NL2002901C2 - Systeem van ten minste twee, vlakke, geprefabriceerde betonelementen. - Google Patents

Description

SYSTEEM VAN TEN MINSTE TWEE, VLAKKE, GEPREFABRICEERDE BETONELEMENTEN

De uitvinding heeft betrekking op een systeem van ten minste 5 twee, vlakke, geprefabriceerde betonelementen die nabij hun naar elkaar toegekeerde kopse uiteinden onderling in een vlak kunnen worden verbonden ter vorming van een wegverharding, waarbij het kopse uiteinde van elk betonelement is voorzien van een uitsparing, en waarbij in 10 verbonden toestand van de betonelementen een deuvel zich van de ene uitsparing in de andere uitsparing uitstrekt voor het tussen de betonelementen overbrengen van daarop uitgeoefende krachten.

15 De uitvinding heeft eveneens betrekking op een afzonderlijk betonelement, zoals gedefinieerd in dit systeem. Voorts refereert de uitvinding aan een werkwijze voor het vormen van een wegverharding onder gebruikmaking van ten minste twee van deze betonelementen.

20

Opgemerkt wordt dat de term "wegverharding" in het kader van de uitvinding geacht wordt elke draagkrachtige verharding te omvatten die ongelijkmatig en/of wisselend wordt belast, bijvoorbeeld door verkeer, en/of onderhevig is aan 25 temperatuurvariaties, zoals bijvoorbeeld, doch niet uitsluitend, wegen, trottoirs, bus- en trambanen, pleinen en dergelij ke.

Voorts wordt opgemerkt dat onder de term "betonelement" in 30 het kader van de uitvinding in het bijzonder, doch niet uitsluitend, een betonplaat wordt verstaan. Onder een vlakke betonplaat dient eveneens een scheluwe betonplaat te worden begrepen.

2

Een dergelijk systeem is bekend uit het Nederlandse octrooischrift no. 1 029 373 (Pressplate). Bij het daaruit bekende systeem worden de geprefabriceerde betonelementen in 5 situ onderling zodanig gepositioneerd dat tussen hun naar elkaar toegekeerde kopse uiteinden een brede voeg wordt gevormd. Deze voeg wordt gebruikt om daarin een vloeibaar voegmiddel te gieten dat na uitharding ter plaatse van de uitsparingen als deuvel fungeert.

10

Een bezwaar van het uit het bovengenoemde Nederlandse octrooischrift bekende systeem is dat de deuvel niet geschikt is om op efficiënte wijze dwarskrachten tussen de betonelementen over te dragen. Een ander bezwaar is dat het 15 bekende systeem geen verticale en horizontale verplaatsingen tussen aangrenzende betonelementen toestaat. Het aldus niet toestaan van horizontale verplaatsingen onder verkeers- en weersbelastingen heeft als bezwaar dat de betonelementen in de praktijk dusdanig kunnen worden belast dat de 20 betonelementen ter plaatse kunnen scheuren. Het is het doel van de uitvinding de bezwaren van de stand van de techniek te ondervangen, dat wil zeggen een systeem van ten minste twee, vlakke, geprefabriceerde betonelementen te verschaffen, waarbij de betonelementen eenvoudig te plaatsen 25 en te verwijderen zijn, en waarbij de overdracht van verticale krachten die loodrecht op het vlak worden uitgeoefend naar zowel het ene als het andere betonelement via de deuvel efficiënt plaats kan vinden. In het bijzonder is het doel van de uitvinding dat onderlinge horizontale 30 verplaatsingen en/of onderlinge rotaties van aanliggende betonelementen in hoofdzaak spanningsloos plaats kunnen vinden.

