloten, worden afgevoerd. In figuur 2 is verder te zien dat zeefinrichting 1 is voorzien van poten 32, zodanig dat de zeefinrichting 1 op de bodem 33 van de waterpartij kan staan. In plaats van poten 32 kan de zeefinrichting 1 eveneens worden voorzien van drijflichamen 10 (niet afgebeeld), wat als voordeel heeft dat de zeefinrichting zich altijd op dezelfde hoogte van de waterspiegel bevindt, ook bij stijging of daling van het waterpeil.

15 Opgemerkt wordt dat de uitvinding zich niet beperkt tot de hierboven besproken uitvoeringsvorm, doch zich tevens uitstrekt tot andere varianten vallend binnen het bereik van de aangehechte conclusies. Zo zal het duidelijk zijn dat in plaats van zich over de lengte van de trommelzeef 3 20 uitstrekkende flenzen 14, de flenzen 14 eveneens korter kunnen zijn, bijvoorbeeld ten minste een spoed van de flens lang, waarbij de flenzen 14 zich vanaf de ingangsopening 17 uitstrekken. Een voordeel van kortere flenzen is dat dit minder materiaal kost. Eveneens kan er sprake zijn van twee 25 stel korte flenzen 14, waarbij een eerste flensstel zich vanaf de ingangsopening 17 uitstrekt, en waarbij een tweede flensstel zich vanaf de uitgangsopening 18 uitstrekt. Een voordeel van twee flensstellen is dat hierdoor vuil beter wordt afgevoerd uit de trommelzeef 3 dan bij een enkel 30 flensstel.

Claims

1. Zeefinrichting voor het zuiveren van water, omvattende een houder voorzien van een bodem, zijwanden, een eindwand 5 met een inlaatopening en een eindwand met een uitlaatopening, een zich tussen de openingen van de eindwanden uitstrekkende trommelzeef voorzien van een cilindrische wand met openingen voor het doorlaten van het water en voorzien van een ingangs- en een uitgangsopening, 10 waarbij de zeefinrichting verder een afvoeropening in de wanden of de bodem van de houder voor het uit de houder afvoeren van gezuiverd water omvat, waarbij de trommelzeef een zich axiaal over althans een deel van de lengte vanaf de ingangsopening van de trommelzeef uitstrekkende roteerbare 15 helixvormige flens omvat die aanligt tegen de trommelzeef.

2. Zeefinrichting volgens conclusie 1, waarbij de flens zich over de gehele lengte van de trommelzeef uitstrekt.

3. Zeefinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de flens star is verbonden met de wand van de trommelzeef.

4. Zeefinrichting volgens conclusie 1, 2, of 3, waarbij de trommelzeef aan ten minste één uiteinde is voorzien van een 25 deel met een lengte van ten minste één spoed van de flens waar de cilindrische wand geen openingen omvat voor het doorlaten van water.

5. Zeefinrichting volgens een der voorgaande conclusies, 30 waarbij de trommelzeef aan beide uiteinden is voorzien van een deel met een lengte van ten minste één spoed van de flens, waar de cilindrische wand geen openingen omvat voor het doorlaten van water.

6. Zeefinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de helixvormige flens aan ten minste één uiteinde uitloopt in een punt. 5

7. Zeefinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de punt uitkomt in de cilindrische wand van de trommelzeef.

8. Zeefinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de houder aan de zijde tegenover de bodem open is.

9. Zeefinrichting volgens een van de voorgaande 15 conclusies, waarbij de zeefinrichting is voorzien van drijflichamen, zodanig dat de zeefinrichting blijft drijven in water.

10. Zeefinrichting volgens een van de voorgaande 20 conclusies, waarbij de zeefinrichting is voorzien van sproeiers die zijn ingericht om water boven op de cilindrische wand met openingen te sproeien.

11. Zeefinrichting volgens een van de voorgaande 25 conclusies, waarbij de zeefinrichting een motor omvat voor het roterend aandrijven van de flens.

12. Zeefinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de zeefinrichting is voorzien van een 30 pomp die is verbonden met de afvoeropening.

13. Zeefinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de houder is voorzien van opslagmiddelen voor het opslaan van het gezuiverde water.

14. Werkwijze voor het zuiveren van water, waarbij water aan een zijde in de ingangsopening van een trommelzeef wordt gevoerd, waarbij gezeefd water van vanaf de buitenzijde van de cilindrische wand van de trommelzeef wordt afgevoerd, en restwater aan de andere zijde uit de uitgangsopening van de 10 trommelzeef wordt afgevoerd, waarbij een zich axiaal over althans een deel van de lengte van de trommelzeef uitstrekkende helixvormige flens die aanligt tegen de trommelzeef wordt geroteerd, zodanig dat voorwerpen, bijvoorbeeld vissen en kwallen, die zich in het water in de 15 trommelzeef bevinden worden voortbewogen naar de uitgangsopening.