3

Hiertoe heeft een systeem van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding als bijzonderheid dat een wand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het ene betonelement althans gedeeltelijk is bekleed met een flexibel 5 materiaal,en dat een wand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het andere betonelement althans gedeeltelijk is verruwd teneinde toe te staan dat onderlinge horizontale verplaatsingen en/of onderlinge rotaties van de aanliggende betonelementen in hoofdzaak spanningsloos via de deuvel 10 plaats kunnen vinden. Het flexibele materiaal heeft als voordeel dat dwarskrachten efficiënt van zowel het ene naar het andere betonelement worden overgedragen en/of dat wrikkrachten voorkomen worden. Een voordeel van het verruwen is dat als de deuvel tussen de twee betonelementen wordt 15 gevormd door het gieten en/of injecteren en uitharden van cementgebonden deuvelmateriaal, de deuvel goed hecht aan de wand van de uitsparing van het andere betonelement, ook bij eventuele krimp van het materiaal, terwijl het cementgebonden materiaal juist niet goed hecht aan de wand 20 van de uitsparing van het ene betonelement dat voorzien is van een flexibel materiaal, waardoor de verbinding tussen de betonelementen niet star is. Met andere woorden, de uitvinding voorziet in een niet starre verbinding tussen het ene betonelement en de deuvel en een starre verbinding 25 tussen het andere betonelement en de deuvel.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding bevatten de uitsparingen een polygoonvormige doorsnede met een in hoofdzaak horizontaal onder- en/of 30 bovenvlak, bijvoorbeeld een rechthoekige of vierkante dwarsdoorsnede. In een andere voorkeursvariant is sprake van een sleufvormige dwarsdoorsnede. In het bijzonder zijn een bovenwand en een onderwand van de uitsparing in het kopse 4 uiteinde van het andere betonelement verruwd, terwijl een bovenwand en een onderwand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het ene betonelement zijn bekleed met het flexibele en/of elastisch vervormbare materiaal. Het 5 flexibele en/of elastisch vervormbare materiaal is bij voorkeur een elastomeer, meer bij voorkeur rubber. Geringe rotaties tussen de betonelementen onderling onder krimp- en uitzettingsgradiënten (door temperatuursinvloeden en/of ongelijkmatige betonkrimp en/of onder belasting van 10 bijvoorbeeld luchtvaar- en/of voertuigen en/of opslag van goederen) worden hierdoor toegestaan, terwijl plaatbelastingen door middel van dwarskrachtoverdracht efficiënt van zowel het ene naar het andere betonelement door de deuvel kunnen worden overgedragen.

15

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding is een achterwand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het ene betonelement bekleed met een materiaal dat indrukbaar is onder invloed van op de 20 betonelementen uitgeoefende krachten en/of bij onderlinge horizontale verplaatsingen van de aanliggende betonelementen. Het indrukbare materiaal wordt bijvoorbeeld gevormd door een geslotencellig schuimband en/of geëxpandeerd polystyreen (EPS). In het bijzonder is het 25 kopse uiteinde van ten minste een der betonelementen, dat gelegen is buiten de desbetreffende uitsparing, bekleed met een dergelijk indrukbaar materiaal. Zoals gezegd, worden hierdoor onderlinge horizontale verplaatsingen van twee aanliggende betonelementen door krimp en uitzetting onder 30 temperatuursinvloeden en/of door betonkrimp mogelijk gemaakt. In het bijzonder zorgt het indrukbare materiaal in de voeg ervoor dat bij een gegoten en/of geïnjecteerde deuvel het cementgebonden gietmateriaal niet weg lekt bij 5 het gieten van het cementgebonden materiaal voor het vormen van de deuvel.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een systeem 5 volgens de uitvinding bevat ten minste een betonelement nabij diens kopse uiteinde ten minste een kanaal dat zich vanaf een bovenoppervlak van het betonelement tot in de uitsparing van het kopse uiteinde uitstrekt, waarbij het kanaal is ingericht om daardoorheen deuvelmateriaal te 10 voeren voor het in de uitsparingen vormen van de deuvel. Bij voorkeur bevinden zich twee kanalen naar een uitsparing aan een kopse zijde, waarbij het ene kanaal is ingericht om daardoorheen deuvelmateriaal te voeren, en waarbij het andere kanaal is ingericht als ontluchtingsopening. Het 15 kanaal dat zich neerwaarts tot in de uitsparing uitstrekt, kan derhalve op doelmatige wijze gebruikt worden voor het vullen van de uitsparingen met een cementgebonden materiaal en/of voor ontluchting, waarbij na uitharding van het cementgebonden materiaal een deuvelverbinding tussen de twee 20 betonelementen wordt gevormd. Wanneer de twee betonelementen tegen elkaar aan worden gelegd, wordt het cementgebonden materiaal door het ene kanaal van het andere betonelement gegoten of geïnjecteerd voor het in de uitsparingen vormen van de deuvel, waarbij het andere kanaal van het andere 25 betonelement wordt gebruikt als ontluchtingskanaal. In een andere uitvoeringsvorm bevindt zich in elk betonelement een kanaal naar een uitsparing, waarbij het cementgebonden materiaal door het kanaal van het andere betonelement gegoten of geïnjecteerd wordt voor het in de uitsparingen 30 vormen van de deuvel, en waarbij het kanaal van het ene betonelement wordt gebruikt als ontluchtingskanaal. Doordat de betonelementen dicht tegen elkaar aanliggen, dat wil zeggen onder vrijlating van slechts een smalle tussenruimte, 6 en/of de voeg is voorzien van het indrukbare materiaal is niet of nauwelijks sprake van het weglekken van cementgebonden materiaal, terwijl de deuvel toch zeer gecontroleerd kunnen worden gevormd.

5

Zoals gezegd, heeft de uitvinding eveneens betrekking op een betonelement, in het bijzonder een betonplaat, zoals gedefinieerd in een systeem volgens de uitvinding. Een dergelijk betonelement heeft derhalve als bijzonderheid dat 10 het kopse uiteinde van het betonelement is voorzien van een uitsparing, waarbij een wand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het betonelement althans gedeeltelijk is bekleed met een flexibel materiaal of althans gedeeltelijk is verruwd.

15

De uitvinding ziet tevens toe op een werkwijze voor het vormen van een wegverharding, waarbij ten minste twee, vlakke, geprefabriceerde betonelementen worden aangevoerd, waarbij een uitsparing wordt aangebracht aan het kopse 20 uiteinde van elk betonelement, waarbij de betonelementen nabij hun naar elkaar toegekeerde kopse uiteinden onderling in een vlak worden verbonden, en waarbij een deuvel wordt aangebracht die in verbonden toestand van de betonelementen zich van de ene uitsparing in de andere uitsparing uitstrekt 25 voor het tussen de betonelementen overbrengen van daarop uitgeoefende krachten. Een dergelijke werkwijze heeft overeenkomstig de uitvinding als bijzonderheid dat een wand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het ene betonelement althans gedeeltelijk is bekleed met een 30 flexibel materiaal en dat een wand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het andere betonelement althans gedeeltelijk is verruwd teneinde toe te staan dat onderlinge horizontale verplaatsingen en/of onderlinge rotaties van de 7 aanliggende betonelementen in hoofdzaak spanningsloos via de deuvel plaats kunnen vinden.

Bij voorkeur wordt ten minste een kanaal in ten minste een 5 betonelement, en bij voorkeur twee kanalen in een betonelement, nabij diens kopse uiteinde aangebracht dat zich vanaf een bovenoppervlak van het betonelement tot in de uitsparing van het kopse uiteinde uitstrekken, waarbij deuvelmateriaal door het ene kanaal van het andere 10 betonelement wordt aangevoerd voor het in de uitsparingen vormen van de deuvel, en waarbij het andere kanaal van het ene en/of het andere betonelement wordt gebruikt als ontluchtingskanaal.

15 Opgemerkt wordt dat overeenkomstig de uitvindng sprake is van een ongewapende deuvel van cementgebonden materiaal, bijvoorbeeld cementgebonden gietmortel. Met andere woorden, de deuvel bestaat uit uithardend - maar bij aanbrenging in vloeibaar - voegmateriaal dat zich (na uitharding) van de 20 ene in de andere uitsparing uitstrekt voor het tussen de betonelementen overbrengen van daarop uitgeoefende krachten.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij 25 figuur 1 een schematisch bovenaanzicht van een prefab betonplaat volgens een voorkeursvariant van de uitvinding weergeeft; en 30 - figuur 2 een dwarsdoorsnede van de prefab betonplaat van figuur 1 weergeeft; en 8 figuur 3 een dwarsdoorsnede van twee aanliggende prefab betonplaten volgens figuur 1 weergeeft; en figuur 4 een dwarsdoorsnede van twee aanliggende en 5 onderling verbonden prefab betonplaten volgens figuur 1 weergeeft; en figuur 5 een dwarsdoorsnede van twee aanliggende en onderling verbonden prefab betonplaten volgens figuur 1 10 zonder flexibele en/of elastisch vervormbare stroken weergeeft.

In figuur 1 en 2 onderscheidt men een prefab betonplaat 1 voorzien van twee horizontale uitsparingen 2,3 en twee met 15 de uitsparing 2 in verbinding staande verticale kanalen 4.

In plaats van twee met de uitsparing 2 in verbinding staande verticale kanalen 4 kan er ook sprake zijn van een kanaal die in verbinding staat met uitsparing 2 en een kanaal die in verbinding staat met uitsparing 3. De uitsparing 2 aan 20 een eerste zijde van de betonplaat 1 is voorzien van een ruw horizontaal boven- en ondervlak 5, waarbij de vlakken 5 bijvoorbeeld opgeruwd zijn door deze te stralen. Horizontale boven- en ondervlakken 6 van de uitsparing 3 aan een tweede kopse zijde van de betonplaat 1 zijn voorzien van twee dunne 25 stroken 7 van een flexibel en/of elastisch vervormbaar materiaal en het achtervlak van de uitsparing 3 is voorzien van een materiaal 8 dat indrukbaar is onder invloed van op de betonelementen uitgeoefende krachten en/of bij onderlinge horizontale verplaatsingen van de aanliggende 30 betonelementen. De tweede kopse zijde van betonplaat 1 dat gelegen is buiten de uitsparing 3 is eveneens voorzien het indrukbare materiaal. Bij voorkeur is het flexibele en/of elastisch vervormbare materiaal van de stroken 7 een 9 elastomeer, meer bij voorkeur rubber, en het indrukbare materiaal van de latere voegen 8,9 geslotencellige schuimband en/of geëxpandeerd polystyreen schuim (EPS).

5 Door het aangrenzend plaatsen en onderling verbinden van twee of meer betonplaten kan een verharding gevormd worden welke geschikt is voor grote belastingen door bijvoorbeeld luchtvaar- en/of voertuigen en/of opslag van goederen. In figuur 3 zijn twee aanliggend geplaatste prefab betonplaten 10 IA en 1B op een ondergrond 10 te zien. De eerste betonplaat IA is voorzien van de uitsparing 3 met de dunne stroken 7 en het indrukbare materiaal 8 en de tweede kopse zijde (eerste kopse zijde is niet afgedeeld) van betonplaat IA dat gelegen is buiten de uitsparing 3 is voorzien van een indrukbaar 15 materiaal 9. De tweede betonplaat 1B is voorzien van de

uitsparing 2 met de ruwe vlakken 5. De twee betonplaten IA

en 1B kunnen na het plaatsen onderling worden verbonden door het ingieten of injecteren van een cementgebonden materiaal in een van de twee kanalen 4, waarbij het gietmateriaal na 20 ingieten of injecteren uithardt, en waarbij het andere kanaal 4 als een ontluchtingsopening fungeert. Het gietmateriaal dat hiervoor gebruikt wordt is bij voorkeur een krimparm cementgebonden mortel, wat goed hecht aan de ruwe vlakken 5 van de tweede betonplaat 1B, ook bij 25 eventuele krimp, terwijl het krimparm cementgebonden mortel niet goed hecht aan het flexibele en/of elastisch vervormbare materiaal van de eerste betonplaat IA, waardoor de verbinding tussen de twee betonplaten niet star is. Een ander voordeel van de cementgebonden verbinding tussen de 30 twee betonplaten is dat bij beschadiging van een betonplaat de verbinding eenvoudig doorgezaagd kan worden, waarna de beschadigde betonplaat en resten deuvelmateriaal verwijderd kunnen worden. Hierna kan een nieuwe betonplaat aangrenzend 10 aan de andere betonplaat geplaatst worden en verbonden met de andere betonplaat door ingieten of injecteren van het gietmateriaal.

5 Figuur 4 laat twee aangrenzend geplaatste betonplaten IA en 1B op een ondergrond 10 zien na ingieten of injecteren van de mortel in het kanaal 4, waarbij de uitgeharde mortel een (deuvel)verbinding 11 in de uitsparingen 2,3 vormt dat de twee betonplaten IA en 1B onderling verbindt. Doordat de 10 betonplaat IA voorzien is van indrukbare materialen 8,9, worden horizontale verplaatsingen door krimp en uitzetting van de betonplaten IA en 1B onder temperatuursinvloeden en/of door betonkrimp daardoor gecompenseerd. Doordat het boven- en ondervlak van de uitsparing 3 zijn voorzien van 15 flexibele en/of elastisch vervormbare stroken 7 wordt eveneens rotatie door krimp- en uitzettingsgradiënten van de betonplaten IA en 1B onder temperatuursinvloeden of ongelijkmatige betonkrimp en/of door belasting door luchtvaar- en/of voertuigen en/of opslag van goederen 20 gecompenseerd, terwijl eveneens een efficiënte, tweezijdige overdracht van dwarskrachten kan plaatsvinden. Dit is aangegeven in figuur 4 door middel van de pijlen V. Op de eerste betonplaat IA wordt een belasting aangebracht, resulterend in een neerwaartse kracht Vi die wordt 25 overgebracht op de tweede betonplaat 1B middels een

opwaartse kracht V2. Eveneens zal een goede overdracht van de dwarskrachten plaatsvinden van de tweede naar de eerste betonplaat, 1B naar IA, indien op de tweede betonplaat 1B een belasting wordt aangebracht. In figuur 4B is duidelijk 30 te zien, dat ook bij een geroteerde betonplaat IA

horizontale verplaatsingen van de betonplaten IA en 1B mogelijk zijn.

11

In figuur 5 is te zien dat de overdracht van dwarskrachten tussen betonplaten IA en 1B minder efficiënt is zonder de flexibele en/of elastisch vervormbare stroken 7. De neerwaartse kracht V3 werkend op de eerste betonplaat IA 5 wordt nu niet volledig overgedragen naar de tweede betonplaat 1B doordat wrikkrachten V3 en V4 ontstaan, waarbij de effectieve dwarskrachtoverdracht gelijk is aan Veff = V4 -V3 = V2 - V4.

10 De afmetingen van de uitsparingen 2,3 van betonplaat 1 worden nauwkeurig gekozen om een zo groot mogelijke overdracht van dwarskrachten te kunnen bieden met een zo klein mogelijke deuvel. De afmetingen van de uitsparingen 2,3 kunnen bijvoorbeeld 30 mm voor de boven- en ondervlakken 15 5,6 zijn, en een hoogte van 50 mm voor de achterwand van de uitsparing 2,3, bij een betonplaat van 4500 mm lang, 3600 mm breed en 200 mm hoog. De voeg 8,9 is bijvoorbeeld 10 mm dik.

De in de figuren afgebeelde betonplaten betreffen een 20 voorkeursvariant overeenkomstig de uitvinding, waarbij de uitsparing een in dwarsdoorsnede een polygoonvormige uitsparing is met een in hoofdzaak horizontaal boven- en ondervlak. In een alternatieve uitvoeringsvorm is de uitsparing echter een sleufvormige uitsparing.

25

Opgemerkt wordt dat de uitvinding zich niet beperkt tot de hierboven besproken uitvoeringsvorm, doch zich tevens uitstrekt tot andere varianten vallend binnen het bereik van de aangehechte conclusies. Zo zal het een vakman duidelijk 30 zijn dat in de twee ingekeepte zijden van de betonplaat meerdere dergelijke uitsparingen aanwezig kunnen zijn, of dat meerdere zijden van de betonplaat van uitsparingen kunnen worden voorzien. Eveneens is duidelijk dat er 12 meerdere stroken van flexibel en/of elastisch vervormbaar materiaal bij een polygoonvormige uitsparing aanwezig kunnen zijn, zodat de zijvlakken eveneens voorzien zijn van deze stroken. Ook kan er sprake zijn van een enkele strook die 5 rondom de zij-, boven- en ondervlakken aangebracht is.

Verder zal het duidelijk zijn dat in plaats van het aanbrengen van twee kanalen naar een uitsparing, eveneens twee kanalen in het indrukbare materiaal in de voeg kunnen worden aangebracht, waarna deze kanalen na het vullen 10 eventueel kunnen worden uitgeboord. Ook kan het indrukbare materiaal dat zich in de voeg bevindt alleen worden aangebracht op een hoogte onder de uitsparing, zodat de voeg kan worden gebruikt voor het vullen van de uitsparingen met deuvelmateriaal. Hierna kan de voeg worden doorgezaagd tot 15 aan de deuvel. Ook kunnen de kanalen vanaf een zijkant of de onderkant van het betonelement tot in de uitsparing worden aangebracht.

Claims (15)

1. Systeem van ten minste twee, vlakke, geprefabriceerde 5 betonelementen die nabij hun naar elkaar toegekeerde kopse uiteinden onderling in een vlak kunnen worden verbonden ter vorming van een wegverharding, waarbij het kopse uiteinde van elk betonelement is voorzien van een uitsparing, en waarbij in verbonden toestand van de 10 betonelementen een deuvel zich van de ene uitsparing in de andere uitsparing uitstrekt voor het tussen de betonelementen overbrengen van daarop uitgeoefende krachten, met het kenmerk dat een wand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het ene 15 betonelement althans gedeeltelijk is bekleed met een flexibel materiaal, en dat een wand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het andere betonelement althans gedeeltelijk is verruwd teneinde toe te staan dat onderlinge horizontale verplaatsingen en/of 20 onderlinge rotaties van de aanliggende betonelementen in hoofdzaak spanningsloos via de deuvel plaats kunnen vinden.

2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de uitsparingen 25 een polygoonvormige of sleufvormige dwarsdoorsnede bevatten met een in hoofdzaak horizontale onder- en bovenwand.

3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij een bovenwand 30 en/of een onderwand van de uitsparing in het kopse uiteinde van ene betonelement is bekleed met het flexibele materiaal.

4 Systeem volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij een achterwand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het ene betonelement is bekleed met een materiaal dat 5 indrukbaar is onder invloed van op de betonelementen uitgeoefende krachten.

5. Systeem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij het kopse uiteinde van ten minste een 10 der betonelementen, dat gelegen is buiten de desbetreffende uitsparing, is bekleed met een materiaal dat indrukbaar is onder invloed van op de betonelementen uitgeoefende krachten.

6. Systeem volgens conclusie 4 of 5, waarbij het indrukbare materiaal is gevormd door geslotencellig schuimband en/of geëxpandeerd polystyreen (EPS).

7. Systeem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en 20 met 6, waarbij een bovenwand en een onderwand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het andere betonelement is verruwd.

8. Systeem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en 25 met 7, waarbij het flexibele materiaal elastisch vervormbaar is.

9. Systeem volgens conclusie 8, waarbij het flexibele materiaal is gevormd door een elastomeer. 30

10. Systeem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 9, waarbij ten minste een betonelement nabij diens kopse uiteinde ten minste een kanaal bevat dat zich vanaf een bovenoppervlak van het betonelement tot in de uitsparing van het kopse uiteinde uitstrekt, waarbij het kanaal is ingericht om daardoorheen deuvelmateriaal te voeren voor het in de uitsparingen vormen van de 5 deuvel.

11. Betonelement zoals gedefinieerd in een systeem volgens een der voorgaande conclusies 1 tot en met 10, waarbij het kopse uiteinde van het betonelement is voorzien van 10 een uitsparing, en waarbij een wand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het betonelement althans gedeeltelijk is bekleed met een flexibel materiaal of althans gedeeltelijk is verruwd.

12. Werkwijze voor het vormen van een wegverharding, waarbij ten minste twee, vlakke, geprefabriceerde betonelementen worden aangevoerd, waarbij een uitsparing wordt aangebracht aan het kopse uiteinde van elk betonelement, waarbij de betonelementen nabij hun 20 naar elkaar toegekeerde kopse uiteinden onderling in een vlak worden verbonden, en waarbij een deuvel wordt aangebracht die in verbonden toestand van de betonelementen zich van de ene uitsparing in de andere uitsparing uitstrekt voor het tussen de betonelementen 25 overbrengen van daarop uitgeoefende krachten, met het kenmerk dat een wand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het ene betonelement althans gedeeltelijk is bekleed met een flexibel materiaal, en dat een wand van de uitsparing in het kopse uiteinde van het andere 30 betonelement althans gedeeltelijk is verruwd, waarbij onderlinge horizontale verplaatsingen en/of onderlinge rotaties van de aanliggende betonelementen in hoofdzaak spanningsloos via de deuvel kunnen plaatsvinden.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij ten minste een kanaal in ten minste een betonelement nabij diens kopse uiteinde wordt aangebracht dat zich vanaf een 5 bovenoppervlak van het betonelement tot in de uitsparing van het kopse uiteinde uitstrekt, waarbij deuvelmateriaal door het kanaal van het betonelement wordt aangevoerd voor het in de uitsparingen vormen van de deuvel. 10

14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij twee kanalen in een betonelement nabij diens kopse uiteinde worden aangebracht die zich vanaf een bovenoppervlak van het betonelement tot in de uitsparing van het kopse 15 uiteinde uitstrekken, waarbij deuvelmateriaal door het ene kanaal van het betonelement wordt aangevoerd voor het in de uitsparingen vormen van de deuvel, en waarbij het andere kanaal van het betonelement wordt gebruikt als ontluchtingskanaal. 20

15. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij een kanaal in elk betonelement nabij diens kopse uiteinde wordt aangebracht dat zich vanaf een bovenoppervlak van het betonelement tot in de uitsparing van het kopse 25 uiteinde uitstrekt, waarbij deuvelmateriaal door het kanaal van het andere betonelement wordt aangevoerd voor het in de uitsparingen vormen van de deuvel, en waarbij het kanaal van het ene betonelement wordt gebruikt als ontluchtingskanaal. 30